Gids Johan Den Baes wachtte 13 Grafzerkjes op aan de ingang van de oude begraafplaats van Veurne. Onze vriend Jozef II passeerde, hoe kan het anders, de revue. Veurne bezat drie kerkhoven: Sint-Walburga, nu stadspark, Sint-Niklaas, nu tuinen en huizen in de Ooststraat en Sint-Denis. Op vraag van ons An bleek dat de begraafplaats niet beschermd was en dat er zelfs stemmen opgingen om hier een parking te maken. Ons An was direct in alle staten en sommeerde Johan Den Baes om zijn tanden eens te tonen bij het stadsbestuur.
Adolf De Hoon was schepen. Pedro Ollevier kreeg een sarcofaag op zijn buik. Leopold De Bois was eerst rijkswachter, later brouwer. In 1974 overleed Sam De Vriendt. Deze kunstschilder was een vriend van Joe English met wie hij tijdens de Eerste Wereldoorlog in Veurne verbleef en aan wie hij zijn typisch heldenhuldezerk dankt. We zagen ook mooie gietijzeren kruisen met onderschrift “Nestor Martin 1737”, toch een bekende naam. Roland Bernier d’ Hongerswal, meier onder Napoleon, met een gerestaureerd gietijzeren kruis.
Schilder en beeldhouwer Jos Van Belleghem kreeg een steen uitgehouwen door zijn zoon Gilbert. Schilder Trebla, een anagram van Albert Mahieu, kreeg een modern schilderspalet en schildersezel op zijn graf. Alfa en Omega op het graf voor pastoor Joseph De Saeger. Wat verder stadsontvanger Pierre Borre. Rachel Ryckewaert werd vermoord door haar vriend soldaat Emile Ferfaille. Haar moordenaar werd onthoofd op de binnenkoer van de gevangenis van Veurne.
Karel Cogge opende de sluizen zodat de IJzer overstroomde en het Duitse leger tot staan gebracht werd. Edmond Van Hee was advokaat en leerling van Guido Gezelle. Julien Herwyn legde de Moeren rond 1800 droog. Wat verder burgemeester Hector De Prey. Het grootste grafmonument is voor de familie de Ceuninck – de Hoon. Burgemeester Daniel de Haene liet verschillende Veurnese monumenten restaureren en, zoals hij zelf opmerkte, zonder de belastingen te verhogen.
Nog een familiegraf Bieswal en wat verder August Behaegel, brouwer en burgemeester. Joseph Torelle was “slachtoffer van de Gestapo”. Johan Den Baes eindigde bij het militaire gedeelte. Naast 52 burgerlijke oorlogsslachtoffers telt de Veurnese dodenakker ook nog 186 graven voor Fransen, met enkele islam-gedenkplaten. Het gedeelte van het Gemenebest bevat naast 76 Britten ook nog één Australische en twee Tsjechische soldaten. Iedereen tevreden en dus tijd om de lokale gastronomie te proeven.
Jacques Buermans
Foto’s: Christine Coolen en Edgard Nelissen
Besloten werd met een uitvoering van de Vlaamse Leeuw. Een enkeling zong mee waar het in het verleden wel anders was. Maar de belangstelling was in het verleden ook veel groter dan nu. Wieneke ’t Hoen, curator van het Letterenhuis en Elsschotkenner, verweef het heden en het verleden in haar toespraak. Ze kwam met de Thalys uit Amsterdam en kwam aan vlakbij de geboorteplaats van Willem Elsschot, de de Keyserlei. Ze voerde gesprekken met de schrijver over zijn stad en de personages uit zijn boeken. Ze trok ons mee naar de Elsschottentoonstelling in het Letterenhuis en liet de schrijver kennismaken met “zijn eigen ik”. Ten slotte nam ze afscheid van de schrijver want ze had een afspraak aan zijn graf … op de begraafplaats Schoonselhof, Wieneke had het steeds maar over een kerkhof, maar ja. Nadien nam kleinzoon Jan Maniewski het woord. Hij stelde ondermeer dat het Elsschotarchief nu is waar het hoort te zijn, namelijk in het Letterenhuis. Maniewski betreurde het wel dat het stadsbestuur niet inging op de vraag om het pleintje waar zich het monument voor Willem Elsschot bevindt “Willem Elsschotplein” te noemen. Maar de administratieve molen stak daar een stokje voor. Voor Jan Maniewski geen reden tot treurnis want het werk van de schrijver wordt meer gelezen dan ooit en is reeds in 26 talen vertaald. Een meer dan smaakvolle receptie in het kasteel Schoonselhof sloot deze mooie plechtigheid af.
Jacques Buermans
Foto’s: Jacques Buermans
Genste feesten dus is An Hernalsteen traditioneel paraat met haar intussen beroemde Tupperwarepot om een rondleiding te doen en de opbrengst ervan te bezigen voor restauratie van grafmonumenten op “haren hof”. Slecht nieuws: haar vrijwilligers hadden dit jaar de job een beetje overschat en daarom was de restauratie nog niet voltooid. Goed nieuws: volgend jaar dubbel feest want dan zijn er twee monumenten gerestaureerd en kan op de slotmaandag weer jenever vloeien om dit te herdenken. Thema van An haar rondleiding dit jaar was “bollebozen en andere geleerde koppen”. De getrouwen haalden al opgelucht adem want met profesoren op het programma zou er zeker geen zangstonde op het programma staan zoals vorig jaar toen iedereen de Vlaamse Leeuw diende te zingen onder leiding van An of toen op Campo Santo iedereen “het loze vissertje” diende te kwelen ter ere van Prudens Van Duysse. Bijna 50 geïnteresseerden, waaronder een achttal leden van vzw Grafzerkje - ook de “invalidenafdeling” van de vzw was ruimschoots vertegenwoordigd (grapje) -, luisterden naar An haar inleiding waar iedereen met ingehouden adem wachtte tot ze het had over “haren goed vriend bisschop Bracq”. Die sprak in 1873 van op zijn kansel de banvloek uit over de Westerbegraafplaats. Die werd slechts opgeheven in 1919 door bisschop Segers.
An zegde ook dat ze, in tegenstelling tot op het Campo Santo of op Mariakerke, hier geen aureooltje op haar hoofd heeft. Wij weten wel beter ???
Desiré Van Morckhoven was scheikundige maar werd bekend door een werk over fotografie. Hij was een amateur astronoom. Zij weduwe verkocht zijn telescopen aan de Gentse volkssterrenwacht. Polynice Van Wetter publiceerde Romeins recht en kreeg een sarcofaag als laatste rustplaats.
Jean Jacques Rosseeuw was chirurg en tandarts. Gustaaf Staes maakte een studie over de leer van de ziekten van planten en gaf een boek uit dat heden ten dage nog gebezigd wordt: geïllustreerde flora voor België. Edgard Colle was een internationaal schaker. André Bergmans was de eerste prof die een leerstoel muziekgeschiedenis kreeg.
Felix Dauge was astronoom. Wat verder lag zijn zoon Eugène Dauge, gespecialiseerd in internationaal recht.
Julius Mac Leod was actief in de zoölogische en de botanische wereld en directeur van de geneeskundige dienst. Albert Van de Velde was zijn opvolger en gaf 682 boeken uit. Camiel De Bruyne was directeur van de plantentuin. Victor Fris was stadsarchivaris. Hij deed een oproep, tijdens W. O. II, om de 11-juliviering te boycotten. Zijn oproep werd goed opgevolgd. De Duitsers hebben nooit geweten wie de oproep deed. Fris maakte ook een werk “straatnamen van Gent”, dat steevast aan de primussen van de lagere school geschonken werd. Jacob Heremans, onze An merkte op dat hij Antwerpenaar was, kreeg als eerste een leerstoel Nederlands. Hij ijverde voor een eenvormige spelling en neen het was niet het Antwaaarps. Toen het voorstel van Heremans in 1861 in het parlement kwam lagen de Walen dwars, toen ook al.
Junius Massau was een wiskundig fenomeen. Victor Deneffe, arts, kreeg een sarcofaag als laatste rustplaats. Hij deed ook aan monumentenzorg? An merkte op dat hij met het idee speelde om het Gentse stadhuis af te breken. “Gelukkig stierf hij op tijd”, zegde onze gids. Nicolas Du Moulin was hoofdgeneesheer van het Bijloke. Baret en toga sieren zijn graf.
Op de rondleiding van maandag waren er zo’n 40-tal geïnteresseerden met een sterke Antwerpse delegatie.
Jacques Buermans
Foto’s: Ria Vaes en Jacques Buermans
Ons lid Mia Verbanck ging in om de oproep naar artikels en stuurde een aantal dingen door. In deze Nieuwsbrief enkele sfeerbeelden van de begraafplaats Berchem.
Met mijn reeds alom bekende Haremm (Heer Alleen Reist Enkel Met Meisjes) een bezoek gebracht aan Praag. Naast de traditionele, mooie, dingen stond een bezoek aan de begraafplaats Vysehrad op het programma. Ik laat jullie meegenieten van een aantal van de “juweeltjes” die hier te vinden zijn: Het monument “slavin”, ereplaats, voor alle verdienstelijke Tsjechen waaronder Julius Zeyer, dichter; Alfons Mucha, schilder en Bohumil Kafka, beeldhouwer.
Beeld van Jakub Obrosky onder een linde verwijzend naar “In de schaduw van de lindeboom”, van Cech; Rycinka Maternova, kindergraf; Josef Slavik, vioolvirtuoos; Jan Purkyne, fysioloog. Grafmonument ontwerp van Jiri Pachold; Stanislav Sucharda, beeldhouwer.
Werk van hemzelf; Vaclav Hanka, wetenschapper, schrijver en dichter. De eerste die hier begraven werd; Vaclav Trebisky, schrijver. Het werk “verdriet” van beeldhouwer Frantisek Bilek; Bedrich Smetana, componist van onder ander “Ma Vlast, “mijn vaderland”. Graf ontwerp van architect Josef Fanta.
Jacques Buermans
Foto’s: Ria Vaes en Jacques Buermans
Op de begraafplaats bevonden zich houten kruisen en monumenten van de hand van bekende beeldhouwers en drie mausolea. Op de begraafplaats zijn er graven van bekende universiteitsprofessoren, academici en artiesten te bezichtigen.
Walter De Decker
Foto’s Machteld de Schrijver en Walter De Decker.
Toen ik in 2004 met deze cursiefjes begon beloofde ik aan onze voorzitter mijn bijdrages zoveel mogelijk geografisch te spreiden: huppelen van Frankrijk naar Mexico en via Venetië naar Syrie, dat moest kunnen. Omdat Istanbul dit jaar culturele hoofdstad van Europa is, breek ik met deze traditie. Vorige keer had ik het over de oudste Osmaanse turbes in Bursa, wel ik zet het verhaal van deze dynastie verder met de verovering van Constantinopel en het mausoleum van de achtste Osmaanse sultan: Mehmet II Fatih, de Opener of de Veroveraar.
De Turkmeense Osmanen loerden reeds geruime tijd op het keizerlijke Constantinopel. Eéns de grootste stad van de wereld, maar in de 15de eeuw gedegradeerd tot een vervallen en decadent rijkje van generlei belang. Zij rukten vanuit Bursa op naar dit symbool van macht maar maakten een strategische bocht en eindigden in 1361 in Edirne. Edirne ligt in het Europese gedeelte van huidig Turkije op zo’n 230 kilometer ten noordwesten van Constantinopel, ideaal gelegen om ooit de stad in te palmen.
Mehmet werd in 1431 als derde zoon van Murad II in Edirne geboren en in die situatie heeft men weinig kans ooit troonopvolger te worden. Daar zijn oplossingen voor: als men sterk en sluw genoeg is, dan kent men manieren om de oudere broers, de andere troonpretendenten uit te schakelen. Trouwens de Koran zegt “Oproer is erger dan doodslag”. Wie dus opstandige broers heeft, kan die beter voor altijd de mond snoeren ... Deze praktijk wordt opvolging “à la Turqua” genoemd, maar wij noemen het gewoon broedermoord. Meestal kreeg die zogenaamd sterke zoon de hulp van zijn moeder want als hààr zoon sultan werd, dan werd zij automatisch Valide Sultan, een titel, een status die haar onderscheidt van alle andere vrouwen van de overleden sultan. Eens Mehmet op de troon, legaliseerde hij deze geoorloofde praktijk van troonsopvolging.
Als strijdlustige jonge twintiger zette hij in 1453 de definitieve aanval op Constantinopel in. De stad werd volledig omringd. Twee forten aan beide zijden van de Bosporus zorgden ervoor dat geen enkel schip zonder Osmaans fiat verder kon varen. In de Gouden Hoorn zorgden een zware ketting en 28 oorlogsbodems voor de blokkade. Aan het hoofd van duizenden krijgers werden de landmuren van Constantinopel aangevallen en daarvoor werd een nieuw oorlogstuig gebruikt, met name hét kanon.
Op 29 mei wordt nog steeds herdacht dat Istanbul veroverd werd en Fatih Sultan Mehmet wordt geëerd als een held, een heilige. Constantinopel werd de nieuwe Osmaanse hoofdstad. Er wordt beweerd dat de naam Istanbul afkomstig is van “Eis Tin Polin”, Grieks voor “zij zijn in de stad” omdat men angstvallig door de straten rende al schreeuwend dat zé in de stad waren. Mooie maar fantasievolle uitleg. Naar alle waarschijnlijkheid komt Istanbul gewoon van “I-stimboli” “(naar) dé stad”. Maar ik vond het leuk u dit verhaaltje voor te schotelen, kwestie van de verbeelding in leven te houden.
Wat wél zeker is: Constantinopel was zoals Rome op zeven heuvels gebouwd en bovenop elke heuvel stond een belangrijk gebouw als paleis, monument of kerk. Deze werden dan ook binnen de kortste keren omvormd tot Osmaans-islamitische gebouwen. Fatih Sultan Mehmet koos de Vierde Heuvel waar de enorme Kerk van de Heilige Apostelen stond om die met de grond gelijk te maken (1456) en er de moskee te bouwen (1463-1470) die zijn naam zou krijgen en waar hij begraven wenste te worden. Errond liet hij in goede traditie een külliyesi (religieus complex) bouwen met koranscholen, ziekenhuizen, baden en armenkeukens. Mehmet Fatih heeft nog andere verwezenlijkingen op zijn palmares, zoals de bouw van Topkapi en de ceremoniële structuur van de harem. 1481 is het sterfjaar van de Veroveraar, mogelijk werd hij vergiftigd in opdracht van zijn zoon en opvolger Bayazid II. Mehmets lijk bleef drie dagen in Istanbul liggen, zonder dat er aanstalte voor een begrafenis gemaakt werd en dat is in strijd met de islamitische wetten.
Wie een eerste keer naar Istanbul reist, bezoekt alle grote monumenten als Topkapi, Aya Sophia, de Blauwe Moskee, Heilige Verlosser in Chora, de ondergrondse waterreservoirs, enz ... Wij hadden dat allemaal reeds gezien en wilden het “tweederangs” of minder toeristische Istanbul leren kennen. Het graf van Fatih Sultan Mehmet trok onze aandacht. Niet alleen omdat hij er begraven werd maar ook omdat deze plek een merkwaardige voorgeschiedenis heeft. De eerste Kerk van de Heilige Apostelen werd in de vierde eeuw rond het mausoleum van Constantijn de Grote (272-337) gebouwd. Geef toe, er zijn weinig plaatsen waar de stichter en de veroveraar samen onder de grond verenigd zijn. Trouwens tot en met de elfde eeuw werden alle keizers (denk maar aan Theodosius I, Justinianus I en zijn vrouw Theodora) in deze kerk begraven. In 1204 hielden de christelijke kruisvaarders hier grote kuis, roofden de belangrijkste relikwieën (het was in de tijd van Constantijn de bedoeling hier relieken van alle apostelen te verzamelen en te vereren) en brachten de kunstschatten naar Europa. Ze zijn nu te zien in de San Marco basiliek van Venetië.
Stel u niet te veel voor van deze moskee. Een aardbeving vernietigde in 1766 het originele gebouw en de nieuwbouw liep volgens een totaal ander plan. Toen wij er waren stond de 18de eeuwse Fatih Sultan Mehmet Camii in de stellingen en ze zag er alles behalve aantrekkelijk uit. Maar op de tuin-begraafplaats ernaast trekt het mausoleum van Fatih Sultan Mehmet dagelijks horden pelgrims. Ze komen van alle hoeken van Turkije en ver daarbuiten eer bewijzen aan hun grote held. Zei de Profeet niet ooit: “Men zal Constantinopel veroveren. Gelukkig zei het leger dat hiervoor zal zorgen en wat een glorie voor zijn aanvoerder”. Kousenvoetend stapten we naar binnen. Centraal staat de sarcofaag, zoals altijd met een (witte) tulband bekroond. Géén groene bekleding zoals meestal het geval is maar een zwart fluwelen kostbare stof waarop Arabische kalligrafie geborduurd was, lag over de tombe. (109) Ik heb geprobeerd te weten te komen vanwaar en waarom dat zéér uitzonderlijke zwarte fluweel, maar niemand (ook specialisten in België) kon een antwoord geven. Merkwaardig. Rond de tombe hield een verzilverd hek en een glazen wand de bezoeker op afstand en een kroonluchter zorgde voor een sfeervolle verlichting. Fotograferen zonder flits was geen probleem maar ik probeerde stiekem mensen (ook mijn man) te fotograferen maar wonderwel is daarvan géén enkele foto gelukt. Alsof mijn opzet afgestraft werd.
Toen we het mausoleum verlieten viel ons oog op een stadsplan van Istanbul. Hierop niet de belangrijkste monumenten en paleizen maar zo’n zestigtal merkwaardige türbesi van vereerde personen. Waarschijnlijk een actie van het Stamboelse Grafzerkje. In de tuin staan nog kleinere graven (110), onder andere dat van Valide Sultan Amina Gülbahar, de moeder van moordenaar-troonopvolger Bayazid II die elf jaar de titel Valide Sultan mocht dragen (zij overleed in 1492).
Wil u weten waar in Istanbul u dit mausoleum vindt: het is in de buurt van de Aquaduct van Valens (Bozdogan in het Turks) en elke taxi-chauffeur kent de weg naar die Vierde Heuvel. Maar ... ik hoorde dat in mei, net een maand na ons bezoek, het mausoleum eveneens gesloten was en de restauratie kan jaren duren.
Op de luchthaven van Istanbul viel mijn oog op een zwart T-shirt met in gouden letters en in kalligrafie de naam van de veroveraar en op de rug het jaar van de verovering van Istanbul: 1453. Kopen! Kopen!
Tekst en foto's : Tante Kato
Op Fredegandus, Deurne, kun je jaarlijks mevrouw Anny van den Haselkamp aantreffen. Ze maakt de verplaatsing vanuit het verre Luik om de graven van haar voorvaderen een opknapbeurt te geven. Ze doet dit in het gezelschap van Francis Pauwels, eveneens familie en lid van onze vzw Grafzerkje. In de eerste plaats wordt het grafmonument voor Florent Pauwels opgeknapt, tabakshandelaarhandelaar, provincieraadslid en gedurende meer dan 20 jaar burgemeester van Deurne. Mevrouw van den Haselkamp is de achterkleindochter van de burgemeester.
Ook de graven van Hippolyte en Stanislas Pauwels, tabakshandelaren en broers van Florent krijgen jaarlijks een opknapbeurt. Hier is wel wat meer werk aan de winkel. De Luikse dame krijgt tijdens haar “opknapdag” ook hulp van een ander familielid. Prachtig werk dat ze hier afleveren!
Vol verwachting om nu wat meer te leren over de joodse begrafeniscultuur togen we op weg. Het viel me al onmiddellijk op dat niemand (op ondergetekende na) een petje of hoofdbedekking op had. Was dat geen verplichting op zo’n begraafplaats? Toch wel, maar er werd geen rekening mee gehouden. Een teken aan de wand?
Symbolen
Aan symbolen besteedde de gids weinig of geen aandacht, ging niet in op opmerkingen als “kijk daar staat een waskommeke op die zijn graf”. De holocaustmonumenten liepen we voorbij. Goed, de verwachtingen op dit vlak werden niet ingelost. Gelukkig gaf hij nog een heleboel specifieke informatie over het preciese overlijdensconcept bij de diverse joodse groeperingen.
Napoleon
Er zijn sinds geruime tijd altijd wel joden in ons land geweest. Napoleon bemoeit zich met alles en herschikt de godsdiensten. Hij legt hen allerlei regels op, zoals deel uit te maken van bepaalde instellingen. Een constitorie bestaat uit 2000 joden, maar in België zijn er op dat moment maar zo’n 800. Zij hangen dan af van het constitorie van Krefeld.
De joden worden begraven in Brussel, aan de Naamse Poort. De garantie op een eeuwigdurende concessie en maagdelijke grond is voor hen essentieel, in het kader van de Dags des Oordeels. Het lichaam moet dan zo intact en onverstoord mogelijk zijn. Iedereen ligt richting Jeruzalem begraven, om bij de wederopstanding naar de heilige stad te kunnen kijken. Het leger wederopstandelingen staat dan met de neuzen in dezelfde richting om op te trekken naar Jeruzalem. Na het “opruimen” van die begraafplaats door de stadsuitbreiding, werden ze overgebracht naar o.a. de begraafplaats van Kraainem.
Op de begraafplaats
Aan de ingang staat een vont. Het lijkt een beetje op een doopvont, maar bevat kiezels. Nabestaanden sponsoren dit, zodat je geen kiezels moet meebrengen om op het graf te leggen. Spijtig genoeg had er een handelaar ook geplastificieerde reclamekaartjes in achter gelaten. De graven liggen strak in de percelen, allemaal vlak naast elkaar. Omdat je je perceel al op voorhand kan reserveren, zie je soms wel lege plaatsen. Op vrijwel alle graven is een of andere vorm van de davidsster aanwezig. Theodore Herzel, de grote promotor van het zionisme, promootte de davidsster op het graf in plaats van de vroegere menora. Er zijn diverse opvattingen in het jodendom. Zo vindt de ene groep dat ze zich moeten aanpassen aan de plaats waar ze leven, de taal moeten leren, enz. Terwijl een andere groep vindt dat alle joden zich moeten terugtrekken in Israel. Op de graven vind je teksten in het Hebreeuws of in het Jiddisch. Ondanks dat iedereen gelijk is in de dood, blijven er verschillen tussen de diverse groeperingen. Verschillen tussen de rijken en de armen, verschillen tussen mannen en vrouwen, verschillen tussen de Hoogduitse en de Portugese joden… De vrouwen liggen apart van de mannen. Je ziet er veel kaarsjes, maar dan deze op zonne-energie: een kleine houder met een zonnecel er op. Op het oud gedeelte van de begraafplaats in Kraainem liggen voornamelijk de herbegravingen van de George Henri-begraafplaats aan de Naamse Poort in Brussel. Opvallend zijn de diverse foto’s op de graven en het minder overwoekerd geheel.
De overledene
Om te weten wat nu “dood” is, moeten we terug naar de Bijbel. God maakt van stof het lichaam van Adam, en door er in te blazen (levensadem) maakt hij hem tot levende mens. De adem is dus essentieel. Zodra de adem weg is, blijft er nog een dood lichaam over. Een stoffelijk overschot is maw geen mens meer. Een dood lichaam is onrein. Daarom zal men de stervende ook niet aanraken. Deze moet zijn doodsstrijd zelf strijden, zonder hulp. Er bestaan speciale gezelschappen (syndicaten) die zich uitsluitend bezig houden met de laatste dagen van de stervende. Zij regelen alles. Het is een erepositie in de joodse maatschappij. Omdat Jahweh de eindbeslissing over dood of leven neemt, mag je zelf geen regelingen treffen op voorhand. Er moet altijd hoop blijven. Zo mag je de stervende ook niet op de hoogte brengen dat hij zal sterven, tenzij hij binnen de drie dagen zal overlijden. Vanaf het overlijden tot aan de begrafenis gaat de aandacht uit naar de overledene. Nadien begint de rouw, en krijgen de nabestaanden de aandacht.
Na het overlijden legt men de overledene op de grond. Het lichaam wordt bedekt met een doek. Ogen en mond worden gesloten. Men steekt een kaars aan. De nabestaanden mogen vanaf nu geen vlees en wijn gebruiken. Spiegels en stilstaand water dekt men af of verwijdert men.
Op de begraafplaats wordt afscheid genomen van de overledene. Deze wordt begeleid door alleen de mannen. Bezoek aan de begraafplaats is beperkt tot vaste datums, zoals uiteraard de dag van de begrafenis, een jaar later, tijdens Yom Kippoer…
Er zijn strenge regels op de begraafplaats: geen bloemen planten, geen afbeeldingen, gras en onkruid mag blijven overwoekeren… Wat er op de begraafplaats gebeurd is de taak van Jahweh, de taak van de nabestaanden is leven.
De nabestaanden
De rouwenden mogen niet meer werken, zich niet wassen-scheren of de haren laten knippen, hebben verbod op sexuele handelingen, geen radio of tv… (Opmerking: de gids wist niet hoe lang – dit blijkt alleen de eerste week van de rouw). Het syndicaat komt ’s morgens en ’s avonds bidden. Men stuurt geen doodsbrieven. Op de begraafplaats staan de mensen in twee rijen. De nabestaanden wandelen hier tussen door, en kiezen zelf met wie ze een praatje slaan of niet. Er wordt geld ingezameld voor een goed doel. De rouwtijden zijn afhankelijk van de graad van relatie ten opzichte van de overledene. Hoe dichter men er bij stond, hoe langer de rouwperiode.
Tekst en foto's : Johan Moeys
Een tweedaagse, ingericht door Amarant, cursus “Sterven in stijl gevolgd samen met nog enkele leden van vzw Grafzerkje. Lesgever was ons lid Stefan Van Camp. Een eerste luik werd gevuld met het verklaren van een aantal funeraire begrippen. Sommigen worden vaak verkeerdelijk gebezigd. Stefan zijn betoog werd rijkelijk geïllustreerd met voorbeelden wat het voor de minder funerair bevlogen deelnemers heel duidelijk maakte. Soms was de, misschien ongewilde, humor niet ver weg. Wat te denken van Karel de Grote die in 785 crematie verbood … op straffe van dood? In een tweede hoofdstuk belichtte Stefan Van Camp de geschiedenis van het sterven. Hier leerden we het verschil tussen de “getemde dood”, men wordt gewaarschuwd dat men gaat sterven, de stervende neemt zijn voorzorgen, krijgt vergiffenis en de “ongetemde dood”, na de invoering, in 1215, van een zevende werk van barmhartigheid: het begraven van de doden en het verschijnen van lijken in de kunst en literatuur. Het ging ook nog over de dood in de Romantiek waarbij de dood een erotische lading krijgt; thanatos verbindt zich met eros en het testament compleet gelaïciseerd wordt: de stervende toont aan zijn nabestaanden een vertrouwen dat hij hen voordien geweigerd heeft. Het hoofdstuk werd afgesloten met de “verbannen dood”. Het ritueel verliest zijn dramatische lading en men sterft niet meer thuis. Uiteindelijk is de dood een taboe geworden en vervangt de seksualiteit als belangrijkste verbod: men spreekt van de “pornografie van de dood”.Stefan Van Camp schetste dan de historische evolutie van het begraven. Een volgend hoofdstuk was gewijd aan de cultus van martelaren en relieken. Weerom geïllustreerd met ontelbare voorbeelden van primaire relieken, het lichaam zelf of delen ervan, secundaire relieken, voorwerpen waarmee de heilige tijdens zijn leven in aanraking kwam en tertiaire of aanrakingsrelieken. Een laatste item dat de eerste cursusdag aan bod kwam waren de dodenlantaarns en de ossuaria. Daar kwamen de geruimde knekels en schedels terecht. Typische inscripties waren dikwijls een dialoog tussen doden en levenden. Denk maar aan “Heute Mir, Morgen Dir” of “Passant penses-tu pas passer par ce passage?”.
Dag twee begon met een hoofdstuk gewijd aan de dodendansen. De beroemdste ervan bevond zich in het Cimetière des Innocents in Parijs. Deze dodendans is reeds lang verdwenen maar gelukkig bestaan er nog illustraties van. Ook het Duitstalig gebied kende een aanzienlijk aantal dodendansen. Stefan Van Camp had het hier ook nog over een aanverwant thema “Dit des trois morts et des trois vifs”: die luxueus geklede jonge ridders staan plots oog in oog met drie skeletten die hen moraliserend toespreken. Dan ging het over de evolutie van de types van grafmonumenten. Gestart werd bij de grafzerk in de kerk later vervangen door een gebeeldhouwde grafzerk. Om praktische redenen werden de grafzerken verticaal geplaatst. In een latere periode komt de gisant, liggende figuur, aan bod. Dan was het de beurt aan het epitaaf: meestal omvattend een busteportret van de overledene, diens aankomst in de hemel, de begrafenisscene en een voorstelling aan de gekruisigde Christus door de patroonheilige van de overledene. Een volgende stap was het grafmonumenten waarbij Stefan, terecht, veel oog had voor de daarbij aanwezig zijnde pleurants met als summum het graf van Filips de Stoute. Soms krijgt men een praalgraf op twee verdiepingen: beneden de transi, het al een staat van ontbinding verkerende lichaam, en boven een gisant of een priant, een biddende figuur. Wereldbekend is het praalgraf voor Louis XII en Anne de Bretagne in Saint Denis. Ook ging het kort over het apart begraven van hart en ingewanden. Eindigen deed Stefan Van Camp met het graf, lees: cenotaaf = geen lichaam bevattend, voor Jean Jacques Rousseau in Ermenonville. Met een graf in een aangelegde landschapsomgeving wat een nieuwe trend in het begraven inluidde kwam een eind aan deze boeiende voordracht van Stefan Van Camp.
Jacques Buermans
organiseert twee voordrachtavonden over “Rouwen”. Telkens wordt ook informatie gegeven over de verschillende lotgenotengroepen voor nabestaanden die in het najaar starten.
Mensen proberen rouwenden vaak te troosten met woorden die geen troost zijn. “Je moet de tijd zijn werk laten doen”, “Gelukkig heb je je kinderen nog”. “Het is erg, maar jullie mogen niet klagen, niet iedereen krijgt zoveel jaren geluk samen”, … Dergelijke woorden zijn geen troost. Echte troost is het verdriet niet minimaliseren maar erkennen.
Tijdens samenkomsten van nabestaanden wordt het verdriet niet weggeblazen door clichés. Er heerst een sfeer van vertrouwen en verbondenheid. Deelnemers krijgen ruimte en erkenning van hun rouw. Delen met anderen kan opluchten, kan moed geven om net dat ene noodzakelijke eerste stapje te doen naar verwerking van de zovele emoties na het sterven van een belangrijk iemand.
Wanneer?
6 oktober 2010 om 20 uur in zaal Extra Time, Louisalei, Hoboken
Spreker: An Hooghe, Psychologe-Systeemtherapeute Context, Centrum voor relatie- gezins- en sekstherapie Universitair Ziekenhuis Leuven.
Thema: “Rouw in het gezin”.
en
11 oktober 2010 om 20 uur in zaal De Posthoorn, Mechelen,
Spreker: drs. Arthur Polspoel, medewerker aan de Universiteit Tilburg en Utrecht en auteur van diverse werken over “Rouw”.
Thema: “Verder leven na de dood van een dierbare”.
Voor wie? Nabestaanden, jongeren en volwassenen, begeleiders van groepen, hulpverleners en alle geïnteresseerden.
Deelnameprijs? 3 euro ter plaatse te betalen.
Het is niet nodig om op voorhand in te schrijven.