Nieuwsbrief Nr. 56 - juli 2010

Robertmont: weinig belangstelling, des te meer “ambiance” we waren met niet velen maar we amuseerden ons wel


Vooraf: de voorziene gids, mevrouw Chantal Mezen – schrijfster van enkele boeken over de Luikse begraafplaatsen –, diende om gezondheidsredenen af te haken maar stuurde de heer Joseph Beaujean als haar vervanger. Weinig deelnemers, acht bij de start later nog aangevuld door twee van onze Nederlandse leden, en de toegezegde vertaler-tolk die het ook liet afweten. Gevolg: een aantal schadeclaims aan het adres van vzw Grafzerkje omdat mensen echt op die vertaling gerekend hadden. De schadegevallen werden in handen van het Belgische gerecht gegeven maar, zo kennen wij het Belgische gerecht, zijn daar blijkbaar zoek geraakt zodat onze vzw Grafzerkje gelukkig van die enorme schadeclaims gespaard werd gebleven. Gelukkig maar zou ik zeggen want onze penningbewaarder zou daar niet mee kunnen lachen hebben. (dat van die tolk en de gevolgen ervan was uiteraard een grapje van ondergetekende)

De heer Beaujean ging met ons op stap en hij deed dat zoals ik me een Waals iemand had voorgesteld: zeer op het gemak, rustig en stil pratend, van tijd tot tijd lurkend aan een sigaartje. Geen probleem omdat we maar met een beperkt aantal waren maar ik denk wel dat hij het, met een groep van 25, iets moeilijker zou gehad hebben. Maar nogmaals, de man kon mij bekoren. Onze An Hernalsteen, verder soms ook Kuifje genoemd, nam onmiddellijk het voortouw en verplichtte de heer Beaujean om haar het graf van Emiel Moyson aan te wijzen. Haar “dictatuur” ging nog verder want ze duidde ondergetekende aan tot het opmaken van een, gedetailleerd nota bene, verslag dat zijzelf van de nodige, wetenschappelijk verantwoorde informatie zou voorzien en ondergetekende duidde op zijn beurt Edgard, van Marie Claire, aan de nodige foto’s te maken. Dus Emiel kreeg als eerste een bezoek. Op zijn laatste rustplaats staat “stichter der wevers- en spinnersverenigingen ten jare 1857 te Gent". Het chauvinisme van ons An vierde hier hoogtij. We konden haar nog juist bedwingen om hier “de Internationale” niet in te zetten. Op zijn graf een medaillon van Jean Van Neste.

Iets verder wees Joseph ons om Louis Jamme, de eerste Luikse burgemeester na 1830. Iets verder stonden we voor de laatste rustplaats van de moeder van schrijver Georges Simenon. Het graf ligt er verwaarloosd bij. De zoon van de bekende schrijver kwam hier ooit kijken en stelde “in navolging van mijn vader ben ik de mening toegedaan dat er naar de doden niet meer omgekeken dient te worden” en hij weigerde elke opkuisbeurt.
Joseph Demoulin, componist, kreeg een mooi grafmonument. Zijn echtgenote werd, eigenaardig maar waar, naast hem begraven en zij kreeg een sobere laatste rustplaats. Alexis Peclers, schrijver.
Een gigantische laatste rustplaats voor de drukkersfamilie Desoer – de Clerembaut en iets verder ene Starren, afkomstig van Maastricht. Ons An, maar nu ook Marie Claire, raakten in extase bij het mooie graf voor art nouveaukunstenaar Gustave Serurrier – Bovy, beïnvloed door de Wiener Seccesion en de Schot Charles Rennie MacIntosh. Een bas-reliëf van de hand van Oscar Berchmans sierde het graf. Wat verder kwamen we bij een rij zeldzame bomen. Aandachtige lezers weten dat dan mijn interesse in een keer enorm gewekt werd (?). Ik wist onmiddellijk dat het de zeldzame Zerkova serrata betrof. De heer Beaujean wist te vertellen dat in heel Luik maar drie exemplaren te vinden zijn terwijl er hier 28 staan. Hij nodige de geïnteresseerden uit om kleine plantjes mee te nemen? Dat zouden ooit grote bomen worden. Maria Claire en Nini gingen daar gretig op in. Dus willen de bewoners van Kuringen en Antwerpen – Linkeroever uitkijken want binnen de kortste keren ontstaat daar een nieuw bos. Kwam nog bij dat Nini haar gemaal Edgard opzadelde met de plantjes zo dat die brave ziel de rest van de rondleiding daarmee diende te zeulen.
Mathias Bodson sprong in de Maas om een kind te redden maar verdronk zelf. Bij een volgende graf diende An al haar handen, twee dus, vuil te maken om de naam leesbaar te maken wat bij Edgard, die met zijn plantjes, het idee deed opdwarrelen om bij een volgende rondleiding onze hogedrukreiniger mee te zeulen. Het bleek uiteindelijk om een madame Portegael te gaan. Zij had elf kinderen die, ik was even onoplettend en dacht verstaan te hebben – uiteraard kwam dit door het ontbreken van de vertaler-tolk – dat ze alle elf in het kinderbed stierven, alle elf in het … klooster belandden.
Veel symboliek bij het graf de Befve waar de heer Beaujean niets meer over wist te vertellen wat bij diezelfde Edgard het idee deed opdwarrelen om bij een volgende rondleiding een laptop mee te zeulen. Charles de Thier was de stichter van de krant “La Meuse”. Het monument is van architect J. Micha, zo constateerde Kuifje. Pierre Godefroid Lonhienne was de stichter van “les hospices de Liège”.
Joseph Bouvy kreeg een piëta van beeldhouwer Jospeh Rulot met een bas-reliëf van diens leerling Jules Brouns. Auguste Thiriard stichtte een grootwarenhuis. Iets verder toonde Joseph Beaujean ons de oudste steen van de begraafplaats uit 1822. Nabij lag Noël Chevron, architect. Iets verder zagen we een Joods monument voor Etta Lapiedaire.
Joseph wees ons op de laatste rustplaats voor Engelbert, de man van de autobanden. Iets verder nog een de Befve, monument met art nouveauinvloeden. Een grote kapel voor de familie Kinet. Een vliegenier die, dat konden we constateren, overleed in 1910 maar, volgens Kuifje, “iets” met Gent te maken had. Hier had de laptop weer soelaas kunnen bieden. Maar die kon nu ook, zij het na de rondleiding, dankzij Philippe die volgende toelichting bezorgde: We zijn in 1910. Te Gent bestaat heel wat belangstelling voor het vliegwezen. Zo hebben de twee Gentenaars, de heren P.Esch A.Ville een vliegtuig gebouwd en doen er proeven mede op het St.Denijsplein. In België staan nu de vluchten van de Brusselaar, Daniël Kinet in het midden van de belangstelling. Kinet was nu 25 jaar oud en leerling van Farman. Einde Juni kwam Kinet naar Gent; waar hij op het Farmanplein vliegdemonstraties zou geven. Het toestel van Kinet was een tweedekker, stelsel Farman met een zevencilinder als motor en de vleugeloppervlakte van 40 M2. Opnieuw was het weer niet gunstig en op 1 juli lezen we in de Gazette van Gent; "De luchtvliegers hebben te Gent weinig kans. Evenals Farman, heeft Kinet, die sedert de acht dagen dat hij te Gent is, slechts tweemaal kleine vluchten ondernemen." Kinet hoopt de beker van de Aëroclub te winnen voor een vlucht op 300 m. hoogte. Op maandag 4 juli lezen we, "Alhoewel gisteren en eergisteren aan het lokaal van de Aëroclub de zwarte vlag uithing, heeft Kinet die twee dagen toch gevlogen." Op zaterdag waren twee vluchten; één op 30m. hoogte, een tweede op 40 tot 50 m. hoogte, waarbij Kinet over bomen en huizen vloog. Op zondag twee vluchten; een eerste op 50 m. hoogte, een tweede over de Muide, Sint-Amandsberg, de dokken, waarbij 40 km. werd afgelegd. Op maandag; twee vluchten; duur 12 min. en een tweede van 4 min. Dinsdag, ook twee vluchten van respectievelijk 11 & 14 minuten, hoogte 90 meter. Door het slechte weer zijn er de volgende dagen geen vluchten.

Zondag 10 juli; begin van de Gentse kermis. Reeds om zes uur 's morgens maakt Kinet een eerste vlucht over Drongen en Mariakerke. Dan een tweede vlucht. Als derde vlucht zal Kinet naar Oostende vliegen langs het kanaal Gent-Brugge-Oostende en dalen op het strand voor de koninklijke familie. Het is 9u35. Kinet stijgt op, hij vliegt rond het plein op 15 tot 20 meter hoogte. Plots, ..... Kinet stuikt met zijn vliegtuig ten gronde. Kinet word over gebracht naar de kliniek van dokter Laroy op de Kasteellaan. Hier sterft Kinet op vrijdag 15 juli. Volgens Kinet was het ongeluk toe te schrijven aan een breuk van de kabel van de evenwichtsvleugel. Het was het eerste ongeval in ons land. Kinet was de elfde piloot, die zijn leven verloor bij een ongeval. Hij werd begraven te Brussel. Op de Singel herinnert een gedenksteen aan het dodelijke ongeluk. Vandaar de straatnamen aan de haven, "Vliegtuiglaan", "Farmanstraat" en "Daniël Kinetstraat." Voor de wetenschappelijke correctheid van het verslag dient gezegd te worden dat de Kinet die in de grafkapel ligt ene Nicolas Kinet is en dat de Kinet die inderdaad iets met Gent te maken heeft ene Daniël Kinet is en die ligt dan weer in Brussel begraven. Het betreft denkelijk twee broers, allebei vliegpioniers en allebei omgekomen in hetzelfde jaar.

Onze gids wees ons op het graf voor commissaris de Saint Hubert, vriend van Georges Simenon die blijkbaar model stond voor Maigret. Jefferys was gouverneur in Nevis, Caraïben, na de afschaffing van de slavernij kwam hij naar Luik. Een jonggestorven zoon ligt hier ook vandaar de afgeknotte zuil. Het hoogste neogotisch monument was voor Walther Frère-Orban, een van de stichters van België. Naast hem ligt schilder Joseph Carpay. Beeld en medaillon zijn van de hand van Léon Mignon.

Wat verder een mooi grafmonument voor de familie de Fooz. Intussen hadden we een “Bumbagraf” ontdekt. Wat is dit nu weer, hoor ik jullie zeggen. Voor de rondleiding zaten we op een terrasje in de omgeving van de begraafplaats. Op een bepaald moment ging het gesprek over graftrommels, dit zijn ovaalvormige “dozen” met bloemenkransen erin. Ik noemde dat “bloembakgraven” maar An, Kuifje dus, had begrepen dat ik het over “Bumbagraven” had. Spijtig toch: zo jong en al zo kinds.
Joseph Beaujean vertelde dat de piramide waar geen enkele naam op voorkomt leidde tot een aantal speculaties en gissingen. Maar het blijkt dat hier enkel twee kozijns in begraven liggen. Na notaris Keppene bezochten we de laatste rustplaats voor schrijver – dichter Jules Helbig, in 1880 medeoprichter van de Luikse Sint Lucasschool. Nicolas Defrecheux was een Waals dichter. Zijn werken worden op het monument vermeldt. Voor wat de wetenschappelijk aanvulling van dit artikel door Kuifje aangaat: architect Emile Bernimolin, medaille van Louis Gerardy.
Auguste Candeze werd geboren op de dag van de Franse revolutie, 14 juli 1789. Françoise Caroline Lanhay ligt in een soortement serre.
Zij overleed op haar 18de verjaardag en kreeg een prachtig marmeren beeld van Joseph Halleux. Het monument voor Marie Louise de Beauvoir, stichters van de eerste meisjesschool werd gerestaureerd door de Waalse tegenhanger van onze vzw. Spijtig genoeg ging de stèle onherroepelijk verloren tijdens de restauratie. Bij vader en zoon Charles en Eduard Morren wist onze gids heel veel te vertellen. Zij waren beiden hoogleraar aan de tuinbouwschool, vandaar de toga op hun graf, en ontdekten “Morrenia odorata”, ik als plantenexpert wist dat onmiddellijk, maar ook vanille hebben we aan hen te danken. Ik zal er aan denken bij mijn volgend ijsje.
Achter het hoekje lag  Crétien Simenon, vader van de schrijver. Bij een monument voor een steenkapper ontdekten we veel symboliek verwijzend naar diens beroep. Via vrijmetselaar Lambotte bereikten we de laatste rustplaats voor jazzsaxofonistBobby Jaspar, stierf aan een hartaanval op 37-jarige leeftijd.
Joseph toonde ons de enige hond op de begraafplaats op het monument J. BoverieOp het graf voor advocaat Renard (047) staat een afbeelding van de gingko, jullie weten wel: de boom die Hiroshima overleefde en sindsdien als vredessymbool fungeert. Een tweede serre beschermde het grafmonument voor Noppius. Tot slot toonde onze gids nog de prachtige “blote madam” op het graf Giannoni. Leonildo Giannoni beeldhouwde dit zelf uit Italiaanse marmer. Een heel leerzame ochtend maar vooral een aangename ochtend kwam hiermee aan zijn eind. We gingen allen nog samen iets eten om nog wat na te kaarten. De begraafplaats was echt een meevaller en ik durf dat te zeggen alhoewel we op een dodenakker waren: ik heb mij goed geamuseerd.

Jacques Buermans

Foto’s Edgard Nelissen: 1 + 2 + 5 + 9 + 10 + 11 + 12 + 14 + 15 + 17 + 19 + 21 + 22 + 23 + 24 + 25 + 26 + 28 + 30 + 32 + 36 + 38 + 39 + 40 + 42 + 43 + 44 + 47 + 49 + 50.

Foto’s An Hernalsteen: 3 + 4 + 6 + 7 + 8 + 13 + 16 + 18 + 20 + 27 + 29 + 31 + 33 + 34 + 35 + 37 + 41 + 45 + 46 + 48.

Tessenderlo zet amateurkunsten in de kijker ons lid Agnes Haesendonck toonde de kunst van het letterhouwen in steen


Op zondag 25 april werden, naar aanleiding van de nationale Erfgoeddag, door de VVV-Tessenderlo op de begraafplaats Schoterweg te Tessenderlo de amateurkunsten in de kijker gezet. Een aantal woordkunstenaars droegen gedichten voor die met het thema, afscheid en dood, te maken hebben. Daarnaast werd door enkele musici (trompet en accordeon) aangepaste muziek gebracht. Ons lid Agnes Haesendonck toonde het ambacht en de kunst van het letterhouwen in steen. Zij kon op een meer dan ruime belangstelling rekenen.
Foto’s van Moris

Stampe en Ivanow kregen een nieuwe grafplaat


Op het kerkhof Sint-Rochus op perk A – 30 bevonden zich de “overblijfselen” van wat eerst de grafmonumenten voor George Ivanow en Leon Stampe waren.
Toen de plannen bekend raakten dat het Sint-Rochuskerkhof opgeruimd zou worden verkreeg het Stampe & Vertongen museum dat ze de grafstenen in beheer kregen. Ze worden in het museum tentoongesteld. In 2010 lieten, na onderhandelingen tussen de stad Antwerpen en het Stampe & Vertongen museum, de mensen van het Stampe & Vertongen museum nieuwe grafstenen vervaardigen. Eind april metselden de mensen van de stad Antwerpen de basis en in mei werden de, nieuwe grafstenen geplaatst. Later dit jaar wordt denkelijk nog een plechtigheid georganiseerd om de grafplaten “in  te wijden”. In oktober is het 75 jaar geleden dat het drama waarbij beiden het leven lieten geschiedde.
Leon Stampe was de zoon van Jean Stampe, eigenaar van een vliegtuigfabriek. In oktober 1935 werd een nieuw type SV-10 ontwikkeld. Leon Stampe was testpiloot. De eerste start op 4 oktober verliep vlekkeloos maar Stampe had een aantal opmerkingen. George Ivanow was zoon van een Russisch generaal en hij had zijn studies aan de universiteit van Odessa succesvol beëindigd. Door de Russische revolutie week de familie uit naar Parijs. Op vraag van Jean Stampe belandde de vliegtuigontwerper in 1929 in Antwerpen. In totaal werden een vijftal toestellen gebouwd. George Ivanow en zijn ploeg werkten de hele nacht door. De volgende dag ging Ivanow mee met Leon Stampe op testvlucht. Het toestel stortte te Borsbeek neer. Leon Stampe en George Ivanow overleefden de crash niet. Op hun begrafenis was een massa volk aanwezig.

Jacques Buermans

Foto’s Stannie Geuens: 1-2

Foto’s Ludo Dieltiens: 3-4

Foto’s Hendrik De Bouvre: 5-7

Rome: een funeraire bloemlezing enkele mooie dingen uit de Italiaanse hoofdstad


Een trip naar Rome achter de rug met mijn Haremm wat wil zeggen dat het funeraire geen hoofdactiviteit was. Leden die meer over de Romeinse funeraire troeven wensen te weten dienen er Nieuwsbrief 26 eens op na te slaan daar wordt uitgebreider op funeraire dingen ingegaan. Beschouw dit artikel dus maar als een soortement bloemlezing.

In de kapucijnercrypte, waar overigens niet gefotografeerd mag worden, vind je de resten van zo’n 4000 kapucijnen. Een aantal zijn te bewonderen in hun pij maar van het merendeel zijn “patronen” gemaakt die aan de muur of het plafond te bewonderen zijn.

Aan de Plaza del Popolo ligt de Santa Maria del Popolo, een pareltje van renaissancekunst. Hier zijn enkele bijzondere funeraire “objecten” te bewonderen.

Een hoogtepunt was het Pantheon met de graven van Victor Emmanuel IVictor Emmanuel II en Rafaël.

Toen we het Vaticaan op ons programma zetten bleek het campo Teutonico, de begraafplaats in het Vaticaan, dixit de Zwitserse wacht, niet toegankelijk. Sint Pietersplein zag zwart van het volk voor ???. Gevolg: geen toegang tot de Sint Pietersbasiliek. Dus deze funeraire hoogstandjes dienden we aan ons te laten voorbij gaan maar als, niet direct funeraire, compensatie konden we praktisch onmiddellijk de Vaticaanse musea bezoeken. In het verleden was het daar dikwijls uren aanschuiven.

Op onze voorlaatste dag bezochten we de Protestantse begraafplaats. Hier liggen alle nationaliteiten broederlijk naast mekaar de omgeving van de piramide voor Caius Cestius. Mooie grafmonumenten: Elisa Watson, oudste beeldhouwwerk uit 1809 op deze begraafplaats; beeldhouwer en dichter William Story met “the angel of grief”; Elisabeth Passarge, monument “de bruid”;MaukeRichard Greenough, beeldhouwer; brons bij Geselschap en een mooi beeld voor de Fin Carl Hoving

Ook beroemdheden zoals John Keats, dichter, en diens vriend John Severn, dichter. Keats kreeg ook een acrostichon op een epitaaf.
Dichter Percy ShelleyAugust von Goethe, de enige zoon van de dichter.
De begraafplaats oogt werkelijk prachtig en verzorgd.
Na de maaltijd gingen de dames winkelen en ik toog dan maar naar campo Verano, Rome’s grootste begraafplaats. Zonder plan was het een onmogelijke taak om een of andere beroemdheid te vinden. Ik beperkte me dan maar tot enkele “schone beeldekens”: Cecchini, medaillon; Arnaldo Zocchi, sarcofaag; Goffredo Mameli, gisant; Taiano, brons; een naakte “Adonis”; de engelfiguur bij Alessandre; onder de arcade Filippo Bennicelli en Fusinato; een detail van het graf Bacchi en tot slot nog wat medaillons op het graf Biondi.

acques Buermans

Foto’s van Rina Reniers: 1 + 2 + 4 + 10 + 15.  

Foto’s van Ria Vaes: 3 + 5 + 7 + 9 + 12 + 17 + 21 + 22 + 23.

Foto’s van Jacques Buermans: 6 + 8 + 11 + 13 + 14 + 16 +18 + 19 + 20 + 24 + 25 + 26 + 27 + 28 + 29 + 30 + 31 + 32 + 33.

Luik St. Walburge onze bestuurslid An Hernalsteen bezocht nog een tweede Luikse dodenakker


Nog efkes er tussenuit voor de hectische week van de begraafplaatsen van start gaat. Het leven kan niet altijd gevuld zijn met zerken, tombes, stèles, mausolea en dergelijke meer. Ik beslis een compleet andere, niet funeraire sfeer op te snuiven en zet resoluut de begraafplaats St. Walburge op het Luikse programma.

Aan de ingang van de necropool haal ik mijn meest gepolijste Frans naar boven en vraag of er geen plattegrond bestaat met wat summiere uitleg want hier schijnen toch wat locale bekenden te rusten. Ik krijg een vodje papier in de handen gestopt met daarop een plan dat mij niet al te wijzer maakt. A l’improviste dan maar.

Per toeval ontdekken we toch een beroemd beentje. GEORGES TRUFFAUT ligt onder een fiere, Waalse haan; zijn buste is een werk van Louis Dupont.

Wat deed onze Georges toen hij zich nog onder de levenden bevond:

Échevin député
Fondateur du Grand-Liège
Ardent Wallon
Capitaine de l’armée belge
Mort pour la patrie
1901-1942
Mieux vaut mourir de franche volonté
Que du pays perdre la liberté


DEFERM- BLUM een modernere versie van een baldakijngraf, sober maar waarschijnlijk een duur geval.
De grafkapel uit 1914 van de familie UTEN-JANSSEN (die naam Uten laat ergens een belletje rinkelen, van waar ken ik begot die naam?). Een ontwerp van bouwmeester U. Leclercq, gerealiseerd door aannemer N. Pirlet.
Ernaast rust Jules Duchesne onder een afgebroken zuil, een “enfant unique” overleden op 19 jarige leeftijd.

Van je vrienden moet je het hebben:

Au docteur

FERNAND FUMET

1873-1916

ses amis

MAXIMILIEN SILBERSTEIN (1850-1912), gehuwd met Fanny Deman, prijkt tweemaal op het graf, als foto en als bronzen medaillon (werk van bijna onleesbare naam) Ik hef “al die willen te ka’pren varen” aan.
Luitenant CHRISTIAN WEERENS “Mort pour la patrie”
Op het ereplein ontdek ik warempel een Gentenaar, PROSPER MANESSE, die stierf voor België op 4 augustus 1914:
FELIX SCHROEDER gehuwd met een ? FOURNIER kregen elk een mooi bronzen medaillon.
Aannemer Louis Pirlet-Jeanty bouwde in 1881 de grafkapel SOLEIL-CROISSANT (geen wassende maan deze keer maar een wassende zon) Die familie Pirlet heeft nogal het een en ’t ander verwezenlijkt op deze begraafplaats, de naam duikt overal op.
Twee “artistes peintres” Emile (1844-1879) en Jean (1852-1937) Ubaghs vonden een laatste stek in het graf UBAGHS-GENET. Hier rust ook Josephine Genet die blijkbaar twee broers Ubaghs wist te strikken en aan de haak te slaan.
Ook FELICIE PAQUOT kreeg een mooie grafkapel.

Het monument WATRIN- LOWIS/ BARE- WATRIN was het laatste waar we tijd voor kregen want het was 16u15 en we werden onherroepelijk met klikken en klakken buitengebonjourd. Jammer, want er viel nog zoveel ander fraais te ontdekken.

 

Tekst : An Hernalsteen
Foto's : Dirk Joos

Dokter Muylle op Sint Rochuskerkhof te Deurne ons lid Ludo Dieltiens vertelt een verhaal


MUYLLE Edgard Petrus                                    Roeselare  11.02.1887 – Edegem 22.07.1945

DEDEURWAERDERE Elvira Martha            Roeselare  26.02.1883 – Deurne – augustus 1925

Dokter Edgard Petrus Muylle kwam in 1912 naar Deurne – Geboren op 11/02/1887 in Roeselare, waar hij huwde op 23/11/1911 met Elvira Martha Dedeurwaerde, geboren op 26/02/1883 eveneens in Roeselare. Ze hadden minstens 6 kinderen, Fernand (1914), Albert (1916), Edmond (1917), Agnes (1919), Monica (1921) en Paul (1923). Zijn echtgenote werd begraven op 2 september  1925. Zijn praktijk lag aan de Herentalsebaan 267, hernummerd tot 276. Zoals zijn collega Devel deed ook Edgard Muylle aan politiek. In 1926 stond hij met de verkiezingen op de lijst van de Katholieke Vlaamse Nationalisten. Hij was erg populair onder de bevolking in Deurne-Zuid, die hem de mooie naam ‘Dokter der Armen’ schonk. Sommigen namen hem zijn politieke stellingnames kwalijk. Hij overleed  op 22 juli 1945 in Edegem - Toen de concessie, waarin het echtpaar begraven ligt dreigde te verdwijnen, werd het initiatief genomen het graf te redden en het naar het beschermd gedeelte overgebracht na goedkeuring van het College van Antwerpen op 30 augustus 1990 en na in- stemming van de familie. Op 27/03/1991 worden de stoffelijke resten van het echtpaar in één kist gelegd en overgebracht van Park E, weg 36 naar het beschermde gedeelte achter het kerkkoor.

Tekst en foto's : Ludo Dieltiens

San Michele Venetië ons lid Johan Moeys schetste een impressie van deze unieke dodenstad


Venetië, stad van water en eilandjes. Met een zeer rijke geschiedenis. Het stikt er dan ook van de toeristen. Gelukkig zijn er ook plaatsen waar de modale toerist niet te vinden is. Het eilandje San Michele is zo een plaats. Enerzijds omdat je er alleen per boot naar toe kan, anderzijds omdat het een begraafplaats is. Geschikt voor de funeraire adept.

Op een zonnige vrijdag in juni had ik de kans om de “grote oversteek” te maken. Van het vliegtuig in Treviso met de bus naar Venetië, dan een fikse wandeling tot aan de overzetboot. In Venetië is de overzetboot zowat de autobus van bij ons. Gelukkig een goede verbinding naar San Michele. Wie de stad niet te voet wil doorkruisen kan ook met de boot vertrekkende aan het station/bushalte op de Piazza Roma naar de begraafplaats.

Halverwege de overzet staat een eenvoudig beeld van twee paters in een bootje, wellicht een overledene aan het overbrengen. De begraafplaats is in diverse secties onderverdeeld. Vermits de begraafplaats nog in gebruik is, kan je er toevallig stuiten op een begrafenis. Zoals ondergetekende. De kist ligt dan op een bootje, bloemen en kransen volgen in het volgende. In principe is het er verboden te fotograferen.

Linksachter vind je de kerk. Daarrond liggen enkele heel oude grafzerken. Er wordt veel bovengronds begraven, heeft een beetje weg van een stapels containers. Wat verder zijn identiek opgebouwde percelen, campo santo’s. Wie niet oplet krijgt er wel eens een déjà-vu gevoel. De belangrijke mensen liggen tegen de muren, onder een mooi uitgewerkte stèle. Vanuit de oorspronkelijkeingangspoort heb je een mooi zicht op het Venetië aan de overkant van het water.

Na dit (uiteraard steeds) te korte bezoek was het tijd om terug naar het land van de levenden te keren.

Tekst en foto's : Johan Moeys

Tante Kato ging op reis en zag de oudste Osmaanse turbes weer een nieuwe ontdekking van tante Kato


Osmaanse dynastie * 14de-16de eeuw * Bursa, Turkije

Ons bezoek aan Bursa, de eerste hoofdstad van de Osmanen en nu een stad van drie miljoen inwoners zou een bliksembezoek worden.  Tientalles turbes (mausolea) liggen verspreid over de stad en een selectie van de mooiste graven en moskeeën stond bovenaan op onze lijst.  Het werd echter een blitz-blitz-bezoek.  Reden : de Turkse minister van toerisme opende die dag de “Toeristische Week” en maakte van de gelegenheid gebruik om de graven die wij op ons programma hadden te bezoeken.  We botsten op hem, liepen in zijn spoor, reden in het kielzog van zijn karavaan zwarte auto’s, mengden ons tussen de persmuskieten en knikten braaf naar de Turkse zwaantjes.  Geen ideale omstandigheden, maar wàt we gezien hebben, maakte indruk. 

Ooit gaf ik in een Kato-stukje volgende uitleg : ik gebruik de term Osmanen in plaats van de algemeen gebruikte benaming Ottomanen want een leraar zei ooit : “De nakomelingen van Otto moet je in Duitsland zoeken en niet in Turkije.”   De telgen uit het Turkmeense nomadengeslacht van stamvader Uthman of Osman moet men dus Uthmanen of Osmanen noemen.  De stam van Osman Gazi (°1258; 1281-1324; Gazi betekent vechter voor de islam) was westwaarts gedreven door de oprukkende Mongolen, zij zetten de verovering van Klein-Azië in en verklaarden zich onafhankelijk (1299).  Hun eerste kerngebied was Trebizonde aan de Zwarte Zee maar Bursa nabij de Mamarazee en op zo’n 240 kilometer van Istanbul werd hun eerste hoofdstad.  Het graf van de stamvader, de Osman Gazi Türbesi, was het eerste in een lange rij.

We starten dit verslag met de wondermooie Yesil Turbe (Groene Mausoleum) waarin  sultan Mehmed I (°1382 of 9; 1413-1421) begraven ligt.  Het is een monumentaal achthoekig gebouw versierd met geglazuurde tegels en marmeren spitsbogen.  Het interieur is tot drie meter hoogte bekleed met groenblauwe tegels, vervaardigd door specialisten van Tabriz in huidig Iran.  Centraal op een verhoog staat de eveneens betegelde sarcofaag van de sultan.  Het geheel is een spel van bloemmotieven, ranken en kaligrafieën.  Recht tegenover de Yesil Turbe staat de Yesil Cami (Groene Moskee), ook gebouwd in opdracht van Mehmed I.  Hij was de zoon van Bayazid I, die in 1402 het ongeluk had op de Mongool Timur Leng of Tamerlan te botsen en gevangen genomen werd.  Geketend in zijn kooi werd hij overal tentoongesteld, de allergrootste vernedering.  Mogelijk heeft hij zelfmoord gepleegd door vergif te nemen of heroïscher en dramatischer door zijn hoofd tegen de ijzeren stangen van zijn kooi te verbrijzelen.  Feit is dat het Osmaanse Rijk onbestuurd achterbleef en dat de vier zonen van de sultan gedurende elf jaar een drieste machtsstrijd voerden waarin de jongste Mehmed het haalde door zijn broers één voor één af te maken en zo de vijfde Osmaanse sultan werd.

Aan de andere kant van de stad ligt het Muradiye Complex waar Mehmeds zoon en opvolger Murad II (°1404; 1421-1451) begraven ligt.  Het complex is eigenlijk een klein park met een tiental kleine mausolea in de vorm van een yourt, een referentie naar de nomadententen uit vervlogen krijgshaftige tijden.  Murads mausoleum is uitgevoerd in sobere baksteen en centraal staat de cenotaaf, omringd door antieke zuilen met Byzantijnse kronen.  Slechts één opvallend aspect : middenin de koepel is een ronde opening want Murad II wou dat zijn cenotaaf jaarlijks gereinigd werd door de aprilregens.
In diezelfde tuin verdient het mausoleum van prins Cem (spreek uit Djem; 1459-1495) extra aandacht.  Cem was de zoon van Mehmed II, de veroveraar van Constantinopel en hij raakte, hoe kan het ook anders, na de dood van zijn vader verwikkeld in een opvolgingsstrijd.  Hij moest vluchten naar Caïro, Rhodos, Frankrijk en tenslotte Italië.  Er wordt beweerd dat zijn stoute broer de sultan aan Rome relikwieën schonk en hoge bedragen betaalde om de lastpost zo lang mogelijk gevangen te houden.  Wat er ook van zij : hij werd in de buurt van Napels vermoord, schijnheilige broerlief kondigde drie dagen nationale rouw af en in Bursa werd het meest gedecoreerde mausoleum gebouwd.

Ik heb het bewust bij de mooiste graven gehouden en mijn volgende bijdrage zou wel eens Mehmed II, de veroveraar van Constantinopel kunnen zijn.  Dat mag wel in het jaar dat Istanbul culturele hoofdstad van Europa is.

En dan moet ik als einde van dit stukje die treurige noot nog eens herhalen.  Ik ben mijn fototoestel met de mooiste foto’s ooit genomen stomweg verloren op de achterbank van een taxi.  Na alle tranen, vloeken, voetgetrappel en schele hoofdpijn heb ik geprobeerd terug helder te redeneren.  Foto’s 2 en 3 zijn genomen door manlief en foto 1, de Yesil Turbe, kreeg ik van Pierre en Thérèse een sympathiek echtpaar van Angers, die ik met deze nogmaals dank. 

Tekst en foto's : Tante Kato

 

Halen wil werk maken van haar gesloten begraafplaats stad Halen vroeg advies aan vzw Grafzerkje.


Onze vzw Grafzerkje kreeg, begin juni, een mail van de heer Erik Van Roelen, eerste schepen van de stad Halen. Men bezit daar in het centrum nog een oude begraafplaats waar onderhoud zeer moeilijk is en men wil dit als een soort park in te richten waarbij graven die nog bezocht worden behouden blijven alsook grafstenen met historische of monumentale waarde. De stad Halen vroeg ons advies.

Tijd dus voor een plaatsbezoek met Edgard Nelissen, ondervoorzitter en vertegenwoordiger van Limburg, en zijn lieftallige echtgenote Marie Claire. We waren iets te vroeg en konden al constateren dat de begraafplaats, buiten het feit dat er heel veel plantengroei was - op zich geen probleem maar het leek wel wat “ongecontroleerd”, er meer dan degelijk uitzag (124 + 125).

Er waren wel een aantal verwaarloosde grafmonumenten maar het merendeel zag er toch “houdbaar” uit. Schepen Erik Van Roelen verscheen op de afspraak met zijn technische verantwoordelijke. Wat we uit het verleden leerden was eerst eens te luisteren wat men van plan is. Wat bleek: het bestuur én het hoofd van de technische dienst hadden hun huiswerk meer dan voortreffelijk gemaakt en er werd ook al contact opgenomen met de lokale heemkundige kring die ook al haar zeg gaf over een aantal belangrijke grafmonumenten die zeker behouden dienen te worden. Wij van vzw Grafzerkje merkten op dat zich hier een aantal gietijzeren kruisen bevinden die zeker behouden dienen te blijven – al dan niet op hun oorspronkelijk plaats – en dat men over enkele leuke “keukensteentjesgraven” beschikt die omwille van hun originaliteit niet weg mogen.

Het grootste probleem blijkt hier het onderhoud te zijn en het zou al een hele verbetering zijn om her en der op de dodenakker ruimtes te creëren om zo rustpunten te bekomen met enkele zitbanken. Wat men nu gaat doen is een plan opmaken waar alle graven die zeker verwijderd mogen worden op aangeduid worden. Dan kan er gekeken worden waar die rustpunten kunnen komen eventueel door het verplaatsen van enkele grafmonumenten. De mensen van Halen zagen het ook wel zitten om via een of meer borden informatie te verstrekken aan de burger aangaande symboliek, niet alleen de grafsymbolen maar ook de symboliek achter bomen en planten – de klaproos bloeit hier welig en indien dit wat “gecontroleerd” kan beperkt worden oogt dit op deze begraafplaats zeer mooi. Ook zijn de wegen al aanwezig, zij dienen enkel wat gefatsoeneerd te worden. Marie Claire wilde zich wil inzetten om een aantal funeraire en andere symbolen door te geven zodat men werk kan maken van een bord om de bezoekers daar op te wijzen.

Het was een zinvolle bijeenkomst uiteraard omdat de verantwoordelijken in Halen goed wisten wat ze wensten te bereiken. Ik heb daar een meer dan goed gevoel bij.

Jacques Buermans

Foto’s Jacques Buermans

Een paardengraf uit de 16de of 17de eeuw ontdekt ons lid Lydia Swennen toog op onderzoek uit


Ons lid Lydia Swennen las een artikel in Het Belang van Limburg een artikel over de ontdekking van een paardengraf in Borgharen bij Maastricht. In het artikel is er sprake van het vinden van een graf met 52 paarden. De skeletten lagen in een greppel op 40 centimeter diepte en zouden volgens berekeningen 350 jaar oud zijn. Momenteel wordt er rekening mee gehouden dat de paarden het leven lieten in de Tachtigjarige Oorlog. Een eerste mogelijkheid is 1579 toen Alexander Farnese vanuit Spaanse kant Maastricht probeerde te veroveren. Een tweede mogelijkheid is 1632 toen Frederik hendrik van de Nederlandse troepen de Spanjaarden probeerde te verjagen. En derde optie is dat de paarden sneuvelden toen Lodewijk XIV in 1673 Maastricht probeerde in te nemen.

Enkel dagen na het artikel gaven archeologen een korte rondleiding. Lydia ging er naartoe en was blijkbaar niet alleen. We laten haar even aan het woord “Ik ben naar  de rondleiding geweest die door archeologen werd gegeven. De belangstelling was enorm groot. Het was  de moeite om dit te kunnen zien. De skeletten liggen op elkaar gestapeld (tot zes paarden op elkaar). Alle botten worden nu per paard opgegraven voor verder onderzoek. Zo willen ze te weten komen of het een mannelijk of vrouwelijk paard is, welke de doodsoorzaak is, het tijdstip van overlijden bepalen, het nut van de dieren achterhalen ... Wat er daarna mee gaat gebeuren is nog niet duidelijk. De archeologen krijgen nog enkele maanden de tijd om hun werk ter plekke uit te voeren. Dan zou men beginnen met ontgrinden”. 

t

Lydia Swennen

Foto’s Lydia Swennen

Versteende getuigenissen een project opgestart door Terf


In 2008 sloot de projectvereniging TERF een cultureel-erfgoedconvenant af met de Vlaamse gemeenschap. Zeven steden en gemeenten (Izegem, Roeselare, Ingelmunster, Hooglede, Staden, Moorslede en Lichtervelde) stippelden 5 inhoudelijke beleidslijnen uit, met onder andere de zorg voor het funerair erfgoed. Het doel was het inventariseren en ontsluiten van funerair erfgoed, wat resulteerde in het project ‘Versteende getuigenissen’.

Een andere aanleiding voor de lancering van het project ‘Versteende getuigenissen’ was het decreet van 2004 dat de Vlaamse gemeenten verplicht om een lijst op te stellen van grafmonumenten met lokaal historisch belang. Daarnaast wijst het de gemeenten zelf aan als verantwoordelijken voor het behoud en beheer van dit funerair erfgoed.

Dit project beperkte zich echter niet tot het inventariseren en ontsluiten van funerair erfgoed. Om het funerair erfgoed in de 7 steden en gemeenten van de TERF-regio op een eenduidige manier te beheren stelde de erfgoedcel TERF in samenspraak met de gemeenten een beleidsnota op. Deze bevat een gemeenschappelijke categorie-indeling en richtlijnen voor de indeling van het funerair erfgoed in deze categorieën. De opmaak van de lijst ligt volledig in handen van de gemeenten.

De databank ‘Versteende getuigenissen’ was een realisatie van Geo-it, een bedrijf dat gespecialiseerd is in het leveren van software en informatica op het gebied van CAD en GIS. De databank verleent niet enkel online-informatie over funerair erfgoed uit de TERF-regio, maar het is ook mogelijk om zelf online te gaan zoeken waar overleden familie, vrienden, … begraven werden. Hiervoor moesten er gegevens uit de verschillende begraafplaatssystemen geïmporteerd worden in deze databank.  Deze systemen worden dan op hun beurt gekoppeld aan een digitale kaart in een geoloket en erfgoedgerelateerde informatie met betrekking tot het funerair erfgoed. De input van de diverse gegevens vereiste een interdisciplinaire samenwerking en werd verstrekt door de gemeentelijke diensten bevolking, burgerlijke stand, begraafplaatsen, informatica, de gemeentelijke GIS-cellen en de gemeentebesturen zelf. Het funerair erfgoedluik kwam tot stand in samenwerking met de vzw Epitaaf, een vereniging voor funeraire archeologie. Wat zeker niet vergeten mag worden, is de inzet van de talrijke vrijwilligers die met groot enthousiasme veldwerk uitvoerden op de lokale begraafplaatsen ter plaatse.

Met het project ‘Versteende getuigenissen’ werd de grens verbroken tussen roerend en onroerend erfgoed en toonde men de wederzijdse wisselwerking. De vereniging van beide erfgoedvormen bezorgen elkaar een meerwaarde. Deze link is ook vervat in de titel van het project: ‘Versteende getuigenissen’. Deze titel duidt niet alleen op de grafmonumenten zelf, maar ook op het verhaal dat achter elk grafmonument en achter de begraafplaats in zijn geheel schuilt. Het cultureel erfgoed blijft wel steeds centraal staan in het project.

Indien dit artikel je interesse aanwakkert omtrent het project ‘Versteende getuigenissen’, aarzel dan niet om te surfen op de website van de erfgoedcel TERF (www.erfgoedcelterf.be) waar je een link vindt naar het project ‘Versteende getuigenissen’. Daar tref je onder andere informatie over het project zelf, een handleiding met betrekking tot het inventariseren van funerair erfgoed, het invoeren op de databank en de beleidsnota ‘funerair erfgoed’.

Heeft jouw gemeente, vereniging… interesse om de databank ‘Versteende getuigenissen’ te gebruiken, dan vind je op de website de voorwaarden hiervan.

Wens je de databank zelf bekijken of raadplegen, surf dan naar www.versteendegetuigenissen.be.

Tekst en foto's : Terf

Week van de Begraafplaatsen 2010: wel en wee heel veel belangstelling maar weinig “interactie” van onze leden


Wel: De Week van de Begraafplaatsen, verder WBP genoemd, is achter de rug. De samenwerking met Epitaaf vzw verliep meer dan positief, waarvoor hier mijn dank aan Anne Mie Havermans en haar ploeg.

Er werd, nadat Gent dit jaar voor de vijfde maal organiseerde en de stad Antwerpen voor een derde maal participeerde, beslist om alle Vlaamse gemeenten aan te schrijven. Ik mailde de meer dan 300 Vlaamse gemeenten en alhoewel de respons minimaal genoemd mag worden, acht gemeenten gingen op het voorstel in, waren dit toch niet de minsten als we naar de grootte van deze steden kijken: Brugge, Brussel (dat is natuurlijk Vlaanderen niet, maar wel een belangrijke speler in het geheel), Halle, Kluisbergen, Leuven (Vlierbeek), Lokeren, Menen en Sint-Niklaas. In deze steden kwamen 879 geïnteresseerden naar 44 rondleidingen. Dit is een gemiddelde van 20 deelnemers per rondleiding. In Borgerhout en Sint Niklaas waren er funeraire tentoonstellingen. Die konden rekenen op 220 deelnemers. Op Campo Santo was een samenwerkingsverband van de drie lokale toneelverenigingen. Onder de titel "Het Campo Santo herleeft" werden bekende en minder bekende figuren die er begraven liggen ten tonele gevoerd. Dit evenement trok bijna 400 aanwezigen. De gemeente Kluisbergen organiseerde een circuit dat op eigen kracht kon gedaan worden langs vier dodenakkers en de geïnteresseerden konden een brochure ophalen. Niet minder dan 2000 brochures werden uitgedeeld! In zijn totaliteit namen enkele duizenden mensen deel aan een of andere activiteit. Ik vind dit een succes.

Voor wat 2011 betreft zullen we verder samenwerking met Epitaaf vzw. We gaan echter wel trachten om een “andere” organisatie warm kunnen maken voor de WBP. Ik denk dan in de eerste plaats aan de mensen achter Open Monumentendag en/of de Erfgoeddag. Dit ligt toch in het verlengde van hetgeen wij beogen namelijk het stimuleren van de belangstelling voor funerair erfgoed.

Wee: Maar ook de leden van vzw Grafzerkje kunnen, mijns inziens, toch nog helpen om een beter resultaat te bereiken. Kijk verder eens onder “oproep, punt1”!

Wat ook kan is eens kijken of er geen leden zijn die in 2011 “iets” kunnen doen. Uiteraard ligt het zwaartepunt op gewone rondleidingen maar er kunnen ook dingen georganiseerd worden die misschien wel andere belangstellenden kunnen aanspreken. Dit jaar waren er enkele dichterswandelingen (Sint Niklaas en Schoonselhof) met als “topper” de performance van Antwerps stadsdichter op Sint Fredegandus Deurne en de reeds voornoemde tentoonstellingen. Maar mijns inziens is er toch nog meer mogelijk. Wie voelt zich geroepen om in 2011 “iets” te organiseren dat deel kan uitmaken van het programma van de WBP?

Wat mij ook een beetje ergert is het gebrek aan medewerking van onze leden inzake het neerpennen van een verslag. Kijk verder eens onder “oproep, punt2”!

Oproepen naar vzw Grafzerkjeleden toe:

  1. Ik keek eens na waar onze vzw Grafzerkje in het verleden reeds rondleidingen organiseerde en kwam tot de conclusie dat er minstens vijf rondleidingen georganiseerd werden … door leden van vzw Grafzerkje. Toch eigenaardig dat die niet inspeelden op eerdere verzoeken tot medewerking en dat “hun” steden en/of gemeenten niet deelnamen aan de WBP? Zij kunnen toch vanuit hun kunne: gids op een begraafplaats én lid van vzw Grafzerkje toch hun respectievelijke besturen aansporen tot deelname? Ik zal hen wel eens aanschrijven om toch te participeren in de WBP van 2011.
  2. Ik was her en der aanwezig op activiteiten van de WBP en ontmoette daar steeds andere leden van onze vzw Grafzerkje. Als ik jullie nu vertel dat er naast Leo Spiessens en Ludo Dieltiens, waarvoor mijn dank, en mezelf geen enkel verslag werd gemaakt dan ben ik wel ontgoocheld. Meer nog: enkele leden beloofden mij ten stelligste om een verslag te maken of om foto’s door te mailen. Iets van dat alles gezien? Neen dus. En dan klagen sommigen onder jullie dat het merendeel van de artikels over Antwerpen gaat of door ondergetekende zijn geschreven.
  3. Bij uitbreiding ervan is dit een “probleem” dat zich ook stelt over het gehele jaar door. Leden vertellen me dat ze die streek of gene stad bezochten en dat ze zulke prachtige begraafplaatsen, kerkhoven of kerken met graven ontdekten. Slechts zelden komt daar een verslag van. Dit hoeven geen bladzijden lange gedetailleerde verhalen te zijn maar dit kunnen ook “impressies” zijn: een kort verslag met één of meer foto’s is al voldoende (zie in deze Nieuwsbrief de verslagen van Tessenderlo, het graf van dokter Muylle en de begraafplaats San Michele in Venetië van respectievelijk René Mertens, Ludo Dieltiens en Johan Moeys). Laat alle leden van vzw Grafzerkje genieten van jullie funeraire ontdekkingen!
  4. Ten slotte een concrete, persoonlijke, oproep: zoals eenieder van jullie intussen weet ben ik echt geen fan van “groen” op begraafplaats. Ik vind nog altijd dat het “grijs” dient te primeren. Maar ik kwam al op begraafplaatsen waar er op een meer dan positieve wijze gebruik wordt gemaakt van de veelheid aan flora die er op een begraafplaats te vinden is. Ik denk hier dan aan Haarlem, Nederland. Dus ben ik altijd bereid om mijn, erg beperkte, kennis van de rijkdom aan fauna en flora op te vijzelen. Maar wanneer ik dan deelnam aan een wandeling “Schoonselhof als biotoop” (zie “pittig” verslag verder in de Nieuwsbrief) en zie dat het gezelschap bestaat uit 75% “experten” en dat ineens opgemerkt wordt “kijk hier het leeuwenbekje” gevolgd door 15 verrekijkers die inzoemen op dat “ding” terwijl de gewone sterveling, waartoe ik behoor, in hemelsnaam niet weet naar waar of naar wat te kijken en de gids van dienst enkel doet of het gezelschap enkel uit “experten” bestaat dan blijf ik op mijn honger zitten. Wanneer hij dan nog zegt dat fauna niet tot een biotoop behoord met als toppunt dat hij “acteert” dat er zich op Schoonselhof geen kikkers bevinden terwijl ik twee dagen later door een kikkerconcert gecharmeerd wordt op dezelfde plek dan dien ik te besluiten dat deze rondleiding mij, en de andere “simpele zielen”, niet bracht wat we ervan verwachten. Het is de tweede maal dat er door gidsen een natuurwandeling georganiseerd werd op Schoonselhof en geen van beide rondleidingen ging er langs één graf. Dus wie gaat deze uitdaging aan: een rondleiding op een begraafplaats, dient niet expliciet Schoonselhof te zijn, voor leken zodat de gids informatie geeft over de verschillende bomen en planten die men op de begraafplaats tegenkomt en zeker vertelt over de rijkdom aan korstmossen die dodenakkers rijk zijn. Ook de aanwezige dieren niet vergeten. Nu weet ik ook wel dat een konijn niet staat te wachten wanneer er een rondleiding passeert maar in de grachten zitten watervogels, op het domein lopen ganzen, eenden en een kolonie reigers en in de vijvers zitten vissen en “puiten”. En dan bedoel ik geen personen maar kikkers!

Jacques Buermans

Hulde aan het zingend hart erg gesmaakte “performance” op Sint Fredegandus Deurne


Onder een milde regen werden we begroet aan de ingang van de kerk door onze gids Ludo Peeters.

Hij vertelde ons dat het Sint-Fredeganduskerkhof de oudste – nog bestaande – Antwerpse begraafplaats is. De begraafplaats is gesloten en het oude gedeelte is geklasseerd, terwijl het niet-geklasseerde deel een herbestemming als begraafpark kreeg.

De geschiedenis van de begraafplaats loopt grotendeels parallel met die van de kerk. En omdat vele rijke Antwerpenaren een buitengoed hadden, in het toen nog landelijke Deurne, werd het Sint-Fredeganduskerkhof één van de uitverkoren plekken waar de Antwerpse burgerij zich liet begraven.

De eigenlijke rondleiding begon met de grafsteen van Seerwaert, pastoor en monnik van de Sint-Michielsabdij, naast de ingang van de kerk. Tijdens de uitleg van onze gids, stak E.H. Seerwaert de straat over en zegende ons snel in het voorbijgaan. Het was uiteraard niet de echte pastoor, daarvoor zag deze er nog te goed geconserveerd uit, maar stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen. We zouden hem niet alleen nog verschillende malen, maar ook in verschillende gedaantes zouden tegenkomen in de loop van de avond.

Achter de kerk betraden we de begraafplaats en daar was onze pastoor weer. Hij vertelde ons over zijn problemen met de Fransen, waardoor hij ondergedoken diende te leven. Tussen monumenten van de (Antwerpse) notabelen, waren oa kerkmeesters en het was bij hun graf dat we samen met de stadsdichter “het torenlied” – het recentste stadsgedicht – zongen onder begeleiding van zijn 3-klokkige beiaard. Gelukkig was er geen publiek in de onmiddellijke omgeving.

We zagen ook het graf Gérard Le Grelle (1793-1871), burgemeester van Antwerpen om zo bij een kindergraf te komen, waar weConstantijntje, zalig kijntje van Vondel te horen kregen.

We kwamen ook bij het graf van Albert Maquinay (1855-1920), een handelaar uit Wijnegem en de eigenaar van het kasteel de Zwarte Arend. Hij was een van de stichter van Exxon / Esso.

Toen we in de dreef van het geklasseerde deel waren, net voorbij neogotische kapel Collin-Verellen hoorden we het lied “De soldaat”, bekend van Miel Cools. In een van de bomen bleek de geest van een soldaat van Napoleon te zitten, die zijn verhaal bracht over wat hij al had meegemaakt.

Ook Ludo Peeters bracht hier een eigen gedicht over de bomen.

We wandelden verder over het geklasseerde deel, met uitzicht op de aangelegde tumulusheuvel, om uiteindelijk in het niet-geklasseerde deel te belanden. Dit deel van het begraafplaats is gedeeltelijk geruimd. Eerst had men het plan om in dit deel een speeltuin aan te leggen, maar gelukkig is men hierop terug gekomen en heeft men voor een begraafpark gekozen.

Ook hier ontmoetten we verschillende malen een verdwaalde geest – op zijn fiets – die op zoek was naar zijn (ook) overleden vriend. Via een (geplande) bloemenweide, waar de distels duidelijk de overhand hadden, kwamen we bij de irissenvijver. Hier stootten we op de geest van wijlen de stadsdichter, die ons over zijn leven en herinneringen vertelde.

Inmiddels sloegen de klokken al 9 uur op de toren en wandelden we terug naar het geklasseerde deel, waar we bij het graf van Jan De Laet, de eerste politicus die zijn eed in Nederlands aflegde, halt hielden. Tegenover hem lagen Andreas De Weerdt, tolbediende, liedjesschrijver en volkszanger en Gust Janssens, drukker-uitgever.

Hier werden we ook opgewacht door de reus John Lindström (van Turninum). En alhoewel de moderne techniek ons hier even in de steek liet – lege batterijen en geen Duracell-konijn te bespeuren – werd de avond hier afgesloten met het a capella zingen vanMoritaat van “Voke Viool” (aka John Lindström).

Niet bepaald een orthodoxe funeraire rondleiding, maar de afwezigen hadden groot ongelijk !

Met dank aan gids Ludo Peeters en vooral van stadsdichter (eigenlijk performer) Peter Holvoet-Hanssen.

Leo Spiessens

Dichterswandeling in de gietende regen doorweekte maar tevreden deelnemers


Niettegenstaande het zeer druilerige weer, waren er toch meer dan twintig dapperen komen opdagen voor de dichters wandeling op het Schoonselhof. Ook de dames van de academie van Hoboken waren weer op de afspraak.
Na een kleine wandeling kwamen we aan de Vlaamse hoek, waar Victor Driessens, de eerste directeur van de KNS begraven ligt. Naast hem ligt Julius De Geyter en aan de overzijde Hendrik Conscience. Bij zijn monument kregen we een fragment uit “de Loteling” te horen.
Op het ereperk voor de kunstenaars zagen we o.a. de graven we Maurice Gilliams en schrijver Roger Van de Velde. Het graf van deze laatste is in de vorm van een gevangenisdeur, met rozen die uit het “venster” groeien. Via August Snieders en Hugues C. Pernath wandelden we verder tot bij Herman De Coninck. Vlakbij bevonden zich ook de graven van Nic Van Bruggen, Gust Gilsen Freddy De Vree. Ook uit hun werk kregen we enkele fragmenten te horen.
Aan de overzijde zagen we de graven van de recent begraven Nonkel Bob en Jef Nijs – die misschien wel niet onmiddellijk behoren tot het literaire thema van deze rondleiding. Verder het in opbouw zijnde grafmonument van J.H.M. Berckmans en het mooie graf van acteur Julien Schoenaerts.
Op het ereperk was het eerste graf dit van Gerard Walschap met het opschrift  Dag mensen, dat 't wel ga. Op dit perk liggen ook Marnix Gijsen, Lode Zielens en August Van Cauwelaert.
Op het graf van Paul Van Ostaijen ligt de luisterende engel van beeldhouwer Oscar Jespers. Intussen was het (even) opgehouden met regenen en konden we genieten van enkele gedichten. Aan de overzijde ligt Willem Elsschot, die dit jaar extra in de aandacht staat omdat hij 50 jaar geleden overleed en ook uit zijn werk kregen we een fragment te horen.
Het laatste graf was dat van dichteres Alice Nahon, waar Avondliedeken gebracht werd door “Jacques Angels”.

De rondleiding werd afgesloten aan de hoofdingang, waar Jacques Buermans “zijn” meisjes bedankte en een welgemeend applaus kreeg. Niet alleen voor de 3 dames van de Hobokense academie – Christine, Sandra en Sofie – en de gids, maar ook een beetje voor onszelf omdat we de regen getrotseerd hadden.

Om af te sluiten een tip voor Jacques … volgende maal misschien toch maar enkele eieren naar de Arme Klaren brengen ?

Tekst en foto's : Leo Spiessens

Campo Santo Hernalsteen, hoe kan het anders, in prima vorm


Campo Santo stond als eerste Gentse activiteit geprogrammeerd. Zo’n 23 deelnemers waaronder een ruime delegatie van Grafzerkjes met een grote Antwerpse kern. Tot 1847 maakte Sint Amandsberg deel uit van Oostakker. Na het graven van het kanaal Gent – Terneuzen komen hier veel arbeiders wonen en vervoegen ze de plaatselijke boeren. Pastoor Jozef Van Damme ijvert voor een eigen parochie, met een eigen kerk en kerkhof. Van Damme vraagt aan zijn rijke parochianen om zich op Campo Santo te laten begraven. An poneerde dan dat de naam Campo Santo een complete misvatting is. Schuld daarvan waren … de Antwerpenaren (zie verder).
We starten onze tocht bij bouwmeester Henri Van Overstraete. Hij was leerling van Lodewijk Roelandt, die vlakbij begraven ligt, en werd ook diens schoonzoon. Wat verder Karel Ledeganck, schrijver van “de drie zustersteden”. Het originele monument is verdwenen maar An toonde ons hoe het er uitzag met de lier, graf van een kunstenaar, met gebroken snaren, symbool voor de dood, en de ouroboros, Grieks symbool voor het leven dat steeds verder gaat.
Jan Baptist Segers was wagenmaker. Hij verdiende zijn hemel en een plaats tegen de kapelmuur door een stuk van zijn grond te schenken om het Campo Santo te vergroten. Jozef Mengal was directeur van de muziekacademie. Een monument met de maagd van Gent op was er voor slachtoffers van een brandramp.
Marie de Hemptinne was de enige van die rijke familie die Nederlands, lees: Gents, sprak om met de fabrieksarbeiders van de katoenfabriek van haar vader te communiceren. Tijdens een cholera-epidemie liep zij tussen het werkvolk en bezweek zelf aan de ziekte. Ze werd herinnerd als “de engel van Gent”. Leirens was pastoor. In zijn familie zat ook een fanatiek vrijdenker en enkele Joodse mensen. An fantaseerde al: moet wat geweest zijn op familiebijeenkomsten!
Paul de Smet de Nayer was katoenhandelaar, bankier en minister. Daniel Mareska schreef een rapport over de hygiëne en leefomstandigheden van de beluikarbeiders en ijverde zo voor hun welzijn. Hij wordt geflankeerd door Jozef Guislain, stichter van een krankzinnigengesticht. Hij overleed op een passende dag: één april! Jan Frans Willemsletterkundige en vader van de Vlaamse Beweging. Het is bij de inhuldiging van dit monument dat Hendrik Conscience de historische woorden uitspreekt : “de heuvel waar Vlaamse helden rusten”. Dus het is de schuld van een Antwerpenaar dat men ten onrechte over een Campo Santo spreekt. An wist nog het volgende te vertellen: Louiza von Plunetz, een Duitse dichteres leerde speciaal Nederlands om toch de befaamde literaire salons of soirees te kunnen meemaken. Toen ze eindelijk op zo’n bijeenkomst over de volkstaalkunst kwam diende ze vast te stellen dat alles in het Frans verliep!
De grafkapel van de familie d’ Elhougne ziet er niet uit. Het beeld, van de hand van Pieter De Vigne, werd onthoofd. Ferdinand Snellaert was arts en letterkundige. Hij zette zich samen met Jan Frans Willems in voor de Vlaamse Beweging en wou daarom naast hem begraven worden. Als arts verzorgde hij belangloos de zieken tijdens de cholera-epidemieën. We lopen langs enkele modernere graven: de schrijver van onder andere “monsieur Hawarden” Filip de Pillecyn ligt naast toneelmaker Staf Bruggen en Frans Masereel, de houtsnijkunstenaar. Jean Pierre De Decker, regisseur, ligt onder een oud grafmonument. Spijtig genoeg werd de originele tekst verwijderd. Wat verder Pieter De Vigne, beeldhouwer en zijn broer Felix De Vigne, kunstschilder.
Bij Prudens Van Duysse, dichter, “hadden we het zitten”: An bezorgde ons de tekst van “het loze vissertje” en iedereen diende uit volle borst mee te zingen uit eerbetoon aan Prudens en Jan Frans Willems. Het zangkoor van Antwerpse Grafzerkjes liet zich zeker niet onbetuigd. Toen begon het te gieten. Of dat nu aan onze zangkunsten lag weet ik niet maar enige tijd later stopte het toch met regenen. Bij de laatste rustplaats voor pastoor Leo Joos las An het gehele menu voor dat bij zijn inwijding door de familie achterovergeslagen werd. Indrukwekkend en stukken beter dan wat nu die zogenaamde sterrenchefs durven voor te schotelen.
Oorlogsburgemeester Leo Vindevoghel werd na W. O. II gefusilleerd. Wat verder aanschouwden we een Napoleonistenmonument, een cenotaaf waarop de namen staan van Gentenaars die dienst namen in het Franse leger. De keizerlijke adelaar siert het graf. Knap gerestaureerd is de grafkapel Minard, architect, wiens naam onvermijdelijk verbonden is aan de Gentse Minardschouwburg. Hij ontwierp zelf zijn grafkapel waarop je ook een portretmedaillon ziet van het echtpaar.
Wat verder komen we, dixit An, een “sprekend” graf waarmee ze bedoelt dat je door de symbolen, kanon en kussen met epauletten ziet dat er een militair begraven ligt: Désiré Veesaert. Papaver, voor de eeuwige slaap, treffen we aan bij Jules Lechat, caoutchoucfabrikant. Ambrosius Verschaffelt (249) lag aan de basis van de Gentse floraliën. Wat verder wees An ons opuiteenglijdende handjes.
We lopen verder naar het graf Trezeke Verhaege. Men noemde haar ook het Heilig Trezeke. Ik kon niet nalaten om op te merken dat het een geluk is dat ze in Gent ligt en niet in Brugge want dan zou het “het Geilig Trezeke” zijn. De volgende halte houden wij bij Franz De Vos, toondichter. Het enorme grafmonument bestaat uit een orgel. Op het klavier rust het gebogen lichaam van een half geknielde, treurende vrouw. Orgelpijpen reiken naar de blauwe hemel. An toonde ons de laatste rustplaats van de broers Gustave Van de Woestyne, kunstschilder, en Karel Van de Woestyne, dichter. Acteur Cyriel Van Gent werd hier ook begraven.
An toonde ons het enige monument van de hand van Victor Horta: de concessie Huybrechts. Zij eindigde haar fel gesmaakte rondleiding bij rechter Martens, de man die schrik had om levend begraven te worden. De luiken dienden eeuwig en altijd open te blijven. In de kist diende een raampje voorzien. Om zeker te zijn liet hij iedere dag een krant bezorgen. Dan kon hij de krantenboer roepen indien hij toch levend begraven werd. Dit geschiedde, spijtig genoeg voor rechter Martens, niet.

Met een laatste blik op de Vlaamse heuvel toog de Antwerpse Grafzerkjesclan huiswaarts. Of toch in de richting ervan.

Jacques Buermans

Foto’s Antwerpse kern + de Hemptinne + Mareska + Van Duysse + koor + Lechat + Vlaamse heuvel van Leo Spiessens.

Andere foto’s: Jacques Buermans

Schoonselhof als biotoop, wat een ontgoocheling voor mij een “pittig” verslag van een niet-pittige rondleiding


Nadat ik enkele dagen voordien tijdens de rondleiding in Robertmont mijn botanische kennis had kunnen spuien, daarbij erg geholpen door ons bestuurslid Edgard Nelissen, toog ik opgewekt op stap met de bedoeling om nog veel meer op te steken van de bloempjes en de beestjes op de begraafplaats Schoonselhof.

Meer dan 20 geïnteresseerden, het merendeel leden van de “fanclub Erik Molenaar”, naast een sterke delegatie van de stad Antwerpen en een vertegenwoordiger van de maatschappij Coca Cola – of was het een groenwachter? -, stonden Erik Molenaar op te wachten. Wat dienden we als allereerste te aanhoren op een, nota bene door de stad Antwerpen georganiseerde rondleiding, was hoe weinig de man betaald werd voor deze opdracht en hoe lang hij nog op zijn centen diende te wachten. Verder was hij ontgoocheld dat zijn artikel niet in het boek “Schoonselhof nu!” van Anne Mie Havermans werd opgenomen. Een uur later besefte ik wel waarom.

We vertrokken en na één uur hadden we nog geen enkel graf, ik hoopte wat meer te vernemen over korstmossen en dies meer, gezien. Een “biotoop” zoals de wandeling werd omschreven werd heeft blijkbaar niets met dieren te maken waar daar interesseerde de sprekerd zich helemaal niet in.

Heb ik dan helemaal niets opgestoken van deze rondleiding? Jawel hoor. Zoals een bekende keukenPiet zou zeggen: Ten eerste: Het bos is geen bos maar een verzameling bomen??? Enkel op de kant van de meanderende Hollebeek – wat vindt de lezer van deze dichterlijke woorden? Guido Gezelle zou nog jaloers op mij kunnen worden – staat echt bos. Ten tweede: Hoe rijker de boeren hoe armer de natuur??? Ten derde: Alle inspanningen die de stad Antwerpen doet voor onderhoud op deze dodenakker werden door Erik Molenaar vakkundig de grond ingeboord.

Nadat we enkele bastaarden tegen kwamen zoals het Heermoes, een bastaard paardenbloem en de trekrus – ik dacht dat het een Russisch iemand was die het land doortrok – vond onze Coca Colaman het moment geschikt om zijn “moment de gloire” op te voeren: een dame met hond keurig aan de leiband en met extra hondenpoepzakje werd vakkundig op de bon gezet. Erg moedig terwijl hij eerder stond te apegapen wanneer er tien knapen in het midden van de hoofdlaan stonden te voetballen en niet reageerde.

Voor mij was de maat vol toen Erik Molenaar het nodig vond om persoonlijk te worden en mij te affronteren want hij had de “kale jonker” gezien. Ik ben het dan maar afgestapt. Ik zal toch nog even moeten wachten op een deskundige die mij iets meer kan vertellen over korstmossen en andere gewassen die zich op en rond de graven van een begraafplaats bevinden.

Gelukkig was het weer prachtig en genoot ik in gezelschap van enkele andere zielen die het ook niet meer zaten zitten van een drankje op een terras. We bleven toch in de sfeer want vriend Leo nipte aan zijn knolgewas: een bolleke De Coninck, terwijl vriend Stannie het meer had voor het fluitekruid: een fluitje Stella. Sober als altijd deed ik het met groene thee.

Jacques Buermans, ook alle foto’s

Sint-Fredegandus Deurne –3 juni 2010 – Week Van Funerair Erfgoed Ludo Dieltiens maakte een verslag op


Het duurt niet lang of de 13 aanwezigen op de wandeling geleid door Ludo Peeters, voorzitter van de Deurnese heemkundige kring Turninum landen na zijn begroeting met de tijdsmachine van Professor Barabas ergens in het van de  begin 17de eeuw , 1610-1644ca, toen op deze site de 4de of 5de laatgotische kerk voltooid wordt.  We dwalen zelfs nog verder terug in de wirwar van de geschiedenis naar de Noormannentijd. Hier dicht bij de Schijn was er al erg vroeg bewoning – maar een bewijs dat die door de Noormannen zou verwoest zijn is nog altijd niet geleverd. Vast staat dat het gehucht, waarvan het ontstaan gesitueerd moet worden in de 7de of begin 8ste eeuw, een meer dan populair doel was om vernield te worden tijdens strooptochten.

Deurne was een laatste halteplaats voor o.a. Duitse kooplieden om via de    Kipdorppoort Antwerpen binnen te komen. Vast staat ook dat de kerk, die op een berg lag een brede toren moet gehad hebben.  De oudste geschreven bronnen hebben het over een Onze-Lieve-Vrouwekerk. Ook tijdens de godsdiensttwisten in de 16de-eeuw was het voor Deurne een moeilijke tijd. De bende van Maarten van Rossum passeerde de revue om van hieruit de stad te belegeren. Omdat dat niet zo naar wens van Zwarte Maarten met zijn bende uit Gelderland verliep, koelde die hun  woede door huizen en molens in brand te steken rond de stad.  Daarbij wordt ook de kerk in Deurne zwaar aangepakt. Heel wat jaren gaan voorbij tot uiteindelijk in 1644 het huidige kerkgebouw in kruisvorm en in speklagenstijl tot stand komt.  De verering voor pestheilige Fredegandus overtreft dan die van O.L.-Vrouw, en de kerk en site krijgen hun definitieve naam.

Ludo Peeters belicht met zijn encyclopedische kennis dan nog de figuur van Hermanus Seerwaert, de erg sluwe pastoor en monnik van de Sint-Michielsabdij die onder verschillende vermommingen steeds wist te ontsnappen aan de controles van de Franse bezetters.  Ook de verbinding met de St.-Michielsabdij  in Antwerpen komt ter sprake.

Terug naar de realiteit op de stoep voor de kerk! De gids wijst er ons op dat we onbewust oneerbiedig boven op stoffelijke resten staan die zijn blijven liggen onder het voetpad van de Lakborslei. ..  Vroeger was er een smeedijzeren hekken dat meer naar de wegkant stond.  Wanneer we dan op het eigenlijke kerkhof staan bij de zijingang van de kerk wijst Peeters op de mooie Japanse kerselaar geplant na de atoombom op Hiroshima. Hij verklapt ons ook de ambitie om hier vlakbij ofwel een antieke dorpslinde of een belangrijk Antwerps standbeeld te recupereren om als ‘landmark’ te dienen, een woord dat nu weer furore maakt.

Na de fameuze verordening van Jozef II werd de zgn. “rijke stinkaard” niet meer in de kerk begraven, maar kwamen er steles en talrijke grafkelders rond om de kerk.  De gewijde Deurnese begraafgrond was uitverkoren (eerder dan het Kielkerkhof) door de erg katholieke en welstellende Antwerpse burgerij, kloosterorden, adellijke families… die heel dikwijls ook bezitters waren van één van de 36 lusthoven in de gemeente. Het begraven van die personages bracht heel wat inkomsten mee voor het dorp Deurne… Ludo Peeters illustreert de onplanmatige begraafmethode op de beperkte  oppervlakte rond de kerk.  Later werd het kerkhof uitgebreid in noordelijke richting. De meesten onder de aandachtige toehoorders horen voor het eerst het begrip “lijkenschudder”… iemand die bij regelmatige ontgravingen wegens plaatsgebrek een aantal zaken kan recupereren… er bestaan meer dan 160 grafkelders…

Terwijl we langzaam verder wandelen krijgen we die soms erg interessante biografieën  voorgeschoteld van belangrijke figurendie hier op deze plaats rusten, doorspekt met wetenswaardigheden over het kerkhof als biotoop voor planten, bomen en mossen, de notelaar, een typische boom voor begraafplaatsen.

De laatste jaren is hier hard gewerkt en gevochten voor het behoud van deze historische begraafsite die nu eindelijk volwaardig erkend is als begraafpark waar niet meer brutaal grafzerken  verdwijnen en geschiedenis gewist wordt. De heraanleg met aandacht voor het educatieve kan alvast een hoopgevende evolutie genoemd worden. 

De dorst naar informatie over Sint-Fredegandus werd gelest, nu nog die andere dorst. want ook de zon keek geïnteresseerd en warm toe…

Ludo Dieltiens,  juni 2010

Foto’s Ludo Dieltiens

Overrompeling op Rochus


Voor het eerst stond Rochuskerkhof op het programma van de Week van de Begraafplaatsen. Voor zo’n “kleine” dodenakker is belangstelling dikwijls minimaal. Enkele funerair geïnteresseerden, leden van vzw Grafzerkje dus, en wat lokale mensen meer volk komt daar normaliter niet op af.

Ja watte! Verkeerd gedacht. Gids Roland Verhees, steenkapper op rust met meer dan 40 jaar ervaring, mocht ongeveer 60 personen begroeten op zijn maidentrip. Ongelofelijk. Het merendeel van het gezelschap waren dames maar daar zullen de charmes van de gids wel veel mee te maken hebben gehad. Ook de pastoor en de directeur van de school waren paraat om Roland te vergezellen.

Roland begon met de geschiedenis van Deurne en Rochuskerkhof te vertellen. Eerst was er de scheiding van Borgerhout en Deurne. In 1859, 1866, 1867 en volgende jaren waren er in Deurne niet minder dan drie cholera-epidemies. In zulke momenten wordt de heilige Rochus aanbeden. In 1891 kwam de vraag van de inwoners naar een eigen kerkhof. Na een aantal vergrotingen was het kerkhof in omvang zoals we het nu kennen. Momenteel is Rochus een parkbegraafplaats. Dan verplaatste het gezelschap zich naar het kerkhof. Eerst stonden we stil bij het graf voor notaris Verhoeven. Roland situeerde de hele stamboom van de familie. En dan kwam Roland los, laat ons zeggen de Roland zoals we hem kennen. Bij aannemer Kiebooms wist hij te vertellen “de man was altijd in overall maar ik heb hem nooit weten werken”.
Van notaris Florent De Roeck wist hij “hij stuurde drie keer per week iemand naar de pastoor want hij dacht dat hij ging sterven. Dit duurde 10 jaar”. En Roland besloot heel wijs “uiteindelijk is hij toch dood gegaan.” Frans De Roeck, vader van Florent, was de eerste koster-organist van de kerk. Het graf kwam er vooral om zijn twee zonen die erg jong en stierven. Verder ging de tocht langs enkele priestergraven: pastoor Vervoort, de eerste pastoor van de Sint Rochusparochie en zijn opvolger Coveliers. PastoorHolthof kende Roland goed: “administratief was hij een chaoot maar zelfs de goorste antichrist droeg hem op handen.” Ook de paters van het Heilig Hart die aan de Te Boelaerlei, toen nog Deurne, een kapel en een klooster hadden en die priesters opleidden tot missionarissen en de Zusters der Kleinen uit de Vosstraat, een Ierse orde passeerden de revue.
Corneel Mayné verongelukte toen hij met de scouts in de Pyreneeën van in een ravijn tuimelde. Jan De Ridder, student te Leuven, overleed aan een besmettelijke longziekte. Bij de laatste rustplaats van Verboven was Roland heel kort: “Veeeeeeel grond!” Het graf van “de dokter der armen”, Edgard Muylle, werd dankzij een tussenkomst van Roland Verhees naar een plaats achter de kerk verplaatst. “Ik ging spreken met de toenmalige Antwerps schepen Van Heyst. De schepen kwam bij mij thuis en zegde tegen mijn vrouw: “uwe vent zijne kop is harder dan de steen waarmee hij werkt.” We stapten wat verder en kwamen bij het graf van Blondeel, de eerste directeur van de gasmaatschappij.
Roland wees ons op de laatste rustplaats Vervoordt, de grootvader van de bekende antiquair Axel Vervoordt. De familie van Hellemans richtte het bekende café “’t Mestputteke” op. Een groot monument voor de familie de Chaffoy, jeneverstoker. “Een heel vrome mens maar hij was wel eigenaar van enkele panden aan de Korte Winkelhaakstraat”, dixit Verhees. Voor niet-Antwerpenaren: dat waren indertijd allemaal huizen gebezigd voor prostitutie (JB).
Wat verder bij de laatste rustplaats voor Romain De Vel poneerde Roland: “De Vel huwde met een Reusens. Als ge die hun centen bijeentelde had ge veel tijd nodig  om te tellen.” Bij Van Looveren, hoveniersfamilie, telden ze dan wat anders: de stamvader had 88 kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.
Bij de recent herstelde graven voor vliegeniers Stampe en Ivanow wist onze gids te vertellen dat de originele stenen met opschriften indertijd, met toestemming van de stad Antwerpen, afgebroken werden door hem: “ik had daar mijn handen meer dan vol aan. De stenen waren gezet gelijk nen bunker” omdat het Rochuskerkhof met verdwijnen bedreigd was en nu te bezichtigen zijn in het “Stompe & Vertangenmuseum”, Roland herstelde zichzelf “Stampe & Vertongenmuseum”.
Recent werden er dus nieuwe grafplaten dankzij voornoemd museum geplaatst.
Veel verder lag Frans Verhees, stichter van het gelijknamige steenkappersbedrijf, waar Roland een kleinzoon van was. In een hoek van het kerkhof lag Eugeen Hendrickx, stichter van de vuurwerkfabriek, aangetrouwde, familie van Roland en gehuwd met een dochter Stevens van café ’t Mestputteke.
André Van den Langenbergh, gemeenteraadslid was amateur kunstenaar. Hij maakte zelf het beeld voor zijn vroeg gestorven echtgenote. Toen het beeld op het graf geplaatst werd ontstond er heel wat commotie omdat men vond dat Van den Langenbergh de borsten van zijn madame “geprononceerd” had. Niet alleen algemeen bekende figuren kwamen aan bod, maar ook erg plaatselijke figuren zoals winkeliers: van ijsverkoper, over fietsenmakers en likeurverkoopsters kwamen aan bod. Onze gids eindigde zijn rondleiding bij het dodenhuisje dat opgetrokken werd in dezelfde stijl dan de kerk. Roland Verhees betreurde het dat de dichtgemetselde toegangsdeur in totaal andere bakstenen dan de originele gedaan werd en dat het puntdak verdwenen was. We betreurden het dat de rondleiding van Roland Verhees afgelopen was. Iedereen was wildenthousiast. Anderhalf uur was voorbijgevlogen.
Nadien droeg Eric Smeyers nog “de verrijzenis van Lazarus” van Dario Fo voor. Velen vonden dit een mooie afsluiter.

Jacques Buermans

Foto’s 2 + 10 + 11 + 12 + 14 + 19 + 20 + 21 + 22 + 30 van Leo Spiessens.

Foto’s 1 + 4 + 5 + 6 + 7 + 8 + 16 + 17 + 24 + 25 + 26 + 28 + 29 van Ludo Dieltiens.

Fotos’ 3 + 13 + 15 + 18 + 23 + 27 van Jacques Buermans

Schemervoordracht op Tereken dichters droegen voor uit eigen werk


Zo’n 25 geïnteresseerden daagden op voor de door de stad Sint Niklaas georganiseerde voordrachtavond op het kerkhof van Tereken. Bij aanvang ontvingen de deelnemers een plannetje met uitgestippeld parcours. Tjen Pauwels beet de spits af. Niet direct met luide stem  bracht hij enkele aangepaste gedichten vlakbij de plaats van zijn overleden echtgenote. “D/S – Blok II – pl. 315” was een gedicht naar Emily Dickinson. De titel verwijst naar de ligging van het graf. Daarnaast droeg hij met “Marc begraven” een gedicht voor over een elfjarig jongetje overleden aan een hersentumor. “Een lucasgezel gestorven” was dan weer een ode aan een overleden vriend. Bij de laatste rustplaats van een kloosterorde aangekomen was het de beurt aan Norbert De Beule. “Kerkhof Tereken 1” ging over een verzameling van grafzerken van zusters met bloemennamen in hun geestelijke naam. Hij droeg nog twee gedichten voor specifiek gemaakt van het kerkhof Tereken.
Lies Van Gasse vergaste ons – dichterlijke vrijheid van ondergetekende – op enkele gedichten waaronder een voor een overleden vriend. Sylvie Marie was voor wat mij betreft de “numero uno”. Zij speelde in op de actualiteit met een gedicht over de aanslag in de metro van Moscou en het neerstorten van het vliegtuig van de Poolse president en met, hoe actueler kun je zijn, een gedicht over de één dag voordien overleden sportjournalist en icoon Jan Wauters.
Piet Brak las enkele kerkhofnotities waaronder enkele zeer persoonlijke emoties. Frank Pollet droeg een gedicht voor over de dood van het Scheldedorp Doel. Daarnaast had hij een mooi gedicht over twee dementerende oudjes. Knap gedaan.

Daarna verzamelde het gezelschap zich op het centraal punt van de begraafplaats. De dichters droegen samen het gedicht “Ter Eeken” voor. Elke auteur had één strofe geschreven. Een mooie afsluiter. Nadien werd door de stad Sint Niklaas nog een drankje en een gedichtenbundeltje aangeboden terwijl een accordeonist aangepaste muziek bracht.

Jacques Buermans, ook alle foto's

Tentoonstelling “het laatste transport” kende veel bijval ons lid Geert Janssens zette een mooie tentoonstelling op poten


Ons lid Geert Janssens mocht meer dan 150 mensen begroeten op de tentoonstelling “het laatste transport” die hij organiseerde in samenwerking met het Gitschotelbuurtschap vzw, heemkundige kring Borgerhout. Reeds vóór we het districtshuis betraden werden we aangenaam verrast door een mooie rouwkoets.
Maar eens binnen werd er gestart bij een affiche die naar aanleiding van een ramp die zich op Borgerhouts grondgebied voordeed. Op 22 juli 1934 werd de brandweer opgeroepen voor een brand in de kaarsenfabriek Roubaix d’Oedenkoven. Terwijl de Borgerhoutse brandweer ter plaatse was stortte een muur in. Een aantal brandweerlui werden onder de brokstukken bedolven. Brandweerlui Gonnissen (geboren 1910) en Somville (geboren 1892) stierven ter plaatse. Frans Peeters (geboren 1884) overleed de daaropvolgende dag in het ziekenhuis. Wat verder zagen we een aantal dagbladaankondigingen aangaande het overlijden van bekende en minder bekende personen. Blikvanger was een, door begrafenissen Heiremans, ingerichterouwkamer. Wat verder zagen we foto’s van begrafenissen van bekende personen. Herman Van den Reeck, de student die het leven liet na een, verboden, 11 julimanifestatie; de begrafenis van burgemeester Moorkens, Berten Fermont de Vlaams Nationalist die weigerde als gewetensbezwaarde in augustus 1931 in militaire dienst te gaan en die van wielerlegende en volksheld Stanneke Ockers. Een volle kast met doodsprentjes, het dodenmasker van Juul Grietens en een rouwkunstwerk, gevlochten haren van de overledene.  

Nadien kon er nog bijgepraat worden bij een aangeboden drankje van het district Borgerhout. Een geslaagd initiatief van ons lid Geert Janssens en zijn ouders.

Jacques Buermans

Alle foto's van Geert Janssens, behalve 'rouwkamer' van Leo Spiessens

Ontmoetingen op het Schoonselhof deze keer wel fauna op de begraafplaats Schoonselhof


Andermaal waren de goden onze gids Jacques niet echt welgezind – zou hij dan toch (weer) geen eieren naar de zusters gebracht hebben ? Bij aankomst aan de hoofdingang was het nog hevig aan het regenen, maar gaande weg werd dit minder en minder, zodat Jacques zijn inleiding, met de historiek van het Schoonselhof, toch zonder paraplu(s) uit de doeken kon doen.

De rondleiding begon op perk Y waar we op een aantal grafmonumenten een aantal funeraire symbolen te zien kregen – o.a. de eikenkrans (symbool van kracht, eeuwig leven, onsterfelijkheid en duurzaamheid), de afgebroken zuil (symbool voor het plotse afbreken van het leven), klimop (deze altijd groene plant wijst op het voortdurende leven, de onsterfelijkheid), de treurende vrouw of pleureuse, de afgedekte urne (symbool voor het afdekken van het leven) en de uiteen glijdende handjes al of niet voorzien van een gebroken ketting (wat wijst op een door de dood verbroken huwelijk of vriendschap). De meeste grafmonumenten op perk Y en Z1 werden vanaf 1938 overgebracht van het oude en inmiddels gesloten Kielkerkhof. We zagen de grafmonumenten – sommigen leken eerdere kleine villa’s – van o.a. de echtgenote van Christoph Kreglinger (de oudste telg van deze familie uit Duitsland afkomstige bankiers), Edouard Pecher (liberaal staatsman en minister voor Koloniën), F. Herremans-Lafaille, Henri Jacques Krijn en Frans Lux-Fierens. Op dit laatste graf staat een prachtige rouwende figuur, toegeschreven aan Arthur Pierre (niet te verwarren met de gelijknamige verhuizer).

Via het monument voor Peter Benoit ging het richting perk Z1 en het monument voor de vijf slachtoffers in de strijd voor het algemeen stemrecht, neergeschoten op 18 april 1893 aan de kaarsenfabriek de Roubaix-Oedenkhoven (den Bougie) te Borgerhout. Ook dit monument bevatte een aantal symbolen – waaronder de Romeinse bijl (zij gaven hun leven) en de Phrygische muts (voor recht en vrijheid). Het graf van Alfons Van Broeck, in de voorsteven van een schip, vertelt ons over het beroep van de overledene, schipper. Bij Adolf Dumont, aannemer van bouwwerken vonden we, naast de passer en de winkelhaak (vrijmetselarij), een bijenkorf. Dit laatste is naast een symbool voor ijver en werklust, hier ook een verwijzing naar de logeMarnix van Sint Aldegonde. Bij dit graf kregen we ook wat meer uitleg over bruikleen, want dit is Jacques toekomstige – maar hopelijk nog niet al te gauw – rustplaats.

Via een aantal meer of minder bekenden, waaronder Jozef Lies (portret- en historieschilder), Jan Baptist Van Ryswyck (volksredenaar, schrijver, dichter en vader van burgemeester Jan) en zijn broer Theodoor Van Ryswyck (volksdichter met snedige en luimige inslag), kwamen we bij het monument voor de slachtoffers van de ontploffingsramp Corvilain uit 1889 ter hoogte van het Noordkasteel.

Hier hadden we een niet zo courante ontmoeting voor de “biotoop” waarop we ons bevonden – een begraafplaats. We werden er opgewacht door Eddy (een valkenier) met zijn “assistent” een Harris Hawk (valk). Eddy vertelde niet alleen over de vogels, maar ook over hun manier van jagen en waarvoor ze ingezet konden worden. Als afsluiter werd gedemonstreerd hoe een valk op (nep) konijn jaagt. Samen ging het dan naar perk Z, waar Johan (een tweede valkenier) met een Gier/Sakervalk stond te wachten en een demonstratie gaf met de loer. Na dit wel onverwachte – maar daarom niet minder interessante – intermezzo ging het verder met de funeraire rondleiding.

Via de monumenten van Julius De Geyter (dichter van o.a. het Geuzenlied en de Rubenscantate) en Victor Driessens (de pionier van het Vlaams toneel) kwamen we bij de “Vlaamse hoek”. Hier liggen Herman Van den Reeck (student die werd neergeschoten tijdens een verboden 11-Juliviering), Edward Coremans (de man van de taalwetten) en Hendrik Conscience. Conscience was de zoon van een Franse scheepstimmerman en werd beroemd door onder meer Het WonderjaarDe Loteling en (vooral) zijn De Leeuw van Vlaanderen.

Na een korte wandeling kwamen we op perk R waar diverse kunstenaars hun laatste rustplaats kregen. Om er maar enkele te noemen Maria en Jeanne Flament (kunstzangeressen), Jos Schippers (kunstschilder), Corry Lievens (Jeugdtheater en bekend als Tante Corry), Ferre Grignard (plastisch kunstenaar en zanger), Jack Godderis (figuratief schilder van stads- en havenzichten, landschappen en stillevens) en Roger Van De Velde (schrijver). Het graf van deze laatste heeft de vorm van een gevangenisdeur met Recht op antwoord Recht op leven – een werk van Mark Macken en een aanklacht tegen de psychiatrische behandeling van Van de Velde. Verder vinden we hier nog Eugeen Yoors (schilder, etser, glazenier van onder meer de Sint Laurentiuskerk en pelgrim), Willem De Meyer (Vlaamse bard), Neel Van Cakenberghe (poppenspeler en bezieler van de Poesje), Armand Preud'homme (componist en organist), Joris Minne (beeldhouwer, tekenaar en graficus). Bij de recenter hier begraven beroemdheden ook Remy Cornelissen (beeldhouwer), Karel Van den Heuvel (kunstschilder), Herman De Coninck (dichter),  Lode Eyckermans (beeldhouwer), Alfred Ost (kunstschilder, die werd overgebracht van Silsburg), Albert Szukalski (beeldhouwer), Nicole Van Goethem (Oscarwinnares met de animatiefilm De Griekse tragedie). Aan de overzijde de heel recent overleden Bob Davidse (Nonkel Bob) en Jef Nijs (“vader” van Jommeke), maar ook Jean-Marie Berckmans (schrijver), George Van Cauwenbergh (stadsgids en “beroepsantwerpenaar”), Julien Schoenaers (acteur), Hubert Lampo (schrijver en kunstcriticus) en Hans Burie (meester-chocolatier).

Op het rondpunt bevindt zich het monument voor Leopold De Wael (burgemeester). Dit is het grootste monument op de begraafplaats. Het stelt de faam voor die het portret van De Wael aan het publiek toont en de loftrompet uitsteekt. Spijtig genoeg is de loftrompet tijdens de zomer van verleden jaar “verdwenen”.

Aan de andere zijde van dit monument vinden we het (ere)perk N. Hier werden we begroet met Dag mensen, dat 't wel ga... op de grafsteen van Gerard Walschap (schrijver van onder meer AdelaïdeDe familie RoothooftEen mens van goede wil enHouttekiet). Verder vinden we hier (o.a.) Pol De Mont (letterkundige),  Jef Van Hoof (componist en directeur van het Muziekconservatorium), Jan Albert Goris, alias Marnix Gijsen  (dichter en schrijver van onder meer Joachim van Babylon,Klaaglied om Agnes en De vleespotten van Egypte), Maurits Sabbe (schrijver van onder meer De filosoof van 't Sashuis), Jan Van Rijswijck (burgemeester), Louis Franck (minister, advocaat, liberaal voorman en een van de drie "kraaiende hanen"), August Van Cauwelaert (romanschrijver, essayist en dichter), Lode Zielens (schrijver van onder meer Moeder waarom leven wij), Paul Van Ostaijen (dichter en schrijver). Hij was ongetwijfeld de meeste markante persoonlijkheid van het Vlaams expressionisme. Op zijn graf vinden we het beeldhouwwerk de luisterende engel van Oscar Jespers. Er tegenover ligt Willem Elsschot, pseudoniem van Alfons De Ridder (schrijver van Villa des RosesLijmenKaas en Het Been), Jos Van Eynde (minister, voorzitter van de toenmalige BSP en hoofdredacteur van de Volksgazet), Frans Van Cauwelaert (burgemeester en de jongste der "kraaiende hanen"), Leo Delwaide (burgemeester en later havenschepen), Frans Grootjans (liberaal voorman), Lode Craeybeckx (burgemeester), Frans Detiège (burgemeester), Louis Major (minister, vakbondsleider en socialistisch voorman) en Camille Huysmans (kamervoorzitter, minister, eerste minister, schepen en de derde "kraaiende haan"). Huysmans was altijd in voor een grap. Zo zei hij eens in het parlement "de helft van diegenen die hier zitten zijn ezels". De voorzitter verzocht hem om die woorden terug te nemen. En Huysmans zei "de helft van diegenen die hier zitten zijn geen ezels".

Van hier ging het terug richting hoofdingang en … begon het ook (terug) te regenen ! De bevestiging van ons eerder geuite vermoeden i.v.m. de eieren. Tijdens deze interessante rondleiding hebben we aardig wat meer vernomen over deze begraafplaats en haar residenten. Maar het was ook duidelijk dat hier nog veel meer te ontdekken valt.

Leo Spiessens, ook alle foto’s

Westerbegraafplaats Gent ons lid Anne – Flor Vanmeenen zag “ons” An Hernalsteen in grote vorm


Week van de begraafplaatsen in Gent, dat staat weer garant voor een hele reeks interessante funeraire rondleidingen. De Westerbegraafplaats is daarbij uiteraard een klassieker, en om het boeiend te houden maakte onze gids An Hernalsteen er dit keer een ‘Cherchez la femme’ van… Na een kleine verplichte recapitulatie van de ontstaansgeschiedenis van dit ‘geuzenkerkhof’ voor de nieuwelingen (zie eerdere verslagen), trekken we enthousiast op pad om te zien welke interessante madammen de Wester te bieden heeft…

We vatten de tocht aan met een droevig verhaal. Bathilde Huet leerde voor onderwijzeres en had ambitie om non te worden. Die plannen worden echter opgeborgen wanneer ze Cesare Fredericq leert kennen die bij professor Huet filosofie studeerde. Ze kreeg zes kinderen en onderwees die ook zelf, maar blijkbaar was dat niet wat ze zocht in het leven. Langzaam kwijnde ze weg en ook de ‘verandering van lucht’ die ze opzocht in Frankrijk baatte niet. Ze stierf en kreeg hier een gedenksteen. Depressies zijn van alle tijden.

Een positieve noot vinden we bij weldoenster Eufrosine Spanooghe. Ze was weduwe na een kinderloos huwelijk. Ze erft een fortuin van haar broer en sticht daarmee een gelaïciseerde jongensschool. Op haar grafreliëf zien we verwijzingen naar het onderwijs, maar tussen de schoolse instrumenten ligt ook de passer van de vrijmetselarij.

Tijd voor een weetje bij het graf van Professor Laurent. Zijn vrouw was Marie Rosalie Tesch. Haar broer was een ondernemer en zocht grond voor een nieuwe fabriek. Via zijn zus en schoonbroer komt hij in Gent uit en zo werden de fundamenten voor wat nu Sidmar heet, gelegd.

Een persoonlijke ontboezeming krijgen we voorgeschoteld bij het graf van Henrietta Petronella van Duren uit Zutphen. Deze vrouw werd hoogst persoonlijk door An van de vergetelheid gered. Haar graf was overwoekerd geraakt en niemand wist nog dat daar iemand een grafplek had, tot Sherlock An de bijzondere ontdekking deed.

Daarna bewonderen we even een ‘wet T-shirt babe’. Op het graf van Henri De Gezelle staat namelijk een beeld van Jan Antheunis, getiteld ‘muze’. De kledij van deze welgevormde dame laat weinig aan de verbeelding over, sensualiteit op de begraafplaats: het kan.

We nemen ook even een kijkje bij Maria de Coster, de vrouw van Edward Anseele, die omschreven werd als ‘kloek en standvastig’. Helemaal het type voor zo’n bevlogen socialist. Zij was verantwoordelijk voor het naaiatelier Vooruit.

Een volgende anekdote borrelt op bij het graf van Jean Delvin. Als directeur van de academie voor schone kunsten, verleent hij vrouwen voor het eerst toegang tot deze instelling. Ze werden echter gescheiden van de mannen en mochten ook niet naar levend model tekenen vanwege het hoge risico op bezwijmen bij zoveel bloot…

An prikkelt vervolgens onze nieuwsgierigheid bij de rustplaats van Irene Van Santen Fuerison. Zij was een blinde componiste maar gaf tijdens haar leven geen werk uit onder haar naam. We zijn benieuwd hoe haar werk zou geklonken hebben. Vrouwelijk, blind en componist, geen alledaagse combinatie!

Volgende op onze route is Virginie Loveling, de bekende schrijfster. Zij was ook de tante van Cyriel Buysse die ernaast ligt. Deze man was een echt rokkenjager en verloor drie keer echt zijn hart. Een keer op zeer jonge leeftijd aan Leonie Fredericq. Later was Rosa Rooses zijn nummer één maar zij mocht niet huwen met hem. Tenslotte vond hij zijn geluk bij Nelly Tromp Dyserinck.

We maken het even stil bij het graf van Stefanie Drory, dochter van George, in onze streken gekend als directeur van de gloeikousenfrabiek. Ze trad in het huwelijk met de geleerde August Kekule, maar hun geluk was van zeer korte duur, ze stierf helaas in het kraambed.

Een prachtig symmetrisch Interbellumgraf trekt onze aandacht. Het is de rustplaats van Rosa de Guchtenaere. Het is een gedreven, vrijzinnige vrouw die zich vooral voor de Vlaamse taal heeft ingezet. Ze komt op voor de volksopvoeding, in het bijzonder voor vrouwen, en breekt een lans voor een volledige secundair onderwijs zodat de overstap naar een universiteit een mogelijkheid wordt.

Vervolgens vinden we de fameuze ‘koeketiene’ van Edward Anseele: Amelie Lyssen. Ze was weduwe van Jules van de Weghe, maar erg eenzaam zal ze dus wel niet geweest zijn…!

En passant bekijken we even een vrouwelijke sculptuur op een graf die er behoorlijk wulps uitziet. Een mooi zicht maar sereniteit was hier duidelijk niet de hoofdzaak. De vrouw als lustobject schopt het zelfs tot op de begraafplaats.

Een schrijvende dame die ons pad kruist, was Sophie Fredericq. Haar zoon, Julius Mac Leod trouwde met Fanny Maertens, eveneens een knappe kop. Ze vertaalde Russische anarchistische teksten waarmee ze haar neefje, Frans Masereel sterk beïnvloed heeft.

We houden halt bij het graf van Adela Fobe, gehuwd met Victor Schatteman die het tot burgemeester van Nevele schopte. Het koppel moet echter zeer ruimdenkend zijn geweest want de banden met vriend aan huis, August Dedeurwaarder, waren wel érg nauw. Zo nauw dat ze wellicht als inspiratie dienden voor ‘het trio’ dat in het werk van Buysse en Loveling figureert. Wat er ook van zij, Adela trouwde wel degelijk met August na de dood van Victor dus ze zullen het effectief wel goed met elkaar hebben kunnen vinden…

Daarna komen we toe aan het bewogen liefdesverhaal van Karel Lodewijk Ledeganck. Dit heerschap ontplooide zich als plaatselijke casanova, gezegend met literair talent. De gedichten aan aanbeden liefjes Elise en Geertruid worden ons geciteerd door An, voorzien van de immer kritische commentaar en enkele speculaties. Karel verliest uiteindelijk zijn hart aan Virginie de Hoon, maar eveneens aan haar zus Constance. Een bizarre knipperlichtrelatie is het resultaat, maar Virginie wint het pleit van haar zus en wordt ten langen leste toch Karels vrouw.

Tot slot staan we nog even stil bij het graf van Leonie Fredericq, het eerste liefje van die andere welbespraakte hartenbreker: Cyriel Buysse. Ze was vier jaar oud toen ze zijn zinnen al prikkelde, Cyriel was er duidelijk al vroeg bij!

En zo besluiten we deze gezellige, onderhoudende tocht langs de bijzondere dames van de Westerbegraafplaats. Driehoeksverhoudingen, minnaressen, heldinnen en femmes fatales: wie heeft ‘Mooi en Meedogenloos’ nog nodig? Begraafplaatsen moet je bezoeken!

Anne - Flor Vanmeenen

Brugse nabeschouwingen de verantwoordelijke van de stad Brugge stuurde zijn “nabeschouwingen” over de Week van de Begraafplaatsen in zijn stad


Op vraag van vzw Grafzerkje en Epitaaf vzw nam Brugge deel aan de Europese week van de begraafplaatsen.  Dit vond plaats van 29 mei tot 6 juni 2010.  Het was de eerste keer dat Brugge aan dit initiatief deelnam.

Keuze

Brugge telt tien begraafplaatsen/kerkhoven, een keuze in dit rijk aanbod maken was dan ook nodig.  Uiteindelijk werd gekozen voor de kerkhoven van Sint-Andries, Sint-Michiels, Sint-Kruis (oud kerkhof), Ver-Assebroek en de Centrale Begraafplaats.

We opteerden om rondleidingen op elk van die locaties maar dit dan ook in de tijd te gaan verspreiden zodanig dat geïnteresseerden op diverse plaatsen konden aanwezig zijn.

De vrijwilligers, die eveneens in de Commissie van Graftekens zetelen, werden aangesproken om in te staan voor de rondleidingen.

Om een zicht te hebben op het aantal bezoekers werd gevraagd om zich op voorhand in te schrijven én via één vast kanaal, nl. de Centrale Begraafplaats.  Dat dit een goede keuze was, bleek uit de verrassende cijfers in zowel Ver-Assebroek als op de Centrale Begraafplaats. 

Kenbaar maken

Het initiatief kwam, begin februari, in de kijker door een persmoment op de Centrale Begraafplaats.  Aanwezig waren: schepen Bernard De Cuyper, Johan Duyck (Sint-Kruis), Gerard Vanparys (Ver-Assebroek), Fernand Deduytsche (Centale Begraafplaats), Etienne De Wulf (Sint-Michiels) en Benoit Kervyn (coördinator).

Daarbij werden zowel affiches als flyers gedrukt (Stad Brugge).  Deze werden verspreid onder de leden van de Commissie van Graftekens en uitgehangen aan de ingangen van alle kerkhoven, in alle kerken van Groot-Brugge, de stadsbibliotheek, het stadsarchief, in de Brugse Musea, e.d. 

Zowel in het Brugsch Handelsblad, in het Nieuwsblad als in Kerk+Leven kwam een artikel over het initiatief.

Ook stond het programma op de website van de stad Brugge.

Publiek

Vooral de Centrale Begraafplaats trok de mensen aan, te begrijpen vanwege omvang, belangrijkheid overledenen, kunsthistorisch aspect, enz.  De kerkhoven van de randgemeenten spraken, en ook dat was te verwachten, vooral de mensen woonachtig uit die bepaalde gemeente aan.  Het ging duidelijk om een ouder publiek (gemiddelde leeftijd 60 jaar?).  Zelf hebben we alle rondleidingen gevolgd en zagen dat bepaalde geïnteresseerden effectief meerdere kerkhoven hebben bezocht.

De reacties waren over het algemeen positief tot zeer positief. Iedere vogel zingt zoals hij gebekt is, dat was ook zo bij de gidsen.  De ene legde meer de nadruk op de (bekende) overledene en lokale families waardoor de geschiedenis van de gemeente tot leven kwam, de andere legde het accent meer op de funeraire symboliek verwerkt in de versiering van de grafmonumenten, een andere had het dan meer over de (te verrichten) restauraties, enz.  Een zaak hadden ze gemeen, ze kenden door en door de gebrachte materie, hetzij jarenlang zelf opgezocht, hetzij informatie gekregen vanuit diverse hoeken.

Cijfers

Zoals reeds aangehaald kon het publiek een rondleiding volgen op vijf van de Brugse begraafplaatsen.

- Zat. 29 mei om 14u30, Sint-Andries door Ewald Vancoppenolle, 28  mensen

- Zon. 30 mei om 14u30, Ver-Assebroek door Gerard Vanparys en een collega, 46 mensen

- Woe. 2 juni om 20u, Centrale Begraafplaats door twee gidsen van S-wan en twee gidsen van de West-Vlaamse Gidsenkring, 103 mensen

- Zat. 5 juni om 14u30 door Johan Duyck, 30 mensen

- Zon. 6 juni om 14u30 door Etienne De Wulf, 12 mensen

Dit brengt met zich mee dat 219 mensen één of meerdere van de Brugse begraafplaatsen bezocht in die editie van de internationale Week van de Begraafplaatsen.

Volgend jaar

Gezien het succes en het feit dat er nog begraafplaatsen/kerkhoven op Brugs grondgebied liggen (Sint-Pieters, Dudzele, Lissewege en Koolkerke) kan gedacht worden om volgend jaar deze sites in de kijker te plaatsen.

Epitaaf vzw en vzw Grafzerkje hebben ons alleszins al de vraag gericht.

Benoit Kervyn
Coördinator Commissie van Graftekens
14 juni 2010

Menen: rondleidingen met wisselend succes een impressie


De stad Menen nam voor het eerst deel aan de Week van de Begraafplaatsen. Organisator Guy Desloovere gaf volgende korte toelichting: Op de Duitse Begraafplaats hebben we op zaterdag 29 mei twee rondleidingen gedaan . Bij de eerste hadden wij 15 deelnemers en de tweede rondleiding is in het Engels gebeurd voor een groepje van Britse toeristen. Op de Stedelijke begraafplaats van Menen hebben wij op zondag 30 mei 22 deelnemers gehad en op zaterdag 5 juni slechts 1 deelnemer.

Tekst en foto's : Toerisme Menen