Nieuwsbrief Nr. 73 - januari 2013
Een boeiende dag met Jef Van Leeuw Vosselaar, zaterdag 24 november 2012

Bezoek aan het atelier
Vandaag hebben we een afspraak in het atelier van ons lid Jef Van Leeuw in Vosselaar bij Turnhout.
We worden door Jef verwelkomd en zien een hoge imposante marmeren blok van 8 ton op een stevige draaitafel staan. Een marmeren massa die wacht op diverse machinale, pneumatische en manuele handelingen om zo uiteindelijk het beeld te worden dat Jef voor ogen heeft. Jef is immers kunstenaar en leeft zich artistiek uit in het beeldhouwen, boetseren, tekenen, ontwerpen van juwelen en het dichten. Meer informatie vind je op zijn website :
www.vanleeuwjef.be.
Dit atelierbezoek kent duidelijk een andere invalshoek dan anders. Helemaal niet onze klassieke samenkomst en rondleiding op één of andere, al dan niet vermaarde, dodenakker. Sterker nog - We gaan vandaag zelfs geen begraafplaats zien!
Kan je dan wel iets meer dan een dozijn doorgewinterde Grafzerkjes boeien?
Het antwoord is ja. Jef Van Leeuw kan dat en dat zelfs zonder de aangekondigde demonstratie van hoe beelden, wapenschilden en teksten gebeiteld worden. Voor alle duidelijkheid: geïnteresseerden kregen tussentijds terzake de nodige antwoorden op hun vragen.
Hij spreekt over het scheppingsproces van zijn beelden – corpulente dames, dieren naar de natuur, vermenselijkte slangen en andere surrealistische creaties. Natuurlijk gaat het ook over de verschillende soorten steen zoals de solide ‘Belge Rouge’, de zwakke plekken/kristallen in de gelige en rode Franse steen, de pracht van de Italiaanse albast als hij geschild is, de verschillende gradaties in de witte marmer (volledig wit, carne en ordinario) en de anders gekleurde marmer zoals de Italiaanse grijze Bardiglio. Zelfs de klassieken komen aan bod. Ik noteer de kracht van Michelangelo op het vlak van verhoudingen, de gulden snede, de controposto, de driehoek van de piéta, …. En het feit dat recentere toppers zoals Minne en Rodin de beelden niet zelf kapten maar dit over lieten aan zogenaamde ‘practiciens’. Funerair krijgen we nog mee dat de meeste grafzerken die vandaag bij ons op de begraafplaatsen worden gebruikt uit Chinees en Indisch materiaal worden gemaakt.
Ook technisch worden we wat wijzer : het gebruik van de krompasser en de techniek van de drie punten om grote stukken steen machinaal te verwijderen, het proces om van een stenen beeld een brons te gieten, de verloren was techniek of “cire-perdue” waar de kanaalpijpjes nog af moeten vooraleer te polieren en te kleuren, …
Dit alles krijgen we te horen tijdens onze rondleiding in zijn atelier/museum waar we diverse beelden en maquettes zien, zoals de vagina dentata, de luchthapper en het eerherstel van de penis.
Hier staat ook zijn stretchtoestel opgesteld dat na elke werkbeurt weer wordt gebruikt. Want het moge duidelijk zijn : beeldhouwen is zware arbeid. Ook gevaarlijk werk ! Rode bol op witte vlak vertegenwoordigt de Japanse vlag maar zal me voortaan ook doen denken aan een beeldhouwer die bij een werkongeval zijn witte korte broek vooraan helemaal rood zag kleuren en uiteindelijk heel wat miserie moest doorstaan om het ernstig gekwetste ding te redden. Het beeld “eerherstel aan de Penis” heeft dan ook zijn verhaal en maakt duidelijk dat het toch nog wat goed kwam.
De Paus wordt gewaardeerd
Na de rondleiding in het atelier vond Jef het moment voor de ’Paus’ gekomen – een door ons gewaardeerd hopmoment van 8,5% uit de plaatselijke brouwerij de Lelie! Proost!
Beelden in het Turnhoutse stadspark
Dan in colonne enkele kilometers tot Turnhout om daar in het stadspark naar het prachtige resultaat van enkele maanden werk te gaan kijken. Jef
(110) werkte hier immers samen met enkele internationale beeldhouwers, die in de Kempen wonen, aan het project Turnhout in Steen. En dit in het kader van Turnhout 2012, cultuurstad van Vlaanderen. De zes beelden
(111) mogen gezien worden – en ook zij hebben allen hun eigen verhaal dat verbonden is aan het 800 jarige bestaan van de stad Turnhout.
Deze beelden zullen in de toekomst allen een mooi plaatsje krijgen in Turnhout.
Meer informatie is terug te vinden op de website
www.turnhout2012.be
-
Jef
-
beelden
Afsluiting van onze uitstap
Afsluiting van deze toffe dag vond plaats in het nabijgelegen Stadsparkcafé waar nog eens bleek dat ons gezelschap tot mooie compromissen kan komen. Onze vooraf gereserveerde tafel diende zich immers te beperken tot maximaal 4 verschillende gerechten uit het mooie aanbod. Er waren geen harde woorden, laat staan mokerslagen, nodig om tot volgend kwartet te komen : soepje van de dag, spaghetti bolognaise, salade met geitenkaas en spekjes en de gesmaakte Italiaanse suggestie van de week waar ik ondertussen de naam weeral van kwijt ben. Smakelijk ! En na een goede en gezellige babbel kon iedereen weer gezond en wel naar eigen stek.
Edgard Nelissen
Foto’s: Leen Otte en Philippe Theys
Soestbergen Utrecht met een unieke rotonde 

Iedereen op tijd op post. Janne Kok was onze gids en zij kreeg het gezelschap van Wim Vlaanderen, de man die voor ons de driedaagse op punt stelde. Wim had zoals steeds een geschenkje bij voor mij: enkele nagels van doodskisten. Ik zeg dan al grappend dat Wim de nagel aan mijn doodskist is. Janne vertelde dat vanaf 1829 niet meer in of nabij de kerk begraven mocht worden. Katholieken dienden in ongewijde grond begraven te worden. De priester loste dit op door uit een kistje met gewijde aarde wat aarde aan de grond toe te voegen. In 1830 ontwierp Zocher deze begraafplaats met een unieke rotonde die 170 grafkelders telt, en er pas in 1844 bijkwam. Mensen die een graf hadden in de kerk konden zich hier laten begraven. Janne stelde dat het een algemene begraafplaats was, maar dat er toch sociale verschillen merkbaar waren. Ze vertelde ook het verhaal over de toenmalige beheerder, een zure vent. Hij mocht een kwartje vragen aan elke bezoeker van de begraafplaats maar hij deed dat ook bij een begrafenis.
Onze tocht ving aan bij een mausoleum voor de familie Grothe. Jacob was rentenier en de oude zeden en gewoontes waren hem lief. Bij zijn begrafenis in 1899 riep hij een verdwenen gewoonte terug leven in: op zijn lijkbaar werd een laken gescheurd. Een gewoonte waaruit rijkdom bleek en liefdadigheid, want het laken werd aan een weeshuis geschonken om kleding voor de weeskinderen te maken. Jan Coenraad Koopman was bevelhebber van een flottielje van 12 kanonneerboten op de Schelde tussen fort Austruweel en fort Burght. Toen de Antwerpse citadel werd belegerd door maarschalk Gérard stond Koopman generaal Chassé hem bij. Na die zware belegering gaf Chassé de Citadel over aan de Fransen maar de flottielje en de kleine forten waren daarbij niet inbegrepen.
De Nederlanders kregen vrije aftocht maar wezen dit aanbod af. Koopman verkoos zijn schepen te verbranden, liever dan de vlag te laten beledigen. Anton Falck was een belangrijk staatsman ten tijde van koning Willem I. Hij was één van de weinigen, voorstander van een samengaan met België. Na een conflict met de koning trad hij als gezant af. In 1839 werd hij ambassadeur in Brussel. Falck was vrijmetselaar. Hendrik van Beuningen was Tweede Kamerlid en directeur van de Steenkolenhandelsvereniging. Tussen 1873 en 1885 vervulde hij de functie van chef van het goederenvervoer. Een portretbuste in wit marmer met drie papavers, wat staat voor eeuwige slaap, voor A. C. van Woerden, hoogleraar in heelkunde.
Johannes Jacobus van Oosterzee was theoloog, predikant en dichter. May Twiss overleed op zesjarige leeftijd. Haar ouders gaven een boekje uit “Niet huilen mama!”, een bloemlezing van gedichten over het sterven van kinderen. Werner: een naakte man met een engel met gevouwen vleugels bewees eens te meer dat smaken verschillen: velen vonden dit prachtig, mij kon het niet bekoren.
We kwamen aan bij de rotonde: een uniek ontwerp met zijn vijf ringen. De ingang van de kelders dient gesondeerd te worden door de arbeiders van de begraafplaats. Soms is de ingang van de kelder zichtbaar. Naast die kelder wordt dikwijls ook nog een monument opgericht zoals bij Ter Brugge – Krecke.
Op de rotonde, Gijsbert von Derfelden van Hinderstein, cartograaf. Zijn bibliotheek was in 1858 een van de grootste verzamelingen aan boeken over geografie, atlassen en kaarten. Een plek voor de aartsbisschoppen van Utrecht. Zij zijn ‘oud-katholieken’. Ze sturen een brief naar het Vaticaan om te melden dat ze niet katholiek zijn, ze huwen ook en worden bijgevolg geëxcommuniceerd. Het binnenste van de rotonde was een knekelput.
Jacobus Schroeder van der Kolk was hoogleraar anatomie en fysiologie en stond als psychiater aan de wieg van de krankzinnigenwet van 1841. Willem Gerrit van de Hulst was schrijver van kinderboeken en een begenadigd verteller van verhalen die, hoewel ze uit de protestantse moraal kwamen, nooit het woord ‘God’ in de tekst hadden. Mollinger was een succesvol schilder die jong overleed aan tuberculose. Hij schonk zijn schilderijen aan een kunstgenootschap die met de opbrengst ervan het grafmonument liet oprichten.
Op het graf W. Alfenaar kijkt één oog naar de tropische kust. Rudolf Römer was predikant. Robert Van Genechten, afkomstig van Gent, was activist tijdens W. O. I. Later werd hij advocaat. Vanwege zijn rol tijdens de bezetting werd hij ter dood veroordeeld. Hij pleegde echter zelfmoord vóór de voltrekking van het vonnis.
Vaderke: een graf van een NSB’er met runentekens. Janus De Winter was schilder en voorloper van het surrealisme.
-
Vaderke
-
De Winter
Een draak van een monument uit 1983 ter gelegenheid van 150 jaar Soestbergen. Wat verder 21 piloten die in 1943 en 1944 zijn neergestort en een Koreamonument.
Op 6 november 1944 trof een Britse luchtaanval een kliniek. Daarbij kwamen vijf verpleegsters om. Een lage rotsformatie voor Dick van Ruler). Couvee is de bezitter van een mausoleum. Wim Vlaanderen wees ons hier op twee sleutelgaten: twee verschillende familieleden bezitten elk één sleutel zodat de ene de deur niet kan openen zonder de tweede. Veel symboliek op de graven Schuyt en P. J. van Oort.
Een graf in schelpvorm voor Joan Vlug, burgemeester van Breukelen. De twee bekendste bewoners van Soestbergen hield Janne Kok voor het laatst. Nicolaas Beets, predikant en schrijver. Onder het pseudoniem Hildebrand schreef hij “Camera Obscura”. Zijn graf bevat ook zijn twee vrouwen, namelijk twee zussen die hij na elkaar heeft gehuwd. Zijn naam is pas na zijn dood op de steen aangebracht. Beets vond dat dit niet nodig was omdat God wel wist hoe hij heette. Verscholen tussen de bloemen en de struiken lag Gerrit Rietveld, architect en meubelontwerper. Dé exponent van het Nieuwe Bouwen dankzij het Rietveld- Schröderhuis. Mevrouw Schröder is ook de oorzaak van een grafaffaire zoals we hier nog niet gezien hebben vertelde Janne: een herbegrafenis na 31 jaar op Soestbergen. Niet bij Rietvelds vrouw want haar graf was geruimd. Eenzaam troont hij nu in weduwnaarschap op de heuvel.
Daarmee kwam een eind aan een leerzame tocht op Soestbergen toch wel van een hoger niveau dan Kovelswaarde. Janne en Wim werden bedankt. De groep ging gezamenlijk eten in Le Canard. Daarna ging ieder zijn eigen weg.
Jacques Buermans
Foto’s: Ria Vaes en Christine Sanberg
Kroniek van een steenhard ambacht drie generaties Potier

Hoe kan men niet alleen de technische finesses maar ook de liefde voor het vak beter doorgeven dan van vader op zoon? Zeker in een stiel als steenkapper gebeurde dit meer dan eens: illustere voorbeelden zijn Antoine en Emile Beernaert uit Brussel (1), Paternotte uit Gent, Charles Emile Janlet (2), of Potier in Blankenberge. Niet dat dat de gemakkelijkste weg was: het waren lange dagen voor de leerling-zoon: uren aan een stuk moest een ruw blok langs alle kanten vlak gekapt worden; wanneer het puntijzer niet op de typische manier werd vastgehouden, volgde steevast een flinke tik op de hand, en als de arm niet in de gewenste hoek werd gehouden, kreeg zoonlief een handborstel onder het oksel geduwd – en in het uiterste geval werd het éénpotig krukje gewoon van onder de jonge bibs weggetrapt! Zo verging het Jean-Pierre en wellicht zijn vader Raymond evenzo.
Grootvader Noë Potier werd geboren in Sprimont (waar nu nog een Rue Potier is) in 1883. Hij bracht het in de plaatselijke steengroeve tot meestergast en werd in die functie naar Oostende gestuurd om zijn steen bij te dragen aan de bouw van de Sint Petrus en Pauluskerk. Hij maakte er kennis met Elisabeth Lefevere en trouwde met haar in 1907. Een jaar later wordt hun zoon Raymond geboren. Het gezin komt zich in Blankenberge vestigen (3) en start een bedrijf in mei 1909. Het was wel degelijk een zaak van hun beiden: ook zijn vrouw was soms tot ’s nachts bezig met polijsten: van ‘gotland’ en puimsteen tot en met de laatste bewerking met polijstpoeder en vodden. Het fysisch zware werk was voor haar man: eerst voerde hij de steen aan vanuit het goederenstation met paard en kar. Na het zagen van de platen (waarbij voor witte zandsteen een 2-mans handzaag werd gebruikt!) kon het eigenlijke kapwerk beginnen: er werd gebikt (fijn of grof), gebouchardeerd (fijn of grof), geribd of geciseleerd, getandbeiteld, gefrijnd (ouderwetse frijnslag), gegradineerd, gepunt enz. Voorbeelden kwamen ofwel uit modelboeken, ofwel uit eigen inspiratie.
Nadat dus vrouwenhanden voor de ‘finishing touch’ hadden gezorgd, moesten de afgewerkte producten nog eigenhandig aan de man worden gebracht: meermaals werden schouwen te voet tot in Oostende gebracht, met behulp van … een hondenkar. Door dat hard werken kon het atelier dat ze in 1914 gebouwd hadden op een stuk grond gekocht van de N.M.B.S., na tien jaar flink uitbreiden. De zaak floreerde en twee jaar later kochten zij een stuk bouwgrond langs de Brugse Steenweg. Op dat perceel bouwde zoon Raymond, die in 1937 huwde met Maria Seghers, zijn huis. Datzelfde jaar nam hij de ouderlijke zaak over.
De blauwe hardsteen werd betrokken uit de groeven van Ecaussines of Soignies. Het materiaal kwam toe in grote platen van 3,5 m x 1,5 m met een dikte van 10 cm. Om breuken tijdens het vervoer te voorkomen werden de lagen van elkaar gescheiden door plaaster met daartussen houtblokken, die precies boven elkaar moesten gestapeld worden. Het lossen van zo’n vrachtwagen van 20 ton gebeurde manueel, met de hulp van een volledige ploeg werkmannen van Hoenraet (Zuidlaan) of Lauwereyns (Scarpoutdreef). Na de zware arbeid (en de blauwe vingers) werd zweet en stof weggespoeld bij Stella in de Couronne. Het materiaal werd dan gekeurd op eventuele gebreken zoals zwarte aders en witte vlekken groter dan een 5 Fr-stuk. Voor het oog onzichtbare barsten kwam men op het spoor door er water over te gieten en vervolgens af te trekken: de barsten bleven langer nat. Marmer kwam niet horizontaal maar vertikaal toe. De Belgische marmers vertoonden soms aders, die vakkundig werden opgevuld. De verhouding tussen steenkappers en marmerbewerkers was misschien te vergelijken met deze tussen schrijn-werkers en meubelmakers of ‘ebenisten’.
Tijdens WOII werden de gronden en de gebouwen –die immers dicht bij het station lagen – door de Duitsers bezet. (Achteraan in het atelier zouden nog resten van een bunker zitten).Het gezin Potier-Seghers ging dan maar in de Van Mullemstraat wonen.
Rond de jaren ’50-’60 werd een verregaande mechanisatie doorgevoerd: met de loopbrug kon een volle vrachtwagen nu veilig gelost worden in een half uur! Met de nieuwe machines kon ook graniet bewerkt worden. Het was een materiaal dat door de burgerij verkozen werd omdat de dekplaten door hun gladheid minder snel vervuild leken, maar het bleef uiterst moeilijk te bewerken. Zo kreeg Raymond van de familie Dalle (firma Verdal) een splinternieuw uurwerk als appreciatie voor zijn vakkennis bij het plaatsen van het uit Catiati (It.) ingevoerde bronzen beeld: het staat er nog steeds. Het slijpen en temperen van de beitels echter bleef nog lange tijd handenarbeid; soms werd het uitbesteed aan de firma Sarlet (Akkerstraat). Ook het om de drie maanden reinigen van de kalkputten waar het met water vermengde slijpafval in terecht kwam, bleef lange tijd een zwaar en smerig karwei. Het slijpafval werd geleverd aan de boeren in de omgeving om hun kleivelden lichter te maken. Het vervoer van de afgewerkte grafzerken buiten Blankenberge gebeurde toen met de bierwagens van Foulon.

Het grootste deel van het steenkappers-ambacht speelde zich af in de ruimte van het atelier. In 1973 werd het handelsfonds overgedragen aan de jongste telg, Jean-Pierre. Ter gelegenheid van de Open Monumentendag met als thema ‘Steen’ hebben we zijn demonstratie kunnen bijwonen van allerlei manuele en mechanische technieken: het was voor velen een ware openbaring.
Maar ook hij heeft ondertussen de hamer ter zijde gelegd: de opkomst van de eenvormige urnesteentjes, de invoer van kant-en-klare grafstenen uit lage-loonlanden als Vietnam, alsmaar strengere milieunormen en het feit dat begrafenisondernemers nu zelf stenen konden leveren, hebben het vak doen verschrompelen, soms tot een ‘hof van commerce’…
Gelukkig laat dit vakmanschap, gedurende generaties lang opgebouwd, nog talrijke sporen na. Niet alleen op de begraafplaats, maar ook in dorpels, schouwen, ornamenten en muurplaten; in Blankenberge, en nog ver daarbuiten!
Tekst en foto's : Cis Kennes
(1) MARCEL M. CELIS, JORIS SNAET en LODE DE CLERCQ: Antoine en Emile Beernaert, steenhouwers. In Monumenten & Landschappen 22/4, augustus 2003, p. 28-53.
(2) VALERIE BILLIET: onuitgegeven masterthesis.
(3) In 1911 woonden ze in de ‘Rue du Gaz’, 60.
Zie ook: CIS KENNES : De Begraafplaatsen van Blankenberge. Uitg. Vriendenkring Stadsgidsen Blankenberge. 2009, 100 blz., p.69-71.
Nieuw Werck een kathedraal die twee maal zo groot moest worden

Als sympathisant van de Antwerpse gidsen een rondleiding mogen meemaken rond het Nieuw Werck onder de kundige leiding van de heer Rudi Mannaerts, pastoor van Sint Andrieskerk, historicus en een bevlogen verteller.
Mannaerts begon met te vragen waarom de Antwerpse kathedraal maar één grote toren heeft? De reacties waren: wegens gebrek aan geld! Mis, zegde de heer Mannaerts: wegens een té veel aan geld! Hij verklaarde nader. In 1518 worden plannen gesmeed om de kathedraal aanzienlijk te vergroten. Niet op vraag van de bisschoppen want die waren er toen nog niet in de Antwerpse kathedraal. Niet op vraag van de kanunniken maar wel onder impuls van de ambitieuze ambachten. De aanzetten zijn nog gedeeltelijk zichtbaar in de Lijnwaadmarkt, Melkmarkt, Sint Pietersstraat en de zuidzijde van de Groenplaats. Er werden elf pijlers opgetrokken tot een vijftal meters hoogte. In 1533 teistert een brand de bestaande kerk. De financiële reserves worden aangesproken voor het allernoodzakelijkste herstel.
Tijdens onze rondgang langs de buitenzijde van de kathedraal wees Rudi Mannaerts ons op de eetgelegenheden en winkeltjes die tegen die hoge muur werden opgetrokken en slechts drie meter diep zijn. Ter hoogte van het Vleminckveld is die muur nog zichtbaar achter de huizenrij. Aan Mockamore op de Groenplaats wees onze gids op de zichtbare muur. Op de Groenplaats betraden we de kathedraal en daar zagen we een van de pijlers. Die werden met zand bedolven en aan het zicht onttrokken.
Vandaar dat we twee verdiepingen hoog moesten gaan … om de tuin te bereiken. Hier zagen we de muur langs de binnenzijde en in een oud gebouwtje troffen we de originele resten van die muur aan. Ook zagen we een gebouw opgetrokken aan de binnenzijde van de muur en voor de buitenwereld onzichtbaar. Het bleek om het Papenhuis te gaan.
Maar de blikvanger was toch de kathedraal die vanop de tuin prachtig stond te glinsteren. Rudi Mannaerts wees hier ook op het hoogteverschil met de eigenlijke kathedraal.
Eindigen deden we in de kathedraal waar de heer Mannaerts ons zegde welke de grootse plannen waren die men indertijd had. De huidige hoofdbeuk zou gedegradeerd worden tot zijbeuk. Aan de zuidzijde zou men een nieuwe veel ruimere middenbeuk bouwen. Een kopie van de huidige middenbeuk zou dan als zijbeuk aan de zuidkant toegevoegd worden. Zo zou het huidige hoogkoor dienen als kooromgang voor een nieuw hoogkoor. Als die plannen ooit verwezenlijkt zouden worden zou de kathedraal tot op de Groenplaats gekomen zijn. Een meer dan interessante rondleiding door een gids die zijn materie meer dan beheerst, zijn publiek blijft boeien en zijn gehoor plekjes laat ontdekken die vele, ook Antwerpenaren, niet kennen.
tekst en foto's : Jacques Buermans
Stenen gedachtenissen 

Op 24 november werd een nieuwe funeraire publicatie aan de pers voorgesteld. Deze werd uitgegeven door de Culturele Raad van Wevelgem ter gelegenheid van het vijftig jarig bestaan. Ons lid Guy Desloovere heeft daar een belangrijke bijdrage toe geleverd.
STENEN GEDACHTENISSEN
De Culturele raad van Wevelgem presenteert het boek ‘Stenen Gedachtenissen’. Deze uitgave beschrijft de geschiedenis en evoluties van de Wevelgemse begraafplaatsen, de symbolen die verwerkt zijn in Wevelgemse grafzerken en de grafarchitectuur. Er wordt ook aandacht besteed aan grafmonumenten van enkele merkwaardige Wevelgemse figuren. Het geïllustreerde boek telt 48 bladzijden..
Het werk werd gepresenteerd op zaterdag 24 november om 17u00 in het funerarium Serrus, Filiaal Wevelgem
Bestel het boek via:
· Mail:
[email protected]
met vermelding van: naam en
voornaam, adres, woonplaats,
het aantal boeken
Kostprijs : 10 euro en verzendingskosten.
Tante Kato ging op reis en zag de herinnering aan de Slag om Stalingrad

23 augustus 1942 - 2 februari 1943 * Volgograd, Rusland
Afgelopen september maakten we een riviercruise van Moskou naar Astrakhan. Op die vaarroute liggen een aantal steden die voor het toerisme gesloten waren tijdens de Sovjet-periode. Ze hebben allemaal een oude kern met een kremlin (versterkte burcht met één of meerdere kathedralen) maar omdat er zware industrie was (vliegtuigbouw, ruimtevaartscholen, zware tractoren, enz ...) liet men er geen Westerse pottenkijkers toe.
Naarmate men zuidelijker vaart, realiseert men zich per stad méér en méér dat op het hoogste punt boven de Volga, van waar men een prachtig panorama heeft over de machtige rivier en haar herfstgetinte oevers, een monument gebouwd werd: een memoriaal met eeuwige vlam herinnert aan de gevallenen van de Tweede Wereldoorlog.
Hier maak ik een fout: In Rusland spreekt men van “De Grote Vaderlandse Oorlog”, waarmee hùn oorlog aan het Oostfront bedoeld wordt. De meest heldhaftige ster uit die oorlog is uiteraard Volgograd, destijds Stalingrad en wereldberoemd voor de “Slag om Stalingrad”. Qua cijfers spreken we hier over miljoenen: elk kamp een troepenmacht van een miljoen; bijna twee miljoen slachtoffers, waarvan ruim een miljoen gesneuvelden. Veel “oudheden” zijn hier niet te zien. Hitler dacht dat hij de stad op zeven dagen kon innemen maar er is 200 dagen gevochten met het gevolg dat alles in puin lag. Waarom trok Hitler naar Stalingrad? Strategisch: omdat het aan de Volga gelegen was, op de denkbeeldige A-A-lijn (van Arkhangelsk in het noorden tot Astrakhan in het zuiden), de toekomstige oostelijke grens van Duitsland. Lokte daar aan de zuidelijke Kaspische Zee geen olierijke velden? Symbolisch omdat de stad naar Stalin

genoemd was ... kwestie van hém te vernederen. Stalingrad werd uit de lucht aangevallen en op de grond voerde men een massale stadsguerrilla: een appartementsblok gedurende 58 dagen verdedigen of een heuvel gedurende 135 dagen. Het hoorde er allemaal bij. Over die heuvel wil ik het uitgebreider hebben.
Mamayev Kurgan (280 + 281) was een oude Tataarse grafheuvel met uitzicht over de Volga aan de rand van de huidige stad. Kurgan betekent tumulus en Mamai staat voor moeder. Hoewel er geen échte vertaling is, wordt het monument meestal “Moeder Moederland” genoemd. Toen de stad in handen was van de Duitsers, was hier noodgedwongen een mini-hoofdkwartier van het Russische Leger.
Om de slag te herdenken werd bovenop de 102 meter hoge heuvel een memoriaal opgericht: een strijdende jonge vrouw, geïnspireerd op de Niki van Samothrace, symbool van de zege. De bouw ging van start in 1959 en de inhuldiging volgde acht jaar later op 15 oktober 1967. Inmiddels was in 1961 de naam van de stad gewijzigd in Volgograd, wat op enig protest stootte. Niet omdat men zo van Stalin hield maar omdat Stalingrad na de Tweede Wereldoorlog synoniem was voor het heldhaftig verzet én die slag betekende een ommekeer in het verloop van de oorlog ... Hitlers troepen waren niet langer aan de winnende hand.
De Mamayev Kurgan is een kolos van 91 meter hoog, inclusief de sokkel. Het beeld zelf uit gewapend beton meet 52 meter en het metalen zwaard nog eens 33 meter, samen zo’n 85. Het is het derde hoogste beeld ter wereld, na de Chinese Lentetempel-Boedha (153 m) en het Vrijheidsbeeld van New York (93 m). 200 trappen leiden naar de top van de heuvel. Die staan symbool voor de 200 dagen dat de slag duurde. Het is een vrij makkelijke klim want onderweg zijn plateau’s waar één en ander te zien valt. Zoals: Maarschalk Vasily Chuikov (1900-1982) werd op de heuvel bijgezet, hij maakte de slag mee en was één van de militaire adviseurs van de kurgan. Vermeldenswaard: op 1 mei 1945 stond hij in Berlijn en hoorde als eerste geallieerde dat Hitler zelfmoord gepleegd had en dat de Nazi’s zich overgaven. De beroemdste scherpschutter van Stalingrad Vasily Zaytsev (1915-1991) ligt hier eveneens begraven. Met zijn Mosin-Nagant 91/30 (een grendelsysteem van de Russische Mosin en het magazijn van de Belgische Nagant) heeft hij tussen 10 november en 17 december 1942 maar liefst 242 militairen omgebracht, een gemiddelde van méér dan 6 per dag. Da’s even slikken. In Rusland vertelt men graag dat de Duitsers radeloos de hulp inriepen van een instructeur uit Berlijn om de man uit te schakelen, echter zonder succes. Vasily Zaytsev werd gekwetst aan het oog en moest het de laatste weken van de Slag rustigaan doen. Hij overleed in 1991 en werd eerst in Kiev begraven, hoewel het zijn wil was in Stalingrad begraven te worden. De herbegraving gebeurde in 2006 met alle militaire eer. Voor alle sluipschutters ter wereld is hij een legende.
-
Mamayev Kurgan
-
Mamayev Kurgan
De uniforme individuele grafstenen hebben eenzelfde onderschrift "?????? ?????" wat eeuwige roem betekent. Wilt u de graven van de twee bovengenoemde helden zien, kijk dan even op Wiki Commons
http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Stalingrad_graf_Tsjoeikov.jpg?uselang=ru
http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Grave_of_zaitsev.jpg?uselang=ru
Aan de voet van het monumentale beeld brandt in een rond gebouw de eeuwige vlam. Op de muren van dit “Herdenkingsmonument van de Militaire Overwinning” staan de namen vermeld van de geïdentificeerde Russische gesneuvelden.
De Mamayev Kurgan is hét symbool van Volgograd geworden, van het heroïsme en patriottisme van alle Russen. Op de officiële website van de stad is Moeder Moederland alomtegenwoordig. Er is wél een negatief punt: sinds 1967 is het peil van het grondwater gewijzigd, waardoor onze Zegevierende al twintig centimeter “scheef” staat. Méér kan de kolos niet aan. Nog meer overhellen zou leiden tot instortingsgevaar, iets wat de ingenieurs kost wat kost moeten vermijden. We duimen ervoor: Volgograd is één van de gaststeden voor het Wereldkampioenschap Voetbal dat in 2018 in Rusland georganiseerd wordt en de Mamayev zal als zegevierende over alle televisieschermen ter wereld verschijnen, dus ...
Vlakbij de Volga is het ronde gebouw van het Russisch Historisch Museum van Volgograd met op de hoogste verdieping een indrukwekkend panorama dat de Slag voorstelt. Ernaast, op de gronden van het museum, is de ruïne van de meelfabriek. Het graan van Ukraïne kwam hier toe voor verdere afwerking. Men heeft die ruïne laten staan, als getuige van de afschuwelijke verwoesting.
Vraag: is het nu Volgograd of Wolgograd? Volga of Wolga? Vodka of wodka? U kiest maar. In het Cyrillisch alfabet is het één en dezelfde letter. Toen ik onze tolk vroeg hoe de “w” of “dubbele v” uit mijn familienaam moest geschreven worden in het Russische alfabet, antwoordde zij : éénmaal die letter “
?“ is voldoende. Om eerlijk te zijn : men schrijft wodka maar spreekt het uit als een kruising tussen v en w. De Engelsen en Fransen kozen resoluut voor een “v” schrijfwijze. Als u dit leest is men in Volgograd de 70ste verjaardag van het einde van de Slag om Stalingrad aan het voorbereiden of vieren. En met een glas vodka in de hand zegt men toch gewoon
“Na zdarovié”.
Tekst en foto's : Tante Kato