Nieuwsbrief Nr. 54 - maart 2010

Bezoek oud kerkhof Torhout ons lid Evy Van de Voorde maakte een verslag op.


Ons lid Evy Van de Voorde maakte een verslag van het bezoek aan het oud kerkhof van Torhout en aan het kerkhof van Snellegem. Ikzelf (Jacques Buermans) vulde hier en daar wat aan) = schuingedrukt.

Meer dan dertig inschrijvingen noopten onze An Hernalsteen tot het vorderen van een tweede gids. Slecht weer en enkele “last minute afzeggingen” zorgden ervoor dat er uiteindelijk 24 deelnemers waren. Goed nieuws voor de deelnemers die in twee groepen van 12 over de Torhoutse begraafplaats konden stappen minder goed nieuws voor Martin Demedts, onze penningmeester.

Het Oud Kerkhof in de Bruggestraat in Torhout bestaat zo'n 175 jaar. Deze begraafplaats werd in 1834 opgericht bij K.B. ter vervanging van het kerkhof gelegen in het stadscentrum. Het was al het derde kerkhof aangelegd in Torhout. Het eerste kerkhof lag uiteraard rond de kerk. In 1940, tijdens WO II, leed deze kerk onder een hevige brand, de kerk werd ook met bommen bestookt. Tijdens de opgravingen na de brand van 1940, ontdekte men er graven uit de 9de eeuw alsook de restanten van een Romaanse kapittelkerk uit de 11de eeuw.

Na de verordeningen van Jozef II in 1784 en Napoleon in 1804, richtte men in 1809 een tweede kerkhof (begraafplaats) op gelegen tegen de Ringlaan en de Noordlaan. Deze begraafplaats werd niet afgesloten, het vee graasde er en men kende er ook waterbeheersingsproblemen. Een ander kritiek punt was de verre ligging van het kerkgebouw.

In 1834, voor de aanleg van het Oud Kerkhof en het derde in Torhout, kocht men grond aan van de familie Maque. De weduwe van Pieter Maque was een belangrijk figuur voor de Torhoutse geschiedenis. Op het Oud Kerkhof lag ook een stuk ongewijde grond, wat later voor controverse zou zorgen tussen de deken en het stadsbestuur.

Toen er plaatsgebrek heerste op het Oud Kerkhof, legde men vanaf 1971 een vierde begraafplaats aan, gelegen bij het domein de Warande (Aartrijke).

Het Oud Kerkhof in de Bruggestraat is een mooi voorbeeld van een 19de-eeuwse begraafplaats met heel wat fraaie grafmonumenten. Deze begraafplaats vormt dan ook een weerspiegeling van de Torhoutse samenleving in de tweede helft van de 19de eeuw. Andere kenmerken van de 19de- eeuwse kerkhoven en begraafplaatsen zijn onder meer:

1) de standenmaatschappij: de graven aan de grote laan vormden uiteraard de betere plaatsen op het kerkhof, de percelen waren bijgevolg ook duurder in aankoop en voorbehouden voor de hogere stand

2) het landschappelijke aspect met een geometrische aanleg volgens het classicisme en de Franse tuinaanleg

3) de aanwezigheid van een calvarieberg
4) het romantische aspect: afsluiting door middel van hagen, treurwilgen, enz.
 

Bij een bezoek aan het Oud Kerkhof kan men 5 aspecten bendrukken:
1) de familiale geschiedenis of betekenis van de Torhoutse families
2) de meest voorkomende stijlen: neogotisch, classicisme en vooral eclecticisme

3) de aanwezige grafsymboliek
4) het grote aantal grafmonumenten van de hand van André Taeckens, een Torhouts beeldhouwer
5) de verloedering van het kerkhof
 

Het Torhoutse stadsbestuur zit uiteraard verveeld met de slechte toestand van het Oud Kerkhof en ook de ligging midden in het stadscentrum baart hun zorgen. Gezien Torhout een onderwijsstad is, wil men er een parkeerplaats aanleggen. De erfgoedraad ijvert er natuurlijk voor om het Oud Kerkhof te behouden, heel wat grafmonumenten zijn ondertussen al geïnvetariseerd. Er zijn nog twee grafkapellen aanwezig op deze begraafplaats. Het Oud Kerkhof is nu gesloten voor gebruik, er wordt dus niet meer bijgezet.

Gestart werd er bij de grafkapel voor de familie Laplace. Eén van de meest opvallende grafmonumenten is dat van de familie Beuselinck, een voorname en intelligente familie. De eerste schepen in Torhout kwam trouwens uit deze familie. Het grafteken is één van de 60 creaties die gesigneerd zijn door André Taeckens, een lokale kunstenaar en steenhouwer/beeldhouwer. Ook de medaillons en friezen zijn van zijn hand. Taeckens studeerde onder andere aan Sint-Lucas in Gent en aan de Academie voor Schone Kunsten. In 1938 werd hij gehuldigd als ereburger van de stad Torhout.

Het graf van de familie Maertens toont heel wat grafsymboliek: zoals een ster (alchemisten), de gevleugelde zandloper met vleermuisvleugels, een gesluierd kruis bovenaan, klimop, een immortellenkrans. De familie Maertens, in oorsprong een katholieke familie vestigde zich in Torhout. Jan Maerten was dokter-arts, maar in Torhout was er al een andere dokter die goed overeenkwam met de pastoor, die voor hem reclame maakte. Daardoor werd Jan Maertens anti-katholiek. Zijn zoon, Gustave, werd eveneens dokter en nam de praktijk van zijn vader over. Hij promootte ook het Willemfonds. De familie Cafmeyer was een heel kunstzinnige familie, Guido was regisseur en Maaike is een gekende actrice. Uit deze familie stamde ook de laatste beiaardier van Torhout. 

Op het graf De Cock troffen we een heleboel symboliek aan en bij het graf Missinne zagen we opnieuw een werk van Taeckens. Het arduinen grafteken met het beeld van een biddende figuur met het hoofd naar beneden, is een werk van Taeckens. Het graf behoort toe aan de familie Fiems.

Eén bepaald grafmonument, gelegen op de hoek van de hoofdlaan, valt op door zijn grafsymboliek. Op het graf van de familie Charles Gryfferoy, een smedenfamilie, ziet men onder andere de weegschaal van de gerechtigheid en de passiewerktuigen van Christus.

Priester Vermeersch zijn graf werd gevolgd door dit voor de familie De Brabandere en Meersseman.

Verschillende brouwers kregen hier hun laatste rustplaats: Bekaert en Fraeys. Het graf van socialist Maurice Boussy (1901-1971) vertoont geen christelijke symboliek, maar wel de vlam van de humanisten. Rond dit graf was er al heel wat te doen, zoals de discussie of hij in gewijde grond mocht begraven worden of niet.

 

In de buurt van het kinderkerkhof, vindt men de graven van de kloosterzusters van het hospitaal OLV-Middelares en van de zusters van de H. Vincentius. Er is ook een militair ereperkje voor de oorlogsslachtoffers. Bij de calvarieberg vinden we de priestergraven afkomstig van het vorige geruimde kerkhof. Aan de achterzijde van de calvarie is er een toegangspoortje voorzien voor de koelruimte voor de stoffelijke overschotten van de overledenen.

Tevreden keerde de groep de begraafplaats van Torhout de rug toe. Dan werd het tijd om in stoet naar de koffietafel in ’t Oosthof te Snellegem te trekken. We schrokken even toen Marcel Desmedt, die samen met Lieve Huybrechts ervoor gezorgd had dat alles op wieltjes liep – mijn dank daarvoor, ons opriep voor een gebed voor de maaltijd. “Ketters”, zoals ondergetekende, vreesden het ergste. Maar Marcel had een ludiek gebed voorbereid en lachend genoten we van de spijzen en de dranken.

Na de deugddoende maaltijd met taart vergezelde de groep Marcel die ons vergaste op een korte rondleiding rond “zijn” kerkhof: Snellegem.

BEZOEK KERKHOF SNELLEGEM

Het neogotische kerkje in het dorpscentrum van Snellegem is omgeven door een klein kerkhof. Men vindt er geen echte lanen, want iedereen wou langs de straatzijde begraven worden, daar vindt men dan ook de grootste graven. In 1890 brak men de grotendeels Romaanse kerk af, daarbij werden spijtig genoeg ook tal van grafzerken vernield. Bij opgravingen vond men nog sporen terug van de eerste houten kerk uit de 8ste eeuw, dit was vermoedelijk de kern van het christelijke dorpje. Bij de bouw van de nieuwe en huidige kerk, werden tal van graven geruimd. Van de oude kerktoren of vieringtoren, opgetrokken in oude veldstenen, ziet men nog restanten. De huidige kerk werd naar het westen georiënteerd, de ingang van de oude kerk bevond zich aan de andere zijde. De nieuwe kerk werd gebouwd en betaald door de pastoors zelf. Het schip van de kerk werd gerestaureerd en zoveel mogelijk in de oorspronkelijke toestand hersteld. Het oorspronkelijke kerkhof zou omwald geweest zijn, erlangs liep namelijk ook een beek, de Lane.

De belangrijkste graven van de kerkmeesters vindt men uiteraard in het kerkgebouw zelf. De oorspronkelijke altaarsteen van bij de afbraak in 1890, is hier nog aanwezig. In plaats van een kruisweg of staatsieweg binnenin de kerk, schilderde men enkele sobere kruisjes op de kerkmuur. Op dit kerkhof vindt men nog enkele ijzeren grafkruisjes, alsook enkele grafornamenten of naamplaten in marbriet, wat uitzonderlijk is in deze omgeving.

Op dit kerkhof vindt men geen soldatengraven. Veel soldaten sneuvelden aan de Ijzer, ofwel werd hun stoffelijk overschot niet teruggevonden, ofwel werden ze “Bachten de Kupe” begraven. Rechts van het voorportaal van de kerk vindt men een gedenkplaat voor deze gesneuvelden. Sommige namen vindt men ook terug in Jabbeke en in Zerkegem. Leopold Becu kreeg een kopij van de IJzertoren op zijn graf. Wat verder de familie Sanders die niet minder dan drie paters in haar rangen had.

Iedereen hing aan de lippen van Marcel. Het grootste graf was dit voor de familie Gilles de Pelichy.

Vlak tegen de kerk lag pastoor Van Halmen.

Een laatste blik was voor de laatste rustplaats van de familie Verstraete overleden in gevangenschap.

Het heidens kerkhof of het gedeelte met de ongewijde grond, zou zich achteraan het kerkhof bevonden hebben. Nu zijn deze graven geruimd en vindt men er vier gedenkplaten met namen op vermeld. Ook het kinderkerkhof is volledig verdwenen. Op dit kerkhof vinden wel nog bijzettingen plaats, maar worden geen nieuwe graven meer geplaatst.

En dan begaven we ons terug naar ’t Oosthof voor de algemene vergadering waar An Hernalsteen verslag van uitbrengt.
 

Tekst : Evy Van de Voorde
Foto’s: Jacques Buermans, René Mertens, Ria Vaes en Evy Van de Voorde

Algemene vergadering onze secretaris An Hernalsteen vertelt.


Na een kort maar fijn, en door mij enorm gesmaakt, bezoekje onder leiding van inrichtend comité Marcel, zochten 25 gegadigden opnieuw de warmte van het zaaltje op. De algemene vergadering 2010 had zijn neus nog niet laten zien maar er werden al volop plannen gesmeed voor de bijeenkomst van volgend jaar. De mannen van Tessenderlo zagen de organisatie van zo’n feestelijk gebeuren wel zitten. Tegen zo veel geestdrift kon ik niet op. Tessenderlo zet je schrap want in 2011 komen we jullie begraafplaatsen onveilig maken.

Pas nadat iedereen voorzien was van versterkingen voor de inwendige mens haalde onze voorzitter zijnen “liefste vader, liefste moeder” uit zijn zakken en kregen we een overzicht van het voorbije werkjaar. De samenwerking met ’t Stad, het zwoegen van onze vrijwilligers en leden (hip, hip hoera voor Wim Lecluyse die in Brugge een monument opknapte), het verlenen van advies aan oa Mol en andere wetenswaardigheden passeerden de revue.

Tijd voor een tweede rondje want volgens onze penningmeester zijn we financieel gezond. De positieve saldi vlogen ons om de oren en overweldigd keurden we prompt de jaarrekening 2009 goed.

Dan was het tijd voor mijn klappeke, met als een bliksemschicht bij heldere hemel mijn oproep voor een verantwoordelijke regio Vlaams-Brabant. Blijkbaar was iedereen van zijnen melk want warempel een slachtofferproefkonijn bood zich aan. In Tessenderlo gaat er dus nog een extra iemand zijn klappeke mogen doen.

Tussen haakjes, volgend jaar lanceer ik een oproep voor de openstaande betrekking van secretaris want de persoon die nu die taak op zich neemt, bakt er eerlijk gezegd niet al te veel van. Verwittigde mensen zijn er altijd twee waard.
 

An Hernalsteen

Dikke sneeuwdeken een laatste gedicht van Lilith Kenis.


Onder een dikke deken sneeuw
liggen de ouden en de kouden,
nog stiller te wezen,
nog verder te drijven
op dromen van weleer
en dromen zonder terugkeer.
 
Onder de zware stenen die
het gemoed bedrukken,
de grijze wolken reflecteren
en herinneringen tegen houden
die ontsnapten uit de geest
van hen die ons zijn voor geweest



Rusten slapers,
schone slapers,
lange slapers,
eeuwige slapers
en slapers
die allang vergeten zijn
om op te staan
in onze herinneringen.
 
Hier ligt ons verleden
buiten de muren ligt
de toekomst en waar
wij staan is het heden.
 
Lilith Kenis
12 Januari 2010
 03 239 83 36 
[email protected] 

Tante Kato ging op reis en zocht het verdwenen graf van D.H. Lawrence weer een nieuwe ontdekking van Tante Kato.


David Herbert Richards Lawrence * 1885-1930 * Vence, Frankrijk

In een grote kring rond Nice liggen een aantal wat men noemt kunstenaarsdorpen. Antibes en Vallauris, 2 oorden waar de woelige Picasso ooit neerstreek. Het nu luxueuze St Paul de Vence van Marc Chagall, de schitterende Fondation Maeght en de Rock Star living in the South of France Bill Wyman. Cagnes-sur-Mer waar Auguste Renoir de laatste zestien jaar van zijn leven doorbracht. La Colle-sur-Loup waar Yves Klein begraven ligt en het sympathieke Vence waar een dankbare Henri Matisse een indrukwekkend sobere kapel ontwierp. Vence is echter ook de stad waar de Britse schrijver D.H. Lawrence zijn laatste dertig dagen doorbracht, er overleed aan de gevolgen van tuberculose en er begraven werd op de gemeentelijke begraafplaats.

Als wij door Frankrijk reizen zit de “Guide des tombes d’hommes célèbres” van Bertrand Beyern altijd in onze bagage, kwestie van geen interessant graf te missen. Voor Vence vonden we volgende informatie :

Carré 9 : une inscription sur le mur apprend au promeneur qu’Ici reposa David Herbert Lawrence de mars 1930 à mars 1935 (l’emplacement ne fut pas repris). Anders gezegd : we moesten een plek vinden tegen een muur zonder graf maar mét een gedenkplaat. Dat kon toch niet zo moeilijk zijn. Heel Carré 9 afgezocht. Niets te vinden. Dan maar de andere carré’s en inderdaad ons geduld werd beloond : ‘t was in Carré 7. Wat is er nu zo speciaal aan een verdwenen graf ? Wel, het verhaaltje dat er achter ligt. Maar ik begin zoals gebruikelijk bij de man zelf.

De schrijver, dichter, toneelschrijver, enfin het literaire genie D.H. Lawrence leefde en werkte in een tijd dat men de Union Jack-landen uiterst puriteins mocht noemen : geboren in de Victoriaanse tijd en opgegroeid in de Edwardian era. De tijd van de grote industrialisering en de opening naar de moderne tijden. Hij werd geboren in een bescheiden arbeidersmilieu : vader werkte in de koolmijn en moeder runde thuis een merceriewinkeltje van garen en knopen. Moeder wou haar kinderen een goede opvoeding geven en Bert, zoals hij thuis genoemd werd, bleek een briljant student. Klerk, leraar, leerling van professor Ernest Weekly, een eerste prijs in 1907 en toen begon de bal te rollen. Op een studentenfeestje (1912) leerde hij Mevrouw Weekly kennen en zij werden minnaars. Frieda, geboren von Richthofen en een nichtje van de Rode Baron, verliet haar man en drie kinderen, trouwde in 1914 met D.H. Lawrence en bleef tot het einde van zijn dagen zijn levensgezellin. Een tocht over de Zeven Wereldzeeën bracht hen van Europa naar Australië, de Verenigde Staten, Mexico en terug naar Zuid-Frankrijk.

Het eerste probleem van D.H. Lawrence was dat de wereld nog niet rijp was voor zijn literatuur. Hij sneed onderwerpen aan als sexualiteit en dat was not-done. Bovendien durfde hij woorden als fuck en cunt gebruiken en dat kon helemaal niet door de beugel. Hij werd gecensureerd en kreeg een verbod tot uitgeven. Het beste voorbeeld hiervan is het alom bekende Lady Chatterley’s Lover, dat in 1928 uitgegeven werd in Italië en pas in 1960 in Groot-Brittannië : de liefde tussen een robuuste mansmens van lage afkomst en een aristocratische dame was onvoorstelbaar en verwerpelijk. Eveneens zeer bekend is Women in Love (1920), dat in 1969 verfilmd werd door Ken Russell met in de hoofdrollen oscarwinnares Glenda Jackson, Oliver Reed, en Alan Bates.

Zijn grootste probleem was zijn gezondheid. Schrijven deed hij vaak vanuit zijn bed, de benen opgetrokken als een tafeltje. De laatste weken van zijn leven bracht hij door in het Zuid-Franse Vence, waar hij uiteindelijk overleed en begraven werd. Zijn kist werd bedekt met mimosa. Het meest opvallende aspect van zijn graf was een mozaïek van een feniks, bestaande uit strandkeitjes en gemaakt door een eenvoudige lokale boer met wie de schrijver bevriend was.

Na de dood van Lorenzo -Frieda’s koosnaam voor haar man- bracht zij de meeste tijd door op hun ranch in New Mexico en vijf jaar na zijn dood gaf zij de opdracht haar tweede man op te graven, in Marseille te laten cremeren en de asresten over te brengen, waar hij sindsdien officieel rust in een kapel nabij Taos, New Mexico. Maar er gaan donkere geruchten : de man die deze taak moest uitvoeren was Angelo Ravagli, Frieda’s minnaar / derde echtgenoot. Hij zou de asresten van D.H. Lawrence weggegooid hebben en er werd een lege urne naar New York gestuurd die er na aankomst gevuld werd met asresten van een onbekende. De ranch is nu -Frieda overleed in 1956, 77 jaar oud- eigendom van de universiteit van New Mexico.

De feniks van Vence werd in 1957 overgebracht naar Groot- Brittannië, recent grondig gerestaureerd en sinds 11 september 2009 (de geboortedatum van de schrijver) te zien in het D.H. Lawrence Birthplace Museum in Eastwood, Nottinghamshire. Zij waren zo vriendelijk deze foto te bezorgen, waarvoor dank.

Om te eindigen nog een geheimzinnig aspect : op het familiegraf in zijn geboorteplaats vermeld een inscriptie dat D.H. Lawrence hier begraven ligt bij zijn ouders en zijn broer. Fout maar wel een beetje vreemd.

Conclusie : naar het graf van D.H. Lawrence kan men zoeken en blijven zoeken.

Tekst en foto : Tante kato

Peterschap “kan” overgaan in bruikleen nieuwe reglementering schept mogelijkheden.


Enkele jaren geleden kwam de stad Antwerpen met het prachtige initiatief om verlopen grafconcessies in aanmerking te laten komen voor “peterschap”, een peter onderhoudt een grafmonument, of voor “bruikleen”, de mogelijkheid om in een verlopen concessie begraven te kunnen worden. Onze vzw Grafzerkje steunde uiteraard dit initiatief en verschillende van onze leden zijn momenteel peter of meter van één of meerdere grafmonumenten. Enkele leden deden ook reeds het nodige om een grafmonument voor bruikleen te bestemmen.

Onze vzw Grafzerkje heeft van in den beginne gevraagd om de mogelijkheid te onderzoeken om eerst een grafmonument in peterschap te nemen en dit later om te zetten in bruikleen. Deze mogelijkheid werd niet weerhouden. Nochtans vonden wij dat deze optie geboden moest worden met als voornaamste argument: de peter onderhoudt zijn monument in afwachting dat hij de concessie bestemd voor bruikleen. Voornaamste argument van de stad Antwerpen om dit niet te doen was het ontlopen van retributies.

Gelukkig zette nu het Antwerpse stadsbestuur het licht op groen om een grafmonument eerst gratis in peterschap te nemen met het oog op het later afsluiten van een bruikleenovereenkomst. Dit betekent dat de retributies op bruikleen en concessie niet verschuldigd zijn bij de aanvang en dat de bruikleenovereenkomst kan ingaan op het moment dat de peter dit kiest. Het bestuur wenst hiermee het systeem van bruikleen financieel aantrekkelijker te maken en daarmee het restaureren van grafmonumenten te bevorderen.
 

Jacques Buermans

Edinburgh deel twee van een verslag van onze An Hernalsteen.


Onze An Hernalsteen trok naar Schotland en maakte volgend verslag. In deze Nieuwsbrief deel 2 (deel 1 in de Nieuwsbrief van januari 2010).

GREYFRIARS OFTE KUIFJE’S SPEURTOCHT NAAR HAAR BOBBY

In 1447 vestigden de Franciscanen zich in Edinburgh. Ze bouwden er hun kerk en klooster. Omdat Hendrik VIII niet mocht huwen met al zijn vrouwen en in onmin leefde met de paus, vluchtte de kloostergemeenschap naar veiliger oorden. In 1562 schonk Mary Queen of Scots het domein aan de stad met de bedoeling het overvolle kerkhof rond St. Giles te ontlasten. Pas vanaf 1658 hield men een begrafenisregister bij maar men schat dat tussen 1562 en 1900 hier ongeveer 100.000 een laatste rustplaats vonden. Geen wonder dus dat het er spookt, zelfs op klaarlichte dag. Een Sci-Fi televisiestation, dat een reeks wijdde aan plaatsen op de aardkloot waar je haren ten berge rijzen en waar kippenvel een vast onderdeel wordt van je huid, liet in één van de afleveringen Greyfriars opdraven als een “geestige” plaats waar onwaarschijnlijke, paranormale dingen gebeuren. Men weze gewaarschuwd, zonder kleerscheuren bezoek je deze dodenakker niet.

Sterke verhalen over lijkenpikkers, de zogenaamde verrijzenismannen, die de medische faculteit van studiemateriaal wilden voorzien en ’s nachts lichamen kwamen stelen, maken het kippenvelgevoel alleen maar erger. Om dit soort grafschennis te ontmoedigen, gebruikte men alle truken van de foor, sommige graven moeten eruit gezien hebben als een niet inneembare vesting.

JOHN MYLNE (1611-1667) Meester-metselaar, werkte voor de koninklijke familie. Hij ontwierp de Tron Kirk en bouwde een gedeelte van de Herriot School. Hij vertegenwoordigde Edinburgh in het Schots Parlement. Als we zijn epitaaf mogen geloven was onze John een ongelooflijk knappe man, door iedereen gerespecteerd want hij ging eerlijk en devoot door het leven.

ROBERT SYBALD (1641-1722) Volgde geneeskundige studies in Nederland en Frankrijk en stichtte het koninklijk geneeskundig college in Edinburgh. Hij schopte het tot lijfarts van Charles II.

De broers CLEMENT (+ 1580) en WILLIAM LITTLE (+ 1601) Hielpen mee de universiteit van Edinburgh stichten. Volgens het populaire griezelverhaal zijn de 4 vrouwenbeelden op het graf, de 4 weerzinwekkende dochters van William die hun vader vergiftigden. Volgens de met de 2 voeten op de grond staande Kuifje zijn ze de personificaties van de deugden, oa de rechtvaardigheid en de voorzichtigheid.

Voorzichtigheid gaan we nodig hebben want we naderen het graf van sir GEORGE MACKENZIE (1636-1691) Beter bekend als “Bluidy Mackenzie” want als rechter stuurde hij heel wat mensen richting galg. Omwille van al dat bloeddorstig gedoe werd hij na zijn dood gedoemd rond te zwerven als klopgeest. Wie Mackenzie tart en te dicht bij het monument komt, krijgt als beloning voor deze waaghalzerij: blauwe plekken, beten, builen en schaafwonden. Ik, de vermetele, die zelfs de euvele moed had om door de kieren van de deur te pieren, zag er na afloop dan ook “geblutst”uit.

PATRICK MILLER (1731-1815) Directeur van de Bank of Scotland, maar zijn ware hartstocht ging uit naar mechanische toestellen allerlei. Zo was hij ervan overtuigd dat stoom kon gebruikt worden om schepen aan te drijven en in 1778 paste hij dit innoverend principe met succes toe op één van zijn boten.

HENRY SIDDONS (1774-1815) en zijn echtgenote (HARRIOT 1783-1844) Een toneelspeler en zoon van actrice Sarah Siddons. Hij werd directeur van de koninklijke schouwburg van Edinburgh. Na zijn dood nam zijn echtgenote, eveneens actrice, het beheer over. Hun jongste zoon William, overleden in Dublin in 1837 werd overgebracht en hier bijgezet.

Sir JAMES MC LURGH Overleden in 1717, 68 jaar oud, weldoener en filantroop. De tekst op zijn graf zwaait met wierook dat het een lieve lust is, hier ligt een vermogend man want in zijn testament bedacht hij Jan en alleman met fantastische donaties.

Begraven in de uitbreiding van 1705

JAMES HUTTON (1726-1797) De vader van de moderne geologie. Startte rechtenstudies maar gaf die op om geneeskunde te studeren in Edinburgh, Parijs en Nederland. Hij behaalde zijn diploma in 1749 maar zijn echte grote passies waren scheikunde en geologie. Zijn theorie van 1785 ivm het ontstaan van de aarde sloeg in als een bom. Volgens James Hutton werd de aarde niet gevormd door de werking van de zee maar wel door het vuur nl vulkaanuitbarstingen.

JOHN DALRYMPLE Waarschijnlijk liggen hier John sr (1648-1707), eerste graaf van Stair en zijn zoon en opvolger John jr (1673-1747) begraven. John sr was één van de mannen die in 1688 Willem III van Oranje op de troon hielp. De kersverse koning stroomde over van dankbaarheid en beloonde John sr in 1689 met het postje van procureur des konings. Het ambt van staatssecretaris kwam er in 1691 nog eens bovenop. In 1703 kreeg hij van Queen Anne de titel van graaf. Hij speelde een cruciale rol bij het totstandkomen van de Treaty of Union in 1707 waardoor Engeland en Schotland een natie werden, Groot-Brittannië was geboren. John jr bracht een groot deel van zijn jeugd in Nederland door. In 1707 wordt hij verkozen als Schots parlementslid in het nieuwe Britse parlement. Naast een politieke loopbaan bouwde hij ook een militaire carrière uit en werd een medestander van John Churchill, hertog van Marlborough gedurende de Spaanse Successie oorlog. Tussen 1714 en 1720 was hij Brits ambassadeur in Frankrijk.

HUGO CUNNIGHAM OF BONITON Een mooi graf maar van de bewoners heb ik voorlopig nog geen informatie teruggevonden.

JAMES BURNETT, lord Monboddo (1714-1799) en zijn dochter ELIZA (1766-1790) Liggen in een niet gemarkeerd graf, bij de familie Grant begraven. Vader James was in zijn tijd een geliefd society figuur die met veel schwung een menuet kon dansen. Hij had voor die tijd ongelooflijke rare gewoontes en ideeën. Hij nam elke morgen, winter en zomer, een koud bad. Voor het slapen gaan smeerde hij zijn ganse lichaam in met een lotion bestaande uit Venetiaanse zeep, aromatische alcohol, rozenwater en olijfolie. Hij was ervan overtuigd dat mensenkinderen bij hun geboorte een staartje hadden dat na een paar dagen afviel. Zijn dochter Eliza was een gerenommeerde schoonheid en de rij huwelijkskandidaten die om haar hand vroegen was kilometers lang. Zij verkoos om voor excentrieke vader te zorgen.

Zij stierf, 24 jaar oud aan de “tering”

JOSEPH BLACK (1728-1799) Scheikundeprof. Ontdekker van koolzuur en van het principe van de “latente hitte” of “gebonden warmte”. Joseph Black werd geboren te Bordeaux waar zijn vader in wijn handelde. Hij studeerde geneeskunde in Glasgow. In 1750 kwam hij naar Edinburgh waar hij zijn chemische proeven startte. Alle frisdrank- en champagneproducenten mogen Black eeuwig dankbaar zijn want zonder Black geen bubbels en genen spuit.

Terug op de oude begraafplaats

WILLIAM ADAM (1689-1748) Bouwmeester, rust onder een ontwerp van drie van zijn zonen. William was een man van veel talenten. Hij pootte niet alleen gebouwen neer maar richtte ook verschillende brouwerijen op. Hij leerde de Schotten een koppig gerstebiertje drinken.

WILLIAM ROBERTSON (1721-1793) Historicus, rector van de universiteit van Edinburgh, stichtend lid van de Royal Society van Edinburgh.

WILLIAM SMELLIE (1740-1795) Drukker van opleiding die hogerop wou. In zijn vrije tijd bezocht hij de universiteit want botanica was zijn lust en zijn leven. Smellie was de uitgever van de allereerste editie van de Encyclopaedia Britannica.

ALEXANDER MONRO SR (1697-1767) en zijn zoon ALEXANDER JR (1733-1817) Beiden proffen anatomie. Junior ontdekte een kleine opening in de hersenen. Dit gaatje gaat nu met de naam “opening van Monro” door het leven.

Familie CHIESLIES OF DALRY Monument dateert van 1679.

WILLIAM CARSTARES (1649-1715) Zijn vader week omwille van religieuze overtuigingen uit naar Nederland vandaar dat William studeerde in Utrecht. Hij ontmoette er Willem III van Oranje die hem engageerde als spion. Tijdens zo’n spionagemissie werd hij gesnapt en gefolterd. Maar als een ware James Bond hield hij de kaken ferm op elkaar en men kon niet anders dan hem zijn vrijheid terug schenken. Hij keerde terug naar het veiliger Nederland. In 1688 kwam hij, in het gezelschap van Willem III van Oranje terug naar Schotland. In 1703 benoemde men hem tot rector aan de universiteit van Edinburgh.

Familie SCOTT Een kleine roze plaat markeert het graf van verschillende leden van de familie Scott. Walter Scott (1729-1799) advocaat, rechtsgeleerde en vader van de iets bekendere Sir Walter Scott werd hier bijgezet.

NATHANIEL GOW (1766-1831) en zijn zoon NEIL (1795-1823) Beide musici en componisten.

DUNCAN FORBES OF CULLODEN (1685-1747) In zijn jonge jaren een drankorgel en gokker. Maar hij beterde zijn leven, mocht in het parlement zetelen en werd in 1737 benoemd tot voorzitter van het hoogste civiele gerechtshof. Hij reorganiseerde het Schotse rechtssysteem.

ALLAN RAMSAY (1686-1758) Een pruikenmaker die zich ontpopte tot dichter en boekhandelaar. Hij opende de eerste uitleenbibliotheek op Britse bodem.

Kreeg eveneens een gedenkplaat tegen kerkmuur COLIN MACLAURIN (1698-1746) Wonderkind en wiskundige. Reeds op 11-jarige leeftijd schreef men de knaap in aan de universiteit van Glasgow. Toen hij 14 jaar oud was, studeerde hij af na als thesisonderwerp de zwaartekracht gekozen te hebben. In 1717 benoemde men hem tot prof wiskunde aan de universiteit van Aberdeen. Op die manier, en het record bleef op zijn naam staan tot in 2008, werd hij de jongste prof ooit.

Buiten de oude ommuring, op de uitbreiding, onder een grote boom

WILLIAM CREECH (1745-1815) Uitgever en boekhandelaar. Publiceerde het werk van oa filosoof-economist Adam Smith (begraven op Canongate), filosoof David Hume (monument op Old Calton) en Rabbie Burns, de nationale dichter van Schotland (begraven te Dumfries).

Terug op de oude begraafplaats

GEORGE BUCHANAN (1506-1582) Deze man ligt waarschijnlijk hoofdloos in zijn graf want zijn schedel werd later ontgraven en overgebracht naar de universiteitsbibliotheek. Hij werd de privé-leraar van de jonge James Stewart, graaf van Moray (cfr St-Giles) maar Buchanan schreef een aantal gedichten waarin hij de katholieke kerk hekelde waarop men hem prompt arresteerde. Hij kon ontvluchten naar Bordeaux waar hij als prof Latijn werd aangesteld. Later ging hij lesgeven op het Iberisch schiereiland, kreeg het daar aan de stok met de inquisitie en verdween opnieuw achter slot en grendel. Eénmaal terug in Schotland werd hij de persoonlijke leraar van de toekomstige koning James VI. ELIZABETH PATON Voorlopig een illustere onbekende of ligt hier, wat ik sterk betwijfel, DE Elizabeth Paton, het dienstmeisje ten huize Burns waar onze Rabbie een affairken mee had, met als natuurlijk gevolg een buitenechtelijke dochter.

JOHN PORTEOUS (+ 1736) Zoon van een kleermaker die voorbestemd was om de zaak van zijn vader over te nemen. Hij was zo onhandelbaar dat vaderlief hem naar het leger stuurde. Hierdoor verbleef John enige tijd in Holland met zijn Schots-Nederlandse brigade. Na zijn terugkeer in Edinburgh werd hij in 1726 bevorderd tot kapitein. Tien jaar later kwam hij op een gewelddadige manier om het leven, men lynchte hem tijdens een volksopstand.

In de crypte onder het grasperk bevindt zich de laatste rustplaats van JOHN MEDINA (1659-1710) een Spaans portretschilder die in 1707 door Queen Anne geridderd werd.

THOMAS BANNATYNE (1570-1635) Een rijke handelaar maar wat is kapitaal waard “What is life? A shadow, a smoke, a flower”

JAMES DOUGLAS (1516-1581) De vierde graaf van Morton was regent van Schotland tussen 1572 en 1578. “The Maiden” (een voorloper van de guillotine) maakte hem een kopje kleiner. Zoals de traditie het vereiste prikte men het hoofd aan een speer en men kon het gaan bewonderen aan de Netherbow poort. Pas 18 maanden later schonk men het hoofd terug aan de rechtmatige eigenaar.

ARCHIBALD PITCAIRNE (1652-1713) Arts, stichter van het koninklijk geneeskundig college. Prof in de fysica aan de universiteit te Leiden. Volgens het populaire verhaal was Archibald zeker tweemaal per dag stomdronken. Hij wou begraven worden met een aanzienlijk aantal wijnflessen. Men mocht alleen het graf openen en de wijn soldaat maken als er opnieuw een Stuart op de Schotse troon zat. Normaal ligt het voorraadje dus nog altijd in de kist.

JAMES CRAIG (1744-1795) Bouwmeester, urbanist, ontwerper van de New Town en bouwer van de Gothic Observatory op Calton Hill.

DUNCAN BAN MACINTYRE (1724-1812) Een soldaat-dichter. Na zijn militaire carrière ging hij aan de slag als boswachter. Na 20 jaar verliet hij zijn bossen en trok naar Edinburgh waar hij illegale whisky stookte. Hij leerde nooit lezen of schrijven en werd toch één van de belangrijkste “Gaelic” dichters. Zijn monument werd in 2005 gerestaureerd.

MARTYR’S MONUMENT het monument voor de Covenanters of de Schotse Presbyterianen. Dit is een reconstructie want het oorspronkelijke staat in het Huntley House museum.

WILLIAM RITCHIE (1781-1831) Initiatiefnemer en uitgever van de krant de Scotsman rust in een niet gemarkeerd graf.

HENRY MACKENZIE (1745-1831) Rechtsgeleerde en procureur. Schreef essays, novellen en toneelstukken.

JOHN GRAY (1813-1858) Een politieagent die stierf aan TBC. Niets fenomenaals gaan jullie zeggen maar deze man is aan de vergetelheid onttrokken door zijn Skye terriër Bobby, die zijn meester naar het kerkhof begeleidde en het graf 14 jaar lang bewaakte.

En oef eindelijk, Kuifje vindt haar BOBBY of toch niet want toen het hondje stierf, liet het bestuur van Greyfriars niet toe dat het in gewijde grond begraven werd. De trouwe viervoeter werd onder een grasveldje tegen een muur begraven. In 1981 werd dan uiteindelijk toch een monumentje opgericht door de Dog Aid Society.

Dit verslag is bijlange niet volledig maar soms ziet men door de bomen het bos niet meer. Nog heel wat figuren hebben hun geheime ligplaats tijdens mijn urenlange dwaaltocht niet prijsgegeven en liggen dus nog ergens op Greyfriars. De Zerkjes en Terebinthers die in mei de Schotse begraafplaatsen onveilig zullen maken en die denken over een speurende neus te beschikken: ik heb nog een waslijst namen thuis liggen, iedereen die zich geroepen voelt Sherlock Holmes achterna te gaan, geef mij een seintje en diegene die het graspolletje weet te vinden waar Bobby nu echt gedumpt werd, die krijgt van schrijfster dezes een zoen.
 

Tekst :Kuifje, ofte An Hernalsteen
Foto : Dirk Joos

De Begraafplaatsen van Blankenberge: a place to be onze leden Alberta Van Asbroeck en Cis Kennes schreven een brochure over de Blankenbergse begraafplaats.


Onder deze titel publiceerde de Vriendenkring Stadsgidsen Blankenberge onlangs een brochure van een 100-tal bladzijden. Uiteraard komt hierin de geschiedenis van de kerkhoven van Blankenberge en Uitkerke aan bod mét hun ereperken. Een tiental graven worden nader toegelicht omwille van de persoon of omwille van de architectuur van het graf.

Na de funeraire symboliek volgt een uitgebreid hoofdstuk over het gebruik van de verschillende materialen op deze begraafplaatsen: natuurlijk blauwe hardsteen, maar ook brons, gietijzer, marbriet, keramiek en zelfs hout en glas. Tenslotte nog een hoofdstuk over onderhoud en restauratie en de huidige stand van zaken i.v.m. adoptie en hergebruik.

Met dank aan alle Grafzerkjes die Cis Kennes hierin hebben bijgestaan !

Bestellen kan mits betaling van 9 € (10 € bij verzending) via : [email protected] Kerkstraat 305 Blankenberge 8370

De oude grafkelder van de familie Van der Stegen de Schrieck artikel van Tom Stroobants met een oproep.


Al sinds het prille begin werden mensen in kerken begraven. Het was een privilege voor al wie dit soort van begrafenissen kon betalen. Stille getuige hiervan zijn de zestien grafzerken die nog steeds te zien zijn in de kerk van Schriek. Doorheen de tijd vonden honderden mensen hun laatste rustplaats in de kerk: de “kerklijken”. Aan deze gewoonte werd abrupt een einde gemaakt door het edict van Jozef II op 26 juni 1784 die verbood om nog mensen in openbare gebouwen te begraven. De Schriekse (kasteel)heer Karel Lodewijk Van der Stegen werd in 1748 nog in de kerk begraven. Zijn zoon en opvolger Philippe Norbert Marie Van der Stegen, kreeg die eer niet meer. De laatste feodale heer van Schriek, die tevens ook baron van het naburige Putte was, kreeg zijn laatste rustplaats op het oude kerkhof van Putte. Hij stierf immers in 1799, toen de Franse Revolutie in al zijn hevigheid over onze gewesten woedde.

Na het overlijden van Fulvie Caroline Antoinette de Longpré (° 04.09.1794 - † 21.10.1826), eerste echtgenote van Philippe Norbert Marie II Van der Stegen de Schrieck en toenmalige bewoonster van het kasteel van Schriek, werd zij op 24 oktober, drie dagen na haar dood, te Schriek begraven. Zij werd in een zinken kist gelegd en begraven tegen de buitenkant van het koor in een zandgraf. Er bestond immers nog geen grafkelder!

Twee jaar later overleed ook de schoonvader van Fulvie Caroline Antoinette, nl. Joseph Constantin Philippe Van der Stegen de Schrieck (° 06.12.1768 - † 12.01.1828). Hij kreeg zijn laatste rustplaats naast zijn schoondochter. De begrafenisplechtigheid vond plaats op 15 januari 1828. Ter compensatie dat men niet meer in de kerk mocht begraven worden ging de adel gebruik maken van obiits of rouwblazoenen. Zo werd de adel toch nog “vertegenwoordigd” in het huis van God. Zo’n obiit is een ruitvormig schilderij waarop het wapenschild van de adellijke persoon en de datum van zijn overlijden geschilderd werd. Tijdens de begrafenisplechtigheid werd het bord bij de katafalk opgesteld en later in de kerk opgehangen. Vandaag worden er niet minder dan tien obiits in de kerk van Schriek bewaard.


Nu er al twee leden van zijn familie op het kerkhof van Schriek begraven lagen vond Philippe Norbert Marie II Van der Stegen de Schrieck het tijd worden om er een deftig grafmonument te plaatsen. De nakende vergroting van de kerk leende zich daar uitstekend toe. De kasteelheer begiftigde deze vergrotingswerken aan de kerk op voorwaarde dat hij op het kerkhof van Schriek een grafmonument mocht plaatsen waar hij en zijn nakomelingen konden begraven worden. Dit vinden we in een document gedateerd van 21 oktober 1839.

Op 1 februari 1840 schrijft Philippe Norbert Marie II Van der Stegen de kerkfabriek nog eens aan. In deze brief vraagt hij om op het kerkhof van Schriek een stuk grond van 5 1⁄2 meter in het vierkant te kopen met als doel er een grafkelder op te richten. Hij wil er 800 frank voor betalen en daarbovenop een geldsom schenken van 200 frank. Op 28 februari 1840 kwam de gemeenteraad bij elkaar en besloot akkoord te gaan met de vraag van graaf Van der Stegen de Schrieck. Kort nadien werd het grafmonument gebouwd De twee. stoffelijke overschotten die al op het kerkhof van Schriek begraven lagen, werden na de voltooiing van de kelder ontgraven en kregen hun rustplaats in het statige monument.

Bijna een halve eeuw later,meerbepaald in 1897, schrijft Rodolphe Van der Stegen de Schrieck een verzoekschrift aan het gemeentebestuur van Schriek. Hij ziet zich genoodzaakt om het grafmonument te verplaatsen naar de noordkant van het kerkhof (kant van de Tecno en Spar). Dit omdat het zuidelijke deel lager gelegen was waardoor er in de kelder van zijn familie steeds water binnen sijpelt. De doodskisten zouden hierdoor beschadigd geraken. Voor zijn nieuw monument zou hij een perceel van niet minder dan 24 vierkante meter nodig hebben. Een korte tijd later bedacht hij zich omwille van het negatief advies van de bouwmeester en verplaatst het familiegraf niet. In plaats daarvan laat hij de bestaande kelder met meer dan 5 vierkante meter vergroten en werden de stoffelijke overschotten in nieuwe loden kisten gelegd. De vergroting zorgde er voor dat er maar liefst 40 personen in de kelder konden begraven worden.

Vanaf 1956 denkt de gemeente er aan een parkeerterrein rond de kerk aan te leggen. De graven die zich nog rond de kerk bevonden moesten op kost van de familie verhuisd worden naar het nieuwe kerkhof, gelegen aan de Tuindijk. De familie Van der Stegen had echter in 1926 hun kasteel te Schriek verkocht. Dertig jaar later moest het gemeentebestuur dus op zoek gaan naar nog levende afstammelingen van deze familie. Die nazaten werden na een moeilijke zoektocht gevonden maar lagen al snel met het gemeentebestuur in conflict. In 1961 stond het grafmonument er nog steeds. Op 21 september van datzelfde jaar kwam de gemeenteraad bij elkaar en men meldde dat één van de erfgenamen van graaf Van der Stegen de Schrieck niet akkoord ging met de stelling dat de kosten van afbraak en eventuele verplaatsing van het grafmonument ten laste zouden vallen van de concessiehouder. Het bestuur besloot dan maar een proces te voeren tegen de familie Van der Stegen de Schrieck. Het zou echter nog een hele tijd duren voor het grafmonument echt verplaatst werd.

Op 19 januari 1970 kwam er een gerechtsdeurwaarder de toestand van het grafmonument (dat zich nog steeds op het kerkhof aan de kerk bevond) bekijken en beschrijven. Hij schreef: “... Dit monument staat rechts van de kerk nabij de pastorij in afbraak. Het is ongeveer zes à zeven meter lang en vier à vijf meter breed, met links een uitstekende grafkelderopening. Het schijnt te bestaan van onder uit bakstenen overdekt met afbrokkelend cement. Boven deze bakstenen twee rijen steenblokken van circa een half meter lang en veertig centimeter hoog ieder, en waarop over gans de oppervlakte een platform arduinsteen en daarenboven steeds kleiner wordende nog drie platformen arduinsteen en gans in het midden op een hoge voet in arduin een kruis. Het onderste platform schijnt oorspronkelijk minstens langs drie kanten omringd te zijn geweest met een balustrade, insgelijks in arduin. Deze bestond uit twee plus vier plus twee grote pilaren onderling verbonden door arduinstenen onder en boven, deze insgelijks onderling verbonden door kleine pilaren. De onderhoud ervan blijkt sedert lang verwaarloosd te zijn geweest. De stenen, bijzonder aan de basis, zijn overdekt met mos, gras en ander gewas. Op het monument wast zelfs een kleine boom. De basis van het monument is zwaar aangetast door vocht en de cement vertoont gaten, verbrokkelingen en barsten. Een van de grote stenen ontbreekt. Van de balustrade blijft er zelfs niet veel meer over. Een van de grote pilaren is omgevallen en van de overblijvende zijn er slechts twee onderling verbonden door arduinsteen en kleinere pilaren. Ten grond, rondom het monument, liggen trouwens verschillende stukken arduinsteen blijkbaar voortkomende van het grafmonument en met de tijd omgevallen...”.

Vervolgens maakte de deurwaarder ook nog enkele foto’s van het monument die zijn bevindingen op het proces moesten kracht bijzetten.

Op 15 maart 1970 maakte het gemeentebestuur uiteindelijk bekend dat men ging overgaan tot de afbraak van het grafmonument van de familie Van der Stegen de Schrieck. Er werd aan de familie op het nieuwe kerkhof een grondvergunning voorzien met gelijke oppervlakte. De materialen van het oude grafmonument werden ter beschikking gehouden voor de nabestaanden voor een termijn van vijf jaar. Omdat niet alle erfgenamen bekend waren werd dit bericht in verschillende kranten gepubliceerd.

Op 26 en 27 maart 1970 werd uiteindelijk het grafmonument ontruimd. Uit de kelder, dat 40 begraafmogelijkheden bevatte, werden 16 kisten aangetroffen. Onder die kisten waren er vier in hout en die waren reeds volledig vergaan. De andere kisten waren in zink en nog in goede staat. Een lichaam dat in 1826 begraven werd had zelfs nog lange witte haren tot over de schouders! Alles wat overbleef werd in kleine kistjes overgeladen. De intacte kisten werden in hun geheel overgeplaatst naar het nieuwe kerkhof. Ze werden in een gewoon zandgraf begraven.

Ook de heropbouw van het monument op het nieuwe kerkhof bleef uit. Na het overbrengen naar het nieuwe kerkhof dekte enkel een platte arduinen steen, zonder tekst of enige vorm van identificatie, de begraafplaats van de adellijke Schriekse kasteelheren.

Personen die begraven werden in het grafmonument te Schriek:

Gedurende een periode van 39 jaar bleef het familiegraf van de Van der Stegens er onaangeroerd bijliggen. Die toestand moest hoe dan ook veranderen!

Ikzelf en de familie Van der Stegen de Schrieck hebben gezocht naar een “nieuw”monument. Dat hebben we gevonden op de stadsbegraafplaats van Leuven. Er waren daar enkele honderden graven waarvan de concessie verviel en die dus moesten afgebroken worden. Ik ben deze grafzerken ter plaatse gaan keuren om te kijken of er niets tussen zat dat we op het graf van de familie Van der Stegen te Schriek konden plaatsen. Zo zou deze familie weer een eerbiedwaardige laatste rustplaats krijgen.


Op mijn vraag werd er in de maand augustus van 2009 een grafmonument afgebroken en van de begraafplaats van Leuven naar Heist-op-den-Berg gebracht. Het gemeentebestuur zorgde voor het transport.

Op 20 oktober werd dan het graf per vrachtwagen van de loodsen van de Technische Dienst naar het kerkhof van Schriek gevoerd. Een dag later werd het kruis heropgericht op de oude voet van het originele grafmonument. Het monument is ongeveer 3 meter hoog en siert sinds die dag de laatste rustplaats van onze oude kasteelheren.

Maar er zal kortelings nog gewerkt worden aan het graf. Het arduinen kruis moet nog gereinigd worden en er zal een koperen plaat worden tegen bevestigd met daarop het wapenschild van de familie Van der Stegen de Schrieck. Ook de namen van de begraven personen en hun geboorte- en sterfdatum zullen er in gegraveerd worden. Verder zal het gemeentebestuur de grond rondom het kruis nog beplanten met struikjes en groen.

Op deze manier zullen de kasteelheren van Schriek weer een eerbiedwaardige laatste rustplaats krijgen.

De oorspronkelijke grafkelder waarin de familie Van der Stegen de Schrieck werd begraven op het oude kerkhof van Schriek zou nog steeds bestaan! Nadat de kelder werd leeggehaald en het monument er boven werd afgebroken bleef de kelder (gedeeltelijk) in de grond liggen. Men deed gewoon de moeite niet om het af te breken. Wellicht werden ook de materialen van het monument in de kelder gelegd en nadien werd deze holle ruimte van 30,25 vierkante meter opgevuld en het huidige kerkplein er boven aangelegd.

Misschien moet bij gelegenheid deze kelder nog eens worden uitgegraven. (met een knipoog naar het gemeentebestuur van Heist-op-den-Berg). Het zou wellicht voor veel bijkomende geschiedkundige informatie kunnen zorgen .

Naar aanleiding van het “nieuwe” graf dat de familie Van der Stegen de Schrieck krijgt, heb ik een boekje geschreven omtrent de geschiedenis van het grafmonument van deze familie. Maar niet alleen de tombe in Schriek word besproken. Verschillende leden van deze adellijke familie liggen begraven in prachtige monumenten die verspreid liggen over het ganse land, zelfs tot in Nederland toe! Al deze tombes worden in het werkje besproken.

Wellicht zal het deze zomer of najaar gepubliceerd worden. Toch zoeken we nog steeds informatie. Hebt u nog gegevens of foto’s van het grafmonument te Schriek Hebt u in uw kast nog doodsprentjes of rouwbrieven liggen van de familie Van der Stegen de Schrieck? Beschikt u nog over foto’s van het oude kerkhof van Schriek? Of was u aanwezig bij het ontruimen van de grafkelder van de familie Van der Stegen in 1970 en kan u er nog wat over vertellen? Laat het me dan gerust weten. We zullen de informatie graag in dank aannemen! Ik heb ook een blog gepubliceerd op het internet waar je meer informatie vind over de geschiedenis van het kasteel van Schriek, de familie Van der Stegen de Schrieck, en zoveel meer. Op geregelde tijdstippen worden er nieuwe geschiedkundige artikels op toegevoegd. Dus surf eens naar www.bloggen.be/kasteelvanschriek U kan me altijd contacteren via gsm en email: GSM: 0474 54 97 44 Email: [email protected]
 

Tekst en foto's : Tom Stroobants

Vandalisme op Silsburg ons lid Geert Janssens deed een spijtige vaststelling.


Ons lid Geert Janssens deed een spijtige vaststelling toen hij enkele dagen geleden op de begraafplaats stond. Ik laat hem zelf aan het woord “Helaas daarstraks toen ik naar het graf van mijn grootmoeder ging merkte ik op dat het kruis gewoon in drie stukken was gebroken? afgebroken? Het betreft het enige ijzeren kruis dat op de begraafplaats Silsburg stond, daterend uit 1895. Voor de winterperiode hebben we het nog geschilderd. Het viel me tevens op dat er nog andere monumenten ineens in stukken op elkaar lagen”.

Het ijzeren kruisje bevindt zich op het graf voor de familie Moerman.In het midden staat de Heilige Maagd met gespreide armen. Théophile Moerman (Avelgem 19 - 9 - 1832 / Antwerpen 24 - 2 – 1906) was koopman en commissaris in goederen. Zijn zoon Alphonse huwde met Maria Theresia Nieberding, dochter van Henricus Franciscus Nieberding, grondlegger van de Nieberdingscholen. Zijn dochter Maria Adelaide Elisabeth werd in Gent geboren op 9 april 1897 en stierf op 8 augustus 1906 te Antwerpen en werd hier ook begraven.

Tekst en foto's van Geert Janssens en Jacques Buermans