Nieuwsbrief Nr. 6 - juli 2002

Anekdote


Zoals sommige Grafzerkjes reeds weten heb ik op de begraafplaats Schoonselhof het grafmonument voor Adolf Dumont overgenomen.
(Kwatongen onder de Grafzerkjes spreken reeds over het “graf van die rijke gids van het Schoonselhof”) Hierna een anekdote en de moeite die daar mee gepaard ging om een mysterie te ontsluieren.

Eind 1996 nam ik de verlopen concessie over. De toenmalige directeur van de begraafplaats, de heer Kuterna, ging ter plaatse kijken en stelde vast dat er een bloemstuk op het graf geplaatst was. Hij vroeg zich af of ik dit had laten bezorgen. Op mijn ontkennend antwoord vroeg hij om de overname met enkele maanden uit te stellen. In maart 1997 werd de overname getekend en werd ik de trotse bezitter van een grafmonument… waar ik zelf niet in begraven mocht worden maar dat ik wel mocht beheren, als een goed huisvader. En dit voor de som van 320 oude Belgische franken. In mei plantte ik viooltjes in de bloembak die zich vooraan het monument bevind. Enkele weken later bleken die verdwenen te zijn en vervangen door rode bloemen! Geen dieven want die getroosten zich niet de moeite om andere bloemen te planten.


Dan startte mijn zoektocht naar de gulle schenker. Eerst dacht ik aan de loge daar Adolf Dumont vrijmetselaar was. Als antwoord op mijn schrijven naar de loge kreeg ik eerst een reactie in de aard van “met welke duistere bedoelingen ik een grafmonument van een logebroeder overnam”. Toen ik hen mijn nobele bedoelingen duidelijk had gemaakt kreeg ik een vriendelijk antwoord, met de vermelding dat zij dit niet geweest waren. Dumont zelf had geen kinderen, dus geen rechtstreekse afstammelingen. In november 1997 had ik weer prijs: een prachtig bloemstuk sierde “mijn” graf. Van toen af zette ik telkens, rond mei, een papier in de bloembak en herhaalde dit, rond 1 november, voor wat het bloemstuk betreft. Telkens verdween het papier en kwamen er, naargelang het seizoen, bloemen of een bloemstuk. Intussen zette ik mijn speurtocht naar nabestaanden voort.

Een anekdote dienaangaande en tevens een bewijs dat, voor de mensen die dit nog niet mochten weten, bij de stad Antwerpen niet iedereen de lessen in klantvriendelijkheid heeft gekregen. Op mijn vraag, bij de Burgerlijke Stand van Antwerpen, naar de overlijdensakten van Adolf Dumont en Margueritte Duggan zegde de vriendelijke juffrouw aan de balie mij vlakaf «als het voor een stamboom is, kunt ge den boom in ». Met deze literaire ontboezemingen bedoelde zij zeker dat het niet mogelijk is om een overlijdensakte te bekomen van iemand die minder dan 100 jaar geleden overleden is. Toch stond het geluk aan mijn zijde. Via een « gunstige wind» vernam ik dat er nog een erfgenaam in leven is. Meer nog : de man van bijna 80 jaar woont in de onmiddellijke nabijheid van de begraafplaats. Ik kreeg van de vriendelijke man allerlei informatie over zijn ouders en grootouders maar op mijn vraag of hij, op geregelde tijdstippen, bloemen legt op het graf van zijn oom kreeg ik een ontkennend antwoord.

Woensdag 13 juni 2001 kreeg het « sprookje » een « happy end ». Ik kreeg een telefoontje. Nee, waarde lezer, niet van een erfgenaam van Adolf Dumont maar van een hovenier. Na van mijn eerste verbazing bekomen te zijn vernam ik dat de man, in opdracht van het Antwerpse OCMW, op geregelde tijdstippen bloemen plant en op één november onze vriend Dumont op een mooi bloempotje vergast. Adolf Dumont, die er warmpjes inzat en zonder kinderen stierf, maakte een aanzienlijk bedrag over aan het OCMW met als tegenprestatie dat die het grafmonument onderhouden, wat ze keurig doen. Spijtig genoeg heeft iemand, met de beste bedoelingen uiteraard, in juni dit jaar aan de hoveniers gezegd dat « de rijke gids van het Schoonselhof » het monument heeft overgenomen. Misschien is dat het einde van een bloementijdperk. Maar ik reken erop dat, indien er geen bloemen meer op « mijn » grafmonument staan op 1 november, de persoon die de hoveniers inlichtte zo goed zal zijn, in hun plaats, een bloemmetje te planten.

tekst en foto : Jacques Buermans