Nieuwsbrief Nr. 90 - oktober 2015

Soms is er een tijd van gaan, maar ook van komen… Jawel, er is nieuws vanuit het bestuur van vzw Grafzerkje.


Een tijd van gaan…


In de eerste plaats heeft bestuurslid sinds ’ever’, Martin Demedts, besloten om zijn mandaat als penningmeester neer te leggen. Vanwege het aantal dienstjaren ook niet zo verwonderlijk dat iemand beslist andere horizonten te verkennen.
Zoals een van de bestuursleden het nadien in één zin uitdrukte: ’Ik bouwde huizen op Martin; correct, eerlijk en elke euro moest verantwoord worden’.
Ook Leen Otte, vond dat het tijd was om ten volle voor het Schoonselhof te gaan en besloot het management omtrent de Nieuwsbrief aan anderen door te geven.
 

…maar ook een tijd van komen.


Het was moeilijk een waardig opvolger voor Martin te vinden. Maar we zijn geslaagd in deze opzet en we hebben een nieuwe, ijzeren maar even correcte penningmeester gevonden in de persoon van Dirk Joos!
In de loop van dit jaar ging ook Lin Verbeemen als projectleidster aan de slag met het Graftrommelproject, en als logisch gevolg, een toetreding tot het bestuur. In de komende lezersbrieven kunnen jullie uiteraard een update verwachten van het verloop van werkzaamheden.
 
Als afsluiter kunnen we zowel Martin als Leen niet genoeg danken voor hun onvoorwaardelijke inzet en wensen hen het allerbeste voor de toekomst toe.
Uiteraard vergeten we Frank Van Parys niet te danken voor de mooie Nieuwsbrief die hij de afgelopen jaren uit z’n mouw schudde.
 
Met de komst van Dirk, Lin en Tamara - begin dit jaar - ziet Grafzerkje een nieuwe toekomst tegemoet!
 

Het bestuur van vzw Grafzerkje

Breda


Kerkhof Ginneken

Gids Nicolaas van Aalst werd ietwat overrompeld door al dat jolijt uit de Zuidelijke Nederlanden. Gelukkig waren er twee Nederlandse leden aanwezig die het Vlaams geweld wat temperden. Na een korte historische schets in verband met Ginneken en de hallenkerk werd het echte startschot gegeven met een monument om U tegen te zeggen. Wettelijk mag men deze kelder nooit meer openen. Edgard, zo is hij, probeerde het toch door een achterwaartse, bijna perfecte tuimelperte uit te voeren.

David Hendrik baron Chassé  (Tiel 18-3-1765 – Breda 2-5-1849) streed in Napoleons keizerlijk leger en verdiende zijn militaire sporen tijdens Spaanse campagnes. Prompt kreeg hij van koning Lodewijk Napoleon op 1 juli 1810 de baronnentitel opgespeld. Maar zoals de wind waaide, waaide zijn jasje: eerst pro Napoleon, later anti Napoleon. Als dank gaf Willem I hem het bevel over de Antwerpse citadel. Tijdens het opstandje van 1830 bestookten de rebellen de vesting. Chassé zijn repliek was onverbiddelijk, hij liet niet met zich sollen door zo’n zootje ongeregeld. Op 27 oktober zaaide een artilleriebombardement van bijna acht uur dood en verderf. De citadel hield stand. Tijdens de 10-daagse veldtocht van 1832 mocht het Frans leger onder leiding van generaal Gérard het eens proberen (hoe zo, België was toch neutraal?) Na een beleg van 24 dagen capituleerde Chassé op 23 december 1832. Hij en zijn mannen werden krijgsgevangen genomen en verkasten voor ettelijke maanden richting Frankrijk. Na zijn vrijlating werd onze held aangesteld als commandant van de vesting Breda. In 1841 mocht hij met pensioen. Na zijn dood werd hij op het kerkhof van Ginneken begraven. In 1874 besliste Willem III dat Chassé en de mannen die de Antwerpse citadel zo manmoedig verdedigd hadden een waardig monument verdienden. Bouwmeester Hugo Pieter Vogel uit  ’s Gravenhage zette zich achter de tekentafel. Tussen 30 maart en 10 oktober 1874 voerde de Haagse aannemer W. Doon het ontwerp uit. Willem III kwam de mastodont persoonlijk inhuldigen. Volgens mijn bronnen werden de stoffelijke resten van Chassé en 30 à 40 gesneuvelden pas op Waterloo dag 1907 onder het citadelmonument bijgezet. Het graf is nu een Rijksmonument en moet door defensie onderhouden worden.
Luitenant-generaal Hendrik Gerard Seelig  ( Neustadt Godens Oost Friesland 1786- Ginneken 1864) voerde het bevel over de artillerie in de citadel van Antwerpen, werd nadien directeur van de Koninklijke militaire academie te Breda. Het monument bekostigd door zijn vereerders werd gebeiteld door Frans Stracké uit Arnhem.

Het groene, sfeerrijke kerkhof straalt rust uit. De percelen werden kadastraal, notarieel voor eeuwig verkocht en mogen dus niet geruimd worden ( waarom hebben wij daar in België niet aan gedacht) Privé bezit dat men met een hekje omtuinde. 
Een deel van het kerkhof is voorbehouden voor militairen en hun families. 
Volgens onze gids waren we enkele jaren te vroeg op bezoek gekomen want er is nog geen deftig onderzoek verricht en een studie over het kerkhof dient nog geschreven te worden. Mensen die ons kennen, weten dat wij geen twee woorden nodig hebben. We begonnen er direct aan. Philippe en Edgard, kiekjestrekkende paparazzi van dienst, zwermden uit om een fotografische spoedinventaris op poten te zetten, ik nam het ontcijfer- en schrijfwerk voor mijn rekening, klimop kreeg een oorlogsverklaring over zich heen, kortom de handen werden uit de mouwen gestoken. Temeer, de heer Van Aalst beloofde plechtig dat we voor de inhuldiging van het gerestaureerde kerkhof een uitnodiging in de bus mochten verwachten. Spoed was dus vereist.
Wie hebben we zo vanonder het vuil en de begroeiing getoverd, een greep: Frederik Benjamin Alexander baron Prisse, geboren op 19 juni 1846 te Brugge en overleden in juli 1913 te Brussel. Hoofdingenieur bij de Belgische Waterstaat. Ik dacht: “een kolfje naar de hand van onze Brugse speurneus Duyckske” om dit op te zoeken maar Philippe was mij voor, zette mijn neus in de juiste richting en op het goede spoor. Frederik was de zoon van Edouard Prisse en Marguerite van der Capellen. Vader Edouard was ingenieur en pionier van de Belgische spoorwegen. In 1846 verhuisde het gezin naar Brugge waar Frederik het levenslicht zag. Op 6 augustus 1874 huwde onze Fred te Ginneken met Adèle Marie barones van der Borch.
Ph. H. C. Hofman  (11 mei 1876-23 april 1919) was een zendeling-leraar. Hij kreeg een ovalen grafplaat. Opmerkelijk veel van die ovalen gevallen. Eenmaal de graftrommels gerestaureerd, weten we waar er mee naartoe.
J. C. Reepmaker van Belle  (’s Hertogen Bosch 2 juli 1856-Ginneken 4 juli 1924) burgemeester van Aardenburg rust onder een Mechelse kast, begot.
Daniël Coninck Westenberg , geboren op 19-4-1879 stierf tijdens een geallieerd bombardement op 13 oktober 1944. We leren dat op dat moment ook de kerk het zwaar te verduren kreeg en in de brokken deelde.
Het adellijk graf voor A. D. baronesse van Hoevell-Nijenhuis  (2 september 1806-12 februari 1857), echtgenote van jonkheer Cal. Van der Wijck-Stoevelaar (13 september 1804-23 augustus 1885) die volgens de epigrafie de post van inspecteur van de posterijen bekleedde en rondliep met de ronkende medailletitels Ridder der orde van den Nederlandsche Leeuw en van het metalen kruis. Hij versleet ook nog een tweede halve trouwboek, jonkvrouw D. M. J. G. van der Wijck.
Tegen de kerkmuur geplakt: een grafplaat voor jonkvrouw van Steelant , afkomstig uit de kerk.

De gids wou geen vergoeding, we hebben dan maar 50 euro overgeschreven op de rekening van het steunfonds dat de restauratie van het kerkhof op zich genomen heeft.
Tekst: An Hernalsteen, foto’s Philippe Theys en Edgard Maes.


Breda de grote O.L.Vrouwekerk

Dit najaar kleurt Gent oranje, het velletje van ondergetekende vertoont meer en meer de sporen van dit wortelsapbad. Drie dagen Breda, bakermat van de familie Oranje-Nassau in de Nederlanden. Ik zou en moest die kerk binnen om daar de paalgraven te bewonderen.
De tombe van Jan I van Polanen (240), heer van Breda en zijn twee gemalinnen Oda van Hoorne en Machteld van Rotselaar kwam niet ongeschonden uit de beeldenstorm. Niet alleen de drie gisanten maar ook de reliëfs kregen meppen. De kroning van Maria en het laatste oordeel kunnen mits enige fantasie nog onderscheiden worden. Dochter Johanna huwde in 1404 als 12 jarig maagdekijn Engelbert I van Nassau.
Een fantastisch gotisch praalgraf met een flink pak volk er op: Engelbert I van Nassau (241), echtgenote Johanna van Polanen, zoon Jan I met zijn vrouw Maria van Loon-Heinsberg, allemaal voorgesteld als bidders, hun beschermheiligen als ruggensteun en voorsprekers. Het is eventjes zoeken naar de H. Gertrudis (242) met haar muis maar uiteindelijk ontdekken we haar aan de achterkant. Ook dit gedenkteken kreeg klappen maar in 1860 liet koning Willem III deze parel restaureren.
Hendrik IV van Nassau liet voor zijn oom en voorganger Engelbert II van Nassau (243 + 244 + 245 + 246) een mooi renaissancegraf oprichten. Op de zwart marmeren grafplaat rusten de albasten beelden van Engelbert II en zijn Cimburga van Baden. Volgens mijn bron liggen hun stoffelijke resten niet hier, beide echtelieden werden in het graf van Engelbert I bijgezet. Wie ligt hier dan wel: Hendrik III van Nassau, René van Châlons en Anna van Egmont van Buren, eerste wederhelft van Willem de Zwijger. Bedoeling was om ook deze laatste hier in de grond te stoppen maar de oorlogssituatie en de Spanjaarden verhinderden dit plan. Meneer ligt dus in Delft.
Gisant (247) van een onbekende, voorgesteld als een skelet met een tekstje om over na te denken
O mens dat gy syt/ ben ick geweest/en dat ick ben dat/sult gy worden
Nog een anoniem (248 + 249) persoon maar dit graf is voor mij interessant want een bewijs dat doden in die tijd afgelegd werden op stromatten.
Het renaissancemonument voor Frederik van Renesse (250) en Anna van Hamale van Elderen. Een piëta en medaillons met de zeven smarten van Maria waken over het echtpaar. Ook Dirk van Assendelft (251 + 252) en echtgenote Adriana van Nassau keken op geen euro als het over het hiernamaals ging. Joris van Froenhuysen (253), kamerheer van graaf Hendrik van Nassau, laat zijn patroonheilige het vuile werk opknappen. De beste stuurlui staan eens te meer aan wal, kijken toe en zien dat het goed is. Zowel het epitaaf van Nicolaas Vierling (254) als dat van een illustere onbekende behielden hun grauwschilderingen (255).
Tekst: An Hernalsteen, foto’s Dirk Joos

De zomer van de kleine graftrommel


In april dit jaar gingen we na een workshop en voordracht door Jan-Evert Halkus van start met ons graftrommelproject.


Omdat we door de Academie van Heist-op-den-Berg lokalen ter beschikking kregen, dienden we ons dan ook aan de voorgeschreven vakantieperiodes te houden. De tijd die we hadden voor het sluiten van de jaarlijkse zomervakantie hebben we dan benut met wat brainstormen over het hoe- en wat en nog van die dingen.
Voor de schoolpoorten onherroepelijk sloten, stopte Tamara de kleinste trommel nog in haar autokoffer en verhuisde  deze naar haar schuur in Putte. Dat gaf ons de gelegenheid om tijdens droge en warme zomerdagen de trommel op haar tuintafel al een beetje te ontdoen van het grootste vuil en verder te zoeken naar de beste werkwijze om de blaadjes te reinigen.
Toen Tamara op haar beurt met vakantie ging werd de trommel weer in een autokoffer gestopt - ditmaal de mijne - en verhuisde hij naar Bekkevoort. Zo ging Jos Donny tijdens enkele terrasnamiddagen mee aan de slag bij het reinigingsproces. Uiteindelijk gingen we dan ook nog op prospectie bij een gepensioneerde zinkbewerker in Wiekevorst - dus de trommel weer de koffer in…
Daar stapten we zowaar een werkhuis binnen waar de tijd ongeveer een 20 jaar had stilgestaan. De brave man zat duidelijk meer verlegen om een ’babbelke’, dan dat we echt bruikbare info meekregen. Maar het belangrijkste was, dat de trommel weer een uitstapje had gemaakt.
Ondertussen is de trommel weer veilig en wel op zijn locatie in de Academie en zijn we met enkele vrijwilligers druk aan het werk met uitblutsen en poetsen om hem nadien, blinkend en wel, naar zijn wellicht laatste verblijfplaats te verhuizen.
Spijtig, maar de uitstapjes van de kleine trommel zijn voorlopig  afgelopen…

Nieuwsgierige An

Ook An Hernalsteen werd nieuwsgierig en ging op zoek naar info over Jan Verhaegen, de eigenaar van de grote graftrommel.
Zij ontdekte dat hij in 1915 nabij Dikkebus was opgesteld in een van de 3 Belgische artilleriebatterijen - er is daar nog altijd een CW begraafplaats met als naam “Belgian Battery Corner Cemetery” dat volop gebruikt werd vanaf 1917.
Zijn sterfdatum valt tussen 2 grote acties, nl. de slag om de Palingbeek en St-Elooi (april 1916) en de slag om de Frezenberg (juni 1916).
Officiële info:
 
Persoonsgegevens:
    -  Jan Amand Verhaegen
      zoon van Louis Verhaegen en Elisabeth van den Broeck
    - ongehuwd
    - geboren 1-6-1889  Heist-op-den- Berg
    - Hij was 1,68m groot en  had kastanjebruin haar
 
Beroep: 
    - landarbeider
 
Rang:
    - soldaat 2e klasse 7e artillerie - 1 groep- 1Bij
    - ingelijfd door loting op 8-6-1908 te Hallaar voor het militiejaar 1909
    - Op 1-8-1914 heropgeroepen - ingedeeld bij 1e artillerie
    - Op 6-3-1915 naar 7e artillerie
 
Overlijden:
    - sneuvelt te Dikkebus op 4-5-1916  

 Oorspronkelijk begraven te Poperinge - militaire begraafplaats
    - Op 10-10-1921 naar Hallaar gemeentelijke begraafplaats
      
 
Onderscheidingen:
    - ridder Leopold II
    - orde met palm (KB 23-4-1920)   
    - oorlogskruis 20-4-1917
Tekst:  Lin Verbeemen, foto’s: Tamara Ingels en Lin Verbeemen

Het identificeren van gesneuvelde onbekende soldaten ….


Wanneer wij oorlogsbegraafplaatsen bezoeken en langzaam langs de vele grafzerkjes “Known unto God” passeren, ondergaan wij ongetwijfeld dikwijls het hulpeloze gevoel van onmacht om toch maar iets te weten te kunnen komen over de personen van wie de gevonden stoffelijke resten aan onze aarde werden toevertrouwd.
 
En toch, wanneer gelukkig toeval en gunstige omstandigheden elkaar treffen is het, bij wijze van uitzondering, wellicht toch mogelijk om geneuvelde onbekende soldaten te identificeren! Een voorbeeld daarvan zijn de drie onbekende vliegeniers van WO II die begraven liggen in het enige gemeenschappelijke graf op de Canadese militaire begraafplaats in Adegem. Op hun grafstèle staat de epigrafie: Three Airmen of the 1939-1945 War. Royal Air Force. 8 th September 1940. Known unto God.
Zes jaar geleden ben ik begonnen om de geschiedenis van dat graf te reconstrueren omdat ik, bij funerair opzoekingswerk in de Brugse stadsarchieven, te weten kwam dat dit graf voorheen op het oud kerkhof van Sint-Kruis Brugge lag en pas in 1978 door Engelse militairen naar Adegem werd overgeplaatst.
Het verplaatsen van graven is een gegeven dat over de voorgeschiedenis van een graf veel relevante informatie kan opleveren en ook … kennismaking met nieuwe collega’s die in hun locatie “toevallig” met dezelfde studie bezig zijn. In het geval van het vermelde militaire graf in Adegem zijn we momenteel al met zes onderzoekers die zich verenigd hebben in de Werkgroep Slijpe Blenheim Crash 1940.
 
Hieronder geef ik een beknopt verslag van onze belangrijkste bevindingen waarbij we vurig hopen dat deze in de toekomst zullen leiden naar de identificatie van de betrokken gesneuvelde militairen!
 
Tekst: Johan Duyck en foto’s: Johan en René Duyck

Drie gecrashte WO II vliegeniers werden al driemaal begraven in onze “Vlaamse velden”


Op zondagmiddag 8 september 1940, in het midden van de “Battle of Britain”, stegen vanuit Engeland drie vliegtuigen -van het type Blenheim- op met als opdracht de Nederlandse, de Belgische en de Franse kusten te fotograferen. Twee vliegtuigen keerden niet terug naar hun vliegveld. Op basis van veld- en archiefonderzoek kunnen we met grote zekerheid beweren dat, door Duits afweergeschut, één van die twee vermiste vliegtuigen boven het grondgebied van Slijpe-Middelkerke werd neergeschoten en dat de omgekomen driekoppige bemanning eerst begraven werd op het kerkhof van Slijpe, vervolgens op het kerkhof van Sint-Kruis Brugge en ten slotte, en tot op heden, op de Canadese militaire begraafplaats van Adegem.
Hun eerste oorlogsgraf, destijds met houten kruis in plaats van de huidige typische oorlogszerk van de Commonwealth War Graves Commission, werd op zondagavond 8 september 1940 op Duits bevel gedolven op het kerkhof van Slijpe, de toenmalige gemeente waar het Engelse vliegtuig door Duits Flak-afweergeschut werd neergehaald. Meerdere ooggetuigen zagen die namiddag hoe een laagvliegend klein vliegtuig, komende van over zee, tweemaal getroffen werd door het Flak-geschut en daarop explodeerde langs het kanaal van Plassendale naar Nieuwpoort  op het veld van de toenmalige Noordhof-boerderij. De verslagen van de ooggetuigen en ook de gevonden wrakstukken leverden echter geen bruikbare informatie op met betrekking tot de identiteit van één specifiek toestel of één bepaalde bemanning.
De Duitse bezetters kwamen destijds na de crash onmiddellijk ter plaatse en hielden de toegesnelde streekbewoners op een afstand bij het verwijderen van de resten van het uitgebrande wrak. Wel verplichtten zij drie toekijkende mannen om, onder begeleiding van een Duitse officier, elk een zware jutezak te dragen naar het kerkhof van Slijpe en deze daar neer te leggen in een inderhaast gedolven graf in de buurt van de Sint-Niklaaskerk.
 Dit graf in Slijpe bleef onaangeroerd tot wanneer op donderdag 15 april 1948 de stoffelijke resten van de drie onbekende vliegeniers door de Royal Air Force werden opgegraven en, voor herbegraving, nog dezelfde dag in één gezamelijke kist werden overgebracht naar het kerkhof van Sint-Kruis. De drie aanwezige Engelse officieren kozen op het kerkhof een geschikte plaats uit en twee meegereisde werklieden groeven een 40 cm diepe put waarin de kist werd neergelaten.
 
Er werd een schets gemaakt van de juiste ligging van het graf en de officieren deelden de Sint-Kruise autoriteiten mede dat zij hoopten om in de toekomst de identiteit van de gesneuvelde helden te kunnen bepalen … Deze wens is tot op heden niet in vervulling gegaan. De belangrijkste reden daarvoor is de onzekerheid omtrent de identiteit van het neergestorte vliegtuig in het Blenheim-squadron dat die bewuste dag een verkenningsopdracht naar het reeds bezette vasteland uitvoerde. In het Operations Record Book in het Nationaal Archief in Kew, London worden drie Blenheims type Mk.IV van squadron 82 en hun bemanning vermeld die op 8 september 1940 voor een verkenningsopdracht om 12.00 uur opstegen in Watton- airport London met bestemming o.a. de reeds bezette Belgische kust. De T2031 Blenheim van commandant Macdonald keerde van Duinkerke terug naar zijn vertrekbasis; de twee andere Blenheims failed to return…
 
Het graf van de bemanning van de neergeschoten Blenheim in Slijpe lag van 15 april 1948 tot 27 april 1978 op het kerkhof van Sint-Kruis, vlak naast het onlangs gerestaureerde neogotische graf van de familie Dezitter-Pottevyn en aan de ingangssteen van de achtergelegen familiegrafkelder Bogaert-Jooris.
Deze tweede “rustplaats”  van de drie onbekende vliegeniers werd in 1978 een tweede maal verplaatst. Op vraag van het Brugse stadsbestuur werd het graf, met de ondertussen aangebrachte CWGC-grafsteen, door dezelfde CWGC op 27 april 1978 overgebracht van het kerkhof van Sint-Kruis naar de Canadese militaire begraafplaats in Adegem. Op onze vraag naar een derde opgraving, ditmaal voor identificatie-onderzoek op de stoffelijke resten, antwoordt het centraal CWGC-bestuur principieel negatief, zodat het verder onderzoek gericht wordt op het vinden van een eventuele …  Duitse verslaggeving van deze tragische vliegtuigcrash boven Slijpe-grondgebied op 8 september 1940.

 Wordt wellicht vervolgd …

Drie van de zeven kruisen in ere hersteld op de Historische Begraafplaats in de Kwakkelstraat van Turnhout


.
Dit is een gietijzeren kruis gegoten door Corneau Frères uit Charleville rond 1889. De juiste datum is niet meer terug te vinden. De gieterij werd overgenomen door de firma Deville en door een zware brand in 1990, zijn alle archieven verloren gegaan. Het is een O.L.Vrouw met bloemenkrans daaronder onder de letters A M ingewerkt (Ave Maria).
Voor het kruis is een zeldzaam negentiende-eeuws gietijzeren omhulsel in de grond gestoken wat voor die tijd toepasselijk was.
Boven: Een groot oud gietijzeren kruis, gegoten rond 1895 vermoedelijk door de ijzergieterij Deville & Cie, ontstaan in 1848 door Albert Deville uit Charleville in Frankrijk. In het centrum van het kruis staat een Christus-Herder figuur,  gekleed in tuniek en mantel, afgebeeldals Goede Herder, de rechterhand met uitgestoken wijsvinger geheven en in de linkerhand de herdersstaf. Het is het beeld van een goede herder, die zijn leven geeft voor zijn kudde schapen. In de schacht van het kruis ook korenaren, wijnranken en druiventrossen. In de dwarsbalk een motief van spiralende ranken, met naar het einde toe een drietal korenaren. Op een overeenkomstige plaats in de bovenbalk staan de bladeren van de wijnrank. In de schacht en de vergrote balkeneinden, komt een ornament voor van een gevleugeld engelenkopje in ringvormige omlijsting. Het motief, dat ''cherubijnkopje'' genoemd wordt, was in de renaissance erg geliefd. Onderaan twee treurende vrouwenfiguren, zij zijn gekleed in tuniek. Afgaande op hun kleding zullen het pleuranten zijn en verzinnebeelden zij de rouw. De kransen die zij dragen zijn echter symbool voor de overwinningen, de volharding in het goede tot het einde toe. Onderaan het kruis een amfora, dit is een oude Griekse voorraadvaas met ovale, naar onder meestal taps toelopende vorm met twee handvatten.
Dit gietijzeren kruis zou kunnen gegoten zijn door de ijzergieterij Joseph Janssens uit Turnhout einde 1800  begin 1900. Na de eerste wereldoorlog werd de gieterij overgenomen door de firma Allard. Het is een Christus die aan het kruis hangt met uitstralingen. Onder de Christusfiguur is een opening voor een naamplaat en daaronder een amfoor.
 
                                    
Het Calvariekruis is in 1888 gegoten door '' Forges et Fonderies de la Campiné " van August Van Aerschot, de Kempische ijzergieterij en smederij in Herentals. In hetzelfde jaar is het kruis aangekocht voor de prijs van 1134 frank door de Kerkfabriek van Turnhout. Op 5 mei 1890 besliste de  Turnhoutse gemeenteraad tot de aankoop van het gietijzeren Calvariekruis op de begraafplaats in de Kwakkelstraat. Het Calvariekruis is momenteel in zeer slechte staat.
Rond de jaren 1970 is het neogotisch omhulsel van de basis verdwenen.
Het stadsbestuur van Turnhout is niet geneigd om de hoge kosten te betalen voor de restauratie van dit kruis maar de heemkundekringen willen dit kruis behouden.
Historische situering over de familie Van Aerschot
August Van Aerschot ( geboren in 1825 en overleden in 1904 ) begon een smidse in 1845, uitgebreid met een ijzergieterij in 1865. Op een tiental jaren tijd slaagde hij erin zijn bedrijf op te werken tot het belangrijkste van de sector in de provincie Antwerpen. Hij wist zijn grotere producten, zoals hekwerken, KRUISBEELDEN EN CALVARIES VOOR KERKHOVEN EN BEGRAAFPLAATSEN, straatlantarens, richtingswijzers, waterpompen en ander straatmeubilair, kiosken, serres, stationshallen, bruggen en sluisdeuren, in alle VLAAMSE PROVINCIES te slijten, vooral dan in de provincie Antwerpen en het Leuvense maar ook in Nederland (o.a. een spoorwegbrug in Rotterdam) en in Noord Frankrijk.
Vanaf 1884 nam de oudste zoon Joseph (geboren in 1851 en overleden in 1930) geleidelijk de leiding over. Na de oprichting van een scheepswerf met constructiewerkplaats in 1885 en de toevoeging van een aparte ijzergieterij in 1889, alle gelegen achter het station "de Zaat", ging hij zijn eigen weg. August hernam de leiding van het oude bedrijf en gaf het vanaf 1896 over aan de tweede zoon Leonard (Max) Van Aerschot (geboren in 1861 en overleden in 1929). De oude fabriek werkte in de zelfde trant verder tot 1914. Het bedrijf van Joseph Van Aerschot kende een grotere expansie (stationshallen, hangars, kranen, rivierschepen...) maar hij nam te grote risico's zodat de fabriek na een zware tegenslag in 1910 verkocht moest worden. Joseph Van Aerschot vestigde zich in Antwerpen, waar hij probeerde te leven van de opbrengst van zijn patenten. In de jaren 1920 produceerde hij o.a. nog voor rioleringswerken in het Antwerpse, maar zonder over een eigen gieterij te beschikken.

kruiswijding in Turnhout

Op zaterdag 28 mei 2016 om 14.00 uur een organiseert de Heemkundekring Het Bezemklokje een unieke Kruiswijding op de Historische Begraafplaats in de Kwakkelstraat van Turnhout.
De bedoeling is dat het grote Calvarie kruis en alle kruisen die op de begraafplaats staan, zullen gewijd worden.
Eerwaarde Heer Frans Sneyers, geboren en getogen in Turnhout, zal deze kruiswijding leiden.
Deze unieke plechtigheid zal opgeluisterd worden door het Turnhouts gemengd zangkoor ‘De Vedel’ .
Na deze Kruiswijding met toespraken van verschillende prominenten wordt er een rondleiding door de Turnhoutse stadsgidsen georganiseerd op deze Historische Begraafplaats.

IEDEREEN VAN HARTE WELKOM !

Rob Cornelissen

Rob in actie


kruisen na

Tekst en foto’s: Rob Cornelissen

Peru: dodencultuur in overvloed


Peru is voor Zuid-Amerika hét land waar zowel kwantitatief als kwalitatief de meeste precolumbiaanse sites bewaard zijn gebleven. De meeste westerlingen hebben hooguit al iets gehoord of gelezen over de Inca cultuur die het land vandaag zijn roem meegeeft.
 
Deze cultuur was beroemd omwille van de de uitgestrektheid van het rijk (voornamelijk het Andesgebergte van Noord-Bolivia tot het uiterste zuiden van Colombia), maar is vandaag gekend door vermelding in de geschreven bronnen die de Spaanse veroveraars hebben achtergelaten. In verhouding bestond dit rijk echter veel korter dan vele anderen op het continent. Eén van de gemeenschappelijke factoren tussen de cultuur van de Inca en andere beschavingen is het belang van de dodencultuur. Ook in Peru vind je overal funeraire monumenten terug. Niet het grootste, maar wel met een uitsluitend funeraire bestemming, is de begraafplaats van Sillustani.
 

Sillustani


Sillustani is een schiereiland aan het Umayo meer dat zich op 30 kilometer van Puno, de belangrijkste stad gelegen aan het Titicaca meer, bevindt. Op en rondom een heuvel ligt hier een begraafplaats van de Colla cultuur, één van de Aymara koninkrijkjes. Hier bevinden zich diverse graftorens of Chullpa.  Deze torens waren de laatste rustplaats voor de toenmalige elite en iedere toren kon meerdere lichamen bevatten. Het lichaam werd afgeschermd van de elementen en de luchtcirculatie die gebeurde via één kleine opening in iedere Chullpa zorgde voor een natuurlijke mummificatie.  Hetzelfde principe vinden we ook terug op andere sites en bij andere beschavingen (onder meer Wilcahuain in Centraal-Peru, maar evengoed de graftorens te Palmyra (Syrië)).  Een tweede functie van deze opening is dat langs hier het lichaam van de overledene werd binnengebracht. De Chullpa zijn  allemaal naar het oosten gericht, wat dan weer het spirituele element vertegenwoordigt en de band tussen de opgaande (‘herboren wordende’) zon(negod) en de overledene bevestigt.
Deze meestal ronde torens zijn van steen gemaakt. De buitenzijde, is samengesteld uit de kenmerkende grote stenen die we ook meestal associëren met de Inca (monumentale bouwwerken samengesteld uit grote stenen die perfect in mekaar passen, zonder gebruik van cement of andere verbindingselementen). De structuur binnenin bestaat vaak uit kleinere stenen. Soms vinden we in de chullpa’s ook belangrijke precolumbiaanse symbolen als hagedissen en slangen in reliëf terug. Eveneens zijn er onvoltooide Chullpa’s. 
Sillustani was gedurende meerdere eeuwen in gebruik (12-15e eeuw volgens onze tijdsrekening) en toen de Colla rijken door de Inca’s veroverd werden (in de 15e eeuw), gebruikten zij de begraafplaats verder. Hieraan zou pas een einde komen met de verovering door de Spanjaarden (in de eerste  helft van de 16e eeuw). Zij maakten genadeloos komaf met deze ‘heidense’ gebruiken.. Vijf eeuwen blootstelling aan de weerselementen (de plaats is bekend voor zijn veelvuldige stormen) en grafrovers deden de rest van het werk en leverden ons de huidige site op. Het is één van de meer bezochte trekpleisters voor het gebied rond het Titicacameer en mede door onze erg beperkte kennis ervan is het vooral nog steeds een mysterieuze begraafplaats.
 


Tekst en foto’s: Michaël Devisscher

Naar, ondertussen, jaarlijkse gewoonte, staat ons lid Louis Van Dyck stil rond Allerzielen en deelt met ons enkele herinneringen


Toen de kleine Luna in volle straat te Antwerpen was neergeschoten, kwam met de verbijstering een ware bloemenhulde op gang. Tallozen kwamen uit verdriet en medeleven met tuiltjes en knuffels naar de plek van de moord.
Maar zoals dat gaat, na verloop van tijd verwelkten de bloemen en na een fikse regenbui werd het een grote rommel. De mensen van de opgeroepen kuisploeg moeten hun taak aangevoeld hebben als het schenden van iets heiligs.
Nooit eerder meegemaakt, maar alvorens te beginnen maakten ze met z’n allen eerbiedig een diepe buiging, als groet voor Luna.
Ik vond die geste zo waardevol dat ik de foto ervan nu gebruik voor mijn Allerzielentekst, alzo verwijzend naar het drama in de Zwartzustersstraat, bijna 10 jaar geleden.Waar eens de bloemen lagen, plaatste men een tegel in het voetpad met „Luna 11 mei 2006”.
Al weten we maar al te goed dat we allen eens zullen sterven, toch schrikken we enorm als het gebeurt. De houtsneden van Gerard Baksteen (broer van Dirk) vind ik inspirerend: de ziel of de geest die het lichaam verlaat. De priester samen met de lichtdrager op weg voor een berechting - voor ouderen herkenbaar.
De natuur die nu in rust gaat verhoogt de Allerzielensfeer. Weer zijn er dit jaar +/- 90.000 mensen gestorven in ons land. Als bij aflossing van de wacht gaat het leven door, ook zonder hen…

2-11-2015
Louis


Sarcophagi onder de sterren van Noet


Net nu Daniël Conincx ons sinds de vorige editie van de Nieuwsbrief zo boeiend onderhoudt over de Egyptische dodencultuur loopt in het Jubelparkmuseum in Brussel de tenoonstelling ‘Sarcophagi’. Dat kunnen rasechte grafzerkjes niet voorbij laten gaan en we trekken dan ook op 6 en 13 december naar de ‚Cinquantenaire’.
De tentoonstelling is volledig met Belgische pareltjes van de Egyptische collectie van het Jubelparkmuseum opgebouwd. Dus geen pronkstukken uit het Louvre of British Museum maar vaak nog nooit getoonde sarcofagen, godenbeelden, gebruiksvoorwerpen en mummies uit de eigen collectie. En ze hoeven echt niet onder te doen voor de buitenlandse verzamelingen!
Aanleiding van de tentoonstelling is de live-restauratie van de in 1891 ontdekte sarcofagen uit Deir el-Bahari. In januari van dat jaar ontdekken twee Franse egyptologen, Eugène Grébaut en Georges Daressy, dankzij aanwijzingen van grafrovers, een uitzonderlijk grote en ongeschonden begraafplaats. Er werden niet minder 153 sarcofagen van Amonpriesters uit de 21ste dynastie teruggevonden. Helaas was het archeologisch onderzoek een catastrofe. Het graf werd in enkele dagen geledigd op een totaal onwetenschappelijke manier. Er bestaat geen enkele tekening noch enige opmeting van de vondst. De mummies en hun kisten werden overgebracht naar Caïro. Daar was echter geen plaats in het overvolle museum en werd beslist om de sarcofagen aan verschillende musea over heel de wereld te schenken. Zo wordt de Egyptische verzameling van de Koninlijke Musea voor Kunst en Geschiedenis tien sarcofagen uit Deir el-Bahari rijker.
De tentoonstelling toont de funeraire beleving en grafcultuur van de Oude Egyptenaren vanaf de klaagzang bij de begrafenis tot het moment dat de overledene een Osiris wordt. Osiris was de Koning vna d edoden én de god van de wedergeboorte. Tijdens  de 12 uren van de nacht die de dode in ‘de Schoot van Noet’ doorbracht versmolt hij met Osiris. Elke uur van de nacht werd een strijd geleverd met de demonen die de geboorte van de zon probeerden te verhinderen. Bij het ochtendgloren werd hij erboren als de zonnegod Re en voer met diens zonneboot door de hemel. De zonsopgang betekende dus niet alleen een overwinning voor Re maar ook een hergeboorte voor de overledene. 

Nachtelijke uren

Elk van die nachtelijke uren wordt gesymboliseerd met een iconisch stuk en gekaderd met andere werken. Na de begrafenis biedt de tentoonstelling een blik op het ‘Ideale graf‘. Het was het huis voor de mummie, daar zal hij leven en rusten, daar zullen nabestaanden offerandes brengen om zijn leven na de dood te verzekeren.  
De volgende uren zijn gewijd aan de geschiedenis van de sarcofaag. 3000 jaar aan Egyptische sarcofagen passeren de revue; van de eenvoudige rechthoekige kist uit het Oude Rijk tot de mensvormige sarcofagen uit het Nieuwe Rijk. Maar wist je dat er ook sarcofagen bestonden uit ceramiek, voor Ushabti’s, slangen, katten, palingen? De Romeinse erfenis met maskers in cartonnage en de beroemde Fayoumportretten sluiten het historische luik af.
Op het einde van de nacht, tijdens het 12de uur, zijn de demonen verslagen en hebben Osiris en Re zich verenigd. Osiris wordt een laatste keer vereerd. Re kan een nieuwe levenscyclus aan en de dagcyclus van 12 uren kan beginnen. Het enige wat de dode nog verlangt is met Re uit Noet herboren te worden en de boottocht te beginnen van het oosten naar het westen; naar de wereld van de dood en Osiris.

Dwalen door de tentoonstelling

De tentoonstelling laat toe te dwalen door de magisch-mythologische wereld van het Oude Egypte. De sarcofagen zijn beschilderd met afbeeldingen van goden, legendes en bedreigingen in de onderwereld.  De dode is er een Osiris, beschermd door zijn zussen Isis en Neftys. Hij wordt begeleid door de schrijver Thot op zijn tocht naar de Doeat, het Egyptische hiernamaals. Hij staat terecht voor de weegschaal van Maät met Osiris en 42 goden als rechters. Met de zonnebark reist hij door de wereld van Re ... Terwijl lichaam leeft in zijn ondergronds huis, reist de ziel als Ba-vogel naar de werelden der levenden. Hoopvolle open ogen in sublieme dodenmaskers kijken de goden en mensen aan.

Rondleiding

Is het bovenstaande ver van je bed? Klinkt het mysterieus en onbegrijpelijk? Goed! Dan is dit het moment om die wereld ‘Onder de sterren van Noet’ te ontdekken met Grafzerkje. Je ontdekt er niet enkel wondermooie stukken maar bovendien worden spreuken uit het beroemde Egyptische dodenboek gereciteerd. Zo maken we ook kennis met een van Egyptes belangrijkste elementen in de Egyptische cultuur: het Woord als schepper van Leven.
 
6 december om 11 uur en 13 december om 10.00 uur gaat onze vzw Grafzerkje op bezoek (beide rondleidingen zijn volzet).
 
Wil je d’r een dagje Brussel van maken? Met je ticket kan je de hele dag in alle permanente collecties van het Jubelpark terecht, inclusief de tweede tijdelijke ten toonstelling Djehoetihotep - 100 jaar opgravingen in Egypte.
 
Tekst en fotos:  Joeri Mertens