Nieuwsbrief Nr. 94 - juli 2016

Turnhout 28 mei


Een zonnige dag en 12 Grafzerkjes  op het appel voor een rondleiding op de oude begraafplaats. Onze gids is Karel 
 
Een overzicht over het ontstaan van de vele drukkerijen, start bij het monument van SPLICHAL, werkzaam bij Brepols. Opleiding, huwelijk, afscheuring en samensmelting liggen aan de basis. Namen als, de Fierlant du Four, Van Genechten, Biermans, Mesmakers, Corbeels passeren de revue. Allemaal droegen zij hun steentje bij tot het succesverhaal van de drukkunst en heden eindigt bij Carta Mundi.
Op deze ontdekkingstocht komen we verder langs:
DUFOUR : vader van 8 kinderen waarvan 1 zoon die omkwam bij een auto- ongeval. De dochters verdwenen uit beeld. Zijn eerste vrouw was een Française. Het kasteel Dufour bestaat nog steeds in Retie.  Beeld gemaakt door de Fierlant.
BIERMANS : grafkapel met symbolen uit de drukkunst. Werkte bij Brepols om kleinzoon op te leiden.
VAN GENECHTEN : scheurde af van Brepols. Zijn dochter Octavia, grootjuffrouw, drukte een belangrijke stempel op het begijnhof.
CORBEELS Pieter : afkomstig uit Leuven. Tijdens de Boerenkrijg vluchtte hij met Philippus Jacobus BREPOLS naar Turnhout. Na de dood van Corbeels zette deze de drukkerij voort voor rekening van de weduwe. In 1800 nam hij de drukkerij over. Opzijgezet richtte hij later zelf een fabriek op.
VEUGHS : eigenaar stoffenfabriek in Gierle. Nam in W.O. I de stadswacht op zich. Vrouwen zijn belangrijk in Turnhout zegt onze gids. Ook zijn dochter Emilia Veughs zette dit werk verder.
HENDRICKX : bezat een grote blekerij. Na de scheiding van Noord – Zuid kon bleken niet meer gebeuren in Rotterdam. Gelukkig was het water van het vennengebied  een beetje zurig en konden de verder gezet worden in Turnhout.
SAK : fabrikant  in de hemdenindustrie.
TAEYMANS Gilles: directeur van de academie te Turnhout
TAEYMANS Pieter: geboren te Oorderen.  Architect van kerken, scholen en gemeentehuizen. In Turnhout vertelde men over deze statische man : “ Hij breekt meer af dan hij opbouwt”. Zijn zonen werden eveneens architect. 
SCHELLEKENS : architect, van socialistische oorsprong. Hij toonde  aan dat aangenaam wonen kon met weinig geld. Hij liet zelf zijn kruis maken.
De VICQ de CUMPTICH : grafkapel voor deze adellijke familie. Zij hadden een groot jacht gebied; Klein Engeland.
DIERCKX : eveneens een oude adellijke familie
VERREET : burgerlijk ingenieur, bouwde en was eigenaar van diverse gasfabrieken. Maakte plannen voor de uitbouw van de haven in Zeebrugge.
Op de begraafplaats staat ook een werk van Remy Cornelissen. Hij was de zoon van een timmerman. Het betonnen beeld staat op het zerk van Van Ravensteyn- Cornelissen Anette, een tante. Elders, een mooi kinderkopje op het graf van Ludovicus Misonne, amper 2 jaar. De maker is niet gekend.
Een geval apart, dokter PEETERS. Hij ontwikkelde een anticonceptiepil. Het verschil van resusfactor tussen  zwangere vrouw en kind was de oorzaak van misvormde kinderen. De Amerikaanse pil hielp niet. Peeters neemt dan contact op met een Duitse firma en ontwikkelt in het geheim zelf een pil. Onze gids vertelt ons ook nog iets over de kikkerproef. Vroeger spoot men de urine van een zwangere in bij een kikker. Indien er 2 dagen nadien eitjes waren, was er zekerheid van zwangerschap.
Naast de vele boekdrukkers telde Turnhout ook verschillende religieuze gemeenschappen. We komen langs de Clarissen, Jezuïeten, Minderbroeders en Maricollen. Dit laatste perk ligt er verwaarloosd bij. Belangrijk waren de Zusters van het Heilig Graf. Het was een rijke gemeenschap die zich nuttig maakte in het onderwijs. Samen met de Minderbroeders namen zij minderjarige kinderen onder hun hoede. Kinderen met talent stuurden ze naar de zondagsschool.  Het dubbel kruis of Kruis van Lorraine vindt zijn oorsprong in het feit dat ridders vroeger verzorgd werden in kloosters. De Broeders Van Liefde richtten dan weer de eerste vakschool op, Sint Victor. Zij ontfermden zich over jongenswezen.
In de buurt, het grote calvariekruis, gegoten bij Van Aerschot. Omdat men nooit eerdere sporen van wijding terugvond, vind er ’s namiddags een wijding plaats.
We kunnen ook niet om de oorlog heen.
T.W.SALMON:  Engelse soldaat, bevrijder van Turnhout. Toen hij een kijkje ging nemen naar de Duitse stellingen bij het kanaal, werd hij weggemaaid door mitrailleurgeschut. In de recente herdenkingsmuur voor W.O.I zit een portret van Koning Albert I. Dit werd vervaardigd door Jan Maes of Jan van de bron. Na W.O. II hield hij stukjes plastiek bij en gebruikte ze voor de afbeelding. Om te eindigen wandelen we nog even langs de mooi gerestaureerde ijzeren kruisen.
Als ik de rondleiding evalueer, blijf ik met een ongelukkig gevoel zitten Blijkbaar wordt er niet zoveel gegidst op de begraafplaats. Onze gids had het veel over dingen en dinges. Moest ook al eens zoeken naar een zerk. Jammer want de begraafplaats is een bezoek meer dan waard.
Maar dan,  de hoogste tijd voor een hapje. Nadien neemt grafzerkje Jef Van Leeuw ons nog mee naar de marmeren beeldentuin waar hij ons deskundig het creatieproces uitlegt. Tot besluit trakteert hij ons in het aanpalend R.V.T.
 
Mieke Versées
 
Foto’s: Leen Otte, Edgard Maes en Philippe Theys.

Funerair en cultureel Roemenië


Een tiental leden van vzw Grafzerkje namen deel aan de door vzw Grafzerkje ingerichte reis, lees: de door ons bestuurslid Tamara Ingels en Patrick (door de Nederlanders steevast aangesproken als Petrick) Van den Nieuwenhof, door Roemenië. Op deze vijfdaagse reis kwamen het funeraire en het culturele aan bod en werd de nodige aandacht besteed aan lokale ambachten. De hotels waren prima, het eten meer dan voortreffelijk en alles was er spotgoedkoop.
 
Eerste stopplaats Dej voor de begraafplaats Dealu Florilor. Ik zag Baba Teodor ; Santo  en Albic . Het graf “pop” met een muziekpartituur: popmuziek (?) dus. Monument voor gesneuvelden van beide Wereldoorlogen. Wat verder gesneuvelden van W. O. I en een monument  dat ooit betere tijden had gekend. Ciocian was een vrouwelijke piloot. Vader Guilielm Sorban was componist en zoon Raoul was schrijver. In de kapel Kovric Marton zagen we drie kisten .
In Dej zelfwaren er Saksische invloeden te bewonderen op de talrijke mooie gebouwen.
Op dag twee stond Sapanta in het Roemeens uitgesproken als Sepensa), het vrolijke kerkhof op het programma. De houten kleurrijke graven vertellen elk het verhaal over de overledene: een priester, een jager, iemand die zelfmoord pleegde, een garagist, een kind van drie jaar dat onder een auto liep, een secretaris-brigadier onder het communistisch regime, iemand die dronken onder een tractor terecht kwam en een kind dat verdronk. Het was even zoeken naar het graf van de man die al dat moois vervaardigde: Stan Ionan Patras. Hij ligt vlakbij de ingang van de kerk.
In Sighetu Marmatei naar het armenkerkhof ter ere van politieke gevangenen die stierven in communistische gevangenissen en werkkampen. In het midden het memoriaal voor de slachtoffers van het communisme.
Later op de dag naar het kloostercomplex Barsana. Een complex van verschillende houten gebouwen met een kerk waar constant enkele nonnen gebeden lazen en zongen. Ik maakte discreet enkele foto’s. Het was voor enkelen wel even wennen dat de orthodoxe kerk een ‘iconostase’ heeft, waardoor het koor tijdens diensten (en daarbuiten) niet betreden mag worden door niet-geestelijken. Ook fotograferen is in deze ruimte niet toegestaan. Er was ook een kleine, gesloten, begraafplaats.
’s Avonds overnachtten we in Viseu de Sus in een slaaptrein, die in zijn topjaren dienst deed als de ‘Carpatia Express’. De treincompartimenten waren erg basic. Ik bekloeg lange mensen die een pak langer zijn dan ik.
 
Op dag drie een bezoek bij iemand die maskers maakte om de boze geesten weg te jagen tijdens een zonnewendefeest. Gelooide schapen- en geitenvellen werden daarvoor gebruikt en gedragen met aangepaste kledij. Er wordt dan ook geroepen en getierd en buikgeluiden gemaakt. De man demonstreerde dit met zichtbaar plezier. Tamara wist er heel veel over te vertellen onder andere dat het hier indertijd gebruikt werd om de Turken te verdrijven.
Kort na de middag onder leiding van Tamara naar de begraafplaats van Bistrita (uitspraak: Bistritsa, wat nog doet denken aan Bistritz, de vroegere Saksische naam voor deze stad). Op de begraafplaats zagen we duidelijk de Saksische en Hongaarse invloeden die in deze regio veel langer aanwezig waren. Ik zag Johan Decasu (1771 – 1848), pastoor en Joseph Klein (1781 – 1827), stadspastoor. Heel veel Duitse namen. Tamara (333) wees ons op een typisch Hongaars graf voor Joseph Elekes en zijn echtgenote.
Dag vier startte met een bezoek aan de gereformeerde begraafplaats van Targu Muresh. Ik zag daar: Hints Elek, sarcofaag; Erwin Akos, beeld van vader en zoon; Barabas, een medaillon en Sandor Walther, een mooie bloemenkrans.
Na een bezoek aan de zoutmijn van Turda was er een bezoek aan een wijngaard die door enkele ondernemende jonge Roemenen slechts enkele jaren geleden geopend werd op stukken van een oude wijngaard die na de Communistische periode verlaten werd. Ik had daar niet bepaald een boodschap aan. (Opmerking voor rekening van Tamara: Al is onze voorzitter niet zo aan wijn gehouden, heel wat andere deelnemers genoten van de proeverij van een voortreffelijk Roemeens wijntje). Ik wil niet zeggen dat er zich geen hond voor interesseerde. Zeker één hond was dat wel: de wijngaardhond !
De begraafplaats van Turda ligt steil tegen de berg. Ik zag sterk verwaarloosde dingen en Nagy, duidelijk Hongaars. Vandaar naar Cluj. Deze begraafplaats was de eerste om echt “u” tegen te zeggen. Ik zag Sigmund Elck, grafkapel met sarcofaag; Maursch – Hente, prachtige grafkapel; Balogh, een grote kapel en Samuel Brassai (1806 – 1897).
Op dag vijf ging het naar het crematorium van Cluj. Het crematorium is recent en heeft maar één oven. Uitstrooien is, nog, niet toegelaten in Roemenië. Er zijn momenteel 100 à 150 crematies op jaarbasis. Ondanks het feit dat de personeelsleden van het crematorium ons uitdrukkelijk vroegen om geen namen te fotograferen van overledenen (op asurnes en registers) werd dit door sommige fotografen blijkbaar toch met de voeten getreden. Tamara toonde lege asurnen die veel goedkoper zijn dan de onze onder meer omdat ze in plastic vervaardigd worden. Het cremeren zelf verloopt ook totaal anders dan bij ons. De jongeman, die ons in zijn beste Engels een rondleiding gaf, is verantwoordelijk voor de logistieke afhandeling. Bij een overlijden neemt hij neemt een doodskist mee uit het crematorium, gaat de dode thuis ophalen en deponeert hem in de kist. In het crematorium wordt de overledene uit de doodskist gehaald en in een houten kist overgebracht om zo in de oven te gaan. De oven wordt verwarmd tot 900 graden.
Vandaar naar het nonnenklooster van Ramet uit 1377 en gelegen tegen een rotswand. In de kerk bevinden zich de oudste fresco’s en zijn er twee kleine begraafplaatsen: een voor de nonnen en een tweede voor de priesters.
Naar Alba Iulia voor de lunch. Nadien drongen enkele mensen aan op een bezoek aan de Joodse begraafplaats. De poort was, niet uitzonderlijk, dicht. Tamara zei dat er foto’s van op de straatkant genomen konden worden. Niettegenstaande Tamara dit uitdrukkelijk afgeraden had vonden een aantal deelnemers er niet beter op dan via de tuin van de woning van de beheerster van de begraafplaats binnen te gaan, wat de nodige discussies heeft opgeleverd, om van de daaropvolgende vertraging nog te zwijgen. In Alba Iulia wonen vandaag nog een 20-tal Joden, die deze begraafplaats zo goed mogelijk proberen te koesteren. Het is immers een aandenken aan de relatief grote Joodse aanwezigheid in Roemenië, die heel abrupt tot een einde kwam tijdens de Tweede Wereldoorlog als gevolg van grootschalige vervolgingen en deportaties. Het ongevraagd betreden van deze bijzondere plek wordt bijgevolg- en begrijpelijk - niet altijd gewaardeerd.
Vandaar naar Alba Iulia met het bastion getekend Visconti maar met een sterke invloed van Vauban. Het geheel was echt een juweeltje, een openbaring, het hoogtepunt van de reis, de kers op de taart. Binnen het bastion een orthodoxe kerk en een katholieke kerk. De orthodoxe kerk dateert uit 1921/1922 en werd opgericht ter ere van de kroning van koningin Maria (1875 – 1938) en koning Ferdinand (1865 – 1927) en opgericht ter ere van de unificatie van Roemenië. Ze staat daarom vandaag bekend als de Unificatiekerk. In de verte hoorde ik tromgeroffel. Het bleek om de stoet te gaan met muziek voorop gevolgd door soldaten met geweer en achteraan drie ruiters op Friese paarden. Daarna volgde een aflossing van de wacht met een presentatie aan enkele prominente. Daarna werd, letterlijk, de aftocht geblazen. Een prachtig schouwspel. Met een laatste blik op het bastion en met de gedachte dat we hier beter een volledige dag aan besteed hadden om al dat moois te bekijken. Met andere woorden: Roemenië geeft zin in meer!

Jacques Buermans en niet Jack of Sjaak.

 

Foto’s: Leen Otte en Jacques Buermans.

Viering 200-jarig bestaan van de historische begraafplaats in de Kwakkelstraat van Turnhout.


Op zaterdag 28 mei 2016 vond de viering plaats van het 200 jarig bestaan van de Historische Begraafplaats van Turnhout voor ongeveer 350 belangstellenden.
De stoet vormde zich aan de  ingang van de begraafplaats, met voorop een kruisdrager. Een oud kerk-en begrafeniskruis werd gedragen door Jan Baeten. Het zware koperen kruis is afkomstig van de oude parochiekerk van Zevendonk, een gehucht van Turnhout, dat in de vorige eeuw is afgebroken. Het kruis is van 1876 (140 jaar oud).

Na de kruisdrager volgden de priester E.H. Frans Sneyers, geboren en getogen in Turnhout, met begeleider Rob Cornelissen.

Daarna volgden de vlaggen, gedragen door de scouts van Sint-Victor die ook vlaggendragers zijn bij de herdenkingen van de beide oorlogen. De volgorde van de vlaggen past binnen een bepaalde discipline: de Belgische vlag, de Vlaamse Leeuw, de Europese vlag en de Turnhoutse vlag.

Dan volgden de prominenten, de genodigden en de bezoekers.
De stoet vertok naar het Calvariekruis waar een podium opgesteld stond. De plechtigheid begon met een woordje van Marc Cornelis, voorzitter van 'Heemkundekring Het Bezemklokje', gevolgd door het openingslied 'Ave Verum' van Camille Saint-Saëns door het Turnhouts gemengd koor 'De Vedel' die in 2016 hun 75-jarig bestaan vieren.

Na dit lied nam de priester het woord waarin hij het begraven in vroegere tijden verduidelijkte, gevolgd door het tweede lied 'Ubi Caritas' van Ola Gjeilo.

 


Daarna ging de priester over tot de kruiswijding en de wijding van het ganse patrimonium. De wijding gebeurde met een palmtak en wijwater zoals dat vroeger de gewoonte was.

Na deze Kruiswijding nam Luc Hermans, schepen van begraafplaatsen van de stad Turnhout, het woord. Daarin beloofde hij dat alle pistes rond erfgoed zullen bewandeld worden i.v.m. het renoveren van dit Calvariekruis van 1888, gegoten door August Van Aerschot in Herentals dat in zich zeer slechte staat bevindt. Hij riep ook de nabestaanden op om de zerken die in zeer slechte staat zijn te herstellen.

Nadien nam Marc Cornelis het woord en pleitte voor het behoud van deze begraafplaats, gevolgd door het derde lied 'Healing Light' van Karl Jenkins.

Na dit prachtige lied volgde de bloemlegging door burgemeester Eric Vos namens de stad Turnhout, en door Rob Cornelissen namens 'Heemkundekring Het Bezemklokje' van Turnhout.

Marc Cornelis dankte iedereen die mee gewerkt heeft aan deze viering. Hij bedankte ook de leden van 't Grafzerkje die deze voormiddag ook al aanwezig waren voor een rondleiding op deze Historische Begraafplaats.

De viering werd afgesloten met 'An Irish Blessing' van James E. Moore Jr.
Na het slotlied en het geweldige applaus, verlieten de kruisdrager, priester en de vlaggendragers de plaats van het Calvariekruis.

De stadsgidsen organiseerden nadien nog verschillende rondleidingen op deze begraafplaats.

 

Dit was niet zomaar een herdenking!

Het stoppen met begraven op het kerkhof rond de Sint-Pieterskerk op de Grote Markt in Turnhout en het aanleggen van een begraafplaats in de Kwakkelstraat van Turnhout kwam niet 'zomaar' uit de lucht gevallen. Het was het gevolg van een in die tijd wetenschappelijke ontdekking. Een beetje geschiedenis...

1784: Men leefde hier toen nog onder Oostenrijkse bezetting, en keizer Jozef II liet een keizerlijk 'edict' (wet) verschijnen, waarin het verboden werd om nog verder midden bewoning te begraven.

1794: Men leefde toen onder Franse bezetting, en de Franse regering verorderde dat begraven binnen de 'stadswallen' niet meer mocht. (1)

(1) Document aan het bestuur van Hasselt dat verder begraven 'binnen de stadswallen' verbood.

1816: We zijn dan bij Nederland gevoegd, bleek dat ook Koning Willem voorstander was om begraafplaatsen buiten de bewoning aan te leggen. Turnhout werd daarvoor verplicht om te stoppen met begraven naast de Sint-Pieterskerk en uit te zien naar een plaats buiten de stadskern. Bij overeenkomst met het 'Armenbureel' (huidig OCMW) kon Turnhout een grond in huur nemen ''gelegen in de nabijheid van het Kruiskapelleke, ten strekke Broekzijde'' nu Kwakkelstraat.

Vanwaar kwam die wetgeving door Oostenrijk, Frankrijk en Nederland? Einde 18de eeuw hadden, vooral in Frankrijk, wetenschappers (2) geconstateerd dat bij bewoners nabij kerkhoven meer ziekten voorkwamen dan bij bewoners die elders woonden.

(2) Lavoisier, Baumé, Berthollet, Gay-Lussac, Proust en vele anderen.

Dat er een verband was tussen begraafplaats en bewoners was vroeg duidelijk, alleen tastte men nog naar de juiste oorzaak. Enige tijd dacht men dat het iets te maken had met 'gassen' boven het kerkhof. Nader onderzoek bracht aan het licht dat het om insijpeling van begraafplaats water in de drinkwaterputten ging.

Hoe dan ook, het bleek een maatregel te zijn die de gezondheid van de Turnhoutse bewoners ten goede kwam en die steeds gebleven is. Het was historisch gezien een grote stap in de richting van langer gezond leven.

Mede omwille van dit algemeen belang, dat de verhuizing van het kerkhof aan de kerk naar de Kwakkelstraat ten gevolg had, menen wij dat het de moeite was deze verjaardag te herdenken!

 

 

Unicum

Naar aanleiding van het onderzoek wanneer het Calvariekruis op de begraafplaats in de Kwakkelstraat van Turnhout voor de eerste keer is gewijd, hebben wij moeten vaststellen dat in de documenten van het kerkfabriek Sint-Pieter, in bewaring stadsarchief van Turnhout, niets hebben kunnen terug vinden van een wijding van het Calvariekruis rond 1888.
In de weekbladen van de Kempenaer en het Aankondigingsblad van 1888 en 1889 vindt men geen vermelding van een wijding.
In 1890 is het Calvariekruis overgekocht door de stad Turnhout en die stond vanaf dan in voor de onderhoud. Dat gebeurde zonder plechtigheden.
Stadsarchivaris Bart Sas heeft ook niets kunnen terug vinden wat betreft de wijding van dit kruis. Onderzoek bij de Kerkraad Sint-Pieter (vroeger Kerkfabriek Sint-Pieter), ook zij hebben niets kunnen terug vinden in verband met de wijding van dit kruis rond 1888. Gib Van der Celen van de Geschiedkundigekring Taxandria en eveneens stadsgids, is al enkele weken bezig met het opzoeken in de archieven voor een lezing 200 jaar Kerkhof, maar ook hij heeft niets tegen gekomen wat er op wijst van een wijding van het Calvariekruis. Dus kunnen wij er zeker van uitgaan dat de Kruiswijding van zaterdag 28 mei 2016 tijdens de viering van het 200 jarig bestaan van de Historische Begraafplaats in de Kwakkelstraat van Turnhout de EERSTE WIJDING WAS NA  128 JAAR!
Dit is een UNICUM!!

 

Rob Cornelissen

 

 

 

 

 

tekst en foto's : Rob Cornelissen

Week van de begraafplaatsen op Schoonselhof



Zaterdag 28 mei startte de Week van de begraafplaatsen op de Antwerpse begraafplaats Schoonselhof. Ik had het idee uitgewerkt om elke dag een, andere, themawandeling te doen. Bij de inschrijvingen viel al direct op de er voor de wandelingen “laat het smaken op Schoonselhof!” en “Dichters, wij groeten u!”, twee rondleidingen die twee keer georganiseerd werden, veel belangstelling was. Er moesten zelfs personen geweigerd worden. Voor de rondleidingen tijdens de week was het een pak minder.
Zaterdag 28 mei werd de spits afgebeten met een rondleiding waarbij Sandra en Monique, dames van de Academie voor Woord en beeld van Hoboken, de funeraire uitleg van ondergetekende opluisterden met een aantal gedichten van dichters en schrijvers die op Schoonselhof hun laatste rustplaats hebben. Gestart werd met een gedicht bij de laatste rustplaats, hopelijk want hij werd reeds drie maal verplaatst, van Jan Baptist Van Rijswijck, dichter en vader van burgemeester Jan. Monique eerst en nadien Sandra lieten hier de deelnemers genieten bij gedichten die meer dan 150 jaar geleden geschreven werden. Wat verder werd stilgestaan bij Theodoor Van Rijswijck, broer van Jan Baptist. Hier droegen beide dames het “Schiedammerlied” voor, een ode aan de jenever. Voor de deelnemers is het altijd een verrassing wanneer er na afloop effectief jenever geschonken wordt. Er wordt ook altijd bij verteld dat Theodoor geen 38 jaar werd door … te veel jenever.
Bij Hendrik Conscience gaf ik wat funeraire uitleg, zijn graf werd overgebracht van de Kielbegraafplaats, en lazen de dames een fragment voor uit “De loteling”. Op het kunstenaarsereperk werd funeraire en andere uitleg geven bij een aantal van de schrijvers en dichters die hier begraven liggen. Op het ereperk bracht Monique iets van dichter Pol De Mont en de rondleiding besloot met Sandra die een gedichtje van Alice Nahon voordroeg.
Zondag 29 mei was er een maximale bezetting voor de Smaakrondleiding. Veel volk maar ook veel paraplu’s. Deze rondleiding is altijd heel populair omdat ze toch afwijkt van de traditionele rondleidingen en omdat er onderweg enkele proevertjes te verkrijgen zijn. Na een eerste proevertje bij Edward De Beukelaer, de man van de koekjes, ging het naar de stichters van chocolade Meurisse. Hier viel niets te snoepen omdat het bedrijf niet meer bestaat. Vlakbij de familie Tinchant, drie generaties tabaksfabrikanten. Geen sigaren wegens eveneens bedrijf opgedoekt maar dichteres van dienst Sandra droeg hier een passend gedicht voor van Theodoor van Rijswijck: “de tabaksrokers”.
Vandaar ging het naar de stichters van Roodthooft, de makers van de Mokatine. Gelukkig kreeg Leen, onze “duivel-doet-al van dienst”, hier hulp van onze jongste deelneemster om haar te helpen bij de loodzwarte taak … het uitdelen van de Mokatinesnoepjes. Bij Van Rillaer, de mensen van “de Poldernaar” en bekend van de “Vieux d’ Anversjenever” werd enkel het fameuze “Schiedammerlied” voorgedragen door Sandra. Het proeven van jenever was voor later. Ook bij F. X. de Beukelaer, van “Elixir d’ Anvers” kregen de deelnemers enkel funeraire informatie. Na een stop bij Cuperus, van de koffie en de thee, was het tijd voor een stop in ons “schuilhok”. Leen stond daar en zij kreeg de hulp van onze jongste gaste en de deelnemers konden hier genieten van “Vieux d’ Anvers”, van Van Rillaer, “Elixir d’ Anvers”van F. X. de Beukelaer, en van koffie en thee van Cuperus. Bij Burie werd iedereen vergast op lekkere Antwerpse handjes. Een laatste stop op het Joodse perk bij Spiers . Naast een ludiek “bananengedicht” kregen de deelnemers … een Chiquitabanaan. Kletsnat maar meer dan tevreden werd nog lang nagepraat bij de Leuvenaar. Een regenachtige topdag!
 
Maandag 30 mei. Deze keer regende het pijpenstelen. Kort na het middaguur werd op de valreep besloot om plan B toe te passen indien er deelnemers de regen zouden trotseren. De directeur van de begraafplaats werd gevraagd of we de vergaderruimte mochten gebruiken. Dat werd toegestaan en ik zette de rondleiding op een stick en Leen ging haar beamer halen. De regen viel met sloten uit de hemel. Een aantal deelnemers hadden al telefonisch afgehaakt. In onze wagen wachtten we af. Er zou toch geen hond door dit weer komen dachten we. Geen hond maar wel twee lieftallige dames hadden dit weer getrotseerd en ze waren gelukkig om, bij een koffie aangeboden door de directeur van de begraafplaats, toch een “virtuele” rondleiding te krijgen. De koffie smaakte, de rondleiding ook en door de gietende regen togen we huiswaarts.
 
Dinsdag 31 mei tot en met vrijdag 3 juni. Respectievelijk kwamen de beeldhouwers, de componisten, de architecten en de schilders aan de beurt. De weergoden waren ons gunstig gezind maar de belangstelling was matig. Gelukkig was iedereen tevreden met het aanbod.
 
Zaterdag 4 juni was er ruime belangstelling voor de tweede Smaakrondleiding. De paraplu’s bleven deze keer achterwege. Ondergetekende had de geïnteresseerden vlug op zijn hand. Een eerste proevertje bij Edward De Beukelaer, de man van de koekjes.
Verder was deze rondleiding identiek aan die van zondag 29 mei. Leen, onze “duivel-doet-al van dienst, deelde Mokatinesnoepjes, Buriachocolaatjes en Chiquitabananen uit. In haar “bushalte” zette ze heel wat lekkers klaar: “Vieux d’ Anversjenever”,  “Elixir d’ Anvers”  en koffie en thee van Cuperus. Tijdens de rondleiding droeg Sandra een zestal gedichten voor. Weer een meer dan geslaagde rondleiding.
Zondag 5 juni weer een “full house” voor deze laatste rondleiding van de Week van de Begraafplaatsen. Deze keer waren Sandra en Christine, dames van de Academie voor Woord en beeld van Hoboken, de dichteressen van dienst. Weer was Theodoor Van Rijswijck, dankzij het schenken van jenever, de favoriet. Christine toonde zich hier van haar beste, zij heeft er geen andere, kant. Op het kunstenaarsereperk gaf ik wat uitleg over het, nieuwe, grafmonument voor dichter Herman De Coninck. Op hetzelfde perk springt de laatste rustplaats voor Jean Marie Berckmans in het oog. Iedereen denkt hier met een kolenhandelaar te maken te hebben maar het is wel een dichter. Op het eind van de rondleiding volgde een verdiend applaus voor de beide dichteressen en was iedereen meer dan tevreden. En wanneer iedereen tevreden is zijn wij dat ook!
Jacques Buermans
 
Foto’s: Leen Otte en Maria Nuyts.
 

Opgeknapt door Levanto en in peterschap gegeven


Dankzij het afdelingshoofd van de Antwerpse begraafplaatsen, Hendrik De Bouvre, werden in het verleden al een aantal grafmonumenten opgeknapt door Levanto, een sociaal tewerkstellingsproject. De laatste tijd zien we dat een aantal van die opgeknapte grafmonumenten in peterschap worden gegeven aan een vereniging of een instantie die zich inzette voor dit monument of een link heeft met de oorspronkelijke “bewoner”. Enkele jaren geleden werd op Schoonselhof de laatste rustplaats voor Hendrik Conscience, naar aanleiding van de herdenking van zijn tweehonderdste geboortejaar, door Levanto opgekuist en in peterschap gegeven aan een vereniging gevestigd in de Consciencestraat. Ook onze vzw Grafzerkje mocht zich gelukkig prijzen dat nadat ze zich ingezet had om het grafmonument voor acteur Piet Janssens, vader van de bekende Charel Janssens, gerestaureerd te krijgen Levanto nam deze restauratie op zich en wij kregen het monument in peterschap. (Zie Nieuwsbrief 76). Begin juni werd in Berchem het sterk verwaarloosde grafmonument voor Theophiel Roucourt, priester en oprichter van het Sint-Norbertuscollege, volledig in zijn oude glorie hersteld door Levanto en in peterschap overgedragen aan het Sint-Norbertuscollege. Tegelijk werd een nieuw informatiebord aangebracht en daarop staat onze vzw Grafzerkje toch ook weer op vermeldt. In de nabije toekomst zal het grafmonument voor Paul Van Ostaijen op Schoonselhof een opknapbeurt krijgen en in peterschap overgedragen worden aan het Van Ostaijengenootschap.
Jacques Buermans
 
Foto’s: Leen Otte en Jacques Buermans

Begraafplaats Manchester: fantastische gids geeft meerwaarde


Met een aantal vrienden naar Manchester geweest en daar het Southern Cemetery bezocht onder leiding van gids Emma Fox. Met de bus naar het Southern Cemetery. Een bereidwillig iemand vertelde ons waar we moesten zijn. Ik liep over de begraafplaats, de grootste van Groot-Brittannië, en dacht er het mijne van. Geen noemenswaardige monumenten. Afspraak was het kantoor uit 1879 in neogotische stijl in zandsteen met leien daken. Daar wachtte Emma Fox ons op. Al snel bleek welk vlees we in de kuip hadden: een bevlogen dame, een vat vol verhalen en weetjes en wat ze niet wist zocht ze op. Prima! Eerste graf was dit voor John Henry Davis, een rijke bankier. Emma vertelde dat hij aan de wieg stond van Manchester United. De ploeg bestond vroeger uit arbeiders van de spoorwegfabriek en de ploeg was zeer arm. Om geld in te zamelen hadden ze een hond een collectebus om de nek gebonden om zo geld in te zamelen. De hond liep weg. Davies vond de hond en spoorde de eigenaar op. Davies hoorde van de financiële problemen en de bankier sponsorde zo Manchester United.
John Alcock was bij de Royal Air Force. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij testpiloot. In 1919 voerde hij de eerste trans-Atlantische vlucht uit van Newfoundland naar Ierland in 16 uur en 12 minuten. In 1919 stortte hij, op weg naar een vliegshow in Parijs, neer in de dichte mist nabij Rouen. Vooraan het graf zien we een propeller. Emma wist te vertellen dat het op de begraafplaats het drukst is op Moederdag. Zij toonde ons het oudste graf, uit 1879.
Eliza Hughes was bediende bij een rijke familie. Zij overleed, amper 32 jaar oud, en de werkgevers zorgden voor een mooi graf.
John Ryland, ondernemer en filantroop. Hij bezat de grootste textielfabriek van Manchester. Hij huwde drie keer. In 1825 met Dinah waarmee hij zes kinderen had. In 1848 met Martha en in 1875 met de Cubaanse Enriqueta Augustina. Wanneer zij overleed in 1908 werd ze hier begraven. Het bovenstuk welke vier engelen bevatte verdween. Ook de bronzen omrastering werd gestolen. Henry Rose ligt op het Joodse gedeelte. Hij was journalist en overleed in de vliegtuigcrash in 1958 in Munchen waarbij een aantal voetbalspelers van Manchester United omkwamen.
. Laurence Stephen Lowry, tekenaar en schilder. Hij had een dominante moeder en moest stiekem les volgen. Veel van zijn werk gaat over het dagelijkse leven in de industriële wijken. Na het overlijden van Lowry, die nooit gehuwd was, vond men vele erotisch getinte tekeningen en schilderijen. Vóór het graf penselen. John Prettyjohn was de eerste Royal Marinier die het Victoriaanse Cross, de hoogste Britse militaire onderscheiding, kreeg voor zijn moed tijdens de slag van Inkermen tijdens de Krimoorlog. Elke herfst houden de mariniers een processie ter zijner ere en zij onderhouden het graf. Billy Meredith, voetballer bij Manchester City. Hij won met hen twee keer de titel (1899 en 1903). In 1905 werd hij beschuldigd van omkoping. Na zijn schorsing ging hij naar Manchester United. Met die club won hij twee titels (1908 en 1911). Later deed hij terug de stap naar City en hij werd de oudste internationaal, 48 jaar, toen hij voor Wales uitkwam.
Jerome Caminada was een legendarisch politieagent uit de Victoriaanse tijd. Hij was een meester in vermommingen en hij was de inspiratie voor sir Arthur Conan Doyle’s Sherlock Holmes. Emma vertelde volgende anekdote: bij een orkest werden muziekpartituren gestolen. Caminada maakte een neppiano  waar hij zich in verstopte en door twee kijkgaten kon hij zo rondkijken. De musici zetten hun instrumentkassen tegen de piano. Caminada ontdekte de dief maar hij geraakt niet uit de piano omwille van de instrumentkassen die alles blokkeerden. Hij kon toch nog zeggen dat de archivaris de dief was.
. Antonio Valvona was van Italiaanse afkomst en hij deed in ijskreem. Hij plaatste ijsbollen in een glas en de gegadigden konden er aan likken. Omdat dit onhygiënisch was werd dit verboden. Daarom vond Valvona het “horentje” uit. Emma besloot haar meer dan twee uur durende rondleiding bij het graf van Matt Busby, Schots voetballer en manager van Manchester United. Hij overleefde de vliegtuigcrash van Munchen. Busby sprak met een sterk Schots accent. Bij een volkstelling vroeg men wat zijn beroep was. Hij sprak “footballer” zo slecht uit dat de bediende “fruit bowler” noteerde. Het was echt een toffe ervaring met Emma Fox als gids van een begraafplaats waar bitter weinig te zien was. Een feest maakte Emma er van dankzij haar verhalen. Na afloop ging ze nog in op onze uitnodiging om een drankje te nuttigen. Ook daar viel op dat Emma van vele markten thuis was en ze gaf ons nog ontelbare tips om de volgende dagen nog leuker te maken. De volgende dag kreeg ik nog een mailtje van Emma om ons te danken.  Een klassedame!
Jacques Buermans
.
Foto’s: Marie Claire van der Smissen, Jean Donny, Edgard Nelissen en Jacques Buermans.

Georges Krins Muzikant op de Titanic


Vader Auguste Krins uit Moskou leerde in Parijs zijn echtgenote Laetitia Petit kennen. Op 18 maart 1889 werd in Parijs Georges Krins geboren. Later verhuisden ze naar Spa. Het toerisme zorgde voor vele muziekensembles. De jonge Georges droomde van een carrière in de muziek. Hij volgde lessen aan de Muziekacademie van Spa, en toen hij dertien was, aan het Koninklijk Muziekconservatorium in Luik. Hij ontpopte zich tot een uitstekend muzikant en een harde werker. Dat wierp zijn vruchten af en hij kreeg een baantje bij La Grande Symphonie èn, op 24 juli 1907, ook een vermelding in La Saison de Spa, een lokaal krantje:

“Wij vernemen met plezier dat de heer Georges Krins, die deel uitmaakte van La Grande Symphonie, de Tweede Prijs Viool heeft behaald in het conservatorium van Luik. Proficiat!”

Door zijn fascinatie voor de Napoleontische geschiedenis had hij zijn zinnen gezet op een militaire carrière, maar vader vond dit te gevaarlijk. Hij verdeelde zijn tijd dan maar tussen orkest en de stoffenwinkel van zijn ouders. Hij speelde o.a in de Trianon Lyrique in Parijs. Later trok hij naar Londen, waar hij twee seizoenen in het Ritz Hotel op Piccadilly mocht musiceren. Hij woonde aan de andere kant van de Theems, op Villa Road 10 in Brixton. Begin april 1912 kreeg Georges een contract van de firma C.W. & F.N. Black uit Liverpool, een boekingskantoor dat in opdracht van de White Star Line muzikanten engageerde. Talentscouts hadden hem bezig gezien in de Ritz en vonden hem de moeite waard voor de maidentrip van de Titanic. Samen met zeven andere muzikanten werd hij geengageerd door de firma Black. De muzikanten reisden allemaal op één tweedeklasticket (ticketnummer 250654), waardoor ze niet voorkomen op de lijst van de passagiers. Ze sliepen in één kajuit, in stapelbedden. De instrumenten werden in een belendende kajuit ondergebracht. Muzikanten werden niet als sterren ingehaald op de Titanic. Ze moesten via dienstingangen naar binnen en buiten, ze sliepen naast de lawaaierige aardappelwasmachine op het E-dek en ze mochten niet samen eten met de andere tweedeklaspassagiers.

De Blacks uit Liverpool sloten een akkoord met de scheepvaartmaatschappijen: zij zouden voor de transatlantische overtochten voor muzikanten zorgen. Toen de families van de muzikanten na de ramp aanklopten voor een schadevergoeding, schoven rederij en boekingsagent voortdurend de hete aardappel naar elkaar door. De White Star Line argumenteerde dat ze niet onder de arbeidswet vielen, vermits ze ingeschreven stonden als tweedeklaspassagiers. Black voelde zich ook niet verantwoordelijk want ze argumenteerde dat de muzikanten gewone zelfstandigen waren. De rechtbank oordeelde dat de muzikanten niemands werknemer waren. De muzikantenvakbond riep vruchteloos de White Star Line op om iets te doen voor de getroffen families. Uiteindelijk besloot het Titanic Relief Fund in 1913 dat ze de muzikanten zou beschouwen als werknemers en dat ze de families van de muzikanten als dusdanig een uitkering zou bezorgen.

Aan boord van de Titanic speelden twee orkesten: een kwintet en een trio. Georges Krins was violist in het trio. Hij was kapelmeester van het Trio String Orchestra. De Rijselse cellist Roger Bricoux en de Engelsman Ted Braily, die piano en orgel speelde vervolledigden het trio. Zij speelden muziekjes bij de receptie van het à-la-carte restaurant en in het trendy Café Parisien.
Twee orkesten, twee doelgroepen. Het trio met Georges Krins had de opdracht een continentaal en Frans sfeertje te creëren in de buurt van een drankgelegenheid die niet toevallig Café Parisien heette. Dat Krins Frans sprak was een meevallertje.

Het staat vast dat de muzikanten de opdracht kregen te blijven spelen, en muziek te spelen die de passagiers kon kalmeren. Het lijkt ook vastgestaan te hebben dat een groep muzikanten tot "op het laatste moment" is blijven spelen op het dek. Over wat nu precies hun allerlaatste nummer was is nog geen uitsluitsel. De ene bron heeft het over Nearer my God to Thee, de andere over Autumn, of Dream of Autumn.

Geen enkele van de acht muzikanten heeft de ramp overleefd. Het lichaam van Georges Krins werd nooit teruggevonden. Hij overleed op 15 april 1912.

De familie Krins liet bij de Luikse drukker Debure een bidprent maken voor hun zoon. Het werd een speciaal souvenir. Met zijn afmetingen van 26 bij 15 cm was het drie keer zo groot als in die dagen gangbaar was voor dergelijke kaartjes. Op elk kaartje was een echte foto van Georges Krins geplakt. Hij staat er op in een chic pak, met een strikdas, en een sigaret in de rechterhand. Op de meeste kaarten schreef Georges' moeder Laetitia een persoonlijke boodschap voor de ontvanger.
Op 26 april 1912 stuurde La Chambre Syndicale des Artistes de Pays de Liège een brief met medeleven naar de ouders van Georges Krins. In de Luikse gemeenteraad van 29 april 1912 bracht burgemeeste Gustave Kleyer een hulde aan de omgekomen muzikant. Begin mei stuurde ook het gemeentebestuur een brief met medeleven aan de ouders. Op donderdag 2 mei 1912 werd in de kerk Sainte-Véronique in Luik een mis gecelebreerd ter nagedachtenis van de omgekomen violist.
Het hoogtepunt van de hulde aan de omgekomen muzikanten kwam er op vrijdagmiddag 24 mei. Toen vulden zo'n tienduizend mensen de Royal Albert Hall in Londen voor een indrukwekkend huldeconcert voor de acht Titanicmuzikanten. Ook de naam van Georges Krins stond afgedrukt in het programmaboekje.

Op 28 april verscheen in Journal de Liège de aankondiging dat Luik een Georges Krins monument zou krijgen. Er volgde een oproep aan personen en organisaties die wilden meewerken aan een huldeconcert waarvan de opbrengst zou gaan naar de slachtoffers van de Titanic en naar een standbeeld voor Georges Krins. Maar de belangstelling was lauw. Eind oktober 1912 lanceerde de krant Le Cri de Liège een nieuwe oproep. In het begin leek het idee aan te slaan. Er werd een opdracht uitgeschreven voor een monument, terwijl de fondsenwerving nog liep. Zelfs een datum voor inhuldiging lag vast, doch deze werd later verlegd, omwille van onvoldoende fondsen. Twee maanden na deze datum was het monument nog niet ingehuldigd.
Het was juni 1914 en even later brak de Eerste Wereldoorlog uit. Luik kreeg met andere problemen af te rekenen. Het monument is nooit meer ter sprake gekomen.
 
De naam van Georges Krins staat vereeuwigd op de grafsteen van de familie op het oude kerkhof van Spa. Zijn naam staat ook op een klein monument ter nagedachtenis van de Titanicmuzikanten in Southampton, op een gedenkplaat in de hal van de Liverpool Philharmonic en op een bord tegen de gevel van een hotel op het Place Royal in Spa waar Georges ooit viool speelde.
 
Bron: Dirk Musschoot, 100 Jaar Titanic - Het verhaal van de Belgen en de Nederlanders, Lannoo (2011), p. 162-174).
Artikel doorgestuurd door : Johan Moeys

Sterven in het paradijs (1)


Een eiland in de blauwe Caraïbische Zee, heerlijke stranden, palmbomen wuiven, een subliem hotel, 32 graden celcius, kolibries en papegaaien fladderen rond – of vallen om van de warmte –, leguanen zitten in de schaduw,  een zwembad om te verkoelen, Agatha Christies ‘Murder in the Caribean’ op het nachtkastje. Wat wil een mens meer op z’n huwelijksreis in Curaçao? Niets .... tenzij je lid van Grafzerkje bent! Dan ga je op zoek naar de dichtstbijzijnde begraafplaats om te kijken hoe het leven eindigt in het paradijs.
 
Aan de ontbijttafel keek het personeel al vreemd op toen we vroegen naar het adres van een begraafplaats. ‘Wie gaat daar nu naartoe ?’, ‘Die zijn altijd op slot.’, ‘Daar gaat niemand heen.’, ‘bijgeloof’, ... En ja hoor, met uitzondering van de Joodse begraafplaats vind je geen enkele begraafplaats in de reisgidsen of op de toeristische websites. En toch, bij puur toeval hebben we d’r enkele gevonden en waren we blij verrast met wat we daar zagen.

Plattelandskerkhoven in Barbar en Soto

Op de weg naar Westpunt, in het dorpje Barbar, stoten we op het lokale en kleine kerkhof naast de kerk. Het is zoals voorspeld op slot! Met een grote ketting, hangslot en alles d’r op en d’r aan worden de toeristen buiten gehouden en de geesten binnen. Kijkend door de spijlen van het hek en over de kleurrijke muur vallen ons meteen de bovengrondse gepleisterde graftombes op en hoe net alles d’r bij ligt. De bijzettingen gebeuren blijkbaar vaak in familiegraven, tot drie lagen hoog. De paden zijn er geasfalteerd of gebetonneerd (ook een manier om pesticiden te vermijden) en het is alsof de tombes elk jaar herschilderd worden. De frisse speelse kleuren van de huizen waarvoor Curaçao zo bekend is, worden ook gebruikt om de huizen van de doden te schilderen. 


In Soto, nabij de Santa Marthabaai, hebben we meer geluk. Het hek is niet op slot, het valt net niet uit de hengsels. Na wat trekken en duwen aan het hek, en onder de argwanende blik van enkele lokale dames achter een voedselstalletje, wagen we ons op het kerkhof. Het is netjes geplaveid en de vormentaal en typologie zijn identiek aan die van het eerste kerkhof. Terug die lange rijen van ‘appartementen voor de doden’ onder de brandende zon. De natuur moet de lichamen hier bijzonder snel afbreken of uitdrogen en de witte mieren (= termieten) doen zich duidelijk ook te goed aan wat in de graven ligt. De dood kan hard zijn, maar ook natuurlijk, en een beetje vrolijk met al die kleurtjes. De graftekens zijn er eenvoudig, spaarzaam gedecoreerd, zonder al te grote en opvallende symboliek, geen beelden of bronzen die de bovengrondse graven versieren.


Dat Curaçao een rotseiland is zal wel bijgedragen hebben tot de bovengrondse bijzetting. Graven in een steenachtige bodem was het enige alternatief! De plattelandsbevolking, erfgenamen van de slaven, waren bovendien uitermate arm. Curaçao is dan ook nooit een rijk eiland geweest, geen edelmetalen of natuurlijke rijkdommen, droog, woestijnklimaat, geen zoetwaterbronnen … De Spanjaarden, die het eiland ontdekten en bezaten tot 1636, noemden Curaçao samen met Bonaire en Aruba niet zonder reden de ‘Islas Inutiles’ (=nutteloze eilanden). Bovengronds bijzetten was gewoon de meest logische en wellicht ook goedkoopste manier van lijkbezorging.


Daarmee hebben we dus de funeraire traditie op Curaçao gezien. OK ,’t was geen begrafenis en veel wijzer dan een geschilderd, stenen bovengronds graf zijn we niet geworden. Het bevestigt de internationale wet dat de graftekens voor de gewone man met lokale materialen worden gemaakt en dat basic stuff als klimaat en ondergrond invloed hebben op de funeraire tradities van een gemeenschap.

De slavengraven van Landhuis Ascencion

Er zijn op Curaçao geen begraafplaatsen voor slaven bekend, ook al was het eiland een belangrijke doorvoerhaven voor de slavenhandel tussen Afrika en Zuid-Amerika. Elke plantage moet slavenbegraafplaatsen gehad hebben maar blijkbaar kregen slaven geen gemarkeerd graf. Er zijn plannen om archeologische opgravingen uit te voeren op de veronderstelde slavenbegraafplaats van Landgoed Ascencion.
 
Slecht één slavengraf is bekend, of beter gezegd berucht, dat van bomba ‘shon’ Martijn. En dat ligt net buiten de poorten van Landhuis Ascencion. De bomba was een slaaf en de intermediair tussen meester en slavenkolonie. Wanneer de meester niet aanwezig was, leidde de bomba de plantage. Eventuele lijfstraffen werden door hem uitgevoerd. Bomba ‘shon’ Martijn was bekend om z’n wrede en heerszuchtige optreden. Hij kreeg van de slaven de bijnaam ‘shon’, een naam die normaal enkel voor de eigenaar van het huis werd voorbehouden. Bij zijn dood - hij werd gelynched - werd hij begraven voor de oprijlaan van het landhuis met het hoofd naar de plantage. Hij werd niet begraven te midden van de andere slaven, noch bij zijn meesters, maar verstoten uit de gemeenschap. Vanuit zijn graf kan hij nog steeds het Landhuis zien waarvan hij nooit meester zou worden.

Een begraafplaats aan de rand van Willemstad

Groot was onze verwondering toen we in de hoofdstad (er is eigenlijk maar één stad: Willemstad) op een kleine begraafplaats stootten. Geen enkele reisgids vermeldde deze mooie site. Ze lag aan het einde van de Scharloostraat met zijn luxueuze en grootse panden. Meteen werd het duidelijk dat in de hoofdstad een Europese wind waaide en dat tussen al die ‘appartementsgebouwen’ voor de doden - die hier vooral wit waren geschilderd - ook zeer herkenbare funeraire constructies stonden in ‘Europese stijl’.
 
De tweede helft van de 19de eeuw bracht voor de handelaren op Curaçao een beperkte voorspoed. Dat weerspiegelde zich duidelijk in de graftekens. De ‘appartementen’ werden rijker uitgewerkt met een lokale vorm van classicisme. De Europese invloed was te herkennen aan de witmarmeren beelden, in combinatie met de lokale bovengrondse structuren. Bij uitzondering werd er zwarte marmer gebruikt. De grafsculpturen met engelen, treurende vrouwen, afgebroken zuilen, zandloper, ... kwamen wellicht rechtstreeks uit Italiaanse ateliers. De elite lag hier tussen de eenvoudige gemetselde graven van de middenklasse. In het bijzonder het kindergrafje van Mariano Alberto uit 1906 bleef ons - in z’n klassieke stijl - bij. Op de voet Serafijnen, het kindje in z’n rieten wiegje.
 
De stadse cultuur heeft duidelijk meer zijn contact met de dood verloren en sommige graven stonden er verwaarloosd bij. Waren we de bontgekleurde graftekens ondertussen al zo gewoon? Of beïnvloedde het witte Carrara-marmer onze perceptie?
 
Tekst : Joeri Mertens – foto's : Joris De Kegel
 
Bibliografie
Kamerbeek E., Mooij J. 2014: Landhuis Ascencion, Vormingscentrum Koninklijke Marine, s.l.
Schellekens J. 2012: De rijke geschiedenis van Curaçao Indianen, de WIC en invasies, Amsterdam.

Brookland … en een funerair paraplu


Tijdens een recent bezoek aan zuid-oosten van Engeland bezochten  we in het graafschap Kent in het dorpje Brookland de Sint-Augustinuskerk en kerkhof. Een merkwaardig kerkje, met een  klokkentoren die  niet in de kerk werd opgericht, maar ernaast. Het vroeg 13de-eeuwse gebouw vertoont bakstenen sporen van een eerdere Normandische kerk

Brookland ligt immers in het gebied Romney Marsh, dat in de Romeinse tijd nog overspoeld werd door de zee. Door verlaging van de zeespiegel en door menselijke inspanningen werd het hele gebied herwonnen op de zee, maar het was in de middeleeuwen natuurlijk nog wel behoorlijk moerassig. In de 13de/14de eeuw werd in Brookland deze kerk gebouwd, maar de onstabiele ondergrond bood heel wat problemen. Daarom werd besloten de klokken in een kooi in een losstaande, achtkantige, spits toelopende houten klokkentoren naast de kerk te hangen.

Wie de kerk binnentreedt, ziet vooral rechts dat de pilaren vervaarlijk scheefgezakt zijn, en de hobbelige vloer is eveneens een getuige van de zwakke ondergrond. Een wat vreemde, Normandische doopvont en een vrij recent ontdekte muurschildering die de moord op Thomas Becket voorstelt, zijn de belangrijkste bezienswaardigheden. Het kerkje heeft trouwens ook een bijzondere ingang, met deuren die eruitzien als de toegang tot een paardenstal...

Maar niet alleen deze merkwaardigheden troffen onze aandacht. Een opvallende zwarte houten rechtstaande kist bleek een funerair relict te zijn!. Op de binnenkant van dit eigenaardige meubel hing  een etiket aan met volgende tekst:

An 15th cenury HUDD or grave shelter. Used by de parson for burrials before the invention of the umbrella to shelter his wig from thr Marsh rain

A hudd blijkt dit ‘meubel’ te zijn. Een beschermende rechtopstaande houten kist die tijdens de begrafenissen aan het graf werd geplaatst opdat de parson, de persona ecclesiae volgens de anglicaanse ritus de begrafenis leidde.

Opdat zijn dure pruik niet zou doorweekt worden door de frekwente regen, stapte hij in zijn hud . Volgens de tekst was het gebruik van een regenscherm nog niet uitgevonden...

Hud of grave shelter. Volgens info via internet blijkt een grave shelter een ander begrip te zijn: een overkoepelend bouwwerk boven bestaande graven...

 

 

Stefan Crick

tekst+foto’s

Klusjesdag werd klusjesweek


Klusjesdag werd klusjesweek:
 
De klusjesdag van donderdag 23 juni werd afgeschaft wegens een gebrek aan belangstelling. Maar Leen, onze duivel-doet-al, had voor de vzw Grafzerkje een nieuwe hogedruk mogen aanschaffen en zij stond te popelen om die uit te proberen. Bestuurslid Lin Verbeemen had te kennen gegeven dat ze niet bij de klusjesdag aanwezig kon zijn wegens verlof. Leen probeerde de nieuwe hogedruk dan maar uit op het peterschap van Lin: Ockenaer werd afgeschrobd, schoon gespoten en kreeg nieuwe bloempjes. Het resultaat mocht gezien worden en Leen kreeg, figuurlijk, bloemetjes toegeworpen van Lin. Leen had de smaak te pakken en besloot, samen met haar echtgenoot Marc om er een, wat zij noemde, “klusjesweek” van te maken. Woensdag 22 juni werd allereerst Bunge  aangepakt met de hogedruk omdat donderdag ons lid Tine met haar hovenier ging komen om het monument opnieuw te bebloemen.
Leen nam in de gietende regen, verder een aantal van haar peterschappen onder handen: de familie Pierre , Bollens , Masson en Verstraete
Tegen het middaguur kwam haar echtgenoot Marc ter hulp: het monument Fasting moest van de nodige zoden ontdaan worden. We hadden gevraagd aan de mensen van de begraafplaats om die klus te klaren omdat zij over het nodige materiaal bezitten maar wegens personeelsgebrek kon dit niet. Meer dan 25 kruiwagens werden door Marc gevuld en door mezelf uitgekieperd zodat de mensen van de begraafplaats ze makkelijker konden ophalen. Een hele klus zeker omdat ik het werken niet gewoon ben. De bedoeling was om het monument te vullen met nieuwe, zuivere, aarde maar eerst werd de hogedruk terug bovengehaald om het prachtige monument af te spuiten.Gelukkig toch nog eens een poging gedaan bij het afdelingshoofd om te vragen of we hulp konden krijgen om het monument te vullen met zuivere aarde en ja hoor: donderdag ging men komen helpen.
Donderdagmorgen waren we al vroeg paraat. Omdat er enkel een mail naar de leden die aangaven dat ze wilden helpen gestuurd werd en niet naar alle leden boden zich toch nog twee vrijwilligers, tevergeefs, aan. Een derde kon ik nog vóór aanvang van de klusjesdag verwittigen dat die niet doorging. Terwijl we zaten te wachten op de arbeiders ging Leen aan de slag om haar peterschappen Hermans – Kryn en Verbooghen van het nodige onkruid te ontdoen en ze nam ook het grafmonument voor Maria ’s Heeren , peterschap van onze vzw Grafzerkje, onder handen. De mensen van de begraafplaats kwamen met groot materiaal aangereden  en in twee keer was het monument opnieuw gevuld deze keer met zuivere aarde. Ondertussen had Tine haar hovenier ook niet stilgezeten en het grafmonument Bunge zag er helemaal anders uit.
We lieten de aarde enkele dagen rusten en op woensdag 29 juni werden nieuwe plantjes op Fasting gezet. Dezelfde middag werd de hogedruk nog eens bovengehaald en ging aan de slag bij Hermans – Kryn . Het resultaat was werkelijk verbluffend. Bij Verbooghen was dit, omwille van de gebruikte steensoort, veel minder zichtbaar maar het resultaat mocht zeker gezien worden. Tot slot kreeg ook Maria ’s Heeren een flinke beurt. Voor alle duidelijkheid: het grafmonument niet het meisje!!! Er zijn er twee die zich al die dagen uit de naad hebben gewerkt: Leen en haar echtgenoot Marc en zoals altijd zijn er die werken en zijn er die toekijken – en fotograferen …!  
Jacques Buermans
 
Foto’s: Leen Otte, Marc De Meyer en Jacques Buermans

 
Aanvulling van een tevreden gebruiker van de nieuwe hogedruk reiniger: ik krijg er niet genoeg van. Van de hogedruk reiniger, bedoel ik. Moest het nu bij jou ook beginnen kriebelen en je ook aan de slag zou willen om je peterschap schoon te maken en es goed af te spuiten maar je hebt zelf (nog) geen hogedruk reiniger, dan heb ik goed nieuws. Heel binnenkort zal je als lid van VZW Grafzerkje, de hogedruk reiniger en alle gereedschap dat eigendom is van VZW Grafzerkje kunnen uitlenen. Het bestuur gaat bij een volgende vergadering van hen concrete afspraken op papier zetten, zodat jij na duidelijke afspraken met onze nieuwe hogedruk reiniger of eender welk ander gereedschap van onze VZW aan de slag kan gaan.

Leen Otte