Nieuwsbrief Nr. 87 - mei 2015

Begraafplaats van Brussel/Evere een begraafplaats en een gids om “u” tegen te zeggen:


Eens te meer hadden de afwezigen ongelijk. Niet minder dan 22 “Zerkjes” waren aanwezig; Onze gids was Stefan Van Camp, de man die we in het verleden al enkele keren mochten begroeten en die zoals steeds zijn reputatie alle eer aan deed.
De 38 hectaren grote begraafplaats kreeg een muur van bijna 3 kilometer lang. De ingang, zo wist Stefan te vertellen, noemt men neo-etruskisch en werd gebouwd door Victor Jamaer. De parkaanleg is dan weer van Ludwig Fuchs die verschillende parken in Brussel, Leuven en Oostende aanlegde en ook kasteel Den Brandt in Antwerpen. De begraafplaats werd ooit bediend door een stoomtram met een voiture-corbillard.
 
Annette Bellot werd, amper zeven jaar oud, verkracht en vermoord. Ze werd een tweede maal vermoord toen het bronzen naakt op haar graf in 2007 gestolen werd. Wat verder het Frans monument van 1870 voor 34 soldaten, gestorven op Belgische bodem. Daar achter de protestantse Georges Brugmann , gekend als bankier, consul en filantroop. Een ziekenhuis kreeg zijn naam. Dokter Delecosse  ligt onder een monument van de hand van de bekende Henri Beyaert. Onmiddellijk er naast architect Eugène Dhuicque , “natuurlijke zoon” (- lees bastaardzoon) van Beyaert. Anna Melanie Lemaire, zangeres aan de Munt, pleegde zelfmoord. Het monument is van Victor Jamaer.
Op het perk van de burgemeesters ligt in het midden Adolphe Max . Stefan had een leuk weetje: “Hij ligt hier met zijn onafscheidelijke fox-terrier Happy. De hond stond model voor Bobby van Kuifje. Een van de weinige graven met Nederlandstalig opschrift voor Bert Leen , stichter van het Laatste Nieuws. Théodore Verhaegen was advocaat en wordt nog jaarlijks gevierd door de studenten. Hij was vrijmetselaar maar ging wel wekelijks naar de kerk. De sokkel van zijn grafmonument staat vol maçonnieke symbolen terwijl de zerk christelijke symbolen bevat. Adrien de Gerlache had de leiding over de eerste expeditie naar Antarctica met de Belgica. 
Terug op het rondpunt vinden we burgemeester Jules Anspach. Henri Evenepoel was een post-impressionistisch schilder. Burgemeester Charles de Brouckére ligt vlakbij de bekende schilder Jacques Louis David (zijn bekendste werk, ‘De Dood van Marat’ hangt in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van Brussel). Deze Parijse schilder kwam naar Brussel in ballingschap na de val van Napoleon. Zijn lichaam ligt hier terwijl zijn hart op de begraafplaats van Père Lachaise ligt. Stefan wist hier te vertellen dat, naar aanleiding van de 200ste verjaardag van de Franse revolutie in 1989 de toenmalige burgemeester van Brussel, Freddy Thielemans het lichaam aan Frankrijk wilde teruggeven. De lijkwagen stond klaar, maar het ging uiteindelijk niet door, wat leidde tot hilarische taferelen volgens onze gids.
We passeerden langs een mooi beeld van een treurende vrouwenfiguur voor een deur die op een kier staat. Architect Henri Beyaert ligt in een ontwerp toegeschreven aan zijn leerling Paul Hankar. Massa Motono , amper één jaar oud, was het dochtertje van de Japanse ambassadeur in Sint Petersbrug. Waarom zij in Evere begraven werd blijft een raadsel. Baron François Gevaert , componist en directeur van het Brussels conservatorium, ligt onder een werk van architect Edmond De Vigne met een beeld van diens broer Paul De Vigne. Het Engels monument voor Waterloo van Jacques de Lalaing wordt momenteel grondig gerestaureerd en was volledig aan het zicht onttrokken. Toen ik enkele weken voordien op prospectie kwam was het monument nog zichtbaar in al zijn glorie.
Sturbelle kreeg een monument van Victor Rousseau. Wat verder een prachtig Art-Nouveau-monument. Emile Vandervelde , socialistisch minister ligt onder een monument van de hand van Henri Van de Velde. Polle Pens, ofte Paul Vanden Boeynants werd nooit burgemeester van Brussel maar wel minister. Joséphine de Montholon was de dochter van een ordonnans van Napoleon. Kwatongen, (Zerkjes dus) beweren dat Napoleon haar echte vader was?  Jean Volders  was socialist en redacteur van Le Peuple. Het grootste monument werd opgetrokken voor Jonathan Bischoffsheim . Hij was een Joods bankier, liberaal senator en medestichter van de ASLK (Algemene Spaar-en LijfrenteKas) en het Gemeentekrediet. François Verheven , raadslid, ligt onder een werk van niemand minder dan Victor Horta.
Jeanne Van Calck werd, negen jaar oud, dronken gevoerd door een familielid, vermoord en in stukken gezaagd. Het monument kwam er door een inschrijving op initiatief van Le Soir. 210 van de 325 slachtoffers van de brand in de Innovation  op 22 mei 1967 liggen hier. We zien verder nog een prachtig monument met hiërogliefen en een sfinx van beeldhouwer Marcel Rau op de laatste rustplaats van Paulette Verdoodt . Zij was danseres aan de Munt en ze pleegde op 34-jarige leeftijd zelfmoord. Charles Buls  was burgemeester van Brussel en maakte zich populair omdat hij de Grote Markt van Brussel liet restaureren. Hij was nooit gehuwd, maar wel meer dan 40 jaar bevriend met Marguerite Poradowska, een nicht van Joseph Conrad. De sukkelaar heeft zelf geen graf meer.
We wandelden verder langs het ereperk voor slachtoffers van de plicht, met vlakbij een ereperk voor 208 slachtoffers van de luchtmacht . Een prachtig beeld met de gevallen Icarus en met één van zijn vleugels veranderd in hefschroeven. Het beeld is van de hand van beeldhouwer Pierre De Soete en werd gemaakt voor majoor vliegenier George Nélis, de oprichter van de eerste school voor piloten ter wereld. Het graf van pianobouwer George Oor heeft een heel andere stijl: het is opgetrokken in rode zandsteen. Een treurende jongeling staat op het graf voor schilders Rodolphe en Juliette Wytsman . Na het monument voor 23 “Deutsche krieger”  gingen we in militaire pas naar de uitgang.
Meer dan drie uur had Stefan Van Camp ons weten te boeien zonder dat het één moment ging vervelen. “Chapeau” zouden ze hier in Brussel zeggen. “Hoed af” zeg ik. Nadien werd er nog genoten van een voortreffelijke maaltijd.                  
 
Jacques Buermans.
 
Foto’s: Jacques Buermans, René Mertens

Graftrommelproject van start onder gunstig gesternte de workshop en de eerste werkzaamheden van een titatenwerk


In de academie van Heist-op-den-Berg startte het Graftrommelproject van vzw Grafzerkje. Ondergetekende kon de aanwezigen het goede nieuws melden dat dankzij sponsor Verstraete & Vanhecke een groot deel van het financiële plaatje ingevuld was.
 
Evert-Jan Halkus gaf een lezing voor een tiental geïnteresseerden over graftrommels waarbij hij zijn 20-jarige expertise uit de doeken deed. 
Het begon allemaal toen hij een graftrommel ontdekte op een begraafplaats in zijn omgeving. Samen met zijn echtgenote ging hij op zoek op andere begraafplaatsen. Later resulteerde dit in een boek “Graftrommels en (kunst)grafkransen in Nederland, historie van een bijzonder funerair object” geschreven in samenwerking met adviseur Leon Bok. Het gebruik van grafkransen komt voor het eerst voor rond 1850. Later kwam er een ‘stolp’ overeen om ze te beschermen tegen de weersomstandigheden: de graftrommel was geboren. In de graftrommel kwam niet alleen een krans maar dikwijls ook foto’s en teksten. Vroeger was dit gebruik gangbaar bij de rijken, later ook voor de minder rijken. Het verval kwam er vanaf de jaren 1930 toen er op de begraafplaatsen verordeningen kwamen. “Alles wat hinder opbracht mocht door de beheerder verwijderd worden”. Op grote schaal werden graftrommels verwijderd. Blik roest dan weer en dat was een extra reden om de graftrommels weg te kieperen. In de jaren ’60 was het helemaal gedaan. Maar Evert-Jan Halkus vertelde dat er toch nog enkele recente voorbeelden van graftrommels bestaan. Ook buiten Nederland zijn er te vinden. In Frankrijk en Duitsland zijn er, dixit de spreker, nog zo’n 1000 grafkransen te vinden. De mooiste staan evenwel in België. Oorspronkelijk met bloemen in porselein, zuiver handwerk. Na de komst van de machines, machinaal. Een aantal graftrommels werden bewaard omdat die tegen de muur van de begraafplaats geplaatst werden. Ze waren eigendom van min of meer belangrijke families en werden zo toch nog min of meer onderhouden. Tot slot van zijn betoog hamerde Evert-Jan op de noodzaak voor vzw Grafzerkje om dit als een volwaardig project te beschouwen. Als kers op de taart had hij nog een geweldig geschenk voor ons: een aantal exemplaren van “Graftrommels en (kunst)grafkransen in Nederland, historie van een bijzonder funerair object” die wij te koop mogen aanbieden als bijkomende sponsoring. Hiervoor onze hartelijke dank.
 
Na een voortreffelijke broodjesmaaltijd verzorgd door Tamara met koffie, thee koekjes en zelf een heuse cake bezorgd door Lin was er een workshop waarbij Evert-Jan Halkus onze vrijwilligers op weg hielp. 
Dat daar heel veel bij komt kijken bleek al gauw. Dat zo iets niet aan mij besteed is hoef ik jullie niet te vertellen maar ik heb alle vertrouwen in de vrijwilligers die zich voor meer dan 100% gaan inzetten om dit tot een goed einde te brengen.
 
Jacques Buermans
 
Foto’s: Jacques Buermans.

Nog graftrommels :Promo en sponsoring Neem zo veel mogelijk foto’s van graftrommels


Iedereen met funeraire feeling of doodgewoon een ‚Zerkje’ heeft nu al wel begrepen dat we afgelopen zaterdag een lezing en workshop gegeven door E. J. Halkus  achter de rug hebben.
Deze laatste begon met een zeer uitgebreide uitleg dat het ondertussen vijf voor twaalf is voor de resterende graftrommels in ons funerair erfgoedlandschap. En dat is ook zo! 
Zelf ben ik sinds het ontstaan lid van vzw Grafzerkje en bestond mijn interesse toen uitsluitend uit de symboliek en de mooie sculpturen. Gaandeweg zag ik wel eens een stuk oud ijzer liggen tot ik uiteindelijk inzag dat het wel iets meer was dan oude rommel!
Kinderen vonden die dingen bijzonder boeiend als speelgoed, anderen konden dan weer het glas voor hun duiventil gebruiken en dergelijke meer.
 
Daarom een eerste vraag: neem tijdens jullie bezoeken aan begraafplaatsen foto’s van die oude dingen en stuur ze ons door dan kunnen we gaan inventariseren wat er ons nog rest. Of als je toevallig zo’n ding in een schuur of opslagplaats weet staan - of iets dat er op trekt - laat het ons dan ook weten.
 
Tweede punt: E. J. Halkus schreef samen met Leon Bok een boek “Graftrommels en (kunst)grafkransen in Nederland, Historie van een bijzonder funerair object en deed ons een twintigtal boeken cadeau die we als bijdrage voor ons project mogen verzilveren. En daarmee heeft niemand nog het excuus niet te weten waarover we aan het praten zijn…
Hoe geraak je aan zo’n boek en wat kost het? Als je in het Brabantse woont kan je mij (Lin Verbeemen), [email protected] een mailtje sturen, in de Antwerpse regio Jacques Buermans [email protected]. Aankoop 15 euro en verstuurd 20 euro  aan een van ons beide te betalen of via storting op rekeningnummer BE37 7360 0104 4028 met de vermelding “boek Graftrommels”. 
 
Daarnaast zijn alle bedragen welkom. Onder het motto “Draag uw steentje bij. Maak de Graftrommel toonbaar!” Kandidaat sponsoren kunnen hun bijdrage, hoe gering ook, storten op rekeningnummer BE37 7360 0104 4028 met de vermelding “project Graftrommels”. 
Alvast bedankt voor jullie steun!
 
Lin Verbeemen.
 

Een funeraire witte vlek Cis Kennis vertelt ons wat "schist" is


Ook in ons eigen landje zijn er nog funerair onontgonnen gebieden met een merkwaardig typisch idioom. Eén van deze streken is het gebied ten zuiden van de Baraque Fraiture, rond de vallei van de Salm. Een gebied zonder echt grote steden – Gouvy, Vielsalm en Houffalize zijn zowat de grootste – maar verder een lappendeken van kleine dorpjes, gehuchtjes bijna. De recente graven verschillen er niet zo veel van die in Vlaanderen, maar meer dan honderd jaar geleden floreerde hier een heel eigen streekgebonden type: de grafstenen in schist. Het fenomeen stopte uiteraard niet bij de grens: ook in het G.H.Luxemburg kan men dergelijke monumenten aantreffen.
Wat is ‘schist’?
Het is een materiaal dat iedereen wel kent van de onregelmatig gemetste muren in het zuidoosten van de Ardennen. Schist wordt gedolven uit de afzetlagen in de streek van Neufchâteau (provincie Luxemburg). Het is een metamorf gesteente, m.n. een herkristallisatie van sedimentaire klei (1). In het Nederlands wordt het gewoonlijk vertaald als ‘leisteen’ maar het gebruik als dakpannen is maar één van de vele toepassingen. In Canada werd leisteen zelfs gebruikt als pantser in de wapenuitrusting. In de 18° - 19° eeuw was het gebruik van schist in deze streek van de Ardennen geen keuze, maar een noodzaak. Het ontstaan van deze graftekens (meestal in de vorm van blokken of zuilen) heeft rechtstreeks te maken met de plaatselijke bloei van de leisteen-industrie. Schist gebruiken voor grafstenen lijkt nochtans een contradictio in terminis: terwijl het materiaal in zijn natuurlijke toestand homogeen, compact, fijnkorrelig en volledig water-ondoorlaatbaar is, wordt bij een verticale opstelling in de buitenlucht, blootgesteld aan regen, wind en stof, een heel andere eigenschap duidelijk, namelijk de splijtbaarheid. Water gaat dan onvermijdelijk een rol spelen als biologische verweringsfactor. De hydratering leidt ook tot de implantatie van micro-organismen zoals mos, korstmos en algen. Langs de andere kant vormen deze ook een natuurlijke beschermlaag. Zeer merkwaardig is een soort fluorescerend mos (Boeur). En toch is schist gedurende twee en een halve eeuw het bevoorrechte funerair materiaal geweest in deze streek. In tegenstelling tot wat men zou verwachten, zijn er nog veel grafzuilen te vinden van het begin van de negentiende eeuw. De oudste die we zagen, dateert zelfs van 1772!
Schist als funerair materiaal.
Uit dit alles volgt dat de mogelijkheden met dit materiaal niet oneindig zijn: het leent zich zeer goed tot fijn detailwerk maar de uitdaging om volop driedimensionaal te gaan is beperkt: een gekruisigde Christus, een doodshoofd dat te veel naar voor komt: vroeg of laat worden ze ‘afgesplitst’. Wanneer een minder goede kwaliteit is gebruikt waarbij waterinsijpeling en vorst de steen laagje bij laagje gekliefd heeft, zal het proces van afschilfering zijn gang kunnen gaan, tot er uiteindelijk slechts een hoopje schilfers overblijft.
Langs de andere kant heeft deze eigenschap ook zijn voordelen: er kan zonder problemen een stuk worden ‘ingezet’ ter restauratie, net zoals bij hout. Een andere gelijkenis met hout vormen de concentrische ‘eiland-tekeningen’ zoals men die bij dosse-gezaagd eiken of pitsch-pine kan zien.
De eigenschap van hydratatie hoeft niet noodzakelijk rampzalig te zijn; een eenvoudige zinken band die het kwetsbare bovengedeelte afdekt kan al veel leed voorkomen. Nog efficiënter uiteraard is het inwerken in een muur (Hamipré).
Vorm.
Een ander gevolg van de eigenschappen van schist is dat ook de vormgeving zijn beperkingen kent: kruisen zullen hier geen lange, dunne zijarmen hebben maar gereduceerd worden tot dikke, korte armen.
De vorm die zich het uitstekend leent voor deze materie is uiteraard de eenvoudige rechthoekige stèle (Saint Hubert, Tavigny). Maar meest van al nog zien we een compactere vorm, in de vorm van een zuil of blok, waarvan de bovenkant soms geometrisch versierd is. Op verschillende plaatsen werden deze graftekens op een rij langsheen de kerkmuur gedeponeerd. Met hun korte sokkel in een onstabiele ondergrond gaan ze dan wat verzakken en lijken ze bijna een miniatuur-versie van de Moai-beelden op Paaseiland.
Ateliers, steenhouwers, kunstenaars
Alhoewel de meeste nog bewaarde graftekens in schist blijkbaar dateren van de eerste helft van de negentiende eeuw (met enkele uitzonderingen: La Gleize 1784, en zelfs Boeur 1772) hebben heel wat plaatselijke steenbewerkers  de homogeniteit en de compactheid van schist weten te gebruiken om  een uitgebreid arsenaal aan funeraire symboliek weer te geven, opgesmukt met een groot aantal ‘onnodige’ versierselen.

Er zijn talrijke voorbeelden te zien van een vrij primitieve, bijna naïeve figuratie. Het doodshoofd, al dan niet vergezeld van één of twee tibia’s neemt een prominente plaats in; schedels zonder onderkaak doen denken aan Griekse helmen of buitenaardse wezens.
De eerste kruisen in schist verschijnen rond 1730-1740. Men vermoedt dat er op een bepaald moment een input is gekomen uit Tirol met name de Starck-dynastie die met hun atelier in Recht (Prov. Lux.) dit primitieve niveau ver overstegen. Zij waren dan ook niet te beroerd om hun werk te signeren St.Hubert). Maar de meerderheid van de bewerkte monumenten in deze streek komen uit het Atelier van Ottré (een kwartsrijke variant van schist wordt trouwens ‘steen van Ottré’ genoemd). Uit dit Atelier stammen de families Piette, Servais en Géoris, waarbinnen de vakkennis van vader op zoon werd doorgegeven. Terwijl deze meer rond Houffalize geconcentreerd zijn, vinden we in het meer centrale gedeelte van dit gebied meermaals werk van Guebels uit Bastogne. Ook hij was fier zijn werk te kunnen signeren. Samen tilden zij inderdaad het ambacht van steenhouwer op tot een hoog artistiek niveau.
Wellicht was het versieren van graftekens voor deze ‘kunstenaars’ niet hun hoofdberoep, want ook bij hen zien we allerlei ‘grappige’ kleine tekortkomingen die nu eenmaal in dit materiaal niet weggeveegd kunnen worden: hulplijntjes, drukfouten, fouten in de bladschikking, zelfs teksten die niet afgewerkt zijn
Opdrachtgevers
Het is duidelijk dat dit materiaal zich niet leent tot de uitbouw van enorme monumenten. Sociale status moet dus eerder afleidbaar zijn uit de detaillering van de versiering. Wellicht moesten verreweg de meeste families van overledenen in deze streek zich tevreden stellen met een eenvoudig houten kruis. Het maatschappelijk aanzien van de ‘eigenaars’ van schiste-monumenten is inderdaad niet van de minste: opvallend is het groot aantal priesters (herkenbaar aan de afbeelding van de kelk, al dan niet geflankeerd door kandelaars). Alleen al rond het kerkje van Sint Gillis (Saint Hubert) treffen we volgende beroepen aan: ‘coutelier’ (messenfabrikant), notaire, receveur de l’enregistrement…In Tintigny heeft de kasteelkok met zijn culinaire prestaties een fraai monument verdiend. Verder zagen we een geneesheer, een burgemeester (Rahier), een vénérable sire, een capitaine en een prévost de ville et terre de Neuchateau: duidelijk de betere klasse. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat hier en daar ook een wapenschild voor komt

Symboliek
De symboliek die we op deze graftekens terugvinden is zowel vormelijk als inhoudelijk erg verschillend van deze van de twintigste eeuw. Opvallend is de heldere leesbaarheid van de symbolen. Door de aard van het materiaal gaat het gewoonlijk meer om twee-dimensionele tekeningen dan om sculpturen. Door hun schematisering roepen ze soms iets op van de pre-columbiaanse culturen: zon, maan, sterren, gestileerde bomen en planten:
Een andere groep vormen de ‘klassieke’ funeraire symbolen: de treurboom, de handen, het vlammend hart (al dan niet doorboord), het kruis, het anker, het alziend Goddelijk oog. Doodshoofden en tibia’s komen vrij frequent voor. Hier en daar zien we ook de symbolen van de kruisiging. Ook de pelikaan die zijn eigen bloed voor zijn jongen geeft, was een geliefd symbool.
De meest geoefende steenkappers blijken desondanks in staat om een echt tafereel uit te beelden: een calvarie, de zondeval met de slang, een wenende vrouw met rozenkrans, treurende engelen…Slecht eenmaal vonden we een afbeelding van Maria (St. Cath) of van de H.Geest (St Cath 3). Eveneens uitzonderlijk is een tekst uit het boek der Psalmen (St. Hub. 5).
Besluit
Het was een revelatie om in deze godverlaten streek een dergelijke rijkdom aan funerair materiaal aan te treffen van een enerzijds hoogstaande artistieke kwaliteit, en anderzijds zo pretentieloos van vorm en inhoud. Tenminste enkele van deze kleine begraafplaatsen genieten wettelijke bescherming: Mortehan, Tintigny, Dinez, Fontenaille, Houffalize (Saint Cathérine), Ollomont, Vellereux, Cowan… Andre trotseren al meer dan 200 jaar stormen en oorlogen: de talrijke kogelinslagen zijn er de getuigen van. Toch nemen de graftekens in schist een heel aparte plaats in binnen het rijke, maar helaas dikwijls verwaarloosde funerair erfgoed van Wallonië.


 
 
 

(1)    Siliciumhoudende steen uit het palaeozoïcum, midden salmiaan, met een zeer kleine porositeit (0,5 %). De N.V.Nelles Frères heeft nog groeven in Herbeumont en Vielsalm.

 
° CARLO KOCKEROLS : Les cimetières villageois à Houffalize. Carnets du Patrimoine 17, Ministère de la Région Wallonne, 1996.

° LEESTMANS CH. :Contribution à l’étude de l’art funéraire en Ardenne au 18me et 19me siècles :  l’ atelier d’ Ottré. In : Actes du 45me Congrès de la Fédération des Cercles d’ Archéologie et d’Histoire de Belgique, p. 366-368. Komen 1980

° CATHERINE BALTEAU : Beknopt eindwerk : de conservatie-restauratie van leisteen, bekeken vanuit een specifiek geval : de gesculpteerde grafzuilen op het kerkhof van Mortehan. In: Steen & Marmer van Wallonië, 2011/ 4. P. 6-9.

 
Tekst: Cis Kennes
Foto’s: A.Van Asbroeck

Begraafplaatsen en de frontstreek – deel 3 Mia Verbanck zet haar tocht verder.


In 14-18 zijn een half miljoen soldaten van diverse nationaliteiten gesneuveld. In mijn eerste bijdrage las u iets meer over de twee markantste begraafplaatsen: het Britse Tyne Cot Cemetery in Passendale en het Deutscher Soldatenfriedhof in Langemark.
De tweede keer ging het over zes van de negen Belgische militaire begraafplaatsen in West-Vlaanderen.
In dit artikel vertel ik u meer over de Franse graven in de Westhoek. Van de vermoedelijk circa 50.000 Franse doden op Belgische bodem, zouden er nu nog een kleine 12.000 in de Westhoek begraven liggen, verspreid over 39 locaties. Een inventaris is online te vinden op http://www.wo1.be/nl/db/begraafplaatsen/franse-militaire-begraafplaatsen. De andere gesneuvelden zijn gerepatrieerd naar hun thuisland.
Ik vertel u meer over de grote Ieperse begraafplaats Charles de Potzyze en presenteer u ook foto’s over Franse graven elders: op twee Britse militaire begraafplaatsen van Poperinge, (Lijssenthoek Military Cemetery en Poperinge New Military Cemetery) en op de Belgische militaire begraafplaats van De Panne.
 
Saint-Charles De Potyze, de grootste Franse militaire begraafplaats in de Westhoek
 
Algemeen
 
De begraafplaats Saint-Charles de Potyze heeft een oppervlakte ongeveer 29.900 m² en ligt zo'n drie kilometer ten noordoosten van het stadscentrum van Ieper, langs de weg naar Zonnebeke (N332), iets voorbij het gehucht Potyze.
 
Vermoedelijk liggen hier 4.209 Franse militaire begraven: zowat 3.578 doden in individuele, dubbele en collectieve graven, 616 in een ossuaire of massagraf en 15 stoffelijke overschotten die door 'diggers' gevonden werden tijdens werken op de Ieperse industriezone langsheen het kanaal Ieper-IJzer.
De meeste oorlogsslachtoffers die hier bijgezet zijn, stierven tijdens de belangrijke Franse aanwezigheid in de eerste oorlogswinter tussen oktober 1914 en april 1915. Een klein gedeelte is gesneuveld rond de Kemmelberg in april 1918 en tijdens het bevrijdingsoffensief in september en oktober 1918. De doden zijn afkomstig van alle slagvelden in Vlaanderen waar Franse troepen ingezet zijn. Rechts naast de ingang bevindt zich een kastje met de lijsten van de begraven soldaten. Er is ook een register voor de bezoekers. 
Geschiedenis
 
Tijdens de Eerste Wereldoorlog bevond deze locatie zich dicht bij de frontlijn van de Ieperboog. De Fransen gebruikten een naburig schooltje, een afdeling van het Sint-Jozefsinstituut in Ieper, als de medische hulppost Poste de secours de Saint-Charles de Potyze. Soldaten die overleden, werden begraven in de aangrenzende tuin. 
Wanneer in april 1915 de laatste Franse eenheden de sector Zonnebeke-Ieper verlaten en hun stellingen door Britse eenheden worden overgenomen, telt de begraafplaats duizenden graven. Na de Duitse doorbraak in mei 1915 komt de begraafplaats echter midden in de vuurlinie te liggen. Onder het onophoudend artillerievuur verdwijnen een na een de kruisen die kostbare informatie bevatten voor latere identificatie. En wanneer op 31 juli 1917 de derde slag om Ieper begint, verdwijnt meteen elk uiterlijk teken van wat eens een begraafplaats geweest is... Luchtfoto’s van Britse verkenningsvliegtuigen tonen alleen een trechterveld, waarin niets meer herinnert aan de aanwezigheid van duizenden graven.
 
Wanneer het Duitse lenteoffensief van april 1918 (gericht op de Kemmelberg) losbreekt, evacueren de Britten voor de tweede maal alle eenheden uit Zonnebeke (de eerste maal was dat gebeurd in mei 1915). Ze moeten het zo moeizaam veroverde terrein opgeven en de Duitsers naderen terug leper. Ze bezetten zelfs meer terrein dan in 1915-16. Waar eens de begraafplaats St.-Charles heeft gelegen, bevindt zich tijdens de zomer van 1918 de eerste Duitse linie, de Frankenstellung. Die wordt op 28 september 1918, de eerste dag van het Bevrijdingsoffensief, volledig overhoop geschoten, zodat de grond en de verborgen graven nogmaals omwoeld worden.
 
Vanaf 1919 moet men de begraafplaats volledig heropgraven. Veel soldatenresten die eens op de dodenakker begraven waren, maar nu niet meer kunnen geïdentificeerd worden, zijn in het massagraf gelegd. De begraafplaats werd hersteld en uitgebreid met graven uit de omliggende slagvelden.
Vanaf 1920 konden Franse gesneuvelden ook gerepatrieerd worden. De meeste van de 30.000 Franse gesneuvelden van de eerste en tweede slag om Ieper (najaar 1914 en voorjaar 1915) werden overgebracht naar de begraafplaats van Notre-Dame de Lorette in Souchez, bij Arras (Frankrijk).
Veel onbekende doden kwamen in massagraven terecht, zoals de ossuaire bij de Kemmelberg, de tweede grootste begraafplaats van Fransen in de Westhoek.
 
De officiële inwijding van de begraafplaats gebeurde pas op zondag 2 mei 1928 door de bisschop van Rijsel. Ter gelegenheid van de plechtigheid werd een centrale ingangspoort geplaatst, identiek aan die op de militaire begraafplaatsen in Frankrijk. De site werd in 2008 beschermd erfgoed.
 
Beschrijving
 
De toegang van de begraafplaats wordt geflankeerd door twee witstenen zuilen. Links voorbij de ingang staat een Bretoense calvarie van de hand van de Fransman Jean Fréour (1919-2010). Op een zware trapeziumvormige sokkel uit zwarte leisteen is een soort calvarieberg met beelden geplaatst, vergelijkbaar met een Bretoense calvarie. Vooraan op de grond ligt het lichaam van een dode soldaat, erachter staan links en rechts van het kruis drie treurende vrouwen in lange kleren. Eén van hen verbergt zich volledig in een kapmantel. Helemaal achteraan staat het kruis met de gekruisigde Christus, ondersteund door Maria en Johannes op een sokkel. De Bretoense calvarie werd op 18 mei 1947 opgericht op initiatief van het Comité d' Entente des Amis Combattants d' Ypres.
 
Achteraan op het terrein staat een obelisk als herdenking aan het 125ste, het 22ste en het 32ste infanterieregiment en de XVIIde infanteriedivisie. Op de sokkel zijn meerdere witte natuurstenen platen aangebracht. Het monument is het werk van de Ieperse steenhouwers A. Beun en H. Verspeelt naar een ontwerp van architect Gits. 
In 1922 had de stad Ieper een arduinen kruis geplaatst op het midden van de begraafplaats. Op 18 mei 1947 laat de Ieperse bevolking n.a.v. de 25ste 'verjaardag' van de begraafplaats dit nieuwe monument oprichten boven op het massagraf. De driezijdige obelisk draagt als opschrift “Hommage de la population Yproise - 20.10.1922 - 18.5.1947”.
Onder de obelisk ligt het ossuarium omgeven door een rechthoekige muur en overdekt met lage sparren. Op het ossuarium liggen twee gedenkplaten uit gebroken wit marmer met de tekst: “ICI REPOSENT 609 SOLDATS FRANCAIS INCONNUS MORTS POUR LA FRANCE 1914-1918.”
 
De graven zelf liggen symmetrisch verdeeld in 26 rijen, verspreid over 4 grote en 4 kleinere perken. De meeste graven bestaan uit kruisjes, vervaardigd uit een composietmateriaal met marmerpartikels. Er zijn 69 islamitische graven vervaardigd uit steen en bovenaan afgerond met een hoefijzerboog. Er zijn ook enkele Joodse graven.
Bij het begin stonden er primitieve houten kruisen. In de jaren 1930 werden ze vervangen door betonnen exemplaren. Vanaf 1975 werden de grauw geworden grafkruisen met hun onleesbare naamplaatjes vervangen door nieuwe kruisen, uit een witte kunststof vervaardigd. Ook de ingangspoort en de wandelpaden werden opgefrist zodat het kerkhof nu weer een verzorgd uitzicht heeft. De werken waren klaar bij het einde van 1978.
Er is voor Saint-Charles de Potyze dankbaar gebruik gemaakt van informatie op
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/woi/relict/1443 en op
http://blog.seniorennet.be/tfront/archief.php?ID=26 (met foto’s).
 
andere Franse graven
 
Er liggen nog Fransen begraven op 17 andere plaatsen. Hierbij enkel foto’s van graven op de Belgische militaire begraafplaats van De Panne en op twee Britse militaire begraafplaatsen van Poperinge, (Lijssenthoek Military Cemetery en Poperinge New Military Cemetery). (501 -
 
Er liggen in de Westhoek uiteraard nog veel meer Britten en Duitsers begraven dan het eerste artikel aangaf. En wist u dat er ook Chinese arbeiders werden ingezet in WO I en op verschillende plaatsen begraven liggen? Stof genoeg voor volgende afleveringen!
 
Tekst en foto’s: Mia Verbanck
Foto 512: Charles Nels