Elsene ontstond in 1877 met een oppervlakte van 5 ha. Bij een eerste uitbreiding werden er dat 12, om uiteindelijk te komen tot 15. Een gedeelte wordt nu gebruikt voor de opleiding van politiehonden. We vinden we er ook een dierenkerkhof, idee van een MR schepen want Elsene kleurt blauw geeft Stefan ons mee. Op de begraafplaats liggen vooral militairen, door de aanwezigheid van de vele kazernes in de omgeving, kunstenaars en ondernemers, zoals Delhaize, Solvay en Wielemans. Het is tevens de plaats bij uitstek voor rijkere immigranten, Armeniërs en Duitsers. Deze laatste hebben de meest indrukwekkende grafmonumenten.
Na deze inleiding start een interessante wandeling.
Tekst : Mieke Versées - Foto’s Ria Vaes en MiekeVersées
Onze An Hernalsteen voegde volgende toe: EMILE CAUDERLIER
Vader: Philippe Cauderlier, chef-kok, had een bloeiende traiteurzaak in de Gentse Veldstraat. Stinkend rijk geworden door het schrijven van kookboeken. Lag in mijnen hof begraven maar het graf is jammer genoeg niet bewaard. Moeder: Johanna Hoste kwam uit een drukkers-uitgeversfamilie. Emile wordt op 13 januari 1846 als oudste zoon geboren. Rond 1864 wordt hij door zijn vader naar Rusland gestuurd en zet er een exporthandel in vlas op poten (het doorsnijden van de levensdraad op het graf heeft dus blijkbaar ook een persoonlijke betekenis.) Hij schreef zeker één reisverhaal: “Du SaintGothard à Syracuse”. Hij overlijdt in 1918. Hij huwt met Marguerite Allard, dochter van Alberic Allard, prof rechten aan de Gentse universiteit (ligt wel nog altijd in mijnen hof.) Zij was een tamelijk goede kunstenares die overwegend bloemstukjes schilderde. Is een protestante en wordt volgens de protestantse ritus begraven. Het echtpaar kreeg drie kinderen, Suzanne zal huwen met Max-Leo Gerard, de minister van financiën in het kabinet Van Zeeland. Niet slecht voor de kleindochter van een onwettig kind.
An Hernalsteen
Erik I van Denemarken * ca. 1060-1103 * Paphos, Cyprus
Eind februari een weekje Cyprus. Men mag alles verwachten: een lentezonnetje, een spatje regen, zelfs één ongelooflijke regenbui en een stevige wind die de wolken wegjaagt. Toch tien graden méér dan in België en een kleine 20°C doet goed aan de stramme winterse botten.
Ik wou op dat eiland het door het Cypriotische leger permanent bewaakte graf van Aartsbisschop Makarios (1913-1977) zien. Gewoon omdat ik als snotneus gefascineerd was door de man en omdat ik toen niet begreep dat je én bisschop én president kon zijn. Zoiets blijft hangen. Over de tombe van Makarios in de flank van het Troodosgebergte kon ik al direct een orthodox kruis trekken : in die bergen kan het sneeuwen, hagelen, vriezen. Komt ons bekend voor. De temperatuur, ligt er trouwens 10°C lager dan aan de kust en da’s ook een beetje “gelijk thuis”. In ieder geval, een huurauto was uitgesloten : de wintertoestand van de wegen met putten -kennen we ook- en Griekse opschriften en daarbovenop het Engelse systeem met een rechts stuur en links rijden ... om te zwijgen van de letterlijk draaierigmakende rotondes. Een taxi dan ? Je betaalt je blauw. Nee, nee, het graf van Makarios, dat vraagt een hete zomerdag én de handigheid van een goed chauffeur. Voor wie de tombe ooit zag : ik ben geïnteresseerd in een foto.
Maar gelukkig struikelde ik bijna over de gedenksteen van de robuuste, avontuurlijke en brutale maar oh zo onbekende Erik Ejegod, die ik in gedachten “Erik de Noorman” noem. Wilt u Erik Ejegod / Evergood / Immergoed / de Goede leren kennen ? Geboren rond 1060 in het Deense Slangerup, da’s een oord op het eiland Sjælland (Zeeland) in de Baltische Zee, ten oosten van het huidige Deense vasteland. Erik was een achter-achterkleinzoon van Harald Blåtand die ca. 960-965 het christendom naar Denemarken bracht en grote delen van Scandinavië verenigde. Zegt de naam Blåtand, Blauwtand u niets ? Dan wel Bluetooth. Het (Zweedse) bedrijf Ericsson koos zijn naam Bluetooth en het overeenkomstige runeteken voor hun draadloze verbindingen.
Eriks vader koning Sweyn II (r. 1047-1074) werd opgevolgd door vier zonen. Het moet er een opvolgingsstrijd van jewelste geweest zijn. Eerst kwam de vredelievende Harald III (r. 1074-1080), die werd opgevolgd door Knud (Canute) IV (r. 1080-1086). Knud IV werd op 10 juli vermoord in Odense, waarna Olaf I Hunger (r. 1086-1095) de macht kreeg, maar die overleed op mysterieuze wijze. In 1095 werd de immens populaire Erik tot koning gekozen. Hij was getrouwd met Boedil, een zeer tolerante echtgenote. Dat moest ook wel : de beresterke vechtersbaas en het onklopbare feestvarken had een paar lieven bij wie hij zeker vier kinderen had. Dat was niet zò vreemd, Erik en zijn broers hadden ook allemaal een andere moeder. Erik had een diepe afkeer voor heidenen, dieven en piraten. Die hebben allemaal geweten wie de baas was. Omdat hij een verering voor zijn broer Knud had, trok hij in 1098 naar Rome om er bij paus Urbanus II (1088-1099) de heiligverklaring van broerlief te bepleiten. Urbanus’ aandacht ging toen vooral naar de kruistocht tegen de heidenen die Jeruzalem ingepalmd hadden. Er wordt beweerd dat paus en koning elkaar in Bari, Zuid-Italië ontmoetten en dat Erik relieken van Sint Niklaas mee noordwaarts nam. Och, ze worden op méér dan dertig plekken bewaard. Waarom dan niet in Ejegods Slangerup ? Tenslotte wordt over die heilige man, die al lang geen heilige meer is, zoveel verteld. In ieder geval Knud werd door de opvolger van Urbanus, paus Paschalis II (1099-1118) heilig verklaard (1101) en staat nu bekend als Knud den Heilige.
Terug thuis had Erik een glazen smørrebrød te veel op -dat gebeurde wel meer- en een muzikant zong iets te luid naar zijn goesting. In volle ambras doodde Erik vier van zijn getrouwen. Om zijn ziel te zuiveren vertrok het koningspaar op pelgrimstocht naar het Heilig Land. Stel u voor : ‘t is 1102 en u reist van Denemarken over Rusland, Constantinopel en Cyprus naar Jeruzalem. De Deense televisie zou er een documentaire over moeten maken. De sterke veertiger werd ziek in Constantinopel en koppig als hij was, zeilde hij toch naar Cyprus. Daar, in Paphos op 10 juli 1103, de verjaardag van de sterfdatum van zijn heilige broer, blies hij zijn laatste adem uit. Boedil liet haar teergeliefde in Paphos begraven en zeilde met haar gevolg verder naar Jeruzalem. Kwestie van ‘s mans belofte waar te maken. Zij overleed vòòr de poorten van de heilige stad en werd begraven aan de voet van de Olijfberg.
Niet zover van de haven van Paphos vindt men het kerkje Agia Kyriaki Chrysopolitissa. Het kerkje ligt middenin een enorme site met overblijfselen van een vierde eeuwse basiliek, een bisschoppelijk paleis, een Byzantijns kerkje én een gothische kerk. Merkwaardig aan dit kerkje is dat alle christelijke godsdiensten hier een thuishaven vinden : de orthodoxe kerk stond het gebouw in 1987 af aan de (Latijns) katholieke en verder zijn de anglikanen, lutheranen, maronieten en Finnen er welkom voor hun erediensten.
Vòòr de kerk staat een afgebroken zwart-wit-grijs gevlamde stoppel van een marmeren zuil. Daaraan zou apostel Paulus rond 45 van onze tijdrekening gegeseld zijn. Lawrence Durrell was rond 1955 in Paphos en hij schreef in “Bitter Lemons of Cyprus” over een zwarte zuil. Op zestig jaar tijd kan veel veranderen ... Hoeveel is er dan niet op bijna tweeduizend jaar veranderd ?
Nét vòòr die Pauluszuil vindt men de gedenksteen voor Erik de Goede. Hij ligt hier ergens begraven. Vergeten is hij in ieder geval niet en daartoe heb ik nu mijn steentje bijgedragen.
Voor de mensen die meegaan naar Parijs liggen de drie begraafplaatsen vast. De “die hards” zullen misschien nog wat extra willen doen vandaar enkele mogelijkheden.
Vlakbij de begraafplaats Montparnasse, bij metrostation Denfer-Rochereau, bevinden zich de catacomben. In het centrum van Parijs lag het “Cimetière des Innocents, vlakbij het tegenwoordige winkelcentrum “Les Halles”. Ten minste 2 miljoen lijken werden daar, tussen 1000 en 1780, begraven. In de tweede helft der 18de eeuw is de stank zo onverdraaglijk dat de overheid besluit het kerkhof te sluiten en de knekels naar elders over te brengen. In 1785 begint een 15 maanden durende opruimactie die de botten van 2 miljoen Parijzenaars naar de catacomben brengt. Na het opruimen van het “Cimetière des Innocents” volgens de resten van alle andere kerkhoven uit de Parijse binnenstad, waarmee het aantal doden op 6 miljoen komt. Wanneer we de 90 treden naar de catacomben afdalen ontvangen we een “macaber welkom”. “Halt, Dit is het rijk van de dood” werd op bevel van Héricart de Thury, de inspecteur-generaal verantwoordelijk voor de overbrenging van de lijken, op de ingangspoort gebeiteld. Verder kan men nog andere lugubere spreuken lezen zoals “Heden ik, morgen gij” of nog “Stilte! gij stervelingen”. Alles werd met veel gevoel voor ornamentiek opgestapeld. Met schedels maakt men harten en vierkanten. Ellepijpen en bekkens worden tot symmetrische patronen verwerkt. De randen van de knokenverzameling wordt versierd met vingerkootjes. Soms staat de naam van de begraafplaats, van waar de knoken afkomstig zijn, genoteerd. De catacomben zijn, van dinsdag tot zondag, geopend tussen 10 en 16 uur.
Het Pantheon ligt bij het metrostation Cardinal Lemoine en is toegankelijk tussen 10 en 17.30 uur en is gevestigd in de kerk vernoemd naar de beschermheilige van Parijs: Sint Geneviève. In 1791 besluit men om de kerk te bestemmen tot begraafplaats van beroemde Franse burgers. de Mirabeau, die een leidende rol had in de eerste jaren van de Franse revolutie, wordt samen met de filosoof Voltaire bijgezet in het Pantheon. Een jaar later wordt zijn kist echter weer verwijderd, wanneer de antimonarchisten aan de macht komen en Mirabeau beschuldigen van samenzwering met koning Lodewijk XVI. In de daaropvolgende decennia zal de functie van het gebouw nog een aantal keer wisselen tussen kerk en begraafplaats. Keizer Napoleon laat hier, vanaf 1806, kerkdiensten houden; koning Louis-Philippe maakt van het gebouw, in 1830, weer een erebegraafplaats; Napoleon III laat het, in 1851, weer als godshuis gebruiken. In 1851 voert de natuurkundige Jean Foucault hier zijn beroemde slingerproef uit. In de koepel hangt hij een ijzeren kogel van 28 kilo aan een 67 meter lange staaldraad waarna hij de bol laat slingeren. Het slingervlak van de kogel verschuift naargelang de dag verloopt. Foucault bewijst hiermee dat de aarde om zijn as draait. Wanneer de beroemde schrijver Victor Hugo in 1885 sterft wordt bij wet besloten om het gebouw te bestemmen als Pantheon voor overleden beroemdheden. In de kerk treft men muurschilderingen aan die verschillende gebeurtenissen uit de Franse geschiedenis uitbeelden.
Onder aan de trap naar de crypte staan de standbeelden voor Voltaire en Rousseau. Hun praalgraven liggen tegenover mekaar wat tekenend is voor hun tegengestelde leefwerelden. In de crypte treffen we enkele, voor ons, bekende namen aan: Alexandre Dumas, schrijver van “De drie musketiers” en “De graaf van Monte Christo”. Bijgezet op 30 november 2002. Sedert 1994 liggen hier ook Pierre en Marie Currie. Victor Hugo, schrijver van “Les Miserables” en “Notre dame de Paris”. Emile Zola, schrijver van sociale romans zoals “Nana” en “Germinal”. Louis Braille die, zelf blind, het naar hem genoemde blindenschrift ontwierp.
Mensen hebben zo hun verlanglijstjes en deze onderaardse wereld stond er al eeuwen op.
Op 3 april in de namiddag dook ondergetekende, uitgedost als een speleoloog, met onze zusterorganisatie de ondergrondse gaanderijen van Laken in.
Beschenen door een waterzonnetje kregen we eerst nog een korte verklaring in verband met de geschiedenis en de eventuele restauratie waarvan de kost in 2004 geraamd werd op een goede 4 miljoen euro, BTW niet meegerekend. Twintig procent van dit bedrag moest opgehoest worden door de stad Brussel die dit jammer genoeg niet kon. Het verval kon verder zijn gang gaan en nu swingen de kosten de pan uit.
De toegang tot de oudste gaanderijen, in 1878 opgemetst met bakstenen gewelven, bevond zich oorspronkelijk op de plaats waar nu het grafmonument van initiatiefnemer Emile Bockstael staat. Later breidde men het gangenstelsel uit tot een capaciteit van 4500 nissen. Bovengronds kregen deze nissen een zichtbare tegenhanger. Uniforme sarcofagen gebouwd door de stad waarvan de monotonie soms doorbroken wordt door een unieke creatie van families met kluiten. Voordeel van dit bovengronds gebeuren was dat de levenden, die de doden met een bezoek vergastten, niet altijd in de catacomben moesten afdalen.
Via de nieuwe toegang, rond 1930 gerealiseerd naar de plannen van François Malfait, betraden we zonder kleerscheuren de wereld van de doden. Meteen werd het grootste probleem duidelijk. Waterinsijpeling veroorzaakt niet alleen schade, stilaan vormen zich stalagmietjes waarover een schrijvende en fotograferende reporter bijna constant haar nek brak.
Half april startten Annick en Stefaan, vrijwilligers van de dienst archeologie en monumentenzorg, en Stannie Geuens, funeraire cel, met de inventarisatie van de grafmonumenten op de begraafplaats van Berchem. Dit kadert in de verplichting van de Vlaamse overheid om het funerair erfgoed op te lijsten aan de hand van inventarisatiefiches. Grafmonumenten die omwille van hun ligging, uitzicht of begraven personen belangrijk zijn moeten geïnventariseerd worden. De dienst monumentzorg lijstte de grafmonumenten op die belangrijk zijn omwille van hun ligging of vormgeving, de heemkundige kring van Berchem en vzw Grafzerkje namen de belangrijke personen voor hun rekening. In deze wil ik mijn speciale dank uitspreken naar ons lid Mia Verbanck dat ervoor zorgde dat het aantal grafmonumenten die op de website www.schoonselhof.be, waar de mensen van het inventarisatieproject heel veel informatie uit kunnen putten, bijna verdubbelde.
Voor al deze grafmonumenten moet een inventarisatiefiche ingevuld worden. In een eerste fase worden de gegevens uit het dossier overgenomen en vervolgens gaat men ter plaatse om het grafmonument fotograferen op te meten en te beschrijven. Stannie Geuens, van de funeraire cel, gaf de inventarisatoren een woordje uitleg over het herbestemmingmodel en ondergetekende mocht wat vertellen over de inspanningen die onze vzw Grafzerkje doet ter bescherming van het funeraire erfgoed. Ik volgde Annick en Stannie tijdens hun inventarisatieopdracht. Ik zag een enthousiaste Annick aan het werk, is nodig want zulk een opdracht kan je maar tot een goed einde brengen wanneer je zoiets graag doet, die alles noteerde op de befaamde Epitaaffiche en Stannie die haar bijstond tijdens het noodzakelijke opmeten van de grafmonumenten en de grafmonumenten fotografeerde.
Langs deze weg wil ik de inventarisatoren danken voor hun inzet en dit is alweer een stap verder om het funerair erfgoed op te lijsten. Doe zo voort!
Tekst en foto's : Jacques Buermans
Interesse om het inventarisatieteam te vervoegen? Neem dan contact op met Greet Donckers:[email protected] of 03/338 66 34. Doen!