Nieuwsbrief Nr. 65 - november 2011

Lidgeld: Wie nu lid wordt is lid tot eind 2012! Vanaf nu kan er ook reeds aanbetaald worden voor het lidgeld voor vzw Grafzerkje voor 2012.


Lidmaatschap 2012

  • individueel lidmaatschap: € 12
  • lidmaatschap koppel: € 18
  • steunende leden betalen € 30 maar meer mag natuurlijk ook
De retributie voor de gedrukte Nieuwsbrief blijft ongewijzigd (€ 20 binnenland; € 25 buitenland).

U kunt nu al lid worden tot eind 2012 door volgend bedrag te storten op 736-0010440-28 (BE37 7360 0104 4028):

  • betalend lid: € 12 per persoon (koppels € 18);
  • steunend lid: vanaf € 30 (met vermelding van uw naam in de Nieuwsbrief);
  • gedrukte zwart/wit Nieuwsbrief: extra € 20, € 25 voor Nederland.
Nederlandse vrienden kunnen hun lidmaatschap aanbetalen ofwel mits de vermelding van volgende BIC: KRED BEBB en IBN: BE37 7360 0104 4028 ofwel stuurt u een briefje of e-mail naar [email protected] en vermeldt het bedrag dat u naar zijn rekening hebt overgemaakt. U maakt het bedrag over naar postgiro 19.19.040 ten name van P.P.C. Vernimmen, Snelliusstraat 47c, 2517 RH Den Haag, onder vermelding van "vzw Grafzerkje".

Het bestuur

Begraafplaats Aalst Martin Demedts pende een uitgebreid verslag neer.


Op zaterdag 24 september bezochten een 15-tal Grafzerkjes de stedelijke begraafplaats van Aalst. Het was prachtig weer. Gids Lutgarde De Ridder is een geboren en getogen ajuin en leerkracht Nederlands, ze plaatste de grote figuren BOON en DAENS in een passend kader.
Het industriestadje Aalst kende in de negentiende eeuw een snelle toename van de bevolking en groeide van een agrarische gemeenschap uit tot een centrum van textielindustrie. De stedelijke begraafplaats is altijd te klein geweest om die groei op te vangen.

Aan de ingang beginnen we onze rondleiding bij het sobere graf van Louis Paul BOON (1912-1979). Dat ‘vies vuil ventje’, zoals ze hem in Aalst noemen, heeft een plaats naast de grote drie literatoren uit Nederland, W.F. Hermans, G. Reve en H. Mulish. Boon was verankerd aan zijn stad en haar geschiedenis. Hij doorbrak taboes en durfde zijn dromen uitschrijven. Boontje zei “dat hij zich jarenlang had vastgebeten in een pastoor (Priester Daens) en hij nu over seks zou schrijven”.
Voor Louis Paul Boon was op de eerste plaats komen niet belangrijk, hij ligt toevallig vooraan op het kerkhof. Wel wilde hij de eerste plaats … op café. Boon wilde schilder worden, maar had niet voldoende talent. Hij verdiende eerst als gevelschilder en later als journalist de kost. Leuk detail: de gids heeft als kind nog op de schoot van Louis Paul Boon gezeten.

Leo de BETHUNE behoorde tot de Aalsterse tak van een bekende familie. Hij was een conservatieve katholiek. In 1894 werd hij bij de verkiezingen verslagen door priester Adolf Daens. Hij schakelde de pauselijke nuntius en koning Leopold II in, zodat Daens zich in Rome moest verantwoorden. De paus haalde zijn handen af van deze zaak, ze werd door de curie behandeld. Dat was een kleine overwinning voor de christen democraten.
Piotto LEEMBERGER was een zigeuner. Op het graf zien we een woonwagen en twee egels. Zigeuners zijn verlekkerd op egelvlees dat ze in klei roosteren.
De Hospitaalzusters van Aalst liggen begraven tussen de mensen van Aalst, ze dienden de lokale gemeenschap.
De familie VANDERSMISSEN was een respectabele familie van textielbaronnen. Zoon Gustave maakte de familie te schande: hij stortte zich, ondanks het verzet van de familie, in een passioneel huwelijk met Alice Renaud, die hij in een danszaal ontmoette. Deze dame nam het niet zo nauw met de echtelijke trouw.

De spanningen tussen man en vrouw kenden een dramatische afloop. In de nacht van 3 op 4 februari 1886 schoot Vandersmissen zijn revolver af op Renaud. Dertien dagen later zou zij aan de verwondingen bezwijken. De moord en het daaropvolgend proces beroerden maandenlang de publieke opinie. Begin juni 1886 veroordeelde het assisenhof van Brabant Vandersmissen tot 15 jaar gevangenis.

Na een paar jaar kwam hij vrij onder de wet Lejeune. Een staaltje van klassenjustitie: een arbeider kwam er in die tijd niet zo goedkoop van af.

Het graf van de familie JELIE (eigenlijk Jolie), eigenaars van drie ‘filatures’, is een gemetste kelder met nissen voor 48 personen. Er zijn zes mannen nodig om de ingang vrij te maken bij een begrafenis.
Johannes COLINET studeerde taalkunde in Leuven en werd er professor. Hij schreef een grammatica van het Aalsterse dialect.

We bevinden ons achteraan op de begraafplaats. Er staat een afgietsel van een Keltisch kruis met een blauwvoet, ontworpen door Joe English. Vele Vlaamse soldaten van de eerste wereldoorlog rusten in een dergelijk graf. Er worden hier ook een paar stèles bewaard die anders na hun verwijdering zouden verdwijnen.
Politieagent Luc SCHAMP werd in 1992 afgemaakt bij een overval op de Colruyt in Aalst. In 2007 ontstond er veel ophef in Aalst toen zijn moordenaar Guy Oste vroeg om voorwaardelijk vrij te komen.
Gustaaf PAPE (1857-1920), een landmeter, werd in Aalst beschouwd als de nieuwe Mozart. De stad betaalde zijn muzikale opleiding. Hij schreef verdienstelijke liederboeken en organiseerde zangavonden.
Dokter BAUWENS studeerde af met de hoogste onderscheiding. Hij was een vooraanstaand wetenschapper die het medisch jargon in begrijpelijk Nederlands kon verwoorden. Hij was ook Vlaamsvoelend. Dokter Bauwens was altijd in het zwart gekleed en droeg een buishoed.

Pieter DE BRUYNE (1931-1982) was een binnenhuisarchitect die betaalbare designmeubels ontwierp, het ‘ sociale meubel’. Een paar van zijn ideeën, wit als kleur in de keuken, een kookeiland, werden door anderen verzilverd. Hij was ook bezeten door de Egyptische kunst. In het Designmuseum te Gent vindt u werk van Pieter De Bruyne.
De grootste vliegtuigramp ooit in ons land vond plaats in Berg, vlakbij Zaventem, op 15 februari 1961. Bij het tragische ongeval kwam de Aalsterse airhostess Jacqueline ROMBAUT om het leven. Aan boord bevond zich de volledige ploeg ijsschaatsers van de Verenigde Staten. De Amerikanen moesten een volledig nieuw team bouwen.
Priester Adolf DAENS (1839-1907). Deze grote man was christelijk geïnspireerd en sterk sociaal bewogen.
Als priester beriep hij zich op de waarden van het evangelie en de encycliek Rerum Novarum. Vandaag zouden we het geloof in de naastenliefde misschien iets te wollig vinden.

Adolf Daens werd verkozen voor de Christelijke Volkspartij. Als democraat ijverde hij voor het algemeen enkelvoudig stemrecht en de proportionele vertegenwoordiging. In Aalst hadden 14000 van de 22000 inwoners honger, vooral arbeiders. Hij was geen socialist. Die vond hij antigodsdienstig.

Daens was een overtuigd Vlaming. Hij ijverde voor Nederlandstalig middelbaar onderwijs en was voor de vernederlandsing van de universiteit van Gent.

Daens werd “gekloot” (sorry voor deze uitdrukking) door de conservatieve katholieken. Op zijn sterfbed moest hij een brief tekenen dat hij alleen verantwoordelijk was voor de mistoestanden in de kerk. Hij werd begraven tijdens een vroege kerkdienst, op het kerkhof waren gezangen en toespraken niet toegelaten. Er mocht wel gebeden worden. “Het Onze Vader heeft nooit zo luid geklonken.”, zegden ze in Aalst.

Zijn grafmonument werd opgetrokken met giften van gewone mensen van het ‘werkende volk’.

Op 9 november 1985 werd de Delhaize van Aalst overvallen door de bende van Nijvel. Deze gewelddadige overval heeft een groot impact gehad in Aalst.
Een opeenstapeling van blunders: het was bekend dat rond het sluitingsuur een groot risico bestond, er was maar één warenhuis meer open. Et werd één ongewapende patrouille op afgestuurd. Het nationale alarm werd gegeven door een ambulance.

De nabestaanden hebben 15 jaar op een vergoeding moeten wachten.

Op het perk van de burgerslachtoffers van de eerste wereldoorlog vinden we kruisen die elders werden verwijderd. Een mooi initiatief van het stadsbestuur.

Valerius DE SAEDELEER (1862-1941), een artistiek verhaal, een grote liefde. Hij werkte overdag op de fabriek en volgde ’s avonds academie in Gent. Hij brak met zijn familie en leefde van de arbeid van zijn vrouw Clementine Limpens. Toen hij als schilder in de Leiestreek doorbrak kon hij het eerste geld dat hij zelf verdiende als kunstschilder niet meer aan zijn grote liefde schenken, zijn ‘Clemke’ was net overleden.
Jozef VAN OVERSTRAETEN (1896-1986) is een bekende naam. Hij was voorzitter van de VAB/VTB. Hoewel hij zich niet te verwijten had, kreeg hij problemen op het einde van de tweede wereldoorlog. Hij werd gezocht door de bende van Louis ‘Pistool’ De Wilde. Omdat hij niet thuis was, vermoordde de bende Herman De Vos.
Etienne de BETHUNE-SULLY liet zich op 59(!)-jarige leeftijd adopteren door mademoiselle de Sully om zijn adellijke titel terug te krijgen.
Pierre CORNELIS (-DE SAEDELEER) was schepen van ravitaillering tijdens de tweede wereldoorlog. Hij werd thuis doodgeschoten, zijn laatste woorden waren: “Dat heb ik niet verdiend”. Op het graf prijkt een ontroerend dodenmasker.
Albert LIENART werd heel jong minister. Hij was voorstander van de doodstraf.
We besluiten de funeraire wandeling aan het graf van William OSBORNE (+1944). Hij kreeg amper 4 uur opleiding als piloot en kwam in de problemen boven Aalst.
Aalst, stad met een geschiedenis vol passie en tegenstellingen. Een interessante stad, een boeiende rondleiding.

Martin Demedts
Foto’s: Rina Reniers, Leo Rondelez, Jacques Buermans

Vzw Grafzerkje bezoekt de begraafplaats van Montmartre Verslag van de eerste van drie rondleidingen in Parijs.


Ondergetekende was bereid om de leden van de vzw Grafzerkje in Parijs te gidsen. Voor een eerste rondleiding waren 17 “zerkjes” aanwezig. Dat het geen gewone rondleiding zou worden wist ik al vlug. We waren nog niet gestart of An, onze ondervoorzitster nota bene, had al twee personen opgenoemd waarvan ze het graf wilde bezoeken en waarvan ik nog nooit had gehoord. Zij werd daarin gevolgd door Frieda die vroeg of we het graf van Carème, wie?, gingen bezoeken. Het bleek de Piet Huysentruit van 170 jaar geleden te zijn. Gelukkig stond die wel op het plan zodat we hem uiteindelijk nog konden traceren. Ludo vroeg dan weer of we schilder Gustave Wappers zijn laatste rustplaats zouden aandoen. Hier had ik meer geluk want die stond op mijn rondgang.
Gestart werd bij vader en zoon Guitry, acteurs. Een eerste “bijzonder” monument was dit voor Pierre Laurécesque, architect van de Franse ambassade te Istamboel. Het is een rechtopstaande tombe met aangezicht en voeten van, links, Pierre Laurécesque, midden Pierre Paul Charles Laurécesque 7 jaar en rechts Françoise Honorine Eugénie Peyret, 26 jaar. De twee laatsten zijn begraven in Péra. Wat verder het neo-surrealistisch werk van Richard voor dokter Guy Pitchal.
Zangeres Dalida kreeg een levensgroot, kitscherig, verguld monument. Godefroy Cavaignac, republikeins politicus ligt onder een meesterwerk van François Rude en zijn leerling Ernest Christophe. Emile Zola, schrijver van boeken zoals “Nana” en “Germinal” werd beroemd met een krantenartikel “J’accuse” waarin hij de militaire leiding beschuldigd, uit antisemitische overwegingen, bewijsmateriaal in het proces tegen Afred Dreyfuss achter te houden. Het graf bestaat nog alhoewel de stoffelijke resten, in 1912, naar het Pantheon overgebracht werden.
Schilder François Feyen ligt onder het beeld “La Cancalaise”. Dat een rondleiding voor Grafzerkjes ook een meerwaarde kan hebben bleek toen Jacqueline wist te vertellen dat een “Cancalaise” denkelijk een inwoonster van Cancal moet zijn. Henri Meilhac, librettist voor verschillende opera's van Jacques Offenbach ligt onder een treurende figuur “L'Amitié” van Albert Bartholomé terwijl Jean-Baptiste Greuze een afbeelding van zijn bekendste werk “La cruche cassée”, de gebroken kruik, van beeldhouwer Ernest Dagonet kreeg. Hector Berlioz, componist van onder meer “Symphonie fantastique” en de opera “Les Troyens”. In 2003, tweehonderd jaar na zijn geboorte, werd het plan opgevat om zijn stoffelijke resten naar het Pantheon te brengen maar van het plan werd afgezien. Achter Berlioz ligt Marie-Antoine Carême.
Geert bezorgde me er volgende informatie over: hij was een Franse chef-kok en patissier, afgod van gastronomen en schrijver van bekende boeken op het gebied van de kookkunst. Zijn opvattingen resulteerden vaak in pompeuze stukken, “pièces montées”, en andere culinaire presentaties die in die tijd thuis hoorden. Door zijn boeken, gewijd aan de kookkunst, banketbakkerij en de theorie van deze ambachten, heeft Carême een grote bijdrage aan de culinaire wereld geleverd. Velen erkennen hem als de grondlegger van de klassieke Franse keuken. Vanwege zijn diensten voor vele koningen en hertogen kreeg hij de bijnaam “Kok van koningen”. Heinrich Heine, dichter afkomstig uit Dusseldorf ligt onder een beeld van de Deen Louis Hasselriis. Het beeld heeft een hele weg afgelegd voor het hier terechtkwam. Het was eerst in het bezit van het Weense keizershof. Die bood het werk aan Dusseldorf aan. De stad hechtte weinig belang aan het beeld van de, steeds in het buitenland vertoevende, schrijver. Keizerin Sissi, een grote aanbidster van de schrijver, stelde het tentoon op het terras van haar villa “Archilleion” in Korfoe. Na haar overlijden verkreeg keizer Willem II de villa en hij liet de buste overbrengen naar Parijs. Vooraleer ik kon starten met mijn uitleg over Alphonse Baudin wist ons An al te vertellen: dat is toch man die stierf op de barricades en vette salaris van 25 frank per dag op het spel zal zetten voor de strijd en furieus reageert met zinsnede: “Zie dan hoe een man kan sterven voor 25 frank”, waarna hij wordt doorzeefd met kogels. Wanneer je Grafzerkjes in je groep hebt, heb je niemand anders nodig om je onderuit te halen. O ja, ik kon nog wel vertellen dat het een cenotaaf van de hand van Aimé Millet is waarop de kogelinslagen zichtbaar zijn en dat zijn lichaam in 1889 werd overgebracht naar het Pantheon.
Daniel Illfa Osiris, financier en filantroop. Hij schonk zijn erfenis aan het Institut Pasteur. Een enorme bronzen kopij van de Mozes van Michelangelo, van de hand van Antonin Mercié, staat op het graf hij werd gegoten door Fernand Barbedienne. Na een stevige klim bereikten we het graf voor Alexandre Dumas, schrijver. Hij is de zoon van Alexandre Dumas, de schrijver van “de drie musketiers” en “de graaf van Monte Christo”. Zijn bekendste werk is “La Dame aux camélias”, het verhaal van een prostituee Marguerite Gautier die sterft aan tuberculose vlak nadat ze haar ware liefde heeft ontdekt. De hoofdpersoon heeft echt bestaan en heette Maria du Plessis, een dure courtisane die in de hoogste kringen vertoefde. Als zij ongesteld was droeg zij, als teken dat ze niet beschikbaar was, een rode camelia met zich mee. Ze koos deze bloem niet alleen omdat hij duur was maar ook omdat hij niet geurde. Dit laatste was van belang want du Plessis leed aan tuberculose en kon geen sterke geuren verdragen. Ook hier was An mij eens te meer te snel af want ze wist te vertellen dat du Plessis hier ook begraven werd. Een bronzen allegorie “La Douleur”, van de hand van moeder Didsbury voor haar op 20-jarige leeftijd gestorven zoon Robert. An ging op haar elan verder want vóór we er waren merkte zij op dat de schildersbroers Scheffer, uit Dordrecht afkomstig ook op Montmartre lagen.
Laure Permon gravin D’Abrantès was een jeugdvriendin van Napoleon Bonaparte. Ze trouwt met generaal Junot. Nadat zij zich tegen Napoleon gekeerd heeft, verbant hij haar uit de stad Parijs. Ze neemt wraak door na zijn dood haar 18-delige memoires te schrijven, waarin ze hem in belachelijk maakt. Op het graf een marmeren medaillon van David d’Angers. Een mooi beeld op de laatste rustplaats voor danser Vaslav Fomitsj Nijinsky. Hij studeert in Sint Petersburg. In 1909 is hij de ster van het, door zijn minnaar Diaghilew, geleide “Ballet Russe”. In 1913 ontslaat die Nijinsky omdat die trouwt met een Hongaarse danseres. Hij wordt begraven op de Londense Sint Marylebonebegraafplaats en drie jaar later overgebracht naar Montmartre. Jacques Grancher was specialist op gebied van tuberculose. Alphonse de Neuville, schilder van gevechtstaferelen. De buste en het beeld “Frankrijk in de rouw” zijn van Françis de Saint Vidal. Gravin Potocka-Soltikoff ligt in een recent gerestaureerde kapel van de hand van de daarnaast gelegen Jacques Hittorf. Edgard Degas was impressionistisch schilder met als favoriete thema’s ballet en theater. De familie vond “de Gas” deftiger klinken.
Hierna kwamen de Belgen aan de beurt met de reeds eerder, door Ludo aangevraagde, Gustave Wappers, kunstschilder en pionier van de romantiek. Ook directeur van de Antwerpse academie. In 1847 tot baron verheven. In 1852 geeft hij, vrijwillig, zijn ontslag als directeur en trekt naar Parijs en wat verder de uit Dinant afkomstige uitvinder van de saxofoon Adolphe Sax. Léon Foucault, fysicus en bekend van de slingerproef kreeg een buste van de hand van Charles Garnier. De slingerproef vond plaats in het Pantheon in 1851. Met die proef bewijst hij dat de aarde om zijn as roteert.
Léon Delibes, componist van komische opera’s en het ballet “Coppelia” en wat verder Jacques Offenbach, de uit Keulen afkomstige operettekoning. Bekendste werken “Orpheus in de onderwereld”, “La vie Parisienne” en “Hoffmann’s vertellingen”. Het beeld is van Jules Franceschi. Eigenaardig is het dat op het graf een kruis staat alhoewel Offenbach een jood was. Men wees mij erop dat Jacqueline die wegens haar knieproblemen een stoeltje meezeulde maar ook steeds achterop raakte omdat ze veel foto’s nam en steeds haar stoeltje neerpootte op het moment dat ik met mijn uitleg gedaan had en verder stapte. Bij het enorm bronzen mannelijk naakt “de worstelaar” voor Jean Bauchet vond ik het gepast om te wachten tot Jacqueline, gezeten op haar stoeltje, op de eerste rij kon plaatsnemen en kon genieten. Heel recent vernam ik dat binnenin de enorme grafkapel Kollitsch + Marc Lejeune een prachtig interieur te bewonderen was. Enkel de grootsten onder de Grafzerkjes konden ervan genieten en dan nog was de kwaliteit heel pover.
Edmond en Jules de Goncourt waren schrijvers. Bij het overlijden van hun ouders blijft er voor de broers een dermate grote erfenis achter dat ze de rest van hun leven niet meer hoeven te werken. Edmond bepaalde aan het eind van zijn leven dat zijn fortuin moet ondergebracht worden bij de “Academie Goncourt”, een door hem gevormd literair genootschap dat jaarlijks een prijs toekent aan het beste prozawerk dat verschenen is. De “prix Goncourt” bestaat uit een symbolisch bedrag van 50 Franse frank en geldt als een der belangrijkste letterkundige prijzen in Frankrijk. Vlakbij ligt Margaret Kelly. In 1932 stichtte zij de Bluebell Girls. Die maken nog steeds (hopelijk niet meer met de danseressen uit 1932) deel uit van het programma van de Parijse Lido. Spijtige zaak: Het bronzen borstbeeld werd gestolen. Michel Berger, componist onder ander van “Starmania”, rockopera, zanger en de echtgenoot van zangeres France Gall. Stendhal, schrijver van onder meer “Le rouge et le noir”. Een medaillon naar David d' Angers siert zijn graf. De spreuk “Leven, liefhebben, Milanees zijn”, verwijst naar zijn liefde voor Italië. André Marie Ampère, fysicus bekend van zijn werk op gebied van elektromagnetisme en elektrodynamica en uitvinder van onder meer de galvanometer. Zijn naam is verbonden aan de meeteenheid voor elektrische stroom. Toch nog een link met België: Pauline Viardot- Garcia was contra-alt en de zuster van La Malibran die we kennen van de Lakense begraafplaats. Het monument werd gemaakt voor zijn dochter Anja. Maria Desraimes was feministe en letterkundige. In 1882 werd zij als eerste vrouw ingewijd in de loge. Zij lag aan de basis van de oprichting van “le droit humain”, verwezenlijking die ze zelf niet meer kon meemaken.
We passeerden nog langs Louise Weber, danseres bekend als La Goulue. Zij creëerde de French Can Can met aan de overzijde een groot naakt mannenbeeld, vergelijkbaar met, “de herder” van Paul Landowski voor Otto Klaus Preis, kunstverzamelaar en mecenas. Alphonsine du Plessis, minnares van Alexandre Dumas en zijn inspiratiebron voor “La dame aux Camélias” ligt naast Jean Claude Brialy, Frans acteur, realisateur en scenarist.
Een van de pioniers in de Nouvelle Vaguefilms. Op het eind ontdekte Frieda nog een graf voor een de Saxe-Coburg-Gotha. Ook hier gaf haar zoon Geert de nodige bijkomende informatie: Ze werd geboren als Konstanze Gieger te Oostenrijk en was een componiste en actrice. Ze ging een huwelijk aan onder zijn stand met de neef van Leopold I van België, Leopold Franz van Saksen-Coburg-Gotha. Hij was eerst de huwelijkskandidaat voor de Spaanse Koningin Isabella II maar dit stuitte op verzet van de grote mogendheden want anders had onze Leopold op al de tronen een familielid zitten, Bulgarije, Engeland, België en Portugal. Op de dag van haar huwelijk werd ze door Hertog Ernst II van Saksen-Coburg-Gotha tot “Freifrau von Ruttenstein” verheven. Op de huwelijksdag verscheen er niemand van zijn familie maar haar familie en kunstvrienden kwamen talrijk op. Gedurende jaren hadden ze een enge vriendschap met Johan Strauss die zelfs een wals aan hen wijdde namelijk “Grillenbanner opus 247”. Het wijst op de grillige verhouding tussen zijn familie en haar. Andere vrienden van het koppel waren onder andere Alexander Giraldi, Sarah Bernhardt, Benoit Constant Coquelin en Josephine Gallmeyer. Het paar leefde afwisselend in Wenen, Gotha en in de villa Constance te Parijs. Hij stierf in 1884 te Wenen en ligt begraven in het Mausoleum te Coburg. Ze hadden samen één zoon Franz. Het was een leerrijke middag, niet alleen voor de deelnemers maar ook voor mezelf die toch weer enkele dingen bijleerde.
Na afloop gingen een groot aantal “zerkjes” nog gezellig nakaarten bij een drankje.
Jacques Buermans
Foto’s: Livia Lecompte, Ria Vaes, Theo Heremans, Geert Janssens.

In een volgende Nieuwsbrief: deel II: Montparnasse.

Dolen door funerair Parijs deel 1, Cimetière de Picpus An Hernalsteen had niet voldoende aan de rondleidingen en ging nog extra op pad.


Rue de Picpus 35
Voor 2 euro de kop mag je de enige privé begraafplaats van Parijs verkennen.
De circa 1306 slachtoffers van allerlei pluimage die tijdens het terreurbewind van Robespierre in juni 1794 door de guillotine hun hoofd verloren, dumpte men ’s nachts in massagraven nabij het oude klooster van de Augustinessen.
Nazaten van de hoofdloze aristocraten kochten het terrein in 1802. Ze begonnen met de aanleg van een intieme, volledig omsloten begraafplaats.

Lukraak pikte ik er een aantal monumenten uit omdat ik ze mooi of indrukwekkend vond. Eenmaal terug thuis zou het internet eventueel wel wat meer informatie kunnen verschaffen. En inderdaad, lang leve het internet.

Gaston de Lévis (Parijs 1764-1830), Minister van staat.
Yolande de Polignac (1830-1855). Dochter van politicus Jules de Polignac en zijn tweede echtgenote Mary Charlotte Parkyns.1830 moet voor vader Jules een waar rampjaar geweest zijn, zijn politieke standpunten resulteerden in de julirevolutie van 1830 en hij moest een mond meer voeden.
Charles, graaf de Montalembert (Londen 1810- Parijs 1870). Journalist, historicus en Frans politicus. Verdediger van de persvrijheid en van de vrijheid van vereniging. Er is zowaar ook een verband met het Belgenland. Hij bleef ijveren voor het behoud van de Belgische onafhankelijkheid ten opzichte van Nederland. De Fransen kennende was dit waarschijnlijk uit eigenbelang, de geschiedenis bewijst dat ze hier vroeger ook om de vijf minuten stonden. Charles gaf in elk geval het goede voorbeeld van hoe de Fransen dit zonder bloedvergieten konden realiseren, huwen was de boodschap, hij sloeg Anna de Mérode (dochter van Felix) aan de haak.

Dit is misschien de verklaring dat één van zijn familieleden in Wezembeek-Oppem geboren werd.
De meest gerenommeerde dode op dit rustig stukje lichtstad is Marie-Joseph Paul Yves Roch Gilbert du Motier (1757-1834) maar generaal-markies de La Fayette, held van de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog, bekt iets gemakkelijker. Zijn echtgenote Adrienne de Noailles verloor haar grootmoeder, moeder en zus op het schavot.
Deze vechtjas uit het oude continent werd in 2002 postuum ereburger van de USA.

Tekst :An Hernalsteen
Foto's :Dirk  Joos

Conflict op de Westerbegraafplaats Rondleidingen op Open Monumentendag door An Hernalsteen.


Open Monumentendag en ons aller An was van de partij op “haar” Westerbegraafplaats met een rondleiding die slechts 45 minuten mocht duren in het kader van “conflict”. Een 15-tal geïnteresseerden waren aanwezig om 10 uur. An startte bij de graven van burgerslachtoffers. De graven werden geruimd maar men maakte één gedenkmonument met de namen er op. An vertelde over Prudence Desmet, een caféuitbaatster die gefusilleerd werd. Wat verder het monument voor de neergestorte Zeppelin L.Z. 37. Alle Duitsers werden in 1956 overgebracht naar Vladslo voor die van Wereldoorlog I en naar Lommel voor die van Wereldoorlog II behalve twee gesneuvelden van die neergestorte Zeppelin: Ackermann en Van der Haegen, die aan de voet van het monument hun laatste rustplaats kregen. Wat verder stond onze gids stil bij de Franse, Italiaanse en Belgische gesneuvelden. Ze liet ook optekenen dat er één Congolees tussenzit. Hier liggen ook een aantal Russen maar die worden door de Russische overheid niet als Russische oorlogsslachtoffers beschouwd waarschijnlijk omdat ze niet meer tot het reguliere leger behoorden.
Anders was het bij Aresenki wiens graf keurig onderhouden wordt door de Russische overheid. Bij een gedenkplaat voor burgerslachtoffers van Wereldoorlog II stond An stil bij hetgeen Remigius Cours overkwam. Deze doofstomme man zat ik het verzet en samen met een kompaan gingen zij elektriciteitsleidingen saboteren. Toen de Duitsers afkwamen riep de kompaan naar Remigius maar die hoorde hem niet. De kompaan kon gaan vluchten maar Remigius werd gekwetst in een vuurgevecht. Hij kon een wapen van de Duitsers bemachtigen, schoot op de Duitsers en vluchtte. De Duitsers vonden de fiets van de kompaan van Cours en konden die identificeren aan de hand van de fietsplaat. De kompaan verraadde Remigius en die werd gefusilleerd.
Bij het grote monument voor de gesneuvelden van Wereldoorlog I maakte An de opmerking dat koning Albert I toch niet zo direct een man van het volk was. Toen men hem uitnodigde om, in 1924, dit monument te komen inhuldigen zegde hij toe maar stuurde uiteindelijk zijn kat niettegenstaande alle delegaties van de geallieerden aanwezig waren. Het monument werd later dan nog eens onthuld in het bijzijn van de koning samen met een ander monument voor de gesneuvelden van de hand van Olivier Piette. Aan alle monumenten van 1914-1918 werden ook de data 1940-1945 toegevoegd wat voor het monument op de Westerbegraafplaats wel merkwaardig was want op het monument staan ook de Italianen afgebeeld en die behoorden niet tot de geallieerden van Wereldoorlog II.
Voor de rest staan er afbeeldingen van Britse, Belgische en Franse soldaten op het monument. An eindigde aan het monument voor de Fransen gesneuveld in de oorlog van 1870-1871 in Elzas-Lotharingen. De stad Gent had aangeboden om gewonden op te vangen in haar ziekenhuizen.
Hiermee eindigde An haar felgesmaakte uiteenzetting in het kader van “Conflict”. Wat niemand voor mogelijk had gehouden gebeurde toch: An geraakte NIET in conflict met haar tijdschema en stipt om 10.45 uur beëindigde zij haar betoog.

Tekst en foto's : Jacques Buermans

Allerheiligen Zoals steeds rond deze periode bedenkt Mathilde Goelen ons met een passend gedicht.


Allerheiligen

Geen enkel mens
Kan stormen doen keren
Geen enkel mens
Laat doden wederkeren

Maar elke mens
Kan in zijn aardse leven
Aan iedere mens
Hoop en vriendschap geven

Zo kan ieder mens
Bij ’t afscheid van het leven
Als volwaardig vriend
In schoonheid verder leven.

Mathilde Goelen

Allerzielen Zoals steeds rond deze periode heeft Louis Van Dyck een “denkmoment”.


Allerzielen

Als iemand deze tijd van het jaar weemoedig of neerslachtig was zei mijn moeder: “dat is het vallen van het blad…”.

Nu zijn ze bijna allen gevallen, morgen zijn we dus weer ons vrolijke zelf???

Op killige dagen durf ik weleens denken dat de aarde voor mijn part best nog wat mag opwarmen.

Onlangs was ik op een kerkhof terwijl de kerkklokken luidden voor het begin van een plechtigheid. Twee arbeiders waren een spadesteek diep gevorderd met een graf. “We halen het nog wel” zei de oudste en spuwde in de handen. Later zag ik enkel personeel van de aannemer dat het lichaam groette.

Eenmaal moeten we allen de drempel over naar de eeuwige rust.

Een dame, het graf van haar echtgenoot ijverig poetsende, heeft kennelijk nood aan een babbel. Zij merkt mijn interesse en zo verneem ik dat ze 30 jaar getrouwd waren en hij binnenkort een dagje minder zou gaan werken. Tijdens het wielrennen kreeg hij een hartstilstand. De toekomst was hiermee abrupt voorbij.

Vreemden slaan wel een arm over je heen, maar het compenseert niet. Zo zie je weer: de mensen “van voorbij”, zij blijven ons nabij in liefde en verhalen die wij zo graag herhalen … uit verdriet.

Sterven duurt maar even, de weg er heen soms veel te lang.

Zij die er nu voor de 1e maal niet meer bij zijn, staan ons weer helder voor de geest.

Ieder heeft zijn eigen doden.

Louis Van Dyck, Allerzielen 2011

Opdonder4 kreeg Jacques Buermans over de vloer Onze voorzitter hield een felgesmaakte voordracht.


Naar maandelijkse gewoonte had op de vierde donderdag van de maand in het STEM van Sint Niklaas “opdonder4” plaats. Elke maand wordt iemand uitgenodigd om gedurende een half uur te praten over zijn onderwerp. Wel wordt aan de spreker gevraagd om aan de hand van een voorwerp uit het museum een link te leggen met zijn onderwerp. Jacques Buermans, onze voorzitter, viel die eer te beurt eind oktober. Hij ging het hebben over “een tweede leven voor grafmonumenten”. Voor een dertigtal geïnteresseerden, voornamelijk “getrouwen”, begon hij met een portret dat zich in het museum bevindt van een dame uit het geslacht Janssens de Varebeke geschilderd door Janssens de Varebeke die op Schoonselhof begraven ligt en zo kon Jacques verder met zijn betoog.
Hij vertelde het verhaal van Maria ’s Heeren door iedereen gekend die met de begraafplaats Schoonselhof begaan is, maar deze keer geïllustreerd met enkele postkaarten over de ramp. Hij haalde ook enkele andere voorbeelden aan van peterschap van grafmonumenten en vernoemde hierbij de “peters” van het graf van Alice Nahon en de mensen van “Hangar Flying” die enkele grafmonumenten van piloten in peterschap namen.

Dan had Jacques het over “zijn laatste rustplaats”, het grafmonument voor Adolf Dumont. Hij vertelde uitgebreid de problemen die er heersten tijdens de afbraakperiode van een vorige schepen. Hij kreeg de lachers op zijn hand toen hij zei “Ik ben dus een van de weinigen die nu al zijn buren kent!” of toen hij zei een vriendin te zoeken en haar te vertellen dat hij over een eigen woning beschikt. Hij zou dan wel verzwijgen dat die woning zijn grafkelder op Schoonselhof is. Ook met het verhaal van de bloemen die op regelmatige basis op zijn graf geplaatst werden en dat dit “mysterie” na jaren werd opgelost toen bleek dat Dumont een huis had geschonken met als tegenprestatie: bloemen op zijn graf, werd gelachen. En wanneer Buermans dan een illustratie toonde waarop de bronzen buste van Dumont, als bescherming tegen de winterkoude, met een sjaal en oorverwarmers de koude trotseerde was de lach ook aanwezig. Kenners weten dat humor een belangrijke plaats inneemt in de verhalen van de voorzitter van vzw Grafzerkje. Een laatste verhaal vertelde Jacques over de restauratie en de restauratieproblemen bij het grafmonument Victor Driessens. Het werd even stil toen hij zijn verhaal verlegde naar de “sponsor” van de restauratie die plots overleed en de pogingen die dan ondernomen werden om een nieuwe grafconcessie voor die man te zoeken maar toen de “problemen” met de offertes of met de geldinzameling ter sprake kwamen was de lach toch weer op het appel. Jacques Buermans eindigde zijn voordracht met informatie over de, nieuwe, glas in loodramen van de laatste rustplaats van “zijn” sponsor waarbij erg persoonlijk werd nagedacht over symboliek.

Onze voorzitter kreeg een verdiend applaus. Nadien werd nog een drankje aangeboden en pikte de conservator van het museum in op de voordracht van Jacques met een korte rondgang door “zijn” museum met enkele funeraire hoogstandjes onder andere het skelet van een gebochelde monnik.

Tekst en foto's : Ria Vaes

Tante Kato ging op reis en zag de oorlogsbegraafplaatsen van Gallipoli, Turkije Weer een nieuwe ontdekking van tante Kato.


* Eerste Wereldoorlog * 18 maart 1915 - 9 januari 1916 *

Stel je voor: een bus vol Engelstaligen van Australië, Nieuw-Zeeland, Groot-Brittannië, Ierland, Canada en de Verenigde Staten en daartussen vreemde eend Kato, die door de Turkse gids de Belçikali genoemd werd. Wat zij, die andere toeristen, daar deden, was vanzelfsprekend: hun grootouders of overgrootouders vochten tijdens de Groote Oorlog tegen de legers van de sultan en diens bondgenoot Duitsland. Zij waren daar op een soort herdenkingsbedevaart. Iets wat de Westhoek maar al te goed kent. En ik? Enerzijds geïnteresseerd in de geschiedenis en ook een beetje berekend “Zit daar een Kato in ?”.

Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat wij daar in de buurt waren om Troje te zien. Een jongensdroom van mijn man kwam eindelijk uit. Als een helmboswuivende Achilles stond hij voor de muren van Troje (VI), ten strijde trekkend tegen een moderne vijand, die als een giftig wapen de ene na de andere lijkt te vellen. Terwijl mijn moedige strijder een dagje rust nam van tegen muren te vechten ging ik op excursie naar Gallipoli.

De belangrijkste (wat mij betreft) punten van de geschiedenis van Gallipoli (Gelibolu in het Turks) wil ik eerst op een rijtje zetten:

Feit 1: Nét vòòr Wereldoorlog I hadden de Osmanen (ik mag nog niet over de Turken of het land Turkije spreken) twee oorlogsbodems besteld én betaald in Groot-Brittannië. Bij het uitbreken van de oorlog besliste Winston Churchill, toen First Lord of the Admiralty (Minister van Marine), dat de levering niet kon doorgaan en dat het geld niet teruggestort werd. Geef toe: da ’s vragen om woede en de Zieke Man van Europa koos de kant van Duitsland.

Feit 2: Het tsaristische Rusland was in die tijd goed voor een groot deel van de graanproductie die West-Europa nodig had. 33% van de internationale handelsvloot lag vertrekkensklaar in de Zwarte Zee. De woedende Osmanen en Duitsers beslisten de Bosporus en de Dardanellen te sluiten voor alle geallieerd transport.

Gevolg: De Geallieerden stuurden een oorlogsvloot naar Gallipoli op de westelijke oever van de Dardanellen, ze landden er en belegerden het schiereiland gedurende 240 dagen: van 18 maart 1915 tot 9 januari 1916. Door die doorgang te blokkeren kregen de Geallieerden ook geen vat op Istanbul, wat toch wel een schone parel aan de Britse kroon zou geweest zijn.

De geschiedenis hangt soms aan mekaar van toevalligheden: rond 1911 had de dertigjarige Moustafa Kemal het schiereiland in kaart gebracht en nu een vreemd leger zijn bodem bezette, stelde hij zich kandidaat om daar het commando te voeren. Zo geschiedde. Een van de slogans van de kolonel was “Ik beveel jullie niet op te rukken en gebied te winnen, ik beveel jullie om hier te sterven. In die tijd kan versterking komen”. Maandenlang werd in loopgraven gevochten door de Mehmets en Selims tegen de Johnny’s en Tommy’s. Op sommige plaatsen was de afstand tussen de twee kampen slechts acht meter. Geen meter werd prijs gegeven tot de Geallieerden zich, staart tussen de benen, terugtrokken. Moustafa Kemal had zijn reputatie gevestigd en de succesvolle strateeg kon als redder van Gelibolu rekenen op de steun van de militairen en de bevolking. Hij schreef een brief aan alle moeders van de gevallen soldaten, waarmee hij niettegenstaande hun verdriet hun hart veroverde. Moustafa Kemal werd later uitgeroepen tot vader van de Turken: Ataturk (1881-1938).

In het 33.000 hectare grote Gallipoli Nationaal Park staan op de 70 begraafplaatsen talloze oorlogsmonumenten en er liggen 131.000 soldaten (34.000 Gemenebest, 10.000 Fransen en 87.000 Turken) begraven, een groot aantal in anonieme graven. De ravage was nog groter: tel daarbij nog 262.000 gewonden (97.000 Geallieerden en 165.000 Turken). Het is onbegonnen werk de begraafplaatsen en monumenten te beschrijven, dat doet de Commonwealth War Graves Commission wel.
Opmerkelijk is dat de graven er anders uitzien dan wat ik ken van de Westhoek en El Alamein. Geen rechtopstaande grafstenen maar kubusjes met een iets schuine deksteen. De wind kan hier serieus te keer gaan en op veel plaatsen is de ondergrond drassig. Dit ontwerp verhelpt dat de graven zouden wegzinken. Om diezelfde reden hebben de memorialen een brede onderbouw.
Ik wil één soldaat, één graf toelichten: John Simpson Kirkpatrick, geboren in Noord-Engeland, was in Australië verzeild geraakt en helemaal homesick daar down under bij het uitbreken van de oorlog vervoegde hij het Australische leger in de hoop naar Europa en dus dichter bij huis gestuurd te worden. Hij werd ingedeeld bij het Medical Corps en met zijn ezel Murphy bracht hij drinkwater naar het front. Hij redde op nog geen maand tijd 300 gewonde soldaten door ze van het slagveld en naar de verzorgingsbarakken te voeren. Tot hij, die fatale dag van 19 mei 1915, zelf getroffen werd door een Turkse sluipschutter. En Murphy, die bracht zijn baasje terug. ‘t Lijkt wel een interpretatie van de Wet van Murphy “als iets mis kan gaan, dan zal het zeker mis gaan”. John Simpson Kirkpatrick, 22 jaar oud, voor altijd verdwenen en begraven op Hell Spit Cemetery is niet vergeten. In Australië is “The man and his donkey” een nationale held.
Elk jaar herdenkt ANZAC (Australian and New Zealand Army Corps) zijn slachtoffers. De Kiwi’s op 18 maart en de Aussi’s op 24 april. Elk jaar komen duizenden afstammelingen en getrouwen naar Turkije gevlogen voor de plechtige herdenking. Alleen in 2010 was de herdenking in mineur. Toen strooide de Ijslandse vulkaan Eyja... (u weet wel) letterlijk roet in het eten.

Om deze brok geschiedenis te illustreren moet ik nog op zoek naar de film Gallipoli (1981) van het Australische duo regisseur Peter Weir en hoofdrolspeler Mel Gibson. Ook al is die blijkbaar niet correct en volledig opgenomen in Australië... Liever een boek waarin Gallipoli een belangrijke rol speelt? Weet dat ik onder de indruk was van “Birds without wings” van Louis de Bernières. De Nederlandse vertaling “Vogels zonder vleugels” werd uitgegeven bij de Arbeirderspers (2004).

Tekst en foto's : Tante Kato

Levanto levert prachtig werk bij Conscience Prachtig renovatieproject.


Enige tijd geleden startte het renovatieproject Conscience. In 2012 is het 200 jaar geleden dat de grote schrijver geboren werd. De stad Antwerpen deed voor de renovatie een beroep op Levanto, een sociaal tewerkstellingsproject rond langdurig laaggeschoolde werklozen. Er werd prachtig werk geleverd en ik denk dat hiermee Levanto een visitekaartje heeft afgegeven. Ze kunnen zulke projecten aan en dat beloofd voor de toekomst.
Wat mij ook opviel in meer dan positieve zin is dat de stad Antwerpen toch een stap verder gegaan is in haar communicatie naar de burger toe. Aan de ingang van de begraafplaats en vóór het grafmonument werd aan de bezoeker diets gemaakt wat de bedoeling was. Het weekeinde voor 1 november was het klaar en konden de talrijke bezoekers het monument voor de schrijver van “De leeuw van Vlaanderen” bewonderen. Het verhaal eindigt hier nog niet want in januari zou de stad Antwerpen het monument in peterschap geven aan de vzw Klein Antwerpen.
Tekst en foto's : Jacques Buermans

Restauraties van grafmonumenten in Sint-Kruis Johan Duyck brengt verslag uit.


Sedert juni van dit jaar is een gespecialiseerde firma bezig met het restaureren van waardevolle grafmonumenten op het oud kerkhof van Sint-Kruis. Het betreft graven waarvan de familievergunning is verlopen en die omwille van hun (kunst)historische, volkskundige of landschappelijke waarde door de Commissie voor Graftekens werden aanbevolen als behorende tot het funeraire erfgoed van Sint-Kruis.

De belangrijkste restauratie is ongetwijfeld die van het zandstenen pinakelgraf van de familie Dezitter-Pottevyn (1847). Dit prachtige maar erg kwetsbare monument van architect Jean Baptiste Bethune heeft als eerste neogotisch graf van België natuurlijk een grote (kunst)historische waarde en diende dringend gered te worden van definitief verval.
Niet ver uit de buurt en op het wandelpad naar de sacristie kregen de blauwstenen sarcofaag en het solide smeedijzeren hek (met de opvallende uiltjes) van het neoclassicistisch familiegraf van de laatste baron van “Maele” een verfrissende opknapbeurt. Wie onze zeer uitgestrekte (12 ha) stedelijke begraafplaats (op Steenbrugge) bezoekt vindt, ingegrift op de sokkel van het grote calvariekruis, de naam van deze laatste “heerser over de heerlijkheid Male”: Jean Charles de Carnin et Staeden (1747-1826).
Wat verder op het wandelpad naar de sacristie en schuin tegenover het Sint-Kruise calvariekruis schitteren weer, zoals eertijds, de twee schuinliggende witmarmeren platen van het neogotische graf van het Engelse echtpaar Taylor-Campbell.
Alhoewel marmer helemaal niet geschikt is als grondstof voor “buiten-monumenten” zijn, naast nog enkele belangrijke graven (zoals dat van Léon Visart de Bocarmé, in de jaren 1860 de commandant van het Belgisch-Mexicaans Legioen waartoe ook Sint-Kruizenaars behoorden) de meeste memorie- of muurplaten aan de buitenmuren van onze kerk vervaardigd in deze “versuikerbare” materie.
Zo verkeert de witmarmeren muurplaat van kannunik Petrus De Pauw (die door Napoleon in 1810 in Parijs tot bisschop van ’s Hertogenbosch werd benoemd) momenteel in zeer slechte staat en dat was kort geleden ook het geval met één van de belangrijkste memorieplaten van Brugge die, bij de bouw van de huidige kerk in 1856, aangebracht werd in het midden van de buiten-zuidermuur (kant Moerkerkse Steenweg).
Het betreft de gedenkplaat van de laatste monniken van de “Ter Duinen Abdij” (het huidige Groot Seminarie van Brugge) die ten tijde van de Franse Revolutie de abdij moesten verlaten en die na hun dood allen werden begraven op het oud kerkhof van Sint-Kruis. Op de wat bolstaande pas gerestaureerde plaat lezen we in het gepolijste marmer opnieuw vlot de namen van de toenmalige 53 ste prelaat Maurus De Mol en van acht paters. De belangrijkste onder hen is niet de prelaat gebleken (voor de Franse Revolutie gevlucht naar Duitsland en er gebleven), maar wel pater Nicolaus De Roover (82 jaar, gestorven in 1833). Als laatste overlevende pater kwam hij in zijn laatste levensjaren in het bezit van de onroerende goederen van de abdij (die hij grotendeels overmaakte aan het bisdom) en van alle roerende goederen waarmede hij meerdere restauratiewerken in kerken en kloosters financierde. Van hem hangt o.a. een geschilderd portret in de ontmoetingsruimte van het Groot Seminarie, een gedenkplaat in de kapel van de Sint-Trudo Abdij van Male en ook is hij herkenbaar te zien in een glasraamtafereel in de prachtige kerk Ter Potterie.
Dicht tegen de omheiningsmuur aan de kant van de Schaakstraat werden voorts vier oude graven gerestaureerd waaronder dat van de schildersfamilie Van de Kerkhove: nu pas is te zien dat de obelisk van dat door Louis Delacencerie ontworpen graf vervaardigd is uit donkerrode zandsteen: gewoonweg prachtig!
Met haar huidige restauratieprojecten op Brugse kerkhoven wil de stad Brugge ook het restaureren van waardevolle particuliere graven aanmoedigen. Ze kent daarvoor, na positief advies van de Stedelijke Grafcommissie en bij goedkeuring van een daartoe opgesteld dossier door het stadsbestuur, een restauratie-subsidie toe van maximaal 50% (met een plafond van 2500 euro) op de totale kostprijs.
Voorbeelden van monumentale graven op het oud kerkhof die binnenkort volgens deze procédure zullen worden gerestaureerd zijn de 19e eeuwse graven van de familie “van Outryve d’Ydewalle” (waarin Adolphe Gouby de Beauvolers, de eerste burgemeester van Sint-Kruis sedert het Belgisch koninkrijk, werd begraven) en van de familie “de Penaranda”, het grootste grafmonument op het oud kerkhof (eveneens getekend L. Delacenserie) dat nu gelegen is vlak naast het bushokje aan de kant van de Moerkerkse Steenweg.

Tekst en foto's : Johan Duyck
lid Stedelijke Grafcommissie Brugge

Valencia, een impressie Ons lid Marc Coremans bezocht deze begraafplaats.


Ons lid Marc Coremans bezocht deze begraafplaats en, niettegenstaande het verbod om te fotograferen, slaagde hij erin om toch nog wat beelden te schieten. Daar waar er informatie voorhanden was volgt wat informatie.
Daarnaast nog een aantal prachtige grafmonumenten:

Tekst en foto’s : Marc Coremans

Laffe diefstal op het graf van Jean Puttemans Wat een gebrek aan respect voor de nabestaanden!


Volgende bericht werd ons toegezonden :

Hallo Grafzerkje,

Betreft : het graf van JeanPuttemans (123) op het kerkhof van Vilvoorde.

Tot mijn spijt en verdriet wil ik jullie melden dat dieven het sierstuk van het graf gestolen hebben. Het betreft een afgietsel van de authenieke ijspikkel en klimtouw van Jean. (een uniek stuk) Het werd gemaakt door door beeldhouwer Pol Van Esbroeck.  Deze kunstenaar heeft zelfs een prijs in Rome behaald en heeft zelfs sculturen gemaakt voor het Rubenshuis. (zie internet)  Door ons toedoen is er zelfs een artikel verschenen in het Nieuwsblad.

Indien er hierover inlichtingen bij jullie zouden toekomen zou ik  of mijn dochter graag op de hoogte gehouden worden.

Anita de Keyzer wed. Jean Puttemans

Jean Puttemans was bergbeklimmer en overleed in Oostenrijk tijdens een bergbeklimming. Pol Van Esbroeck, een bevriend en gerenommeerd kunstenaar, vervaardigde het klimtouw en het houweel... in polyester in bronskleur om op het graf te plaatsen. Het is toch godgeklaagd. Diefstal an sich is al laag bij de grond maar dan nog dingen stelen die, meer dan ooit, een sentimentele waarde hebben is zo mogelijk nog lager. En, natuurlijk hebben de nabestaanden daar geen boodschap aan, hoe dom kun je zijn om iets uit polyester te stelen en te denken dat je met brons op stap bent ?
De politie werd op de hoogte gebracht van de diefstal en ook de heemkundige kring van Vilvoorde, lid van onze vzw Grafzerkje, werd op de hoogte gebracht. Het is natuurlijk zoeken naar de spreekwoordelijke speld in de hooiberg maar alle mogelijke inlichtingen zijn welkom.

Jacques Buermans
Foto’s Mieke Versées

De grafzerken in de kerk van Jisp Vanuit Nederland ontvangen artikel over de restauratie van de grafzerken in de kerk.


De onlangs gerestaureerde kerk van Jisp (Nederland) is een rijksmonument en sinds 2006 eigendom van de Stichting Oude Hollandse Kerken. De monumentale zerkenvloer, die in de loop der tijden ernstig verzakt was, werd eerst beschreven en waar nodig gerepareerd, bijgewerkt en opnieuw gelegd. De kerk stamt uit 1822 en is destijds in de plaats gekomen van een veel oudere voorganger. Zij is voorzien van een houten tongewelf en meubilair uit het derde kwart van de 17e eeuw. Het zijn echter de fraaie oude zerken die het doel van menige excursie vormen. De vloer bestaat uit meer dan honderd grafzerken, de meeste gemaakt van een donkere, harde steensoort en voorzien van prachtige decoraties en inscripties met de namen van burgemeesters, commandeurs van walvisvaarders en olieslagers. Ze zijn voorzien van een gebeiteld nummer, dat verwijst naar de administratie van de graven, die grotendeels particulier eigendom waren. Enkele families bezaten zelfs meerdere graven in de kerk. Het verhaal achter de zerken vormt een interessante kennismaking met de rijke historie van Jisp en de Zaanstreek.

De zerk van Pieter Timmer en Stijntje Kortenaar

Hierboven is de naam Timmer genoemd. Deze naam komt voor op een grafsteen, die versierd is met een ster. Rond de ster zijn de volgende namen te lezen: P.I. Timmer en S.P. Kortenaar. Het opschrift luidt:

Hier rust ’t lichaam / van Stijntje Kortenaar / huysvrouw van / burgermeester Pieter Timmer / obiit den 10 january Ao 1772 / oud ruim 38 ½ jaar.

De zerk van Simon Cornsz. Betlehem

De naam van de familie Betlehem, ook wel Bettelem: Een van de grafzerken in de kerk kan met deze familie in verband worden gebracht. Deze zerk is voorzien van een afbeelding van een molen en een houten loods. De naam van de molen is aangeduid:

D. Keetel 1619. Boven de molen leest men: Simon Cornsz. Betlehem 1734. Het opschrift op de grafsteen luidt verder:

Hier is begraven Simon Cornsz Betlehem / in zijn leven oud burgemeester / tot Jisp / is in den Heere gerust / den 7 february Ao 1766 oud zijnde / 66 jaaren 1 maand en 6 daagen / verwagtende een zalige opstandinge / Nog is hier begraven / Aefje Willems Couwenhoven is in den Heere gerust / den 6 maart 1805 in den ouderdom / van 17 ½ jaar.

De op de grafzerk afgebeelde molen, De Ketel, behoort tot de oudste oliemolens in de Zaanstreek. De molen werd gebouwd aan de Ketelsloot. De molen zou tot 1814 in de familie blijven. In dat jaar werd de molen verkocht aan de kleinzoon van de hiervoor genoemde Pieter Timmer, die ook eigenaar was van de molen de Barnde Bok.

De zerk van Cornelis Klaasz. en Cornelis Cornz. Boom en Anna Bettelem

De zerk is versierd met een cartouche met een zandloper, een doodshoofd met het jaartal 1698, bazuinende engelen, kaarsen met blakers, een gevleugeld engelenkopje en een man, die met een zeis maait. Hieromheen de tekst: Saligh zijn de dooden die in den Heere sterven. Verder leest men de inscriptie:

Hier is begraven / Cornelis Klaasz Boom / in zijn leven vroedschap dezer plaats / in den Heere gerust den 10 october 1787 / oud zijnde 34 jaaren 9 maanden 27 dagen / verwachtende een zalige opstandinge / Nog is hier begraven / Cornelis Cornz Boom junior / is overleeden den 19 october Ao 1792 / in den ouderdom van 5 jaaren en 15 daagen / verwagtende een zalige opstandige / Als ook Anna Bettelem overl 21 october / 1805 oud zijnde 50 jaren en 9 maand.

De grafzerk is gedecoreerd met diverse doods- en vanitasmotieven. De zandloper duidt op de kortstondigheid van het leven en op het gestadig naderen van het stervensuur. Engelen met bazuinen kondigen het Laatste Oordeel aan. De zeis symboliseert de beëindiging van het leven. Het doodshoofd is uiteraard een symbool van de dood. De blakers met kaarsen verwijzen naar Christus als het licht van de wereld.

De familie der ‘Leedsetters’ van Jisp voor en na de restauratie

Twee stenen dekten het graf van ‘leedsetters’. Op een van beide wordt de stamvader van het geslacht van de Jisper ‘leedsetters’ genoemd: Taemssoon de Leedsetter / sterf int jaer ons Heere / 1606 de 29 mertius. Wij weten niets van hem af. Waarschijnlijk heeft hij het vak geleerd op een haringbuis of koopmansschip. Het varen als scheepschirurgijn was voor de beginnelingen in het vak vrij algemeen. Met het daarmee verdiende geld vestigde de inmiddels geoefende chirurgijn zich aan de wal en opende hij een praktijk als heelmeester en barbier. De ‘leedsetters’ of chirurgijnen behoorden tot de notabelen van het dorp. Het waren mannen met een goede reputatie en een behoorlijk inkomen.

Op de steen is het huismerk van Taemszoon weergeven. Een huismerk werd gebruikt als eigendomsmerk.

Op de tweede steen leest men de namen van de opvolgers van Taamszoon en hun familieleden:

Hier leyt begraven Mr. Willem Taams / Leedsetter sterf den 11 february 1613 / Nogh Mr. Jacob Cornelisz Ploegh Leedsetter / ende Mary Jans sijn huys-vrouw / hij sterf den 24 february 1644 ende sij / sterf den 8 January 1660 / Dan Mr. Jacob Ploegh, de soon / Dan Mr Cornelis Ploegh sterf 1692 / den 12 mey out 35 jaren / Nogh rust hieronder dien wijd vermaerde / ende seer beroemden man burger mr. / Mr Cornelis Jacobsz Ploegh Leedsetter / sterf den 14 mey 1696 out 72 jaren / Nog Claasje Willems syn huysvrouw / storf den 20 july 1704 out 78 jaren / Maritjen Cornelisz Ploeg obijt 30 nov / 1720 oet 59.

In de kerk in Jisp herinneren de beide grafstenen èn de geschilderde naam op een dwarsbalk van het gewelf aan de familie van de Leedsetters.

Grafsteen van Klaas Yp en Dieuwertje Mol

Deze zerk laat een iep in een cartouche zien. Deze boom verwijst naar Klaas Yp, doopsgezind leraar. Hij was getrouwd met Dieuwertje Mol, eveneens onder deze zerk begraven. Ook hun dochter Guurtje vond hier haar laatste rustplaats. Het opschrift luidt:

Hier sluymert Dieuwertje / weleer de vreugd en troost / van Yp haar egtgenoot / en van haar dierbaar kroost / een spruijt van Maarten Mol / zo braaf een afkomst waardig / de dood ontziet geen rou / hoe bitter hoe regtvaardig / gestorven 22 july 1771 oud 58 J: 5 M: 15 D: / Ook ligt hier der zelver / dogter Guurtje Ks Yp / zij stierf 16 september 1794 / oud juyst 49 jaaren / Nog ligt hier Klaas Yp / leraar der doopsgezinden / alhier gebooren 30 july 1716 / overleden den 27 february 1796 / Nog Gleyntje Klaas Yp huysvrouw van Ds Pr. van Dokkenburg / te Koog overleden 3 juny 1796 / oud 53 jaaren 8 maanden en 3 dagen.

Opmerkelijk is dat van alle in de kerk gevonden grafzerken alleen de steen van Dieuwertje met een gedicht opgesierd is. Bijzonder is ook dat het hier geen grafschrift betreft dat getuigt van geloof in een zalige toekomst, maar een tekst waarin een dierbare betreurd wordt.

Afbeelding van de Dood

De laatste zerk die hier beschreven wordt bevat een medaillon met een geraamte met een zeis en een zandloper. Aan weerszijden van het geraamte bevinden zich de letters D en I. De versiering bestaat verder uit papegaaien, een engel en een lepelaar en het jaartal 1683.

We weten niet aan wie deze zerk heeft toebehoord. Ook de betekenis van het jaartal is niet teruggevonden. Het skelet verwijst ontegenzeggelijk naar de dood. Zou de eigenaar van het graf een lid van de familie Doodt geweest zijn? De lepelaar op de zerk staat in het wapen van Jisp.
Tekst en foto's : Anke Jansen

Büchenwald Ons lid Lin Verbeemen stuurde volgend, aangrijpend, verslag door.


Dit jaar ging de funeraire reis met Terre Aarde, onder leiding van Rindert Brouwer en Jeannette Goudsmit richting Duitsland en Tsjechië en kreeg de naam: Tempus fugit, de tijd vliegt. Uiteraard werd Praag bezocht maar vermits de meerderheid onder ons Praag al wel eens bezocht of er zelfs al meerdere keren verbleef deze keer geen verslag van deze stad maar wil ik toch wat kwijt over ons bezoek aan Büchenwald.

Vanuit Weimar is het ongeveer een 10km rijden via de ‘Blutstrasse’ naar het Gedenkstätte Büchenwald. Diezelfde weg werd in de donkere oorlogsjaren door een massa mensen te voet aflegden. Wij, als toerist met de bus passeren tijdens deze rit de plek hun laatste eindstation. Haast zonder het te merken omdat er niet veel meer dan enkele overwoekerde rails te zien zijn. Maar het station was er wel degelijk. Van die plek af moesten ze nog een drietal kilometer te voet naar het kamp lopen: vandaar bloedweg. Een lange weg door een loofwoud waardoor deze mensen echt geen idee hadden waar ze uiteindelijk zouden terechtkomen. En het moet gezegd, op de bus was het opmerkelijk stil…ook wij hadden geen idee.

Allereerst houden we halt bij “het Mahnmal” een herinneringsmonument. Via een brede betegelde trap loop je langzaam naar beneden met aan de linkerzijde grote rechthoekige blokkenzuilen die de dagdagelijkse dingen van het kamp uitbeelden. Mij trof vooral een van de eerste afbeeldingen van een schuimbekkende hond die amper door zijn bewaker in bedwang werd gehouden, voorstelde. Ook een op een hoop gegooide magere lijken, de bewakers met hun zware laarzen en lange jassen. Een wandeling langs een stripverhaal, maar geen aangenaam verhaal.
Eens beneden start de “Strasse der Nationen”, beginnende met een ringgraf. Een grote cirkelvormige oppervlakte (voorheen een diepe put) omringd door een hoge muur waar vroeger de lijken werden ingegooid. In het midden een tweede en op het eindpunt de derde, de grootste met een enorme echo.
Vanwaar je dan weer omhoog klimt via een trappenwegrichting klokkentoren. Maar eerst passeer je nog 18 gedenkzuilen ter ere van de even zoveel nationaliteiten die hier omgekomen zijn (Strasse der Nationen).
Tijdens de klim word je aangetrokken door een grote beeldengroep die het verzet in het concentratiekamp uitbeeldt. Uitgemergelde mannen met diepliggende ogen en vooral een jongetje met het veel te grote hoofd is pakkend.
Dan pas merk je de weidsheid van de omgeving.

Vier uur, de klok begint te luiden en de metaalklank maakt het geheel nog wat triester.

Richting het oorspronkelijke kamp. Met de bus arriveren we op een plein met gele nette gebouwen. Voor mij is het een dorpsplein maar het blijken de voormalige woningen van de kampbewaarders te zijn. Het volgende is een gebouw met een klok en gietijzeren poort. Niet eens een imposante poort met als opschrift “Jeden das Seine”. Meer dan duidelijk kon het niet zijn, want eens binnen kon je het wel vergeten.
Een enorme vlakte, de vroegere appelplaats, maar nu nog grootser omdat de achterliggende barakken ondertussen werden afgebroken met alleen plaatsmarkeringen. Op één daarvan werd een gedenkteken voor de vermoorde Roma zigeuners opgesteld. Ontelbare rechtopstaande zwarte stenen, verspreidt over een volledig barakoppervlakte. En omdat de stenen vrij laag werden gehouden kan je het hele veld overzien. Op de voorste stenen werden de namen van de vernietigingskampen gegraveerd. Ook legden bezoekers keitjes op de voorste stenen om de slachtoffers te gedenken.
De verbrandingsoven heeft dan weer helemaal niets afschrikwekkends, een eenvoudig gebouw met een mastodont van een schouw erbovenop. Gewoon een oven.

Langs de andere kant van de omheining, nog geen twintig meter van de oven vandaan hadden de kampbewaarders een berenkuil gebouwd voor het vermaak van henzelf en hun familie.

Zelfs de honden hadden aan de betere kant van de omheining hun eigen gebouw! Over contrasten gesproken.
Een bezoek waar je stil van wordt...

Tekst en foto's :  Lin Verbeemen