Nieuwsbrief Nr. 78 - november 2013

Westhoek: aarzelende start van een prachtige dag zonnige dag met topgids en nog nooit bezochte dodenakkers.


Zaterdagmorgen acht uur. 24 Grafzerkjes stonden te wachten op … een bus. Het zou toch niet waar zijn zeker? De eerder die week gedane voorspelling van Edgard N. “Ik zie jullie wel aan het museum in Ieper, tenminste als jullie bus er is!” zou toch geen waarheid worden. Telefoontje gepleegd naar het busbedrijf. Er zou een bus op komst zijn “een lege” verklaarde de man aan de telefoon nog. Was dat een meevaller. Stel je voor dat we een volle bus voorgeschoteld kregen. Keurig op tijd en via een tussenstop in Gent stonden we aan In Flanders Fieldsmuseum waar we verwelkomd werden door onze gids van de dag Dominiek Dendooven. Voor mensen die hem niet kenden een bevlogen gids van topklasse. Hij kwam er vestimentair als uit een doosje voor. Even nog dachten we dat hij, en minister Bourgeois die we daar ook zagen, zich speciaal voor de Zerkjes had opgedirkt maar neen, de start van campagne 14-18 werd op dat moment gegeven. Het bezoek aan het vernieuwde museum In Flanders Fields geschiedde op eigen kracht. Leuk was dat iedereen een persoonlijke badge kreeg en daarmee op bepaalde momenten informatie kreeg over een persoon en zijn wedervaren tijdens Wereldoorlog I. Nadien bleken de meningen erg verdeeld. Een aantal leden vonden het vroeger beter en het merendeel vond dat er nog altijd veel te veel informatie beschikbaar was, onmogelijk om alles in een tijdspanne van anderhalf uur te verwerken. Ook misten velen een chronologie in het museum.
Iets vóór 13.30 uur startte Dominiek met wat info aan de Menenpoort. Hij begon met het verhaal van een Sikhsregiment. Driehonderd soldaten van het regiment sneuvelden, slechts 15 namen staan op de Menenpoort. Van alle andere zijn de namen en/of de vindplaats onbekend. 
Op 31 oktober 1917 sneuvelde Van Gheluwe, afkomstig uit Roeselare die dienst nam in het Canadese leger. Tijdens de oorlog wordt hij naar de Westhoek gestuurd en hij overlijdt in Passendale … amper tien kilometer van zijn woonplaats. Dominiek wees op een Canadees bataljon. Heel wat vreemde namen: een Indiaan, een Zweed, een Deen. Wat verder de namen van het enige Franstalige Canadese bataljon, op 59, afkomstig van Quebec. Deze taalgroep had veel minder binding met Groot-Brittannië. Dominiek Dendooven stelde ook dat slechts in 1990 de laatste restauratie met oorlogsgeld werd uitgevoerd. De bus in en onze eerste halte bracht ons bij het monument “Le Canadien” bij Sint Juliaan dat werd opgericht ter nagedachtenis van de doden van de eerste Canadese Divisie die vielen tijdens de tegenaanvallen na de Duitse gasaanval van 22 april 1915. Het monument is van F.C. Clemeshaw; Het stelt een treurende soldaat voor de handen rustend op de kolf van zijn omgekeerd geweer, de traditionele militaire groet aan de doden. Dominiek (008) wees ons hier op een anomalie: de soldaat draagt een helm en herdenkt een feit uit 1915 terwijl de helm meer dan een jaar later ingevoerd werd. De ceders die het monument omringen werden vroeger geknipt in de vorm van obussen. Vlakbij wees onze gids ons op een monument voor een Canadees officier die zich tot het uiterste verdedigde na de gasaanvallen. Hij werd, wat ongebruikelijk was, voor de krijgsraad gebracht en ter dood veroordeeld. De officier die het doodsvonnis diende te ondertekenen, weigerde dit. De Canadees kreeg na de oorlog het Victoria Cross, de hoogste militaire onderscheiding.
We reden langs het monument voor de Franse aas Georges Guynemer. Deze Franse kapitein jachtpiloot verdween spoorloos na een vlucht boven Poelkapelle op 11 september 1917. Hij behoorde tot het Escadrille des Cigognes (het eskadron der ooievaars), wat duidelijk te zien is aan het bovenste deel van het monument. Opmerkelijk is dat het monument niet opgericht werd op verzoek van de Fransen maar wel door vier van de belangrijkste Belgische piloten van die tijd waaronder Jan Olieslagers.
Gestopt werd bij Poelkapelle British Military Cemetery, een concentratiebegraafplaats. De lichamen komen allemaal van elders. Architect was Holden en de begraafplaats heeft een klassieke ingangspoort. Hier liggen 7478 soldaten maar meer dan 6200 zijn “onbekend”. Dominiek wees ons op het graf van een soldaat afkomstig van het eiland Guernsey. Die eilandbewoners moesten niet meevechten. Hij bood zich aan als vrijwilliger. Langton kreeg een notenbalk onderaan als grafschrift. Uitzonderlijk. John Condon overleed op 14-jarige leeftijd. Eigenlijk was het Patrick Condon die de identiteit van zijn broer aannam om dienst te kunnen nemen. Hier liggen ook zeven mensen overleden in 1919, de enigen die begraven werden op de plaats waar ze het leven lieten. Zij stierven door een granaat terwijl ze de begraafplaats aan het aanleggen waren. Ze kookten hun potje boven op een niet-ontplofte granaat.
Vandaar naar Houthulst de Belgische begraafplaats met 1 855 graven van soldaten die praktisch allen sneuvelden in het bevrijdingsoffensief van 28 en 29 september 1918 bij de herovering van het bos van Houthulst. Op 21 oktober 1914 viel het bos van Houthulst ondanks hevige weerstand van de Belgen, de Franse cavalerie en territoriale troepen in handen van de Duitsers. De Belgische soldaten liggen onder eenvormige arduinen monumenten, in de volksmond kleerkastmodel genaamd naar de zwaarte van het monument. Dominiek wist te vertellen dat het onderhoud van de dodenakker enorm verbeterd is sinds het onderhoud overgenomen werd door het departement Defensie, waar het vroeger onder Binnenlandse Zaken viel. Defensie linkten de begraafplaatsen aan lokale kazernes en die maken een erezaak van het onderhoud. Hier ligt ook Roger d’ Udekem d’ Acoz. Onze gids vertelde ook dat het geen betekenis heeft of de kokarde een kruis, een leeuw of geen symbool heeft. Achteraan liggen de graven van 81 Italiaanse krijgsgevangen die omkwamen in de Duitse werkkampen van de streek. In de onmiddellijke omgeving is het Houthulstbos waar de ontmijningsdienst dagelijks oude springstof opruimt.
In het Praetbos ligt de Duitse begraafplaats van Vladslo. De Duitsers verzamelden hun gesneuvelden in vier grote dodenakkers. Vladslo is daar één van. Oorspronkelijk lagen er hier 3000 begraven, nu meer dan 25000. Hier troffen we ook enkele oude grafstenen aan, waar niemand onder begraven ligt. Blikvanger hier is het beeld van het treurend echtpaar van de hand van Kathe Köllwitz, gemaakt voor haar zoon Peter die overleed, 17 jaar oud, in het naburige Esen. Köllwitz gaf hier uiting aan haar immens verdriet. Het oorspronkelijke houten kruisje voor Peter Köllwitz bevindt zich in het In Flanders Fieldsmuseum
Vandaar naar de IJzertoren. Wegens tijdsgebrek en omdat voor het bezoek aan de crypte moest betaald worden werd besloten om de crypte van in de bus te bespreken. Ontgoocheling voor enkel Zerkjes want Michael had zich al verheugd in een Vlaamse pannenkoek aan de voet van de IJzertoren. Pech dus. Dominiek besloot om, in de plaats van een bezoek aan de IJzertoren een vlakbij gelegen kapelletje te bezoeken wat veel te weinig bekend was. Michael stond al met zijn fototoestel in de aanslag. Alweer pech want een, voor de bus te lage, brug zorgde ervoor dat het kapelletje niet aangedaan werd en dat onze chauffeur zijn kunne diende te tonen om hier zijn bus te keren. Na een deugddoend drankje op kosten van vzw Grafzerkje besloot Dominiek Dendooven om onze tocht te eindigen bij een slagveldbegraafplaats. Uiteindelijk koos hij voor Artillery Wood Cemetery. Françis Ledwidge was een Iers dichter. Hij was een gematigd nationalist. Deelnemen aan een oorlog lag gevoelig in Ierland want als soldaat droeg men hetzelfde uniform van degenen die hen in Ierland doodschoten. Hij schreef het gedicht Soliloquy. Jaren later werd het gedicht gepubliceerd, minus de laatste zinnen. “Groter dan dichterlijke faam, is ook een grafsteen zonder naam, waar eer zich afweert en zich schaamt” werd weggelaten in de oorspronkelijke tekst. Ellis Humphries Evans was dichter afkomstig uit Wales. Dominiek vertelde hier dat bij studenten uit dit gebied dit een verplichte stop is tijdens hun bezoek aan de Westhoek. Grappig zo stelde hij is dat Dominiek zijn uitleg dan geeft in het Engels en dat er dan gedichten van Evans worden voorgedragen in het Welsch, een taaltje dat hem volledig onbekend is. Als laatste het monument voor Henry Evans met een epitaaf, uitzonderlijk dat er een apart epitaaf naast de grafsteen staat.
Rond 18 uur zat de tocht er op. Alle Zerkjes waren wild enthousiast zeker over de bevlogenheid van Dominiek Dendooven die ons een onvergetelijke dag bezorgde. De weergoden waren ons dan ook nog goed gezind.


Om 20 uur kon men de Last Post nog meemaken. Het doet wel ;iets alhoewel daar duizenden mensen staan waarvan er twee derden geen bal zien. De terugtocht verliep probleemloos en iets voor 22 uur bereikten we Antwerpen.
Jacques Buermans


Foto’s: Jacques Buermans, Michael Devisscher, Edgard Maes, Leen Otte, Leo Rondelez, Leo Spiessens, Ria Vaes.

Studiedag Epitaaf 29/9/2013 ons lid Leen Otte was aanwezig.


Het gebruik van Carrara marmer van de late middeleeuwen tot nu in Laken – Linda Van Santvoort.

In 1850 werd de oude kerk vervangen; van de oude is er nu nog enkel het koor. Van in 1880 werden er ook grafgalerijen gebouwd, die vandaag gerenoveerd worden.
Voor de toepassing van Carrara marmer is Laken een interessante site voor België omdat de adel en de burgerij de voorkeur gaf om zich hier te laten begraven, nadat Louise Marie dan in 1850 laten doen had. Van vroeg in de 19° eeuw was Laken een exclusieve begraafplaats. De wit marmeren beelden werden toen al opgemerkt in de pers. Zo kwam er het beeld voor Le Malibran, een beeld van Geefs in een tempeltje van Suys. Guillaume Geefs was hof-beeldhouwer en heeft veel gebruik gemaakt van Carrara marmer. Hij heeft zeven grafmonumenten op Laken. Op het Martelarenplein in Brussel staat sinds 1850 ook een monument in Carrara marmer. Men wou vooral het contrast tussen het witte marmer accentueren door een combinatie met een zwarte of donkere achtergrond, zoals grijze hardsteen te gebruiken. Dit contrast vervaagt met de tijd.
Verder zijn er op Laken ook nog verschillende beelden in Franse steen. Dit was goedkoper dan Carrara marmer. Door het te beschilderen wou men het ‘marmereffect’ benaderen. De combinatie van Franse hardsteen en een marmeren plaat bestaat ook, zoals bij het beeld Pleyel 1876 of dat van Léon Suys, de architect van de beurs. 
Salu I, studeerde aan de academie van Brussel en liep stage bij Geefs in 1872. Hij vestigde zich tijdens de hoogtijdagen van de grafkunst in Laken. De vier plaaster afgietsels van de vier engelen van het beeld op het Martelarenplein stonden in zijn atelier. Of ze gekocht of gekregen waren, is niet duidelijk. Op het briefpapier van Salu stond vermeld dat hij gespecialiseerd was in Carrara marmer en hij had ook albums waar klanten modellen konden uit kiezen. Salu is zeker één keer in Carrara geweest. In die tijd bestond er ook een handel in beelden uit Italië die soms toch gesigneerd werden door Salu.
Rond de eeuwwisseling veranderde de mode en er werd meer graniet en/of brons gebruikt. Op slag werd het briefpapier aangepast dat die nieuwe grondstoffen gebruikt werden.

Restauratie van de grafgalerijen - Tom Verhofstadt.

De historiek was al te lezen en een eerder verslag (studiedag 30/5/2013). Vandaag werd een evaluatie gegeven van de werkzaamheden in het kader van de restauratie van de grafgalerijen. Men is nu een half jaar bezig en er gebeurt echt wel wat. Men zit bovengronds op de bodemstructuur die men beoogt om de waterdichting te kunnen realiseren. 
Ondergronds zit men ook niet stil: de plakkaten zijn in vele gevallen al van de grafschuiven gehaald en men zit hier ook op de hoogte om verder te kunnen werken. Er is een probleem met de begroting omdat de platen waar de sierplaten aan bevestigd zijn niet in de herstelling berekend zijn, daar waar deze wel erg aangetast zijn door het vocht. 
 
Nadien volgde nog een rondleiding door het kerkhof.
Bovengronds werden de vorderingen van de werkzaamheden getoond. 
Ondergronds zagen we hele gangen waar de renovatie nog niet begonnen was, maar ook gangen waar men al aan het renoveren was. Ook kwamen we ondergronds een massief marmeren kunstwerk tegen.
Bij het verlaten van het kerkhof werden we nog attent gemaakt op een carrara marmeren sarcofaag (065).


Tekst en foto's : Leen Otte

Dublin: een prachtig begraafplaatsenmuseum tweede verslag van bezoek aan Dublin. Deze keer de begraafplaatsen.


Vorige keer stond er een verslag van de funeraire bezienswaardigheden in sommige kerken van Dublin in de Nieuwsbrief. Vandaag een verslag van mijn bezoek aan twee begraafplaatsen.
Glasnevin, de grootste begraafplaats van Dublin. De blikvanger is het 51 meter hoge monument voor Daniel O’ Connell (1775-1847) de belangrijkste politieke leider van de eerste helft van de 19de eeuw. Binnen zagen we de prachtige inkom met een splinternieuw museum, uit 2010. In de inkomprijs was een gegidste rondleiding inbegrepen. Toch maar eerst een bezoekje gebracht aan het museum. Een meer dan geslaagd opzet. Vlakbij de ingang een “well of memory”. Een aantal objecten verwezen naar personen begraven op Glasnevin; voorwerpen in verband met hun beroep of hun hobby. Wat verder een cinemazaaltje. De zitbanken waren doodskisten en men kon er kijken naar de geschiedenis van de begraafplaats en de personen die werkzaam waren op de dodenakker. Aan de hand van een aantal beelden zagen we onder andere hoe de “body snatchers”, de lijkenrovers, te werk gingen. Voor genealogen om duimen en vingers af te likken: alle informatie over de meer dan 1,3 miljoen graven zijn op te vragen. In de boeken staat naast volledige geboortedatum en overlijdensdatum ook het beroep van de overledene en waaraan hij gestorven is. Ook adresgegevens staan er in vermeldt. Heel interessant. Voor de mensen die wat meer wensen te weten over een aantal belangrijke figuren die op Glasnevin begraven zijn is er een “tijdslijn” waar, chronologisch, een 200-tal van de meest bekende “bewoners” vermeldt staan. Klikt men op de naam dan krijgt men een foto van het grafmonument, van de persoon en een biografie. Is dit nog niet voldoende kan men doorklikken en bekomt men een nog meer gedetailleerde biografie van deze persoon. 
In afwachting van de gegidste rondleiding maar even langs enkele mooie graven gelopen. Dora Sigerson Shorter, schreef patriottische gedichten. William Walsch was aartsbisschop en de eerste kanselier van de National University of Ireland. Mc Cabe was aartsbisschop en primaat van Ierland. Barry Sullivan was Shakespeare-acteur. Hij overleed in  Brighton en werd hier begraven. Bobby Sands was lid van de IRA. Hij werd bekend omdat hij stierf als gevolg van een hongerstaking in de Maze-gevangenis in Noord-Ierland. Dan was het tijd voor de gegidste rondleiding. Liefst 60 man voor één gids. Van het goede te veel. Kwam nog bij dat de rondleiding voor 90% ging over mensen die stierven tijdens de Paasopstand van 1916 of die nadien werden terdoodveroordeeld ten gevolge van die opstand. Voor mij, en misschien wel voor alle niet-Ieren, is dat een materie die ik niet echt onder de knie heb. 
Gestart werd bij Roger Casement, revolutionair. Daarna vertelde onze gids over Daniel O’ Connell en konden we de crypte betreden. Daniel overleed in Genua. Zijn hart werd gebalsemd en bijgezet in Sint Agatha in Rome. Blijkbaar is het hart nu spoorloos. In de crypte lagen ook de kisten van een tiental familieleden van O’ Connell. We konden ook een blik werpen op de 51 meter hoge kolom waarvan de trap, nog niet zo lang geleden, opgeblazen werd. Men zet zich nu in om de kolom terug toegankelijk te maken voor bezoekers. Hier konden we ook de kist van O’ Connell aanraken en dat zou, zoals in de crypte van Sint Mechan, geluk brengen. Ik voelde me niet aangesproken want je mag geluk niet forceren. 
John Cray ontwikkelde een systeem voor watervoorziening. Charles Parnell was Iers politiek leider. Eamon de Valera was revolutionair, politicus en president van Ierland. Michael Collins, revolutionair. 
Nadien nog een stapje gezet naar The Gravediggerspub aan de achterzijde van de begraafplaats. Onderweg John O’ Mahony. Hij vluchtte naar Parijs en later naar Amerika. O’ Brien, leider en parlementair. John Curran was rechter en nationalist. Michael Carey vonden we na enig zoekwerk. Hij was de eerste begravene op Glasvenin. Dan langs de uitgang naar The Gravediggers. Een ervaring op zich. De pub opende in 1833 omdat ene John O’ Neill brood zag in een drankgelegenheid in de nabijheid van de pas geopende begraafplaats. De pub was een gigantisch succes niet alleen bij bezoekers aan de begraafplaats maar ook bij werklieden op de begraafplaats. Zo’n succes dat er in 1836 een reglement werd uitgevaardigd dat er geen enkele begrafenis meer mocht plaatsvinden … na 12 uur ’s middags, behalve voor lijken die van verder dan 10 kilometer van Dublin kwamen. Reden: de veelvuldige klachten van rouwenden  … dat ze geïntoxiceerd werden door de adem van de grafdelvers???  Het “hoogtepunt” was toen de verantwoordelijke van de begraafplaats twee doodskisten, onbeheerd, aantrof op de dodenakker en dat de grafdelvers laveloos aan de toog van The Gravediggers hingen. In 1835 kwam er een nieuwe eigenaar in de pub John Kavanagh en kreeg de pub haar nieuwe naam. Opvolging was verzekerd want John en zijn echtgenote Suzanne kregen maar liefst 25 kinderen. In 1879 werd de toegang tot de begraafplaats gesloten. Geen ramp voor de grafdelvers want, grafdelven is een dorstige job, zij klopten met hun schoppen tegen de muur van de pub en de waard bracht de pinten naar de begraafplaats door de hekken heen. Het interieur van de pub zag er uit alsof er in honderd jaar niets aan gewijzigd werd. 
Mount Jerome Cemetery. Niet zo gigantisch als Glasnevin maar toch enkele mooie grafmonumenten. William Carleton was protestant en hij schreef over Ierland. Thomas Kirk was beeldhouwer. Op het graf Lavelle vrijmetselaarssymbolen. Benjamin Lee Guinness was een telg uit de Guinnessfamilie. Hij was burgemeester van Dublin en liet de Saint Patrick’s cathedral restaureren. 
James Whiteside was advocaat. Hij verdedigde Daniel O’ Connell. Isaac Weld schreef reisverhalen. Het graf voor William Harrie. Vrijmetselaarssymbolen bij Hull Ingram.
James William Cusack. Charles Fisher Butler. Thomas Drummond was ingenieur en politiek secretaris. Françis Meacher met Joodse symbolen.
Jacques Buermans
Foto’s: Rina Reniers, Ria Vaes en Jacques Buermans.

Le ‘Cimetière de Capestang’ Claude Descamps, sympathisant van Grafzerkje vzw ging Frankrijk en bracht volgend verslag mee.


Afgelopen zomer zijn we op reis geweest in de Languedoc, o.a. bekend om zijn lekkere Franse landwijnen. We hadden een vakantiehuisje gehuurd in Capestang dat als uitvalsbasis diende voor tal van uitstappen in de streek.
Capestang is een gemeente van ongeveer 3000 inwoners dat omgeven is door wijngaarden. Eén van de toeristische troeven is de “Canal du midi” die langs Capestang ligt. Het kanaal, dat 250 km lang is, verbindt de Middellandse zee met Toulouse. Daarnaast kun je er langs het kanaal lange tochten met de fiets maken. Ook het gemeenteplein met een typische kerk en de platanen, die voor de nodige schaduw zorgen, is een heerlijke plek om te vertoeven met een glas of een zuiderse schotel om de hongerige maag te sussen.
Maar tijdens een korte wandeling op het middaguur naast het kanaal werd mijn aandacht getrokken door een conciërgewoning van de begraafplaats van Capestang. De woning wordt nog echt bewoond door een conciërge en de imposante façade verraadt al iets van wat ik achter die poort te verwachten had. En inderdaad mijn nieuwsgierigheid werd beloond. 
Binnen de oude begraafplaatsmuren bevonden zich de meest imposante graven daterend uit de 19e en 20e eeuw.  Wat mij uit die tijd meest opviel was dat de gehuwde dames met de naam van hun echtgenoot vermeld stonden en meestal in kleine lettertjes stond dan de meisjesnaam (“née” comme ….”).
Bij het ontwerp van de meeste “grafzerken” was door de eerste generatie al gedacht aan de generaties die nog moesten geboren worden. Grootouders, ouders en kleinkinderen kwamen er vaak weer onder één dak te liggen.  Bij het aanschouwen van de verschillende familiekelders viel mij één laatste rustplaats op waar de kisten bovengronds boven elkaar gestapeld werden, iets wat je meer ziet in meer zuidelijke landen.
Op deze begraafplaats heeft de gemeente ook de nodige aandacht besteed aan de oorlogsslachtoffers van de 1e  en de 2e wereldoorlog. Je ziet hier ook een verwijzing naar slachtoffers die sneuvelden tijdens de 2e wereldoorlog, maar aan het typische kruis kun je al zien dat het hier om verzetsstrijders gaat die voor de bevrijding van het vaderland streden tegen de nazi’s. En op enkele van de grafopschriften zag je ook soldaten die voor het vaderland gestorven waren tijdens de Algerijnse oorlog tussen 1954 en 1962. 
Na ruim een uur wandelen bij een temperatuur van om en bij de 38°C en enkel het geluid van de krekels op de achtergrond liet ik de geschiedenis van Capestang achter mij. Maar moesten graven kunnen spreken, hoelang was ik dan gebleven….?

Tekst en foto's : Claude Descamps

Westhoek met “voix perdues” tot “lunch perdu” een week na het Grafzerkjesbezoek terug naar de Westhoek.


Nadat we een week eerder een trip deden met de Zerkjes gingen nu een tiental Zerkjes in op een uitnodiging van ons lid Geert Janssens, voorzitter van de heemkundige kring Borgerhout om een trip naar de Westhoek te ondernemen in het gezelschap van Les Voix Perdues. Dit is een a capella collectief van vier mannenstemmen die liederen zingen over Wereldoorlog I. Met dezelfde bus en dezelfde chauffeur reden we naar onze eerste stop: Vladslo. Onderweg gaf gids Peter Hoste wat info over de eerste wereldoorlog en hij wist te vertellen dat de trip vandaag georganiseerd werd omdat de volgende vier jaar de Westhoek gaat “ontploffen”. Figuurlijk natuurlijk door de toeristenmassa. Voor meer info over Vladslo dienen jullie het verslag van de Zerkjesrondleiding maar eens na te lezen. Ons lid Leo, die zich al jaren als vrijwilliger bezig houd met inventariseren op de begraafplaats Schoonselhof, had de eerste en de laatste nummers van de Duitsers die van Schoonselhof naar Vladslo overgebracht werden, een kleine 700, genoteerd en we gingen die eens vlug vinden. Dit was sneller gezegd dan gedaan. Wat bleek: de dodenakker was verdeeld in tien vakken met op elk vak … identieke nummers. Maar Leo had ook de naam van de eerste op zijn lijst genoteerd dus gingen we eens vlug alle tien de vakken af. Zonder resultaat. De lijst van begravenen lag achter slot en grendel en ons ontbrak de tijd om die te gaan opvragen. Brute pech dus. Intussen hadden Les Voix Perdues hun eerste nummer ten berde gebracht aan het beeld “het treurende echtpaar”.
In de bus en op naar de IJzertoren. Een liedje in de crypte uit 1929. In juni 1945 werd in deze toren een bres geslagen en in de nacht van 15 op 16 maart 1946 werd de toren door onbekenden opgeblazen. In 1948 werd tussen de restanten een kruis opgericht en daarvoor de Paxpoort. In de crypte de graven van onder andere Joe English, de ontwerper van de heldenzerkjes, en de gebroeders Van Raemdonck in het gezelschap van de Waal Amé Fievez. Edward en Frans Van Raemdonck sneuvelden bij een nachtaanval op te Steenstraete. Zij waren toen allebei sergeant van de 6e Compagnie van het 24e Linieregiment. Hun dood maakte hen in Vlaanderen tot een symbool van broederliefde. Blijkbaar klopte dit verhaal niet helemaal want een van de twee zou in de armen van de Waalse korporaal Aimé Fievez gestorven zijn. Hier liggen de drie. 
Nadien konden we met de lift naar boven in de nieuwe toren. En wat zagen we in de verte: de idyllische, van ver toch want ze blijkt sterk verwaarloosd te zijn, vliegenierskapel voor graaf Paul de Goussencourt waart onze gids Dominiek vorige week naartoe wou. De trappen af door een tentoonstelling waar heel de oorlogssituatie uit de doeken werd gedaan. Wat mij wel opviel is dat hier toch een betere chronologie te bespeuren viel, chronologie die ik miste in het In Flanders Fieldsmuseum.
Dan werd het tijd voor een deugddoend middagmaal. In de bus werd de lof gezwaaid over Flanders Peace Fields waar het allemaal te doen was. Ter plaatse werd het verhaal vertelt van het kerstbestand waar de Britten tegen de Duitsers een voetbalmatch speelden. De Duitsers wonnen uiteraard en het plan bestaat om in 2014 de match over te doen. Daarom werd hier al een voetbalveld aangelegd. Eén nadeel: de organisatie van Flanders Peace Fields liet veel te wensen over want … men wist niets van een maaltijd. Gelukkig speelden de organisatoren van de trip, op aangeven van enkele Zerkjes, in en werd een deel van de betaalde som terugbetaald om in Ieper op eigen kracht iets te gaan nuttigen.
Rond 14 uur werd er verzamelen geblazen aan de Menenpoort. En wat merkten enkele aandachtige, Antwerpse, Zerkjes op: De Menenpoort heette aanvankelijk de  Antwerpse poort. Dat hebben die West Vlamingen ons nooit verteld! Na een nieuw liedje van Les Voix Perdues en na wat informatie van de gids trok het gezelschap naar Hill 62. Het Sanctuary Wood zo genoemd omdat het er zo rustig was dat het een heilige stilte leek. Hier bleef een deel van het front bewaard zoals het er uitzag in 1918: loopgraven, prikkeldraad, tunnels en boomstompen.
Aan het oorspronkelijk karakter van de omgeving werd niet geraakt. Tijd dus om de botten, voor de Nederlanders: laarzen, aan te trekken en de loopgraven te verkennen. Was wel een hele ervaring. Hoewel het in dagen niet geregend had waren er toch een aantal plaatsen waar tientallen centimeter water en modder waren. Pech voor de slimmerds die dachten dit even zonder laarzen te doen. De gids vertelde ons dat alle boeren uit de omgeving na de oorlog hun grond terug wensten te bewerken en die loopgraven, in totaal meer dan 40 000 kilometer, zo vlug als mogelijk te verwijderden, buiten deze ene boer die alles in de oorspronkelijke toestand liet. Omwille van het respect voor de oorlog. Niks van: omwille van de centen! Inkomgeld betalen, een museum dat een allegaartje was en maar liefst € 2 voor een foto. Kassa, kassa. De tocht doorheen de loopgraven had wel iets maar als ik eens google kom ik te weten dat zelfs aan de authenticiteit van de loopgraven getwijfeld wordt? 
Dan kwamen we aan de Britse kers op de taart: Tyne Cot Cemetery. De begraafplaats werd aangelegd door de Engelse architect Baker op de plaats waar tijdens de oorlog een kleine schuur stond wat nog te zien is aan het dak van de poort. “Cot” is een afkorting van “cottage”, het Engelse woord voor schuur en de Tyne is een rivier in Noord-Engeland.
De grootste Britse begraafplaats bevat 11 856 graven. Hier kregen ook enkele Duitse soldaten hun laatste rustplaats. Men wou hier mee aantonen dat in de dood iedereen gelijk is zonder onderscheid van ras, geloof of afkomst. Aan de muur met daarop de namen van de ontelbare gesneuvelden brachten Les Voix Perdues twee felgesmaakte nummers. Niet alleen gesmaakt door de deelnemers maar ook door de vele andere bezoekers van de dodenakker. Het was hier een gigantische begankenis Ik vraag me af hoe ze de massa die de volgende vier jaar de Westhoek gaan bezoeken kunnen opvangen? Alles wat maar denkt te kunnen gidsen wordt hier opgevoerd, de busparking stond nu al overvol en de wegen van en naar zijn niet berekend op de talrijke bussen. 
Dan werd het tijd voor een avondmaal. Hopelijk hadden ze in Flanders Peace Fields hun lesje geleerd en was er een avondmaal. Ja hoor, hoewel het toch even duurde vooraleer het, veel te weinig personeel, in gang schoot. Hier houd ik eveneens mijn hart vast wat er gaat geschieden bij enorme toeloop want nu waren we enkel met 70 personen. Om het eten te laten zakken brachten Les Voix Perdues hier “La Madelon”, een Frans oorlogsliedje. Traditioneel was het einde van de dag de Last Post. Hier weer dezelfde bemerking: er staan daar duizenden mensen waarvan er drie kwart geen barst ziet. En dan was het nog rustig. Hoe gaat men zo iets oplossen met een tienvoud van aanwezigen de volgende vier jaar? Iets na 22 uur bereikten we Antwerpen. De twee trips, die van vorige week en deze, zijn niet te vergelijken. Maar de Zerkjes die beide trips meemaakten vonden, naast het feit dat Dominiek een topgids is welke mijns inziens door niemand kan gevenaard worden, dat er veel, nutteloos, rondgereden werd. Maar al bij al kon de trip me wel bekoren, gaven Les Voix Perdues een meerwaarde aan he geheel en bezocht ik toch weer enkele plekken die me voorheen onbekend waren.


Jacques Buermans


Foto’s: Jacques Buermans, Geert Janssens, Leen Otte.

Dag van de architectuur - het nieuwe columbarium op Schoonselhof ons lid Leen Otte maakte het verslag.


Een zestien tal mensen trotseerde wind en (veel!) regen om een bezoek te brengen aan het nieuwe columbarium op Schoonselhof. Ik ben al een tweetal jaar dagelijks op Schoonselhof en al ongeveer even lang zijn ze aan het werken aan dat nieuwe columbarium. Nu er in het kader van de dag van de architectuur een bezoek kon gebracht worden aan dat nieuwe columbarium, wou ik er zeker bij zijn. Door het de herfststorm dacht ik daar alleen te zijn, maar iedereen die aankwam schrok dat er nog belangstellenden waren, buiten zijzelf. Aan de ingang van het crematorium stond een groot plakkaat met een bewegwijzerd plan naar het nieuwe columbarium, waar de architect/gids ‘ons zou opwachten’. Dan veronderstel ik toch dat ik daar moet wachten. We stonden daar met drie. Natuurlijk stond de gids aan de ingang van het crematorium, maar na even wachten in weer en wind, kwam de hele groep toch samen. 
Een deel van de inleiding was al gegeven, maar aangezien ik ‘onze’ hof al ken, had ik weinig gemist van de inleiding, want dat was historiek. Eigenlijk is men nu aan het tweede luik van een geheel dat uit drie luiken bestaat, bezig. Deel één was het bouwen van de twee columbaria elk aan de kant van een nieuwe hoofdas die van voor tot achter in kasseien gelegd is. In de ene is er plaats voor 550 urnen en in de andere kunnen 450 mensen hun laatste rustplaats vinden. Al die urnen komen in de muur rondom rond. Elk vakje voor elke urne kan afgesloten worden met een betonnen standaardplaat of met eender welke afsluiting, als die maar uit duurzaam materiaal bestaat. Ook voor de tekst en de versiering is men volledig vrij. Zo verwacht men dat het met de tijd een fleurig en kleurrijk geheel zal worden. 
Voor de buitenkant is een rood-groene baksteen gebruikt om zo weinig mogelijk op te vallen in het landschap. De columbaria zijn op straathoogte, maar door de grond die er tegenaan gebracht is, lijkt het alsof ze gedeeltelijk zijn ingebouwd in de grond. Ze liggen schuin tegenover elkaar, maar er is geen inkijk van het ene columbarium naar het andere. In elk columbarium is er beplanting aangebracht die in de zomer door de bloemen een paarse gloed zal geven en met de tijd gaan de bomen zorgen voor een natuurlijk afdak, zodat het gevoel van intimiteit nog versterkt wordt. Er zijn ook verschillende uitgangen voorzien, zodat men nooit het gevoel van claustrofobie kan krijgen. Door die verschillende uitgangen, kunnen mensen die niet meer bij de plechtigheid wensen te blijven, onopvallend vertrekken. Door de structuur van het columbarium bestaat de mogelijkheid om, door één of enkele tussenschotten weg te nemen, één grote cel te maken waar vb een familiegraf kan gecreëerd worden. 
Deel 2, daar is men nu volop aan bezig. Dat zijn de ‘ondergrondse’ begraafplaatsen voor urnen. Die komen naast en rond de columbaria; dus in dat verhoogde stuk. Ze zijn op zich ondergronds, maar ze liggen in de verhoogde grond rond de columbaria. Er zal in totaal plaats zijn voor 1900 ondergrondse begraafplaatsen voor urnen. Die begraafplaatsen worden aangelegd zoals een wijngaard. Men krijgt stroken van verschillende lengtes in een patroon, maar de urnen liggen allemaal naast elkaar en niet ‘kop tegen kop’. Voor de afsluiting krijgt men hier ook weer de vrijheid om er van te maken wat men wil, op voorwaarde dat men zich houdt aan een maximum hoogte, dat alles uit duurzame materialen bestaat en dat alles stevig vastgemaakt is.
Tegen 2015 zal het geheel af zijn. De laatste fase wordt het aanleggen van vier strooiweiden, waar door de afstand die ze van elkaar liggen, de mogelijkheid zal zijn dat er meerdere plechtigheden op hetzelfde moment kunnen zijn. Er zullen twee strooiweiden hoger gelegen zijn en twee lager, zodat men nog meer contrast krijgt.
Volgende week worden de columbaria geopend en in gebruik genomen.
Interessant om es te zien, maar nog lang niet af. Ze zijn al twee jaar bezig; nu nog twee te gaan… Het wordt een marathonproject.
Leen Otte

Dag van de architectuur - het nieuwe columbarium op Schoonselhof:

Een zestien tal mensen trotseerde wind en (veel!) regen om een bezoek te brengen aan het nieuwe columbarium op Schoonselhof.  Ik ben al een tweetal jaar dagelijks op Schoonselhof en al ongeveer even lang zijn ze aan het werken aan dat nieuwe columbarium. Nu er in het kader van de dag van de architectuur een bezoek kon gebracht worden aan dat nieuwe columbarium, wou ik er zeker bij zijn. Door het de herfststorm dacht ik daar alleen te zijn, maar iedereen die aankwam schrok dat er nog belangstellenden waren, buiten zijzelf. Aan de ingang van het crematorium stond een groot plakkaat met een bewegwijzerd plan naar het nieuwe columbarium, waar de architect/gids ‘ons zou opwachten’. Dan veronderstel ik toch dat ik daar moet wachten. We stonden daar met drie. Natuurlijk stond de gids aan de ingang van het crematorium, maar na even wachten in weer en wind, kwam de hele groep toch samen. 
Een deel van de inleiding was al gegeven, maar aangezien ik ‘onze’ hof al ken, had ik weinig gemist van de inleiding, want dat was historiek. Eigenlijk is men nu aan het tweede luik van een geheel dat uit drie luiken bestaat, bezig. Deel één was het bouwen van de twee columbaria elk aan de kant van een nieuwe hoofdas die van voor tot achter in kasseien gelegd is. In de ene is er plaats voor 550 urnen en in de andere kunnen 450 mensen hun laatste rustplaats vinden. Al die urnen komen in de muur rondom rond. Elk vakje voor elke urne kan afgesloten worden met een betonnen standaardplaat of met eender welke afsluiting, als die maar uit duurzaam materiaal bestaat. Ook voor de tekst en de versiering is men volledig vrij. Zo verwacht men dat het met de tijd een fleurig en kleurrijk geheel zal worden. Voor de buitenkant is een rood-groene baksteen gebruikt om zo weinig mogelijk op te vallen in het landschap. De columbaria zijn op straathoogte, maar door de grond die er tegenaan gebracht is, lijkt het alsof ze gedeeltelijk zijn ingebouwd in de grond. Ze liggen schuin tegenover elkaar, maar er is geen inkijk van het ene columbarium naar het andere. In elk columbarium is er beplanting aangebracht die in de zomer door de bloemen een paarse gloed zal geven en met de tijd gaan de bomen zorgen voor een natuurlijk afdak, zodat het gevoel van intimiteit nog versterkt wordt. Er zijn ook verschillende uitgangen voorzien, zodat men nooit het gevoel van claustrofobie kan krijgen. Door die verschillende uitgangen, kunnen mensen die niet meer bij de plechtigheid wensen te blijven, onopvallend vertrekken. Door de structuur van het columbarium bestaat de mogelijkheid om, door één of enkele tussenschotten weg te nemen, één grote cel te maken waar vb een familiegraf kan gecreëerd worden.
Deel 2, daar is men nu volop aan bezig. Dat zijn de ‘ondergrondse’ begraafplaatsen voor urnen. Die komen naast en rond de columbaria; dus in dat verhoogde stuk. Ze zijn op zich ondergronds, maar ze liggen in de verhoogde grond rond de columbaria.  Er zal in totaal plaats zijn voor 1900 ondergrondse begraafplaatsen voor urnen. Die begraafplaatsen worden aangelegd zoals een wijngaard. Men krijgt stroken van verschillende lengtes in een patroon, maar de urnen liggen allemaal naast elkaar en niet ‘kop tegen kop’. Voor de afsluiting krijgt men hier ook weer de vrijheid om er van te maken wat men wil, op voorwaarde dat men zich houdt aan een maximum hoogte, dat alles uit duurzame materialen bestaat en dat alles stevig vastgemaakt is.
Tegen 2015 zal het geheel af zijn. De laatste fase wordt het aanleggen van vier strooiweiden, waar door de afstand die ze van elkaar liggen, de mogelijkheid zal zijn dat er meerdere plechtigheden op hetzelfde moment kunnen zijn. Er zullen twee strooiweiden hoger gelegen zijn en twee lager, zodat men nog meer contrast krijgt.
Volgende week worden de columbaria geopend en in gebruik genomen.
Interessant om es te zien, maar nog lang niet af. Ze zijn al twee jaar bezig; nu nog twee te gaan… Het wordt een marathonproject.

Tekst en foto's : Leen Otte 

Inhuldiging gerestaureerde grafmonumenten op het kerkhof van Sint-Kruis dankzij de inzet van ons lid Johan Duyck weer knap werk geleverd.


Op vrijdagavond 27 september 2013 hebben de partijen die betrokken waren bij de restauraties van 2011 tot 2013 op het kerkhof van Sint-Kruis, de opgeknapte grafmonumenten plechtig ingehuldigd. Samen met de genodigden luisterden de leden van de Stedelijke Grafcommissie en van de Koninklijke Heemkundige Kring Brugs Ommeland in de Zorge eerst naar de uiteenzettingen van schepen Hilde Matthys, voorzitter van de commissie, en van schepen Hilde Decleer, bevoegd voor het beheer van het Brugse Patrimonium waaronder ook de Brugse begraafplaatsen resorteren.
De belangrijkste taak van de Stedelijke Grafcommissie is het verstrekken van advies aan het stadsbestuur omtrent het behoud en de restauratie van waardevolle graven waarvan het voortbestaan in het gedrang is gekomen door de afschaffing van de “eeuwige vergunning” door de wet van 20 juli 1971.
Als criteria voor haar adviezen hanteert de commissie daartoe niet enkel de geschiedkundige en kunsthistorische invalshoeken, maar bekijkt ze ook de waarde en de betekenis van grafmonumenten in hun maatschappelijke context.
Omdat het oude kerkhof van Sint-Kruis nog een aantal zeer waardevolle graven uit de 19e eeuw bevat die sterk in verval waren, besliste het stadsbestuur op advies van de commissie, om in 2011 het totale jaarlijkse bedrag van 40.000 euro integraal te besteden aan o.a. het eerste neogotische graf van België van architect Jean Baptiste Bethune, het neoclassicistische grafmonument van de laatste baron van de heerlijkheid Male, het rode zandsteengraf van het jong-gestorven “Brugse wonderkind” Fritz Van de Kerkhove van de hand van architect Delacenserie, de grafplaat van de familie Le Gillon de Bassegem en de memorieplaat van de laatste paters van de Duinenabdij.
Na een bezoek aan deze gerestaureerde monumenten onder leiding van Johan Duyck, de plaatselijke afgevaardigde van de Grafcommissie, konden de genodigden in het nabijgelegen heemkundig lokaal nog lang napraten en genieten van een verzorgde receptie, hen aangeboden door de Heemkundige Kring in samenwerking met de dienst public relations en onthaal van de stad Brugge.                        
                                         
Tekst : Johan Duyck
Foto's : Koninklijke Heemkundige kring Maurits van Coppenolle vzw

Allerheiligen 2013 Traditiegetouw kruipt ons lid Matilde Goelen in haar pen om ons deelgenoot te maken van haar gedachten rond deze periode.


Allerheiligen


De herfstbladeren verspreiden
Een bonte mengeling van kleur
Dwarrelen rond en verdwijnen
Men ruikt soms nog hun laatste geur.


Zo ook met onze geliefden
Zij smeedden banden voor ’t leven
Maar als de deur klopt aan de deur
Wordt hun leven een verleden.


Nu schuiven wij rond deze tijd
Temidden van de dodenrij
Met onze armen vol bloemen
Om zo geliefden te roemen.


Mathilde

Hendrik Beyaert Ons lid Louis Van Dijck stuurde naar jaarlijkse gewoonte zijn bijdrage rond deze periode.


Ken je Hendrik Beyaert? Je droeg hem jaren zorgvuldig in je geldbeugel want zijn beeltenis stond destijds op de honderdfrankbiljetten. Hij ontwierp onder meer de prachtige gebouwen van de Nationale Bank te Brussel en te Antwerpen. Hendrik was het 10de kind van 13 en kwam aan de kost als bankbediende. Door avondcursussen werd hij architect. “In de 2de helft van mijn leven heb ik gepoogd de stijl te vergeten die mijn leraar mij heeft getracht eigen te maken”; Hij huwde in 1851. Zes jaar later stierf zijn vijfjarig zoontje. Van dan af heeft zijn kinderloos huwelijk een blijvende schaduw op zijn gezinsleven geworpen.


Ditmaal dus geen zerkopschrift, wel een gedenksteen in de traphal van de Nationale Bank te Brussel. ’t Kon evengoed een grafplaat zijn, ware het niet dat Beyaert nog leefde bij de onthulling, zoals blijkt uit de tekst. De speelse formulering zou men niet meteen verwachten in zo’n ernstige omgeving. Lees met hem mee van over de leuning: “… God weet wanneer” – hij zal sterven – “maar hoe later hoe beter” – “Bid voor zijn arme ziel. Hij peist wel dat ’t zal nodig zijn”. Na zijn dood kapte men er “+ 1894” bij.
Je wordt geboren en den ga je dood. Daartussen zit je leven en dat is even doorbijten wetende dat al wat leeft en bloeit een keer zal verdorren.


Stof genoeg voor Allerheiligenmeditatie.


Tekst en foto : Louis van Dijck

Tante Kato neemt afscheid van het schrijn van de Gelukzalige Maria van Jezus


Marie Deluil-Martiny * 1841 - 1884 * Berchem, Antwerpen


Zomer 2008 publiceerde ik in nieuwsbrief 43 een stukje over de stichteres van de Congregatie van de Dochters van Jezus’ Heilig Hart.  De kloosterlinge lag begraven in een glazen schrijn in de gelijknamige basiliek van Berchem, Antwerpen.  Het artikel kan nog steeds geraadpleegd worden op de website van Grafzerkje.


Met spijt moet ik afscheid nemen van deze bijdrage en van onze buurvrouw want de zalige Moeder Overste is verhuisd.  Reeds in maart van dit jaar werden de plannen bekend gemaakt dat de resterende zusters zouden verhuizen naar Rome, Marseille en Oostenrijk en het schrijn van de stichteres naar Rome.  Dat gebeurde op zaterdagvoormiddag 28 september 2013.  We waren net terug van een vakantie en wisten niet wat er in Antwerpen allemaal gebeurde.  Mijn getuigenis :


Beladen met boodschappen reed ik de De Merodelei in, een eenrichtingsstraat.  De politie gaf opdracht achteruit te rijden, want de straat werd versperd voor ... het leek op een draagberrie, maar er was geen MUG te zien, wél een anonieme witte bestelwagen.  Dat alles gebeurde vòòr de deur van de kloosterbasiliek.  Gehoorzamend ging de versnelling in achteruit en via wat laveren door weer andere enkelrichtingen kwam ik in onze straat, een drukke uitvalsweg naar Brussel.  Inmiddels had de arm der wet alle uitgaande verkeer richting Brussel aan het knooppunt net voorbij de Jan Van Rijswijcklaan gestopt en ik zag een witte “koelwagen” voorbijrijden, richting Brussel.  In de cabine voorin drie personen.  Verder géén reclame, geen firmanaam.  Het meest anonieme voertuig dat ik ooit zag.  In mijn verbazing en opwinding zag ik zelfs niet dat het voertuig een Italiaanse nummerplaat had (dit heb ik later ontdekt).  Dit moest, dit kon niet anders ... Was Moeder Overste vertrokken voor een rit van zo’n 1.750 kilometer, minstens achttien uur rijden want wegens douaneformaliteiten moeten ze Zwitserland wel vermijden.  En ja, toen ik ‘s zondags mijn hoofd binnenstak in de basiliek was het bijna honderddertig jaar oude lichaam uit het speciale altaar verdwenen.


Op de website van Kerknet vond ik volgende informatie (dd 28 september 2013) en ik citeer letterlijk : “Met de zusters verhuist ook het reliekschrijn van hun stichtster naar Rome ... De zes vertrekkende zusters van het klooster in Berchem zijn afkomstig uit België, Nederland, Frankrijk en Zwitserland.  Zij zijn te oud om het grote klooster te onderhouden.  Daarom geeft het hoofdhuis in Rome hen opdracht om te verhuizen.  Zaterdagmorgen wordt het schrijn van de zalige op een verhuiswagen getild, voor een uitzonderlijk transport naar Rome.  Daar krijgt de van oorsprong Franse religieuze een laatste rustplaats in het hoofdhuis van de congregatie aan de Via dei Villini.”


Via de pers en het internet kwam ik terecht bij het Kruibeekse bedrijf Alfa Systems  en zij waren bereid -waarvoor dank- mij meer achtergrondinformatie te geven.  Eerst enkele gegevens waarvan ik ten tijde van mijn eerste artikel niet op de hoogte was : Alfa Systems werd in 1991 gecontacteerd omdat er zich schimmelvorming in het schrijn voordeed.  Hun specialiteit is ontvochtiging en luchtreiniging.  Zij legden een bijzondere ontvochtigingsoplossing voor aan verschillende universiteiten en kregen toestemming het toe te passen en het schrijn luchtdicht te maken.  Het hermetisch afgesloten schrijn werd door hen ongeveer driemaandelijks onderhouden.  De verhuis zelf was in handen van een Italiaans bedrijf en het Vaticaan had duidelijke instructies gegeven : géén (lange) haltes onderweg en geen overnachtingen.  Het was een extreem delicate operatie want het lichaam en het loodzware schrijn (dubbel gewapend glas en metaal) mocht niets overkomen.  De verhuiswagen met speciale vering werd nagereden door een ander voertuig, waarin nog twee personen van de verhuisfirma, de Berchemse hoofdzuster en een Belgisch-Italiaanse collega.  Bange harten in een lang, sereen, uitzonderlijk transport.  Volgens Alfa Systems is Moeder Overste goed aangekomen op haar nieuwe bestemming. 


Waarom voelde ik aanvankelijk een leegte ?    Toch niet omdat een Katootje achterhaald is ?  Omdat ik er verschillende vrienden en kennissen mee naartoe nam ?  Was “ze” al een beetje van mij geworden ?


Die zusters hadden de laatste jaren ernstige problemen gehad, want zij waren in handen gevallen van oplichters.  Ook dàt had het nieuws gehaald (april 2010) : de wereldvreemde nonnetjes waren namelijk 820.900 € lichter gemaakt door een duo afpersers.  Een van de daders kwam met de meest zielige verhalen centjes aftroggelen.  Zijn fantasie was enorm.  Zelfs hulp om losgeld te verzamelen voor ontvoerde kinderen gebruikte hij als smoes.  Op een klein jaar had hij meer dan 400.000 € geïnd en toen de kloosterkas leeg was mocht er betaald worden met gouden en zilveren kerkschatten.  Ook geschat op 400.000 €.  Toen de zusters weigerden nog langer te betalen werd gedreigd de boel op te blazen en hen de keel over te snijden.  Op zondag 24 mei 2009 stormde een Belgische ex-advocaat -zwendelaar, die zich uitgaf voor bankdirecteur, de basiliek binnen.  Hij was nogal vies gekleed, helemaal niet op zijn zondags.  Dàt kon toch geen échte bankdirecteur zijn.  De toenmalige hoofdzuster was die keer bij de pinken en belde de politie.  Eenmaal de zaak in handen van het gerecht kregen de zusters een merkwaardig cadeautje : voor de kloosterpoort lag een zak met twee zilveren kelken en een goudbeslagen kroon.  Of ze de aangifte wilden intrekken ?  Dat hebben ze niet gedaan en de twee oplichters vlogen de gevangenis in.


Deze spannende gebeurtenissen zouden niets te maken hebben met hun verhuis ... maar toch ?


En wat gebeurt er met de basiliek, het klooster, die tuin, die oase van rust ?  Ook hier neem ik de websitetekst van Kerknet over (zelfde) : De kerk blijft ook in de toekomst basiliek en een stilteplek waar mensen voor gebed welkom zijn. In het klooster vestigt zich vanaf volgende week een nieuwe gemeenschap. Het zijn leden van de gemengde gemeenschap van Chemin Neuf (Nieuwe Weg) uit Nederland. Zij staan op vraag van de bisschop van Antwerpen, mgr. Johan Bonny, ook in voor de Nederlandstalige liturgie in de beschermde basiliek. ‘Chemin Neuf’ ontstond in 1973 in het Franse Lyon uit een gebedsgroep van de charismatische vernieuwing. De gemeenschap omschrijft zichzelf als een katholieke beweging met een oecumenische roeping, die ook voor christenen van andere Kerken en kerkelijke bewegingen open staat. In ons land is Chemin Neuf onder meer ook in het Brusselse actief. Chemin Neuf staat ook open voor gehuwde stellen, gezinnen, maar evenzeer mannen en vrouwen die voor het gewijde leven kiezen of priesters. ‘Chemin Neuf’ is in 25 landen actief.”


Zij zullen de rust wel respecteren, vermoed ik.  


Tante Kato

Trio Schoonselhof ons lid Mieke Versées was aanwezig tijdens de WBP in Antwerpen en maakte een verslag; ons lid Leen Otte vulde aan.


Na mijn vreemdgaan in Frankrijk, terug naar mijn Antwerpse biotoop.


Vrijdag 25 oktober 


Een warmgrijze namiddag. 
Op het Schoonselhof vindt de plechtige inhuldiging plaats van twee nieuwe urnenvelden en twee columbaria. Het ontwerp is van architect Kristoffel Boghaert en landschapsarchitect Benoit Fondu.
Vermits speechen een must is, nemen achtereenvolgens Hendrik De Bouvre, begrafenisondernemer Johan Dexters en Schepen Philip Heylen het woord.
Wat ik daaruit vooral onthoud is dat het Schoonselhof in de toekomst de aandacht krijgt die het zeker verdient met o.a. de restauratie van het Kasteel.
Het Schoonselhof blijft een plek om te wandelen, een rustplek voor de levenden en de doden.
Onze stadsdichter Bernard Dewulf sluit af met zijn gedicht : De doden. 
Gedrukt op een plaat, ligt het in het gras tegenover de nieuw aangelegde asbestemmingsgebieden.
Dan is het moment daar om de realisatie te bekijken.
Ik durf te zeggen, het is aangenaam toeven in het columbarium. Het ligt verzonken tussen de urnenvelden. Het lijkt een kamer in open lucht met groen en zitbanken. Belangrijk ook dat je bij regen toch droog blijft aan de urnenmuur. 
Vanuit het columbarium gaat een trapje omhoog naar het urnenveld. Je kunt er ook voor kiezen de urne te begraven. 
Nadien volgt nog een receptie in het cafetaria van het crematorium.
Voor mij blijkt het een dure namiddag, ik speelde ergens mijn leesbril kwijt.
Zaterdag 26 oktober


Schoonselhof beroemd, een nieuwe wandeling in het kader van de Antwerpse week van de begraafplaatsen. Met het wandelboekje kun je zelf op ontdekking gaan maar voor “la petite histoire” heb je Jacques wel nodig. Vandaag is zijn vuurdoop alhoewel…  
Benieuwd ga ik mee op stap. De weergoden zijn in hun nopjes en de wandelaars ook. 
Ik had minstens een fles verwacht om stuk te slaan tegen een monument maar neen dat is een te hoge verwachting.
Na een korte inleiding starten we bij het grafmonument van Peter Benoit. Vervolgens houden we halt bij Coquilhat. Wie staat er daar op het medaillon, niet Stanley maar…?  
Tussendoor een paar extraatjes bij opgeknapte monumenten. Het staptempo ligt hoog, merkt een van de wandelaars op en dat is het ook. Zo trekt gedurende 2,5 uur beroemd Antwerpen voorbij. Ik merk dat het grafmonument van Lies in een steeds erbarmelijkere staat  verkeert. De restauratie lijkt wel een héél moeilijke bevalling!
Het einde van de wandeling mis ik. Sorry, Alice Nahon en Bourla, ik zocht tevergeefs mijn leesbril tussen de blâren. 
Na de rondleiding volgt een meer dan verdiende dorstlesser.
Schoonselhof beroemd, we kregen waar voor ons geld. Ach nee, het was gratis vandaag.
Donderdag 31 oktober 


Voor de eerste keer vindt op het Schoonselhof een nocturne plaats.
Het wordt een sfeervolle avond met fakkels, vuurkorven en lichtjes (311) die je op het graf van een overledene kunt plaatsen. Maarten Inghels  leest ook voor uit “De eenzame uitvaart”. 
Zo staat het in de GVA mét foto’s.
Ik vind het een mooi idee en vertrek weer richting Schoonselhof.
Wanneer ik op de begraafplaats aankom, zijn medewerkers ijverig bezig lichtjes en fakkels langs de lanen te plaatsen. Jammer genoeg strooit een stevige wind roet in het eten. 
De vlammekes doven onverbiddelijk. Gelukkig zijn er de vuurkorven die voor warmte en sfeer zorgen. 
Met een lichtje en de aansteker van Maarten op zak wandel ik naar perk U. Ik ben er niet alleen en er branden al enkele rode lichtjes. Niet iedereen is hier vergeten en dat geeft mij een warm gevoel.
Met de korven als vuurbaken, ga ik even later naar het kasteel. 
De zaal loopt vol. Maarten brengt enkele verhalen, waaronder dat van de “rattenman “, meneer G.D., een sensatieverhaal. Het haalt voluit de media. Op de “eenzame uitvaart” is zelfs pers aanwezig. Ja, we zijn sensatiebeluste wezens, denk ik bij mezelf.
Het bijhorende gedicht “Niemand” van Bernard Dewulf vind ik beklijvend.
Ik kocht het boek, meer dan het lezen waard. Een stimulans vind ik om verder te kijken dan namen op belletjes en brievenbussen. Er wonen mensen achter.
In het donker keer ik terug richting uitgang. Talloze schimmen loop ik voorbij, een lichtje in de hand. De nocturne was een succes. 
Mieke Versées


Ons lid Leen Otte vulde aan:


Week van de begraafplaatsen


De Stad Antwerpen deed weer es iets anders dan de anderen; ze plaatsten de week van de begraafplaatsen rond 1 november en deden in het voorjaar niet mee met de andere steden en gemeenten. Een zeer geslaagde gok, blijkt vandaag. 
Zoals je hierboven al leest, schrijft Mieke over de activiteiten waar zij ook bij was. De inhuldiging van het nieuwe columbarium, de nocturne; het waren beiden succesnummers.


Jacques zou de wandeling ‘Schoonselhof Beroemd’ gidsen. Er moest vooraf niet ingeschreven worden en het was bijgevolg een grote gok of er wel iemand zou afkomen voor de wandeling. Onze voorzitter was er niet echt gerust in; ten onrechte bleek later. Op zaterdag mochten we 20 wandelaars begroeten, op woensdag waren er slechts 10, maar op donderdag 22 en als klap op de vuurpijl waren er zaterdag 85 – u leest het goed: vijfentachtig – wandelaars aanwezig. Jacques kennende wou hij die klus alleen klaren en, wie zou daaraan twijfelen, hij is met glans geslaagd om een immense groep door Schoonselhof te leiden en of het nu voor 10 of voor 85 man is: de leuke anekdotes kregen ze allemaal voorgeschoteld. Hier en daar verliep het iets lastiger, maar dat was dan enkel omdat de perken zich minder lenen om met 85 personen tegelijk te passeren. 
Over die hele ‘week van de begraafplaatsen’ kan maar één ding gezegd worden: we doen dit volgend jaar over en bekijken ondertussen hoe het nog beter zou kunnen.


Leen Otte


Foto’s Leen Otte + Mieke Versées

Mijn doden ons lid Mieke Versées vergast ons met een gedicht.


Mijn doden:


Mijn doden,
ze dansen een polonaise in mijn hoofd
Ieder jaar steeds meer,
steeds weer


Mijn doden,
verteerde lichamen
weggevoerde as


Bemind
vervloekt
bewonderd
gemist
heb ik ze,
mijn doden


Mijn doden,
ze wonen in mijn hart
ze dansen door mijn hoofd


Mieke Versées