Een funeraire witte vlekCis Kennis vertelt ons wat "schist" is
Ook in ons eigen landje zijn er nog funerair onontgonnen gebieden met een merkwaardig typisch idioom. Eén van deze streken is het gebied ten zuiden van de Baraque Fraiture, rond de vallei van de Salm. Een gebied zonder echt grote steden – Gouvy, Vielsalm en Houffalize zijn zowat de grootste – maar verder een lappendeken van kleine dorpjes, gehuchtjes bijna. De recente graven verschillen er niet zo veel van die in Vlaanderen, maar meer dan honderd jaar geleden floreerde hier een heel eigen streekgebonden type: de grafstenen in schist. Het fenomeen stopte uiteraard niet bij de grens: ook in het G.H.Luxemburg kan men dergelijke monumenten aantreffen.
Wat is ‘schist’?
Het is een materiaal dat iedereen wel kent van de onregelmatig gemetste muren in het zuidoosten van de Ardennen. Schist wordt gedolven uit de afzetlagen in de streek van Neufchâteau (provincie Luxemburg). Het is een metamorf gesteente, m.n. een herkristallisatie van sedimentaire klei (1). In het Nederlands wordt het gewoonlijk vertaald als ‘leisteen’ maar het gebruik als dakpannen is maar één van de vele toepassingen. In Canada werd leisteen zelfs gebruikt als pantser in de wapenuitrusting. In de 18° - 19° eeuw was het gebruik van schist in deze streek van de Ardennen geen keuze, maar een noodzaak. Het ontstaan van deze graftekens (meestal in de vorm van blokken of zuilen) heeft rechtstreeks te maken met de plaatselijke bloei van de leisteen-industrie. Schist gebruiken voor grafstenen lijkt nochtans een contradictio in terminis: terwijl het materiaal in zijn natuurlijke toestand homogeen, compact, fijnkorrelig en volledig water-ondoorlaatbaar is, wordt bij een verticale opstelling in de buitenlucht, blootgesteld aan regen, wind en stof, een heel andere eigenschap duidelijk, namelijk de splijtbaarheid. Water gaat dan onvermijdelijk een rol spelen als biologische verweringsfactor. De hydratering leidt ook tot de implantatie van micro-organismen zoals mos, korstmos en algen. Langs de andere kant vormen deze ook een natuurlijke beschermlaag. Zeer merkwaardig is een soort fluorescerend mos (Boeur). En toch is schist gedurende twee en een halve eeuw het bevoorrechte funerair materiaal geweest in deze streek. In tegenstelling tot wat men zou verwachten, zijn er nog veel grafzuilen te vinden van het begin van de negentiende eeuw. De oudste die we zagen, dateert zelfs van 1772!
Schist als funerair materiaal.
Uit dit alles volgt dat de mogelijkheden met dit materiaal niet oneindig zijn: het leent zich zeer goed tot fijn detailwerk maar de uitdaging om volop driedimensionaal te gaan is beperkt: een gekruisigde Christus, een doodshoofd dat te veel naar voor komt: vroeg of laat worden ze ‘afgesplitst’. Wanneer een minder goede kwaliteit is gebruikt waarbij waterinsijpeling en vorst de steen laagje bij laagje gekliefd heeft, zal het proces van afschilfering zijn gang kunnen gaan, tot er uiteindelijk slechts een hoopje schilfers overblijft.
Langs de andere kant heeft deze eigenschap ook zijn voordelen: er kan zonder problemen een stuk worden ‘ingezet’ ter restauratie, net zoals bij hout. Een andere gelijkenis met hout vormen de concentrische ‘eiland-tekeningen’ zoals men die bij dosse-gezaagd eiken of pitsch-pine kan zien.
-
La Gleize
-
Boeur
De eigenschap van hydratatie hoeft niet noodzakelijk rampzalig te zijn; een eenvoudige zinken band die het kwetsbare bovengedeelte afdekt kan al veel leed voorkomen. Nog efficiënter uiteraard is het inwerken in een muur (Hamipré).
Vorm.
Een ander gevolg van de eigenschappen van schist is dat ook de vormgeving zijn beperkingen kent: kruisen zullen hier geen lange, dunne zijarmen hebben maar gereduceerd worden tot dikke, korte armen.
De vorm die zich het uitstekend leent voor deze materie is uiteraard de eenvoudige rechthoekige stèle (Saint Hubert, Tavigny). Maar meest van al nog zien we een compactere vorm, in de vorm van een zuil of blok, waarvan de bovenkant soms geometrisch versierd is. Op verschillende plaatsen werden deze graftekens op een rij langsheen de kerkmuur gedeponeerd. Met hun korte sokkel in een onstabiele ondergrond gaan ze dan wat verzakken en lijken ze bijna een miniatuur-versie van de Moai-beelden op Paaseiland.
Ateliers, steenhouwers, kunstenaars
Alhoewel de meeste nog bewaarde graftekens in schist blijkbaar dateren van de eerste helft van de negentiende eeuw (met enkele uitzonderingen: La Gleize 1784, en zelfs Boeur 1772) hebben heel wat plaatselijke steenbewerkers de homogeniteit en de compactheid van schist weten te gebruiken om een uitgebreid arsenaal aan funeraire symboliek weer te geven, opgesmukt met een groot aantal ‘onnodige’ versierselen.
-
Kerkhof St Cathérine
-
Boeur
Er zijn talrijke voorbeelden te zien van een vrij primitieve, bijna naïeve figuratie. Het doodshoofd, al dan niet vergezeld van één of twee tibia’s neemt een prominente plaats in; schedels zonder onderkaak doen denken aan Griekse helmen of buitenaardse wezens.
De eerste kruisen in schist verschijnen rond 1730-1740. Men vermoedt dat er op een bepaald moment een input is gekomen uit Tirol met name de Starck-dynastie die met hun atelier in Recht (Prov. Lux.) dit primitieve niveau ver overstegen. Zij waren dan ook niet te beroerd om hun werk te signeren St.Hubert). Maar de meerderheid van de bewerkte monumenten in deze streek komen uit het Atelier van Ottré (een kwartsrijke variant van schist wordt trouwens ‘steen van Ottré’ genoemd). Uit dit Atelier stammen de families Piette, Servais en Géoris, waarbinnen de vakkennis van vader op zoon werd doorgegeven. Terwijl deze meer rond Houffalize geconcentreerd zijn, vinden we in het meer centrale gedeelte van dit gebied meermaals werk van Guebels uit Bastogne. Ook hij was fier zijn werk te kunnen signeren. Samen tilden zij inderdaad het ambacht van steenhouwer op tot een hoog artistiek niveau.
Wellicht was het versieren van graftekens voor deze ‘kunstenaars’ niet hun hoofdberoep, want ook bij hen zien we allerlei ‘grappige’ kleine tekortkomingen die nu eenmaal in dit materiaal niet weggeveegd kunnen worden: hulplijntjes, drukfouten, fouten in de bladschikking, zelfs teksten die niet afgewerkt zijn
-
Kerkhof St Cathérine
-
Boeur
-
Boeur
Opdrachtgevers
Het is duidelijk dat dit materiaal zich niet leent tot de uitbouw van enorme monumenten. Sociale status moet dus eerder afleidbaar zijn uit de detaillering van de versiering. Wellicht moesten verreweg de meeste families van overledenen in deze streek zich tevreden stellen met een eenvoudig houten kruis. Het maatschappelijk aanzien van de ‘eigenaars’ van schiste-monumenten is inderdaad niet van de minste: opvallend is het groot aantal priesters (herkenbaar aan de afbeelding van de kelk, al dan niet geflankeerd door kandelaars). Alleen al rond het kerkje van Sint Gillis (Saint Hubert) treffen we volgende beroepen aan: ‘coutelier’ (messenfabrikant), notaire, receveur de l’enregistrement…In Tintigny heeft de kasteelkok met zijn culinaire prestaties een fraai monument verdiend. Verder zagen we een geneesheer, een burgemeester (Rahier), een vénérable sire, een capitaine en een prévost de ville et terre de Neuchateau: duidelijk de betere klasse. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat hier en daar ook een wapenschild voor komt
Symboliek
De symboliek die we op deze graftekens terugvinden is zowel vormelijk als inhoudelijk erg verschillend van deze van de twintigste eeuw. Opvallend is de heldere leesbaarheid van de symbolen. Door de aard van het materiaal gaat het gewoonlijk meer om twee-dimensionele tekeningen dan om sculpturen. Door hun schematisering roepen ze soms iets op van de pre-columbiaanse culturen: zon, maan, sterren, gestileerde bomen en planten:
Een andere groep vormen de ‘klassieke’ funeraire symbolen: de treurboom, de handen, het vlammend hart (al dan niet doorboord), het kruis, het anker, het alziend Goddelijk oog. Doodshoofden en tibia’s komen vrij frequent voor. Hier en daar zien we ook de symbolen van de kruisiging. Ook de pelikaan die zijn eigen bloed voor zijn jongen geeft, was een geliefd symbool.
De meest geoefende steenkappers blijken desondanks in staat om een echt tafereel uit te beelden: een calvarie, de zondeval met de slang, een wenende vrouw met rozenkrans, treurende engelen…Slecht eenmaal vonden we een afbeelding van Maria (St. Cath) of van de H.Geest (St Cath 3). Eveneens uitzonderlijk is een tekst uit het boek der Psalmen (St. Hub. 5).
-
St Hubert St Gilles
Besluit
Het was een revelatie om in deze godverlaten streek een dergelijke rijkdom aan funerair materiaal aan te treffen van een enerzijds hoogstaande artistieke kwaliteit, en anderzijds zo pretentieloos van vorm en inhoud. Tenminste enkele van deze kleine begraafplaatsen genieten wettelijke bescherming: Mortehan, Tintigny, Dinez, Fontenaille, Houffalize (Saint Cathérine), Ollomont, Vellereux, Cowan… Andre trotseren al meer dan 200 jaar stormen en oorlogen: de talrijke kogelinslagen zijn er de getuigen van. Toch nemen de graftekens in schist een heel aparte plaats in binnen het rijke, maar helaas dikwijls verwaarloosde funerair erfgoed van Wallonië.
(1) Siliciumhoudende steen uit het palaeozoïcum, midden salmiaan, met een zeer kleine porositeit (0,5 %). De N.V.Nelles Frères heeft nog groeven in Herbeumont en Vielsalm.
° CARLO KOCKEROLS :
Les cimetières villageois à Houffalize. Carnets du Patrimoine 17, Ministère de la Région Wallonne, 1996.
° LEESTMANS CH. :
Contribution à l’étude de l’art funéraire en Ardenne au 18me et 19me siècles : l’ atelier d’ Ottré. In : Actes du 45
me Congrès de la Fédération des Cercles d’ Archéologie et d’Histoire de Belgique, p. 366-368. Komen 1980
° CATHERINE BALTEAU :
Beknopt eindwerk : de conservatie-restauratie van leisteen, bekeken vanuit een specifiek geval : de gesculpteerde grafzuilen op het kerkhof van Mortehan. In: Steen & Marmer van Wallonië, 2011/ 4. P. 6-9.
Tekst: Cis Kennes
Foto’s: A.Van Asbroeck