Vooraf: de voorziene gids, mevrouw Chantal Mezen – schrijfster van enkele boeken over de Luikse begraafplaatsen –, diende om gezondheidsredenen af te haken maar stuurde de heer Joseph Beaujean als haar vervanger. Weinig deelnemers, acht bij de start later nog aangevuld door twee van onze Nederlandse leden, en de toegezegde vertaler-tolk die het ook liet afweten. Gevolg: een aantal schadeclaims aan het adres van vzw Grafzerkje omdat mensen echt op die vertaling gerekend hadden. De schadegevallen werden in handen van het Belgische gerecht gegeven maar, zo kennen wij het Belgische gerecht, zijn daar blijkbaar zoek geraakt zodat onze vzw Grafzerkje gelukkig van die enorme schadeclaims gespaard werd gebleven. Gelukkig maar zou ik zeggen want onze penningbewaarder zou daar niet mee kunnen lachen hebben. (dat van die tolk en de gevolgen ervan was uiteraard een grapje van ondergetekende)
De heer Beaujean ging met ons op stap en hij deed dat zoals ik me een Waals iemand had voorgesteld: zeer op het gemak, rustig en stil pratend, van tijd tot tijd lurkend aan een sigaartje. Geen probleem omdat we maar met een beperkt aantal waren maar ik denk wel dat hij het, met een groep van 25, iets moeilijker zou gehad hebben. Maar nogmaals, de man kon mij bekoren. Onze An Hernalsteen, verder soms ook Kuifje genoemd, nam onmiddellijk het voortouw en verplichtte de heer Beaujean om haar het graf van Emiel Moyson aan te wijzen. Haar “dictatuur” ging nog verder want ze duidde ondergetekende aan tot het opmaken van een, gedetailleerd nota bene, verslag dat zijzelf van de nodige, wetenschappelijk verantwoorde informatie zou voorzien en ondergetekende duidde op zijn beurt Edgard, van Marie Claire, aan de nodige foto’s te maken. Dus Emiel kreeg als eerste een bezoek. Op zijn laatste rustplaats staat “stichter der wevers- en spinnersverenigingen ten jare 1857 te Gent". Het chauvinisme van ons An vierde hier hoogtij. We konden haar nog juist bedwingen om hier “de Internationale” niet in te zetten. Op zijn graf een medaillon van Jean Van Neste.
Zondag 10 juli; begin van de Gentse kermis. Reeds om zes uur 's morgens maakt Kinet een eerste vlucht over Drongen en Mariakerke. Dan een tweede vlucht. Als derde vlucht zal Kinet naar Oostende vliegen langs het kanaal Gent-Brugge-Oostende en dalen op het strand voor de koninklijke familie. Het is 9u35. Kinet stijgt op, hij vliegt rond het plein op 15 tot 20 meter hoogte. Plots, ..... Kinet stuikt met zijn vliegtuig ten gronde. Kinet word over gebracht naar de kliniek van dokter Laroy op de Kasteellaan. Hier sterft Kinet op vrijdag 15 juli. Volgens Kinet was het ongeluk toe te schrijven aan een breuk van de kabel van de evenwichtsvleugel. Het was het eerste ongeval in ons land. Kinet was de elfde piloot, die zijn leven verloor bij een ongeval. Hij werd begraven te Brussel. Op de Singel herinnert een gedenksteen aan het dodelijke ongeluk. Vandaar de straatnamen aan de haven, "Vliegtuiglaan", "Farmanstraat" en "Daniël Kinetstraat." Voor de wetenschappelijke correctheid van het verslag dient gezegd te worden dat de Kinet die in de grafkapel ligt ene Nicolas Kinet is en dat de Kinet die inderdaad iets met Gent te maken heeft ene Daniël Kinet is en die ligt dan weer in Brussel begraven. Het betreft denkelijk twee broers, allebei vliegpioniers en allebei omgekomen in hetzelfde jaar.
Onze gids wees ons op het graf voor commissaris de Saint Hubert, vriend van Georges Simenon die blijkbaar model stond voor Maigret. Jefferys was gouverneur in Nevis, Caraïben, na de afschaffing van de slavernij kwam hij naar Luik. Een jonggestorven zoon ligt hier ook vandaar de afgeknotte zuil. Het hoogste neogotisch monument was voor Walther Frère-Orban, een van de stichters van België. Naast hem ligt schilder Joseph Carpay. Beeld en medaillon zijn van de hand van Léon Mignon.
Jacques Buermans
Foto’s Edgard Nelissen: 1 + 2 + 5 + 9 + 10 + 11 + 12 + 14 + 15 + 17 + 19 + 21 + 22 + 23 + 24 + 25 + 26 + 28 + 30 + 32 + 36 + 38 + 39 + 40 + 42 + 43 + 44 + 47 + 49 + 50.
Foto’s An Hernalsteen: 3 + 4 + 6 + 7 + 8 + 13 + 16 + 18 + 20 + 27 + 29 + 31 + 33 + 34 + 35 + 37 + 41 + 45 + 46 + 48.
Jacques Buermans
Foto’s Stannie Geuens: 1-2
Foto’s Ludo Dieltiens: 3-4
Foto’s Hendrik De Bouvre: 5-7
Een trip naar Rome achter de rug met mijn Haremm wat wil zeggen dat het funeraire geen hoofdactiviteit was. Leden die meer over de Romeinse funeraire troeven wensen te weten dienen er Nieuwsbrief 26 eens op na te slaan daar wordt uitgebreider op funeraire dingen ingegaan. Beschouw dit artikel dus maar als een soortement bloemlezing.
In de kapucijnercrypte, waar overigens niet gefotografeerd mag worden, vind je de resten van zo’n 4000 kapucijnen. Een aantal zijn te bewonderen in hun pij maar van het merendeel zijn “patronen” gemaakt die aan de muur of het plafond te bewonderen zijn.
Aan de Plaza del Popolo ligt de Santa Maria del Popolo, een pareltje van renaissancekunst. Hier zijn enkele bijzondere funeraire “objecten” te bewonderen.
Toen we het Vaticaan op ons programma zetten bleek het campo Teutonico, de begraafplaats in het Vaticaan, dixit de Zwitserse wacht, niet toegankelijk. Sint Pietersplein zag zwart van het volk voor ???. Gevolg: geen toegang tot de Sint Pietersbasiliek. Dus deze funeraire hoogstandjes dienden we aan ons te laten voorbij gaan maar als, niet direct funeraire, compensatie konden we praktisch onmiddellijk de Vaticaanse musea bezoeken. In het verleden was het daar dikwijls uren aanschuiven.
Op onze voorlaatste dag bezochten we de Protestantse begraafplaats. Hier liggen alle nationaliteiten broederlijk naast mekaar de omgeving van de piramide voor Caius Cestius. Mooie grafmonumenten: Elisa Watson, oudste beeldhouwwerk uit 1809 op deze begraafplaats; beeldhouwer en dichter William Story met “the angel of grief”; Elisabeth Passarge, monument “de bruid”;Mauke; Richard Greenough, beeldhouwer; brons bij Geselschap en een mooi beeld voor de Fin Carl Hoving.
acques Buermans
Foto’s van Rina Reniers: 1 + 2 + 4 + 10 + 15.
Foto’s van Ria Vaes: 3 + 5 + 7 + 9 + 12 + 17 + 21 + 22 + 23.
Foto’s van Jacques Buermans: 6 + 8 + 11 + 13 + 14 + 16 +18 + 19 + 20 + 24 + 25 + 26 + 27 + 28 + 29 + 30 + 31 + 32 + 33.
Nog efkes er tussenuit voor de hectische week van de begraafplaatsen van start gaat. Het leven kan niet altijd gevuld zijn met zerken, tombes, stèles, mausolea en dergelijke meer. Ik beslis een compleet andere, niet funeraire sfeer op te snuiven en zet resoluut de begraafplaats St. Walburge op het Luikse programma.
Aan de ingang van de necropool haal ik mijn meest gepolijste Frans naar boven en vraag of er geen plattegrond bestaat met wat summiere uitleg want hier schijnen toch wat locale bekenden te rusten. Ik krijg een vodje papier in de handen gestopt met daarop een plan dat mij niet al te wijzer maakt. A l’improviste dan maar.
Wat deed onze Georges toen hij zich nog onder de levenden bevond:
Échevin député
Fondateur du Grand-Liège
Ardent Wallon
Capitaine de l’armée belge
Mort pour la patrie
1901-1942
Mieux vaut mourir de franche volonté
Que du pays perdre la liberté
Van je vrienden moet je het hebben:
Au docteur
FERNAND FUMET
1873-1916
ses amis
Het monument WATRIN- LOWIS/ BARE- WATRIN was het laatste waar we tijd voor kregen want het was 16u15 en we werden onherroepelijk met klikken en klakken buitengebonjourd. Jammer, want er viel nog zoveel ander fraais te ontdekken.
MUYLLE Edgard Petrus Roeselare 11.02.1887 – Edegem 22.07.1945
DEDEURWAERDERE Elvira Martha Roeselare 26.02.1883 – Deurne – augustus 1925
Dokter Edgard Petrus Muylle kwam in 1912 naar Deurne – Geboren op 11/02/1887 in Roeselare, waar hij huwde op 23/11/1911 met Elvira Martha Dedeurwaerde, geboren op 26/02/1883 eveneens in Roeselare. Ze hadden minstens 6 kinderen, Fernand (1914), Albert (1916), Edmond (1917), Agnes (1919), Monica (1921) en Paul (1923). Zijn echtgenote werd begraven op 2 september 1925. Zijn praktijk lag aan de Herentalsebaan 267, hernummerd tot 276. Zoals zijn collega Devel deed ook Edgard Muylle aan politiek. In 1926 stond hij met de verkiezingen op de lijst van de Katholieke Vlaamse Nationalisten. Hij was erg populair onder de bevolking in Deurne-Zuid, die hem de mooie naam ‘Dokter der Armen’ schonk. Sommigen namen hem zijn politieke stellingnames kwalijk. Hij overleed op 22 juli 1945 in Edegem - Toen de concessie, waarin het echtpaar begraven ligt dreigde te verdwijnen, werd het initiatief genomen het graf te redden en het naar het beschermd gedeelte overgebracht na goedkeuring van het College van Antwerpen op 30 augustus 1990 en na in- stemming van de familie. Op 27/03/1991 worden de stoffelijke resten van het echtpaar in één kist gelegd en overgebracht van Park E, weg 36 naar het beschermde gedeelte achter het kerkkoor.
Tekst en foto's : Ludo Dieltiens
Venetië, stad van water en eilandjes. Met een zeer rijke geschiedenis. Het stikt er dan ook van de toeristen. Gelukkig zijn er ook plaatsen waar de modale toerist niet te vinden is. Het eilandje San Michele is zo een plaats. Enerzijds omdat je er alleen per boot naar toe kan, anderzijds omdat het een begraafplaats is. Geschikt voor de funeraire adept.
Op een zonnige vrijdag in juni had ik de kans om de “grote oversteek” te maken. Van het vliegtuig in Treviso met de bus naar Venetië, dan een fikse wandeling tot aan de overzetboot. In Venetië is de overzetboot zowat de autobus van bij ons. Gelukkig een goede verbinding naar San Michele. Wie de stad niet te voet wil doorkruisen kan ook met de boot vertrekkende aan het station/bushalte op de Piazza Roma naar de begraafplaats.
Halverwege de overzet staat een eenvoudig beeld van twee paters in een bootje, wellicht een overledene aan het overbrengen. De begraafplaats is in diverse secties onderverdeeld. Vermits de begraafplaats nog in gebruik is, kan je er toevallig stuiten op een begrafenis. Zoals ondergetekende. De kist ligt dan op een bootje, bloemen en kransen volgen in het volgende. In principe is het er verboden te fotograferen.
Na dit (uiteraard steeds) te korte bezoek was het tijd om terug naar het land van de levenden te keren.
Tekst en foto's : Johan Moeys
Osmaanse dynastie * 14de-16de eeuw * Bursa, Turkije
Ons bezoek aan Bursa, de eerste hoofdstad van de Osmanen en nu een stad van drie miljoen inwoners zou een bliksembezoek worden. Tientalles turbes (mausolea) liggen verspreid over de stad en een selectie van de mooiste graven en moskeeën stond bovenaan op onze lijst. Het werd echter een blitz-blitz-bezoek. Reden : de Turkse minister van toerisme opende die dag de “Toeristische Week” en maakte van de gelegenheid gebruik om de graven die wij op ons programma hadden te bezoeken. We botsten op hem, liepen in zijn spoor, reden in het kielzog van zijn karavaan zwarte auto’s, mengden ons tussen de persmuskieten en knikten braaf naar de Turkse zwaantjes. Geen ideale omstandigheden, maar wàt we gezien hebben, maakte indruk.
Ooit gaf ik in een Kato-stukje volgende uitleg : ik gebruik de term Osmanen in plaats van de algemeen gebruikte benaming Ottomanen want een leraar zei ooit : “De nakomelingen van Otto moet je in Duitsland zoeken en niet in Turkije.” De telgen uit het Turkmeense nomadengeslacht van stamvader Uthman of Osman moet men dus Uthmanen of Osmanen noemen. De stam van Osman Gazi (°1258; 1281-1324; Gazi betekent vechter voor de islam) was westwaarts gedreven door de oprukkende Mongolen, zij zetten de verovering van Klein-Azië in en verklaarden zich onafhankelijk (1299). Hun eerste kerngebied was Trebizonde aan de Zwarte Zee maar Bursa nabij de Mamarazee en op zo’n 240 kilometer van Istanbul werd hun eerste hoofdstad. Het graf van de stamvader, de Osman Gazi Türbesi, was het eerste in een lange rij.
We starten dit verslag met de wondermooie Yesil Turbe (Groene Mausoleum) waarin sultan Mehmed I (°1382 of 9; 1413-1421) begraven ligt. Het is een monumentaal achthoekig gebouw versierd met geglazuurde tegels en marmeren spitsbogen. Het interieur is tot drie meter hoogte bekleed met groenblauwe tegels, vervaardigd door specialisten van Tabriz in huidig Iran. Centraal op een verhoog staat de eveneens betegelde sarcofaag van de sultan. Het geheel is een spel van bloemmotieven, ranken en kaligrafieën. Recht tegenover de Yesil Turbe staat de Yesil Cami (Groene Moskee), ook gebouwd in opdracht van Mehmed I. Hij was de zoon van Bayazid I, die in 1402 het ongeluk had op de Mongool Timur Leng of Tamerlan te botsen en gevangen genomen werd. Geketend in zijn kooi werd hij overal tentoongesteld, de allergrootste vernedering. Mogelijk heeft hij zelfmoord gepleegd door vergif te nemen of heroïscher en dramatischer door zijn hoofd tegen de ijzeren stangen van zijn kooi te verbrijzelen. Feit is dat het Osmaanse Rijk onbestuurd achterbleef en dat de vier zonen van de sultan gedurende elf jaar een drieste machtsstrijd voerden waarin de jongste Mehmed het haalde door zijn broers één voor één af te maken en zo de vijfde Osmaanse sultan werd.
Ik heb het bewust bij de mooiste graven gehouden en mijn volgende bijdrage zou wel eens Mehmed II, de veroveraar van Constantinopel kunnen zijn. Dat mag wel in het jaar dat Istanbul culturele hoofdstad van Europa is.
En dan moet ik als einde van dit stukje die treurige noot nog eens herhalen. Ik ben mijn fototoestel met de mooiste foto’s ooit genomen stomweg verloren op de achterbank van een taxi. Na alle tranen, vloeken, voetgetrappel en schele hoofdpijn heb ik geprobeerd terug helder te redeneren. Foto’s 2 en 3 zijn genomen door manlief en foto 1, de Yesil Turbe, kreeg ik van Pierre en Thérèse een sympathiek echtpaar van Angers, die ik met deze nogmaals dank.
Tekst en foto's : Tante Kato
Onze vzw Grafzerkje kreeg, begin juni, een mail van de heer Erik Van Roelen, eerste schepen van de stad Halen. Men bezit daar in het centrum nog een oude begraafplaats waar onderhoud zeer moeilijk is en men wil dit als een soort park in te richten waarbij graven die nog bezocht worden behouden blijven alsook grafstenen met historische of monumentale waarde. De stad Halen vroeg ons advies.
Tijd dus voor een plaatsbezoek met Edgard Nelissen, ondervoorzitter en vertegenwoordiger van Limburg, en zijn lieftallige echtgenote Marie Claire. We waren iets te vroeg en konden al constateren dat de begraafplaats, buiten het feit dat er heel veel plantengroei was - op zich geen probleem maar het leek wel wat “ongecontroleerd”, er meer dan degelijk uitzag (124 + 125).
Het grootste probleem blijkt hier het onderhoud te zijn en het zou al een hele verbetering zijn om her en der op de dodenakker ruimtes te creëren om zo rustpunten te bekomen met enkele zitbanken. Wat men nu gaat doen is een plan opmaken waar alle graven die zeker verwijderd mogen worden op aangeduid worden. Dan kan er gekeken worden waar die rustpunten kunnen komen eventueel door het verplaatsen van enkele grafmonumenten. De mensen van Halen zagen het ook wel zitten om via een of meer borden informatie te verstrekken aan de burger aangaande symboliek, niet alleen de grafsymbolen maar ook de symboliek achter bomen en planten – de klaproos bloeit hier welig en indien dit wat “gecontroleerd” kan beperkt worden oogt dit op deze begraafplaats zeer mooi. Ook zijn de wegen al aanwezig, zij dienen enkel wat gefatsoeneerd te worden. Marie Claire wilde zich wil inzetten om een aantal funeraire en andere symbolen door te geven zodat men werk kan maken van een bord om de bezoekers daar op te wijzen.
Het was een zinvolle bijeenkomst uiteraard omdat de verantwoordelijken in Halen goed wisten wat ze wensten te bereiken. Ik heb daar een meer dan goed gevoel bij.
Jacques Buermans
Foto’s Jacques Buermans
Ons lid Lydia Swennen las een artikel in Het Belang van Limburg een artikel over de ontdekking van een paardengraf in Borgharen bij Maastricht. In het artikel is er sprake van het vinden van een graf met 52 paarden. De skeletten lagen in een greppel op 40 centimeter diepte en zouden volgens berekeningen 350 jaar oud zijn. Momenteel wordt er rekening mee gehouden dat de paarden het leven lieten in de Tachtigjarige Oorlog. Een eerste mogelijkheid is 1579 toen Alexander Farnese vanuit Spaanse kant Maastricht probeerde te veroveren. Een tweede mogelijkheid is 1632 toen Frederik hendrik van de Nederlandse troepen de Spanjaarden probeerde te verjagen. En derde optie is dat de paarden sneuvelden toen Lodewijk XIV in 1673 Maastricht probeerde in te nemen.
Enkel dagen na het artikel gaven archeologen een korte rondleiding. Lydia ging er naartoe en was blijkbaar niet alleen. We laten haar even aan het woord “Ik ben naar de rondleiding geweest die door archeologen werd gegeven. De belangstelling was enorm groot. Het was de moeite om dit te kunnen zien. De skeletten liggen op elkaar gestapeld (tot zes paarden op elkaar). Alle botten worden nu per paard opgegraven voor verder onderzoek. Zo willen ze te weten komen of het een mannelijk of vrouwelijk paard is, welke de doodsoorzaak is, het tijdstip van overlijden bepalen, het nut van de dieren achterhalen ... Wat er daarna mee gaat gebeuren is nog niet duidelijk. De archeologen krijgen nog enkele maanden de tijd om hun werk ter plekke uit te voeren. Dan zou men beginnen met ontgrinden”.
Lydia Swennen
Foto’s Lydia Swennen
In 2008 sloot de projectvereniging TERF een cultureel-erfgoedconvenant af met de Vlaamse gemeenschap. Zeven steden en gemeenten (Izegem, Roeselare, Ingelmunster, Hooglede, Staden, Moorslede en Lichtervelde) stippelden 5 inhoudelijke beleidslijnen uit, met onder andere de zorg voor het funerair erfgoed. Het doel was het inventariseren en ontsluiten van funerair erfgoed, wat resulteerde in het project ‘Versteende getuigenissen’.
Een andere aanleiding voor de lancering van het project ‘Versteende getuigenissen’ was het decreet van 2004 dat de Vlaamse gemeenten verplicht om een lijst op te stellen van grafmonumenten met lokaal historisch belang. Daarnaast wijst het de gemeenten zelf aan als verantwoordelijken voor het behoud en beheer van dit funerair erfgoed.
Dit project beperkte zich echter niet tot het inventariseren en ontsluiten van funerair erfgoed. Om het funerair erfgoed in de 7 steden en gemeenten van de TERF-regio op een eenduidige manier te beheren stelde de erfgoedcel TERF in samenspraak met de gemeenten een beleidsnota op. Deze bevat een gemeenschappelijke categorie-indeling en richtlijnen voor de indeling van het funerair erfgoed in deze categorieën. De opmaak van de lijst ligt volledig in handen van de gemeenten.
De databank ‘Versteende getuigenissen’ was een realisatie van Geo-it, een bedrijf dat gespecialiseerd is in het leveren van software en informatica op het gebied van CAD en GIS. De databank verleent niet enkel online-informatie over funerair erfgoed uit de TERF-regio, maar het is ook mogelijk om zelf online te gaan zoeken waar overleden familie, vrienden, … begraven werden. Hiervoor moesten er gegevens uit de verschillende begraafplaatssystemen geïmporteerd worden in deze databank. Deze systemen worden dan op hun beurt gekoppeld aan een digitale kaart in een geoloket en erfgoedgerelateerde informatie met betrekking tot het funerair erfgoed. De input van de diverse gegevens vereiste een interdisciplinaire samenwerking en werd verstrekt door de gemeentelijke diensten bevolking, burgerlijke stand, begraafplaatsen, informatica, de gemeentelijke GIS-cellen en de gemeentebesturen zelf. Het funerair erfgoedluik kwam tot stand in samenwerking met de vzw Epitaaf, een vereniging voor funeraire archeologie. Wat zeker niet vergeten mag worden, is de inzet van de talrijke vrijwilligers die met groot enthousiasme veldwerk uitvoerden op de lokale begraafplaatsen ter plaatse.
Met het project ‘Versteende getuigenissen’ werd de grens verbroken tussen roerend en onroerend erfgoed en toonde men de wederzijdse wisselwerking. De vereniging van beide erfgoedvormen bezorgen elkaar een meerwaarde. Deze link is ook vervat in de titel van het project: ‘Versteende getuigenissen’. Deze titel duidt niet alleen op de grafmonumenten zelf, maar ook op het verhaal dat achter elk grafmonument en achter de begraafplaats in zijn geheel schuilt. Het cultureel erfgoed blijft wel steeds centraal staan in het project.
Indien dit artikel je interesse aanwakkert omtrent het project ‘Versteende getuigenissen’, aarzel dan niet om te surfen op de website van de erfgoedcel TERF (www.erfgoedcelterf.be) waar je een link vindt naar het project ‘Versteende getuigenissen’. Daar tref je onder andere informatie over het project zelf, een handleiding met betrekking tot het inventariseren van funerair erfgoed, het invoeren op de databank en de beleidsnota ‘funerair erfgoed’.
Heeft jouw gemeente, vereniging… interesse om de databank ‘Versteende getuigenissen’ te gebruiken, dan vind je op de website de voorwaarden hiervan.
Wens je de databank zelf bekijken of raadplegen, surf dan naar www.versteendegetuigenissen.be.
Tekst en foto's : Terf
Wel: De Week van de Begraafplaatsen, verder WBP genoemd, is achter de rug. De samenwerking met Epitaaf vzw verliep meer dan positief, waarvoor hier mijn dank aan Anne Mie Havermans en haar ploeg.
Er werd, nadat Gent dit jaar voor de vijfde maal organiseerde en de stad Antwerpen voor een derde maal participeerde, beslist om alle Vlaamse gemeenten aan te schrijven. Ik mailde de meer dan 300 Vlaamse gemeenten en alhoewel de respons minimaal genoemd mag worden, acht gemeenten gingen op het voorstel in, waren dit toch niet de minsten als we naar de grootte van deze steden kijken: Brugge, Brussel (dat is natuurlijk Vlaanderen niet, maar wel een belangrijke speler in het geheel), Halle, Kluisbergen, Leuven (Vlierbeek), Lokeren, Menen en Sint-Niklaas. In deze steden kwamen 879 geïnteresseerden naar 44 rondleidingen. Dit is een gemiddelde van 20 deelnemers per rondleiding. In Borgerhout en Sint Niklaas waren er funeraire tentoonstellingen. Die konden rekenen op 220 deelnemers. Op Campo Santo was een samenwerkingsverband van de drie lokale toneelverenigingen. Onder de titel "Het Campo Santo herleeft" werden bekende en minder bekende figuren die er begraven liggen ten tonele gevoerd. Dit evenement trok bijna 400 aanwezigen. De gemeente Kluisbergen organiseerde een circuit dat op eigen kracht kon gedaan worden langs vier dodenakkers en de geïnteresseerden konden een brochure ophalen. Niet minder dan 2000 brochures werden uitgedeeld! In zijn totaliteit namen enkele duizenden mensen deel aan een of andere activiteit. Ik vind dit een succes.
Voor wat 2011 betreft zullen we verder samenwerking met Epitaaf vzw. We gaan echter wel trachten om een “andere” organisatie warm kunnen maken voor de WBP. Ik denk dan in de eerste plaats aan de mensen achter Open Monumentendag en/of de Erfgoeddag. Dit ligt toch in het verlengde van hetgeen wij beogen namelijk het stimuleren van de belangstelling voor funerair erfgoed.
Wee: Maar ook de leden van vzw Grafzerkje kunnen, mijns inziens, toch nog helpen om een beter resultaat te bereiken. Kijk verder eens onder “oproep, punt1”!
Wat ook kan is eens kijken of er geen leden zijn die in 2011 “iets” kunnen doen. Uiteraard ligt het zwaartepunt op gewone rondleidingen maar er kunnen ook dingen georganiseerd worden die misschien wel andere belangstellenden kunnen aanspreken. Dit jaar waren er enkele dichterswandelingen (Sint Niklaas en Schoonselhof) met als “topper” de performance van Antwerps stadsdichter op Sint Fredegandus Deurne en de reeds voornoemde tentoonstellingen. Maar mijns inziens is er toch nog meer mogelijk. Wie voelt zich geroepen om in 2011 “iets” te organiseren dat deel kan uitmaken van het programma van de WBP?
Wat mij ook een beetje ergert is het gebrek aan medewerking van onze leden inzake het neerpennen van een verslag. Kijk verder eens onder “oproep, punt2”!
Oproepen naar vzw Grafzerkjeleden toe:
Jacques Buermans
Onder een milde regen werden we begroet aan de ingang van de kerk door onze gids Ludo Peeters.
Hij vertelde ons dat het Sint-Fredeganduskerkhof de oudste – nog bestaande – Antwerpse begraafplaats is. De begraafplaats is gesloten en het oude gedeelte is geklasseerd, terwijl het niet-geklasseerde deel een herbestemming als begraafpark kreeg.
De geschiedenis van de begraafplaats loopt grotendeels parallel met die van de kerk. En omdat vele rijke Antwerpenaren een buitengoed hadden, in het toen nog landelijke Deurne, werd het Sint-Fredeganduskerkhof één van de uitverkoren plekken waar de Antwerpse burgerij zich liet begraven.
De eigenlijke rondleiding begon met de grafsteen van Seerwaert, pastoor en monnik van de Sint-Michielsabdij, naast de ingang van de kerk. Tijdens de uitleg van onze gids, stak E.H. Seerwaert de straat over en zegende ons snel in het voorbijgaan. Het was uiteraard niet de echte pastoor, daarvoor zag deze er nog te goed geconserveerd uit, maar stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen. We zouden hem niet alleen nog verschillende malen, maar ook in verschillende gedaantes zouden tegenkomen in de loop van de avond.
Achter de kerk betraden we de begraafplaats en daar was onze pastoor weer. Hij vertelde ons over zijn problemen met de Fransen, waardoor hij ondergedoken diende te leven. Tussen monumenten van de (Antwerpse) notabelen, waren oa kerkmeesters en het was bij hun graf dat we samen met de stadsdichter “het torenlied” – het recentste stadsgedicht – zongen onder begeleiding van zijn 3-klokkige beiaard. Gelukkig was er geen publiek in de onmiddellijke omgeving.
We zagen ook het graf Gérard Le Grelle (1793-1871), burgemeester van Antwerpen om zo bij een kindergraf te komen, waar weConstantijntje, zalig kijntje van Vondel te horen kregen.
We kwamen ook bij het graf van Albert Maquinay (1855-1920), een handelaar uit Wijnegem en de eigenaar van het kasteel de Zwarte Arend. Hij was een van de stichter van Exxon / Esso.
Toen we in de dreef van het geklasseerde deel waren, net voorbij neogotische kapel Collin-Verellen hoorden we het lied “De soldaat”, bekend van Miel Cools. In een van de bomen bleek de geest van een soldaat van Napoleon te zitten, die zijn verhaal bracht over wat hij al had meegemaakt.
Ook Ludo Peeters bracht hier een eigen gedicht over de bomen.
We wandelden verder over het geklasseerde deel, met uitzicht op de aangelegde tumulusheuvel, om uiteindelijk in het niet-geklasseerde deel te belanden. Dit deel van het begraafplaats is gedeeltelijk geruimd. Eerst had men het plan om in dit deel een speeltuin aan te leggen, maar gelukkig is men hierop terug gekomen en heeft men voor een begraafpark gekozen.
Ook hier ontmoetten we verschillende malen een verdwaalde geest – op zijn fiets – die op zoek was naar zijn (ook) overleden vriend. Via een (geplande) bloemenweide, waar de distels duidelijk de overhand hadden, kwamen we bij de irissenvijver. Hier stootten we op de geest van wijlen de stadsdichter, die ons over zijn leven en herinneringen vertelde.
Inmiddels sloegen de klokken al 9 uur op de toren en wandelden we terug naar het geklasseerde deel, waar we bij het graf van Jan De Laet, de eerste politicus die zijn eed in Nederlands aflegde, halt hielden. Tegenover hem lagen Andreas De Weerdt, tolbediende, liedjesschrijver en volkszanger en Gust Janssens, drukker-uitgever.
Hier werden we ook opgewacht door de reus John Lindström (van Turninum). En alhoewel de moderne techniek ons hier even in de steek liet – lege batterijen en geen Duracell-konijn te bespeuren – werd de avond hier afgesloten met het a capella zingen vanMoritaat van “Voke Viool” (aka John Lindström).
Niet bepaald een orthodoxe funeraire rondleiding, maar de afwezigen hadden groot ongelijk !
Met dank aan gids Ludo Peeters en vooral van stadsdichter (eigenlijk performer) Peter Holvoet-Hanssen.
Leo Spiessens
De rondleiding werd afgesloten aan de hoofdingang, waar Jacques Buermans “zijn” meisjes bedankte en een welgemeend applaus kreeg. Niet alleen voor de 3 dames van de Hobokense academie – Christine, Sandra en Sofie – en de gids, maar ook een beetje voor onszelf omdat we de regen getrotseerd hadden.
Om af te sluiten een tip voor Jacques … volgende maal misschien toch maar enkele eieren naar de Arme Klaren brengen ?
Tekst en foto's : Leo Spiessens
Met een laatste blik op de Vlaamse heuvel toog de Antwerpse Grafzerkjesclan huiswaarts. Of toch in de richting ervan.
Jacques Buermans
Foto’s Antwerpse kern + de Hemptinne + Mareska + Van Duysse + koor + Lechat + Vlaamse heuvel van Leo Spiessens.
Andere foto’s: Jacques Buermans
Nadat ik enkele dagen voordien tijdens de rondleiding in Robertmont mijn botanische kennis had kunnen spuien, daarbij erg geholpen door ons bestuurslid Edgard Nelissen, toog ik opgewekt op stap met de bedoeling om nog veel meer op te steken van de bloempjes en de beestjes op de begraafplaats Schoonselhof.
Meer dan 20 geïnteresseerden, het merendeel leden van de “fanclub Erik Molenaar”, naast een sterke delegatie van de stad Antwerpen en een vertegenwoordiger van de maatschappij Coca Cola – of was het een groenwachter? -, stonden Erik Molenaar op te wachten. Wat dienden we als allereerste te aanhoren op een, nota bene door de stad Antwerpen georganiseerde rondleiding, was hoe weinig de man betaald werd voor deze opdracht en hoe lang hij nog op zijn centen diende te wachten. Verder was hij ontgoocheld dat zijn artikel niet in het boek “Schoonselhof nu!” van Anne Mie Havermans werd opgenomen. Een uur later besefte ik wel waarom.
We vertrokken en na één uur hadden we nog geen enkel graf, ik hoopte wat meer te vernemen over korstmossen en dies meer, gezien. Een “biotoop” zoals de wandeling werd omschreven werd heeft blijkbaar niets met dieren te maken waar daar interesseerde de sprekerd zich helemaal niet in.
Heb ik dan helemaal niets opgestoken van deze rondleiding? Jawel hoor. Zoals een bekende keukenPiet zou zeggen: Ten eerste: Het bos is geen bos maar een verzameling bomen??? Enkel op de kant van de meanderende Hollebeek – wat vindt de lezer van deze dichterlijke woorden? Guido Gezelle zou nog jaloers op mij kunnen worden – staat echt bos. Ten tweede: Hoe rijker de boeren hoe armer de natuur??? Ten derde: Alle inspanningen die de stad Antwerpen doet voor onderhoud op deze dodenakker werden door Erik Molenaar vakkundig de grond ingeboord.
Nadat we enkele bastaarden tegen kwamen zoals het Heermoes, een bastaard paardenbloem en de trekrus – ik dacht dat het een Russisch iemand was die het land doortrok – vond onze Coca Colaman het moment geschikt om zijn “moment de gloire” op te voeren: een dame met hond keurig aan de leiband en met extra hondenpoepzakje werd vakkundig op de bon gezet. Erg moedig terwijl hij eerder stond te apegapen wanneer er tien knapen in het midden van de hoofdlaan stonden te voetballen en niet reageerde.
Voor mij was de maat vol toen Erik Molenaar het nodig vond om persoonlijk te worden en mij te affronteren want hij had de “kale jonker” gezien. Ik ben het dan maar afgestapt. Ik zal toch nog even moeten wachten op een deskundige die mij iets meer kan vertellen over korstmossen en andere gewassen die zich op en rond de graven van een begraafplaats bevinden.
Gelukkig was het weer prachtig en genoot ik in gezelschap van enkele andere zielen die het ook niet meer zaten zitten van een drankje op een terras. We bleven toch in de sfeer want vriend Leo nipte aan zijn knolgewas: een bolleke De Coninck, terwijl vriend Stannie het meer had voor het fluitekruid: een fluitje Stella. Sober als altijd deed ik het met groene thee.
Jacques Buermans, ook alle foto’s
Het duurt niet lang of de 13 aanwezigen op de wandeling geleid door Ludo Peeters, voorzitter van de Deurnese heemkundige kring Turninum landen na zijn begroeting met de tijdsmachine van Professor Barabas ergens in het van de begin 17de eeuw , 1610-1644ca, toen op deze site de 4de of 5de laatgotische kerk voltooid wordt. We dwalen zelfs nog verder terug in de wirwar van de geschiedenis naar de Noormannentijd. Hier dicht bij de Schijn was er al erg vroeg bewoning – maar een bewijs dat die door de Noormannen zou verwoest zijn is nog altijd niet geleverd. Vast staat dat het gehucht, waarvan het ontstaan gesitueerd moet worden in de 7de of begin 8ste eeuw, een meer dan populair doel was om vernield te worden tijdens strooptochten.
Deurne was een laatste halteplaats voor o.a. Duitse kooplieden om via de Kipdorppoort Antwerpen binnen te komen. Vast staat ook dat de kerk, die op een berg lag een brede toren moet gehad hebben. De oudste geschreven bronnen hebben het over een Onze-Lieve-Vrouwekerk. Ook tijdens de godsdiensttwisten in de 16de-eeuw was het voor Deurne een moeilijke tijd. De bende van Maarten van Rossum passeerde de revue om van hieruit de stad te belegeren. Omdat dat niet zo naar wens van Zwarte Maarten met zijn bende uit Gelderland verliep, koelde die hun woede door huizen en molens in brand te steken rond de stad. Daarbij wordt ook de kerk in Deurne zwaar aangepakt. Heel wat jaren gaan voorbij tot uiteindelijk in 1644 het huidige kerkgebouw in kruisvorm en in speklagenstijl tot stand komt. De verering voor pestheilige Fredegandus overtreft dan die van O.L.-Vrouw, en de kerk en site krijgen hun definitieve naam.
Ludo Peeters belicht met zijn encyclopedische kennis dan nog de figuur van Hermanus Seerwaert, de erg sluwe pastoor en monnik van de Sint-Michielsabdij die onder verschillende vermommingen steeds wist te ontsnappen aan de controles van de Franse bezetters. Ook de verbinding met de St.-Michielsabdij in Antwerpen komt ter sprake.
Terug naar de realiteit op de stoep voor de kerk! De gids wijst er ons op dat we onbewust oneerbiedig boven op stoffelijke resten staan die zijn blijven liggen onder het voetpad van de Lakborslei. .. Vroeger was er een smeedijzeren hekken dat meer naar de wegkant stond. Wanneer we dan op het eigenlijke kerkhof staan bij de zijingang van de kerk wijst Peeters op de mooie Japanse kerselaar geplant na de atoombom op Hiroshima. Hij verklapt ons ook de ambitie om hier vlakbij ofwel een antieke dorpslinde of een belangrijk Antwerps standbeeld te recupereren om als ‘landmark’ te dienen, een woord dat nu weer furore maakt.
Na de fameuze verordening van Jozef II werd de zgn. “rijke stinkaard” niet meer in de kerk begraven, maar kwamen er steles en talrijke grafkelders rond om de kerk. De gewijde Deurnese begraafgrond was uitverkoren (eerder dan het Kielkerkhof) door de erg katholieke en welstellende Antwerpse burgerij, kloosterorden, adellijke families… die heel dikwijls ook bezitters waren van één van de 36 lusthoven in de gemeente. Het begraven van die personages bracht heel wat inkomsten mee voor het dorp Deurne… Ludo Peeters illustreert de onplanmatige begraafmethode op de beperkte oppervlakte rond de kerk. Later werd het kerkhof uitgebreid in noordelijke richting. De meesten onder de aandachtige toehoorders horen voor het eerst het begrip “lijkenschudder”… iemand die bij regelmatige ontgravingen wegens plaatsgebrek een aantal zaken kan recupereren… er bestaan meer dan 160 grafkelders…
De laatste jaren is hier hard gewerkt en gevochten voor het behoud van deze historische begraafsite die nu eindelijk volwaardig erkend is als begraafpark waar niet meer brutaal grafzerken verdwijnen en geschiedenis gewist wordt. De heraanleg met aandacht voor het educatieve kan alvast een hoopgevende evolutie genoemd worden.
De dorst naar informatie over Sint-Fredegandus werd gelest, nu nog die andere dorst. want ook de zon keek geïnteresseerd en warm toe…
Ludo Dieltiens, juni 2010
Foto’s Ludo Dieltiens
Voor het eerst stond Rochuskerkhof op het programma van de Week van de Begraafplaatsen. Voor zo’n “kleine” dodenakker is belangstelling dikwijls minimaal. Enkele funerair geïnteresseerden, leden van vzw Grafzerkje dus, en wat lokale mensen meer volk komt daar normaliter niet op af.
Ja watte! Verkeerd gedacht. Gids Roland Verhees, steenkapper op rust met meer dan 40 jaar ervaring, mocht ongeveer 60 personen begroeten op zijn maidentrip. Ongelofelijk. Het merendeel van het gezelschap waren dames maar daar zullen de charmes van de gids wel veel mee te maken hebben gehad. Ook de pastoor en de directeur van de school waren paraat om Roland te vergezellen.
Jacques Buermans
Foto’s 2 + 10 + 11 + 12 + 14 + 19 + 20 + 21 + 22 + 30 van Leo Spiessens.
Foto’s 1 + 4 + 5 + 6 + 7 + 8 + 16 + 17 + 24 + 25 + 26 + 28 + 29 van Ludo Dieltiens.
Fotos’ 3 + 13 + 15 + 18 + 23 + 27 van Jacques Buermans
Daarna verzamelde het gezelschap zich op het centraal punt van de begraafplaats. De dichters droegen samen het gedicht “Ter Eeken” voor. Elke auteur had één strofe geschreven. Een mooie afsluiter. Nadien werd door de stad Sint Niklaas nog een drankje en een gedichtenbundeltje aangeboden terwijl een accordeonist aangepaste muziek bracht.
Jacques Buermans, ook alle foto's
Nadien kon er nog bijgepraat worden bij een aangeboden drankje van het district Borgerhout. Een geslaagd initiatief van ons lid Geert Janssens en zijn ouders.
Jacques Buermans
Alle foto's van Geert Janssens, behalve 'rouwkamer' van Leo Spiessens
De rondleiding begon op perk Y waar we op een aantal grafmonumenten een aantal funeraire symbolen te zien kregen – o.a. de eikenkrans (symbool van kracht, eeuwig leven, onsterfelijkheid en duurzaamheid), de afgebroken zuil (symbool voor het plotse afbreken van het leven), klimop (deze altijd groene plant wijst op het voortdurende leven, de onsterfelijkheid), de treurende vrouw of pleureuse, de afgedekte urne (symbool voor het afdekken van het leven) en de uiteen glijdende handjes al of niet voorzien van een gebroken ketting (wat wijst op een door de dood verbroken huwelijk of vriendschap). De meeste grafmonumenten op perk Y en Z1 werden vanaf 1938 overgebracht van het oude en inmiddels gesloten Kielkerkhof. We zagen de grafmonumenten – sommigen leken eerdere kleine villa’s – van o.a. de echtgenote van Christoph Kreglinger (de oudste telg van deze familie uit Duitsland afkomstige bankiers), Edouard Pecher (liberaal staatsman en minister voor Koloniën), F. Herremans-Lafaille, Henri Jacques Krijn en Frans Lux-Fierens. Op dit laatste graf staat een prachtige rouwende figuur, toegeschreven aan Arthur Pierre (niet te verwarren met de gelijknamige verhuizer).
Via het monument voor Peter Benoit ging het richting perk Z1 en het monument voor de vijf slachtoffers in de strijd voor het algemeen stemrecht, neergeschoten op 18 april 1893 aan de kaarsenfabriek de Roubaix-Oedenkhoven (den Bougie) te Borgerhout. Ook dit monument bevatte een aantal symbolen – waaronder de Romeinse bijl (zij gaven hun leven) en de Phrygische muts (voor recht en vrijheid). Het graf van Alfons Van Broeck, in de voorsteven van een schip, vertelt ons over het beroep van de overledene, schipper. Bij Adolf Dumont, aannemer van bouwwerken vonden we, naast de passer en de winkelhaak (vrijmetselarij), een bijenkorf. Dit laatste is naast een symbool voor ijver en werklust, hier ook een verwijzing naar de logeMarnix van Sint Aldegonde. Bij dit graf kregen we ook wat meer uitleg over bruikleen, want dit is Jacques toekomstige – maar hopelijk nog niet al te gauw – rustplaats.
Via een aantal meer of minder bekenden, waaronder Jozef Lies (portret- en historieschilder), Jan Baptist Van Ryswyck (volksredenaar, schrijver, dichter en vader van burgemeester Jan) en zijn broer Theodoor Van Ryswyck (volksdichter met snedige en luimige inslag), kwamen we bij het monument voor de slachtoffers van de ontploffingsramp Corvilain uit 1889 ter hoogte van het Noordkasteel.
Hier hadden we een niet zo courante ontmoeting voor de “biotoop” waarop we ons bevonden – een begraafplaats. We werden er opgewacht door Eddy (een valkenier) met zijn “assistent” een Harris Hawk (valk). Eddy vertelde niet alleen over de vogels, maar ook over hun manier van jagen en waarvoor ze ingezet konden worden. Als afsluiter werd gedemonstreerd hoe een valk op (nep) konijn jaagt. Samen ging het dan naar perk Z, waar Johan (een tweede valkenier) met een Gier/Sakervalk stond te wachten en een demonstratie gaf met de loer. Na dit wel onverwachte – maar daarom niet minder interessante – intermezzo ging het verder met de funeraire rondleiding.
Via de monumenten van Julius De Geyter (dichter van o.a. het Geuzenlied en de Rubenscantate) en Victor Driessens (de pionier van het Vlaams toneel) kwamen we bij de “Vlaamse hoek”. Hier liggen Herman Van den Reeck (student die werd neergeschoten tijdens een verboden 11-Juliviering), Edward Coremans (de man van de taalwetten) en Hendrik Conscience. Conscience was de zoon van een Franse scheepstimmerman en werd beroemd door onder meer Het Wonderjaar, De Loteling en (vooral) zijn De Leeuw van Vlaanderen.
Na een korte wandeling kwamen we op perk R waar diverse kunstenaars hun laatste rustplaats kregen. Om er maar enkele te noemen Maria en Jeanne Flament (kunstzangeressen), Jos Schippers (kunstschilder), Corry Lievens (Jeugdtheater en bekend als Tante Corry), Ferre Grignard (plastisch kunstenaar en zanger), Jack Godderis (figuratief schilder van stads- en havenzichten, landschappen en stillevens) en Roger Van De Velde (schrijver). Het graf van deze laatste heeft de vorm van een gevangenisdeur met Recht op antwoord Recht op leven – een werk van Mark Macken en een aanklacht tegen de psychiatrische behandeling van Van de Velde. Verder vinden we hier nog Eugeen Yoors (schilder, etser, glazenier van onder meer de Sint Laurentiuskerk en pelgrim), Willem De Meyer (Vlaamse bard), Neel Van Cakenberghe (poppenspeler en bezieler van de Poesje), Armand Preud'homme (componist en organist), Joris Minne (beeldhouwer, tekenaar en graficus). Bij de recenter hier begraven beroemdheden ook Remy Cornelissen (beeldhouwer), Karel Van den Heuvel (kunstschilder), Herman De Coninck (dichter), Lode Eyckermans (beeldhouwer), Alfred Ost (kunstschilder, die werd overgebracht van Silsburg), Albert Szukalski (beeldhouwer), Nicole Van Goethem (Oscarwinnares met de animatiefilm De Griekse tragedie). Aan de overzijde de heel recent overleden Bob Davidse (Nonkel Bob) en Jef Nijs (“vader” van Jommeke), maar ook Jean-Marie Berckmans (schrijver), George Van Cauwenbergh (stadsgids en “beroepsantwerpenaar”), Julien Schoenaers (acteur), Hubert Lampo (schrijver en kunstcriticus) en Hans Burie (meester-chocolatier).
Op het rondpunt bevindt zich het monument voor Leopold De Wael (burgemeester). Dit is het grootste monument op de begraafplaats. Het stelt de faam voor die het portret van De Wael aan het publiek toont en de loftrompet uitsteekt. Spijtig genoeg is de loftrompet tijdens de zomer van verleden jaar “verdwenen”.
Aan de andere zijde van dit monument vinden we het (ere)perk N. Hier werden we begroet met Dag mensen, dat 't wel ga... op de grafsteen van Gerard Walschap (schrijver van onder meer Adelaïde, De familie Roothooft, Een mens van goede wil enHouttekiet). Verder vinden we hier (o.a.) Pol De Mont (letterkundige), Jef Van Hoof (componist en directeur van het Muziekconservatorium), Jan Albert Goris, alias Marnix Gijsen (dichter en schrijver van onder meer Joachim van Babylon,Klaaglied om Agnes en De vleespotten van Egypte), Maurits Sabbe (schrijver van onder meer De filosoof van 't Sashuis), Jan Van Rijswijck (burgemeester), Louis Franck (minister, advocaat, liberaal voorman en een van de drie "kraaiende hanen"), August Van Cauwelaert (romanschrijver, essayist en dichter), Lode Zielens (schrijver van onder meer Moeder waarom leven wij), Paul Van Ostaijen (dichter en schrijver). Hij was ongetwijfeld de meeste markante persoonlijkheid van het Vlaams expressionisme. Op zijn graf vinden we het beeldhouwwerk de luisterende engel van Oscar Jespers. Er tegenover ligt Willem Elsschot, pseudoniem van Alfons De Ridder (schrijver van Villa des Roses, Lijmen, Kaas en Het Been), Jos Van Eynde (minister, voorzitter van de toenmalige BSP en hoofdredacteur van de Volksgazet), Frans Van Cauwelaert (burgemeester en de jongste der "kraaiende hanen"), Leo Delwaide (burgemeester en later havenschepen), Frans Grootjans (liberaal voorman), Lode Craeybeckx (burgemeester), Frans Detiège (burgemeester), Louis Major (minister, vakbondsleider en socialistisch voorman) en Camille Huysmans (kamervoorzitter, minister, eerste minister, schepen en de derde "kraaiende haan"). Huysmans was altijd in voor een grap. Zo zei hij eens in het parlement "de helft van diegenen die hier zitten zijn ezels". De voorzitter verzocht hem om die woorden terug te nemen. En Huysmans zei "de helft van diegenen die hier zitten zijn geen ezels".
Van hier ging het terug richting hoofdingang en … begon het ook (terug) te regenen ! De bevestiging van ons eerder geuite vermoeden i.v.m. de eieren. Tijdens deze interessante rondleiding hebben we aardig wat meer vernomen over deze begraafplaats en haar residenten. Maar het was ook duidelijk dat hier nog veel meer te ontdekken valt.
Leo Spiessens, ook alle foto’s
Op vraag van vzw Grafzerkje en Epitaaf vzw nam Brugge deel aan de Europese week van de begraafplaatsen. Dit vond plaats van 29 mei tot 6 juni 2010. Het was de eerste keer dat Brugge aan dit initiatief deelnam.
Keuze
Brugge telt tien begraafplaatsen/kerkhoven, een keuze in dit rijk aanbod maken was dan ook nodig. Uiteindelijk werd gekozen voor de kerkhoven van Sint-Andries, Sint-Michiels, Sint-Kruis (oud kerkhof), Ver-Assebroek en de Centrale Begraafplaats.
We opteerden om rondleidingen op elk van die locaties maar dit dan ook in de tijd te gaan verspreiden zodanig dat geïnteresseerden op diverse plaatsen konden aanwezig zijn.
De vrijwilligers, die eveneens in de Commissie van Graftekens zetelen, werden aangesproken om in te staan voor de rondleidingen.
Om een zicht te hebben op het aantal bezoekers werd gevraagd om zich op voorhand in te schrijven én via één vast kanaal, nl. de Centrale Begraafplaats. Dat dit een goede keuze was, bleek uit de verrassende cijfers in zowel Ver-Assebroek als op de Centrale Begraafplaats.
Kenbaar maken
Het initiatief kwam, begin februari, in de kijker door een persmoment op de Centrale Begraafplaats. Aanwezig waren: schepen Bernard De Cuyper, Johan Duyck (Sint-Kruis), Gerard Vanparys (Ver-Assebroek), Fernand Deduytsche (Centale Begraafplaats), Etienne De Wulf (Sint-Michiels) en Benoit Kervyn (coördinator).
Daarbij werden zowel affiches als flyers gedrukt (Stad Brugge). Deze werden verspreid onder de leden van de Commissie van Graftekens en uitgehangen aan de ingangen van alle kerkhoven, in alle kerken van Groot-Brugge, de stadsbibliotheek, het stadsarchief, in de Brugse Musea, e.d.
Zowel in het Brugsch Handelsblad, in het Nieuwsblad als in Kerk+Leven kwam een artikel over het initiatief.
Ook stond het programma op de website van de stad Brugge.
Publiek
Vooral de Centrale Begraafplaats trok de mensen aan, te begrijpen vanwege omvang, belangrijkheid overledenen, kunsthistorisch aspect, enz. De kerkhoven van de randgemeenten spraken, en ook dat was te verwachten, vooral de mensen woonachtig uit die bepaalde gemeente aan. Het ging duidelijk om een ouder publiek (gemiddelde leeftijd 60 jaar?). Zelf hebben we alle rondleidingen gevolgd en zagen dat bepaalde geïnteresseerden effectief meerdere kerkhoven hebben bezocht.
De reacties waren over het algemeen positief tot zeer positief. Iedere vogel zingt zoals hij gebekt is, dat was ook zo bij de gidsen. De ene legde meer de nadruk op de (bekende) overledene en lokale families waardoor de geschiedenis van de gemeente tot leven kwam, de andere legde het accent meer op de funeraire symboliek verwerkt in de versiering van de grafmonumenten, een andere had het dan meer over de (te verrichten) restauraties, enz. Een zaak hadden ze gemeen, ze kenden door en door de gebrachte materie, hetzij jarenlang zelf opgezocht, hetzij informatie gekregen vanuit diverse hoeken.
Cijfers
Zoals reeds aangehaald kon het publiek een rondleiding volgen op vijf van de Brugse begraafplaatsen.
- Zat. 29 mei om 14u30, Sint-Andries door Ewald Vancoppenolle, 28 mensen
- Zon. 30 mei om 14u30, Ver-Assebroek door Gerard Vanparys en een collega, 46 mensen
- Woe. 2 juni om 20u, Centrale Begraafplaats door twee gidsen van S-wan en twee gidsen van de West-Vlaamse Gidsenkring, 103 mensen
- Zat. 5 juni om 14u30 door Johan Duyck, 30 mensen
- Zon. 6 juni om 14u30 door Etienne De Wulf, 12 mensen
Dit brengt met zich mee dat 219 mensen één of meerdere van de Brugse begraafplaatsen bezocht in die editie van de internationale Week van de Begraafplaatsen.
Volgend jaar
Gezien het succes en het feit dat er nog begraafplaatsen/kerkhoven op Brugs grondgebied liggen (Sint-Pieters, Dudzele, Lissewege en Koolkerke) kan gedacht worden om volgend jaar deze sites in de kijker te plaatsen.
Epitaaf vzw en vzw Grafzerkje hebben ons alleszins al de vraag gericht.
Benoit Kervyn
Coördinator Commissie van Graftekens
14 juni 2010