Nieuwsbrief Nr. 52 - november 2009

Funeraire schatten van Tongeren niet alleen de begraafplaats maar ook de basiliek kreeg ons bezoek.


Dertien leden van vzw Grafzerkjes werden opgewacht door de archivaris van de stad Tongeren die ons zou rondleiden op de begraafplaats.

De man had voor elk van ons twee boekjes bij: “Grafmonumenten in het dekenaat Tongeren” en een catalogus van het kerkelijk erfgoed te Tongeren “In de 23e hemel, kapel van het Convent”. De archivaris had reeds een volledige inventaris van de Tongerse begraafplaats opgemaakt en is nu bezig met het inventariseren van de deelgemeenten. Hij vertelde dat deze dodenakker dateert van 1811 en op vochtige grond ligt, blijkbaar zijn er meerdere begraafplaatsen in de omgeving eveneens op drassige grond verwezenlijkt. De huidige aanleg dateert van 1880. Gestart werd bij het monument van de gesneuveldenvan de twee wereldoorlogen. Rutger de Tiekcen de Terhove nam deel aan de Hollandse campagne, nam deel aan de veldslagen van Austerlitz en Jena en maakte, in 1830 deel uit van het Nationaal Congres. Het grafmonument met graftuintje is een van de oudste grafmonumenten op deze begraafplaats. Vlakbij de neoclassicistische grafzuil met pilaster voor Antoine Perreau, historicus en zijn broer Louis, burgemeester van Tongeren.

Vrancken, was nijveraar. Charles Thys was afkomstig van Antwerpen. Vroonen, telg van een voorname liberale familie, bekeerde zich op zijn sterbed en kreeg een begrafenis die liefst zes uur duurde. De grafkapel voor de familie Winckelsens in blauwe steen en in zandsteen verkeert in een erbarmelijke staat. De gids vertelde dat de stad Tongeren hoegenaamd geen interesse betoont in het funeraire erfgoed wat bij onze An Hernalsteen volgende ontlokte: “zeg eens aan uw notabelen dat Tongeren nog iets anders is dan Romeinen”. Een kruis voor Jaminé – Fontaine. Bij testament werd gesteld dat hij diende begraven te worden zoals zijn ouders. Grafkapel voor de familie Christiaens, familie van bouwmeesters en architecten. Geneesheer Louwette werd origineel begraven onder een grafmonument met kruis. Enkele generaties geleden werd het kruis door de familie verwijderd. Een gigantische grafkelder voor de familie de Schaetzen. Oorspronkelijk een grafkelder voor 12 personen, later uitgebreid tot 28 en volgens de archieven zouden er nu meer dan 80 personen inliggen.

Baron de Rosen, eigenaar van het kasteel van Bilzen, kreeg een mooi grafmonument met wapenschilden. Een bakstenen art decografkapel voor de familie van ondernemer Swartenbroeckx. Modern werk zagen we met de graven voor Piet Wirix, liberaal en aan de overzijde Pierre Diriken, socialistisch voorman. Iets verder een origineel bakstenen grafmonument. Laurens Jaminé, lid van het Nationaal Congres en liberaal burgemeester van Tongeren. Een prachtig, zij het erg verwaarloosd, grafmonument voor François Claesen voorzitter van de liberale vereniging “La Libre Pensée de Liège”. Het is een verwijzing naar het Vrijheidsbeeld. Eindigen, gelukkig maar voor wat het bezoek aan de begraafplaats betrof, deden we in het dodenhuisje met de nog originele tafel waar autopsies werden uitgevoerd.

Vandaar trokken we naar de basiliek. In de basiliek slechts één grafmonument. Dit voor kanunnik Mathias Paul Closar. Het dateert uit 1731. Al de rest werd verwijderd rond 1750. Buiten vertelde de archivaris kort over de geschiedenis van de basiliek.

Eindigen deden we in de neo-romaanse kloostergang waar zich meer dan 80 grafmonumenten bevinden van graven die zich eertijds in de basiliek bevonden.

Na afloop overhandigde de archivaris nog een boek “De dood als erfgoed … 2000 jaar doods- en begrafeniscultuur in Tongeren en omstreken”, voor de vzw Grafzerkjesbibliotheek. We staken toch weer heel wat op en genoten van de zonnige dag.
Jacques Buermans
Foto's Jacques Buermans, Rina Reniers en Ria Vaes

Lilith Kenis “De herfst is ziek”, een passend gedicht van Lilith Kenis.


De herfst is ziek

en schreit in alle kleuren.

De blaadjes van de wilg,

druppen treurig naar benée,

in plasjes om mijn schoenen.

 

De herfst is ziek,

met de zon laag in de rug,

die zich in honingkleuren uitgiet,

sleept hij zich met hangend hoofd

de winter tegemoet.

 

De herfst is ziek

in roest en bruin en rood

kleurt hij in zijn doodstrijd

de dreven en de bossen.

De herfst is magnifiek.

Lilith Kenis
12 Oktober 2002
Berchem

Leden die geïnteresseerd zijn in de gedichten van Lilith kunnen een bundeltje bestellen via Lilith Kenis, GSM 0496/62 30 54, E-mail:  [email protected] 

Bruikleen en peterschap tentoonstelling in het Mercator-Orteliushuis.


Nog tot 28 februari 2010 is in het Mercator-Orteliushuis, Kloosterstraat 15, Antwerpen op woensdag en donderdag tussen 10 en 17 uur de tentoonstelling “Een tweede leven. Bruikleen en peterschap op de Antwerpse begraafplaatsen” te bezichtigen.

Op een zevental panelen wordt informatie verstrekt over de mogelijkheden van en bruikleen en peterschap geïllustreerd met enkele voorbeelden. De herstellingswerken door onze vrienden van Hangar Flying (www.hangarflying.be) van de graven voor de pilotenfamilie Ciselet en het graf voor kapitein Vanpèe worden hier in de verf gezet. Onze vzw Grafzerkje wordt eveneens vermeldt in de bijhorende tekst.

Begraafplaatsen rond Bordeaux ons lid Geert Janssens brengt verslag uit.


Ons lid Geert Janssens trok naar Bordeaux en besteedde ook wat tijd op de begraafplaats van Bordeaux. Zelf geeft hij een beetje “duiding” bij zijn fotomateriaal. Het kerkhof van de Chartreuse is het oudste en grootste kerkhof van de stad Bordeaux. Het omvat een gebied van 29 hectare in de stad en werd opgericht in de late XVIIIde eeuw op de gronden van een Kartuizerklooster. De monumentale ingangspoort van deze begraafplaats is de toenmalige inkom van dit gebouw. Het is een mix van oude en nieuwe graven, piramides en standbeelden in volle zon maar de mooi aangelegde wegen zijn een oase van schaduw.

Opvallend is dat de rouwkransen niet op het graf worden gelegd maar tegen hangijzers die achter het graf staan. Dit heeft tot gevolg dat op de nieuwe begraaflijnen er een echte bloemenmuur ontstaat. We stonden ook stil bij het monument van de schilder Goya, die hier een tijdje begraven lag nadat hij overgebracht werd naar Spanje. Op de begraafplaats heerst een strikte regel om geen foto's of videobeelden te maken en hierop wordt strikt toegekeken door de bewaking en de diensten die er werken. Toch hebben we camera caché gespeeld.

De overige foto's zijn van het kerkhof van Jarnac. Op enkele honderden meters van deze begraafplaats werd de latere president François Mitterand geboren op 26/10/1916. Hij werd hierbij gezet op zijn verzoek nadat hij op 8/1/1996 te Parijs overleed. Mitterand was president van 1981 tot 1995. Hij liet grote bouwwerken opstarten en men noemde hem smalend "de nieuwe Zonnekoning van het Elyssée". Zijn bekendste verwezenlijking is de piramide aan het Louvre. Het feit dat hij een buitenechtelijke dochter had beantwoorde hij met "et alors?". Het kerkhof te Jarnac is een typisch Frans kerkhof met andere woorden een rommeltje van eerste klas... bijna geen wegen en je moet er bij wijze van spreken van het ene op het andere graf springen wil je iets zien. Ik kan me nu best inbeelden dat hij na de plechtige uitvaartceremonie een familiale ter aarde bestelling wilde hebben. Hij ligt begraven in de familiekelder, zeg gerust funerair appartement. Wie dacht een mausoleum aan te treffen is eraan voor de moeite een eenvoudige tegel met zijn naam en data is alles wat er te zien is.

Geert Janssens, ook alle foto's

Tante Kato ging op reis en zag het graf van Galla Placidia weer een nieuwe ontdekking van Tante Kato.


Galla Placidia * ca. 390 - 450 * Ravenna, Italië

Tijdens mijn humaniorajaren associeerde ik Ravenna met kerken, mozaïeken en gelovige keizers. Kortom iets wat deugdelijk en christelijk was en waarvan ik de kriebels kreeg. Hoewel : die mozaïeken zagen er “vaut le voyage” uit. Jaren later -het lijken wel eeuwen- en hopelijk iets wijzer zag ik Ravenna met eigen ogen. Gedurende die jaren had ik wel wat achtergrondinformatie over die keizers verzameld en sommige waren van hun piëdestal gevallen. Maar de mozaïeken bleven overeind. De meest bekende zijn uiteraard deze van de San Vitale-basiliek met het keizerpaar Justinianus en Theodora. In de tuin van dat complex ontdekten we een juweeltje van een mausoleum voor een vrouw met aanzien: Galla Placidia. Qua standing was zij de absolute top: dochter, (half)zuster, echtgenote en moeder van keizers. Weinigen deden het haar na. Ik kreeg een boontje voor Galla Placidia, ook omdat zij in die tijd heel wat afreisde, zij het soms gedwongen.

 

Galla Placidia’s geboorteplaats en -datum zijn niet exact geweten maar het was in ieder geval tussen 388 en 392 in het oosten van het Romeinse Rijk.  Rond 394 werd de Nobilissima Puella (Meest Nobele Meisje)  aan het keizerlijk hof in Milaan van haar vader Theodosius de Grote (346-395) ontboden.  Toen die overleed werd het Romeinse Rijk in Oost en West gesplitst en werden haar halfbroers keizer:  Honorius (384-423) in het Westen en Arcadius (378-408) in het Oosten.  In 410 veroverde Alaric van de Westgoten Rome en de twintigjarige keizersdochter werd als oorlogsbuit meegevoerd naar Gallië.  Alarics schoonbroer en opvolger Athaulf (de edele wolf) huwde de schone in 414 in Narbonne.  Een jaar later werd koning Athaulf in zijn paleis in Barcelona vermoord toen hij een bad nam.  Nog eens een jaar later werd Galla Placidia uitgehuwelijkt aan de Romeinse generaal Constantius (°388), die in 421 de laatste zeven maanden van zijn leven co-keizer was.  Ze was nu voor de tweede maal weduwe en haar keizer-broer Honorius kon zijn poten niet thuishouden waarop Galla Placidia haar biezen pakte en een onderkomen zocht in Constantinopel.  Toen haar ziekelijke broer stierf keerde zij terug naar Ravenna en werd regentes voor haar zesjarige zoon Valentinianus III (419-455).  De keizerlijke moeder bracht de laatste vijfentwintig jaar van haar leven in vrede en godsvrucht door in Ravenna.  Godsvrucht, misschien wel, maar ze deinsde er ook niet voor terug om een moordcommando uit te sturen of iemand in koelen bloede te laten executeren.  Galla Placidia overleed in Rome en werd begraven in dat prachtige mausoleum in Ravenna.  Tenminste dat wordt al eeuwen als waarheid aanvaard maar in deze kritische tijden betwijfeld.

Het mausoleum werd gebouwd tussen 425 en 430, in opdracht van Galla Placidia en was bedoeld als gebedsruimte voor de Heilige Laurentius.  Het kruisvormige gebouwtje maakte deel uit van de grotendeels verdwenen Heilige Kruis-kerk.  Langs de buitenkant lijkt het een eenvoudige bakstenen kapel.  Ingewerkte zuilen, bogen en tympanen wisselen elkaar af.  Deze soberheid staat in schril contrast met de rijke binnenversiering.  De mozaïeken zijn de oudste van Ravenna en hebben de tand des tijds wonderwel doorstaan.  Ik heb de neiging lyrisch te doen over de mozaïeken van het tongewelf.  Ontroerend naïef en idyllisch zijn de taferelen van de Goede Herder met zijn schaapjes en de afbeeldingen van de apostels in hun witte gewaden.  Qua fauna komen duiven en herten hun dorst lessen aan fontein en beek.  Alles in harmonie met de flora: wijnranken en vruchten- en bloemenmanden.  Op de uiteinden van de diepblauwe sterrenhemel van de koepel staan de symbolen van de vier evangelisten: leeuw (Marcus), arend (Johannes), os (Lucas) en mens (Mattheus).  Deze symbolen heeft het prille christendom geleend bij de Oosterse heidense mythologie.  Getemperd zonlicht komt door de smalle raampjes en zorgt voor een serene sfeer.  Dit is geen oud of beschilderd glas, maar albast (een 20ste eeuwse vervanging).  Centraal onder de mozaïek van de martelaar Laurentius (de grill staat klaar om hem te roosteren) en recht tegenover de ingang staat de hoge marmeren sarcofaag van Galla Placidia.  De linkse sarcofaag zou die van echtgenoot Constantius III zijn en de rechtse van zoon Valentinianus III of broer Honorius.  In de 16de eeuw zou volgens een verhaal een nieuwsgierigaard een gat in Galla Placidia’s sarcofaag gemaakt hebben en bijgelicht met een kaars of toorts wou hij de inhoud van de sarcofaag inspecteren.  De loerder wou waarschijnlijk controleren of de keizerin, gekleed in haar keizerlijke mantel, er wel degelijk in lag.  Blijvend feit is: dat gat aan de achterkant en binnenin  vernietiging door een brandje.

Of Galla Placidia in dit mausoleum van Ravenna begraven ligt of niet maakt weinig uit.  Haar mausoleum is een pareltje dat in 1996 op de lijst van het Unesco Werelderfgoed opgenomen werd.

Jammer genoeg zijn onze foto’s van het interieur vrij summier en geven ze absoluut geen goed beeld van de rijke decoratie. Gelukkig was onze webmaster Erika Raven ook in Ravenna en zij laat u met plezier van deze schoonheid genieten. Voor wie nòg meer wil zien : op de Engelse Wikipedia onder Galla Placidia vindt men bij “External Links” foto’s van het interieur die absoluut het bekijken waard zijn.  

Tekst en foto's : Tante Kato

Vzw Epitaaf blaast 25 kaarsjes uit academische zitting met opmerkelijke sprekers.


Onze vzw Grafzerkje kreeg een uitnodiging in de bus van vzw Epitaaf. Reden: vzw Epitaaf blies 25 kaarsjes uit en deed dit onder andere met een academische zitting in de Universiteit van Gent. An Hernalsteen en ikzelf vertegenwoordigden het Grafzerkjes bestuur en we konden nog een vijftal leden van onze vzw ontwaren tussen de bijna 50 aanwezigen.

Linda Van Santvoort blikte terug op 25 jaar funerair erfgoed. Inventarisatie is de aanzet tot verder onderzoek. De aandacht begon bij de stad Gent (uitgave In Steen en Brons) in 1981 kort daarop gevolgd door Leuven. Cecilia Van der Velden inventariseerde de Brusselse begraafplaats wat resulteerde in twee turven van boeken. Later volgden nog Ukkel, Schoonselhof, Oostende, Temse en Ronse. Mevrouw Van Santvoort had het nog over de Epitaaffiche die meer en meer ingeburgerd geraakt en die uitgebreide info over grafmonumenten verstrekt. Typologische studie, invloed van modelboekjes, stijlstudies, monografische studies aangaande architecten en archieven van begraafplaatsen: hier ligt nog een hele weg af te leggen volgens de spreker die ook stelde dat de ontsluiting ervan door middel van boeken en boekjes niet te minimaliseren valt. Linda Van Santvoort besloot met te zeggen dat de belangstelling voor het funeraire erfgoed in een stroomversnelling zit maar dat het nog té beperkt toegankelijk is wegens de verspreiding van de bronnen ervan.

Dan was het de beurt aan de heer James Stevens Curl, een autoriteit op funerair gebied. Persoonlijk had ik liever een algemener onderwerp aangesneden gezien want de man heeft zo veel interessante werken over Londense begraafplaatsen en de vrijmetselarij op begraafplaatsen gepleegd. Nu ging zijn uiteenzetting over Knockbreda, een Ierse dodenakker. Via mausolea, crypten en Stephensons’ mausoleum met verwijzingen naar India bracht hij ons naar Knockbreda. Deze begraafplaats had een zekere status verworven zodat ook niet katholieken zich hier lieten begraven. Enkele mausolea bestaan heden ten dage nog. Voorbeelden van Britse mausolea in Calcutta en de publicaties van Robert Adam, de bekende architect, maakten een link naar de Knockbredamonumenten. Slechts in 1978 werden ze beschermd nadat eerst nog één van deze grafmonumenten verdween. Vanaf  2005 werden nieuwe impulsen voor restauratie en conservatie gegeven, kostprijs £ 95 000.

Catheline Metdepenninghen was de derde spreker. Zij onderhield het gezelschap over “de Nieuwpoortse gipsencollectie van beeldhouwer Pieter Braecke. Braecke, leerling van Hendrik Pickery schonk zijn gipsencollectie aan zijn geboortestad Nieuwpoort. In 2008 bleek de collectie verdwenen. Dankzij de archivaris werd ze teruggevonden op vijf verschillende lokaties van gemeentegebouwen tot vochtige kelders. Eerst werd de collectie geïnventariseerd. Recent dook een inventaris uit 1988 op en nog recenter foto’s. Beiden konden weinig hulp bieden wegens “onvolledig”. Vele gipsen werden vernietigd tijdens de oorlog. Begin van de jaren ’50 schonk de weduwe een aantal werken aan de stad Nieuwpoort die in ’t Kasteeltje werden tentoongesteld. De belangstelling taande weg en de collectie belandde in de kelder en later in de container. Ook weden werken ontvreemd. Catheline Metdepenninghen schetste dan een beeld van wat er nog van het werk van Pieter Braecke overblijft. Werk van de man is nu nog te vinden in Oostende (Sint Pieter en Pauluskerk), op de Brusselse Grote Markt, in Sint Gillis, aan de Brusselse militaire school, aan de Heizelpaleizen, monument Remy in Leuven en monument Lemonnier in Brussel. Hij werkte ook samen met zijn vriend Victor Horta (beelden in de woningen Solvay, Aubecq en in de woning van Horta) Later maakte Braecke een aantal oorlogsmonumenten onder meer voor Oostende en een IJzermonument te Nieuwpoort; een eerste ontwerpen werd afgekeurd wegens te duur. Pieter Braecke maakte dan maar een nieuw, kleiner, monument. Ook enkele grafmonument zijn van zijn hand zoals het medaillon op het graf van zijn vader te Nieuwpoort, het graf Pieter Jacob Gassée te Sint Jans Molenbeek, Vertongen te Evere, beelden op het grafmonument voor beeldhouwer Guillaume Charlier en zijn eigen grafmonument te Nieuwpoort. Catheline Metdepenninghen besloot dat dit waardevol legaat voor de stad Nieuwpoort, terug, opgesteld zou dienen te worden in een museale omgeving.

Voorzitter Marcel Celis was de laatste spreker tijdens deze academische zitting. Hij schetste een overzicht van 25 vzw Epitaaf. Hij bracht hulde aan enkele bestuursleden van het eerste uur: Filip Tas en Bert Bracke. Marcel vertelde hoe het allemaal begon met enkele buitenlandse reizen (Londen en Italië), de uitgave van een aantal boeken en een tentoonstelling. De tentoonstelling in het toenmalige I.C.C. te Antwerpen bleek een voltreffer te zijn want de, door vzw Epitaaf, aangeboden catalogus bleek de enige catalogus te zijn die uitverkocht is. Nu een collectorsitem. In 1996 werd een nieuwe stap gezet door de bescherming, als landschap, van een aantal begraafplaatsen later gevolgd door ontelbare andere dodenakkers. Ook militaire begraafplaatsen, voornamelijk in de Westhoek, kregen een beschermd statuut. Een nieuwe vooruitgang werd geboekt toen, in 2003, gesteld werd dat graven van lokaal en historisch belang diende behouden te worden. De erfpacht door vzw Epitaaf van het atelier Salu te Laken en de restauratie ervan was een verder mijlpaal in de geschiedenis van vzw Epitaaf. De vereniging is ook in het bezit van een uitgebreide bibliotheek. Marcel Celis besloot met even een blik op de toekomst te werpen. De verlenging van voornoemde erfpacht voor atelier Salu en het opmaken van een beheersplan behoren tot de taken die de opvolgers van de voorzitter, Marcel neemt binnen enkel jaren afscheid van de vereniging na zich 18 jaar ingezet te hebben, dienen te verwezenlijken. Marcel Celis besloot met een kritische, terechte, opmerking: inventarissen genereren ook vandalisme. Wat hij illustreerde met enkele voorbeelden van diefstallen.

Later op de dag was er nog een drink in het atelier Salu ter ere van 25 jaar vzw Epitaaf. Vzw Grafzerkje wenst bij deze vzw Epitaaf alle heil toe.

Jacques Buermans

Grafmonument Eleonore Shiell gerestaureerd dankzij Wim Lecluyse nu een Brugs monument gerestaureerd.


Elonore Shiell was de dochter van de Engelsman Quelly Shiell en Anne Gordon. Ze werd geboren op 02/07/1782 in Montserrat, een eiland gelegen in de Caribische Zee dat nog steeds behoort tot Brits overzees gebied. Ze was de weduwe van Alexander Allan die overleed in Saint Croix (een eiland in het Caribisch gebied). Samen hadden ze meerdere kinderen.

Hoewel ze gedomicilieerd stond in Londen (Groot Brittannië) woonde ze in Brugge in de Oude Zak waar ze als rentenierster op 04/01/1863 overleed. Ze werd tachtig jaar.

Op 10/01/1863 werd door het gemeentebestuur van Brugge een grondvergunning toegekend voor een grafkelder gelegen in vak 3/35 nabij het Calvariekruis. Kort nadien lieten haar kinderen ter nagedachtenis van hun moeder er een uniek neogotisch grafmonument bouwen.

Eleonore Shiell ligt er vandaag nog steeds begraven samen met haar kleinzoon Granl Allan. Hij was de zoon van Kapitein Jean Allan en Georgine Dods. Hij werd op 19/08/1849 geboren in Oost Indië en overleed in Brugge op 07/07/1865. Hij was 15 jaar. 

Op 24/09/2009 werd de grafconcessie overgenomen door Wim Lecluyse. Hij liet het totaal vervallen monument volledig en grondig restaureren door Kunstatelier Thienpont uit Eke.

Het monument werd eerst volledig gereinigd door middel van hydropneumatische laagdruk met rotatiewervelsysteem. Grote ontbrekende delen werden bijgemaakt in natuursteen van dezelfde soort. Kleine herstellingen en barsten werden gerestaureerd met epoxymortel.

Het metaal werd ontdaan van alle roest en opnieuw geschilderd. Het geheel werd opnieuw gevoegd en er werd een beschermende en laserende impregnering geplaatst. Dankzij deze restauratiewerken ziet het bijna 150 jarige grafmonument er als nieuw uit.

Tekst en foto's : Wim Lecluyse

Allerzielen Naar jaarlijkse gewoonte stuurt ons lid Louis Van Dyck ons rond 1 november een “gedachte”.


Naar jaarlijkse gewoonte stuurt ons lid Louis Van Dyck ons rond 1 november een “gedachte”:

Meerdere keren schreef ik op rouwkaartjes: “elke mens rouwt anders, daardoor is het zo moeilijk rouwenden nabij te zijn”.

Inderdaad de één wilt er niet over spreken, terwijl de ander er niet kan over zwijgen en daarom op zoek moet naar een meevoelend klankbord.

De dame op de foto ligt, overmand door verdriet, vol-uitgestrekt voor een grafsteen. Ondergronds liggen er hier velen, bovengronds maar één. Dichterbij kan niet meer. Wat ze zegt of wat ze denkt zullen we nooit weten. Als ’t ware één met de dode, verschreidt ze haar verdriet. Indruk maakt het zeker! Er is een verschil in rouwen om een bejaard persoon of om iemand die in de jonge jaren tevelde sneuvelde.

’t Is hartje zomer als ik per fiets rondtoer in de frontstreek en een reeks “soldatenkerkhoven” bezoek. Ik lees er ergens het prachtige gedicht over de klaprozen. De door granaten omgeploegde slagvelden kleurden rood door de vele klaprozen die er opschoten. De link met het “gesneuvelde bloed” was vlug gemaakt. De klaprozen werden symbool van de oud-strijders in Engeland. Ook in Ieper herdenkt met die doden met papavers. Zoveel talenten, door jaren van studie en lessen ontwikkeld, liggen verscholen in deze graven. De nakomelingen herbeginnen weer geheel vooraan met de letter a en het cijfer 1. De dood is zeer onekonomisch. Al verliepen er inmiddels vele jaren, nog steeds ondernemen familieleden een heuse reis om even bij het graf van “hun soldaat” te kunnen vertoeven.

Tijdens het leven bedelen bepaalde mensen doorlopend om bezoek; ze willen dat zelfs doortrekken tot bij hun graf.

Een dame bedacht het volgende scenario: zij zou bij testament vastleggen dat, na crematie, de as van haar lichaam moet worden verstrooid op de parkeerplaats van de supermarkt Aldi. “Dan ben ik zeker dat mijn kinderen wekelijks langskomen!”

De eeuwige rust … wie denkt er wel eens aan?

’t Is het moment want ’t is weer ... Allerzielen.

Louis

L’ Ossuaire de Douaumont een bijdrage van George Beliën & Erika Raven.


Eind 1915 stond het voor het Duitse keizerlijke leger als een paal boven water dat hun basisoffensief definitief vastgelopen was. Langs het hele Westelijk Front werden slechts enkele meters terreinwinst geboekt ten koste van enorme verliezen aan manschappen. Een doorbraak was nodig, ook om het moreel van de soldaten op te krikken.

Het plan dat generaal Erich von Falkenhayn aan de staf voorlegde was even simpel als sinister: Verdun langs drie zijden aanvallen. Hij noemde het Operation Gericht (terechtstelling) want in zijn plan voorzag hij één corridor, de later genoemdeVoie Sacrée naar Bar-le-Duc, voor aanvoer van steeds nieuwe (Franse) troepen. De doodstrijd van het Franse leger moest zo traag en pijnlijk als maar mogelijk verlopen.

Waarom Verdun? Enerzijds omdat de stad, reeds een vesting in de laat-Romeinse tijd, een symboolfunctie had voor de Fransen. Anderzijds was het, na de eerste aanvallen in najaar 1914, een relatief rustige sector. Bij de Fransen waren er, na het echec in Luik en Namen van de fortificaties aan de Maas, twijfels gerezen over de functionaliteit van de forten, en hoewel ze in de loop der tijd voor de Grote Oorlog twee verdedigingsgordels rond de stad hadden gelegd, waren de artelleriestukken gedeeltelijk gedemonteerd en elders ingezet. Generaal von Falkenhayn rekende er dan ook op dat de Franse troepen de stad alsnog met hand en tand zouden verdedigen. En dat deden ze ook, maar met een niet ingecalculeerde verbetenheid…

Het offensief begon op 21 februari 1916, met een openingsbeschieting van 9 uur (!) door alle beschikbare artillerie, waaronder in totaal dertig 42 cm en 30,5 cm- houwitsers die voorheen de forten van Luik hadden verwoest. Onder generaal Pétain, een man die van geen wijken wist, werd elke vierkante meter Franse grond tot het uiterste verdedigd, waardoor de Duitse infanterie slechts moeizaam kon oprukken. Ook dit was louter een kwestie van moreel, want het was strategisch eenvoudiger geweest om Verdun op te geven en de achterliggende bossen – met minder manschappen – te verdedigen.

Het plan van von Falkenhayn verliep uiteindelijk conform het volledige beeld van deze oorlog: met eindeloos bloedvergieten, zonder noemenswaardige terreinwinst. Eind juli waren aan beide zijden samen 20 miljoen granaten afgevuurd en beide opponenten verloren elk 200.000 manschappen, dood of gesneuveld.  Het hele offensief eindigde op 15 december 1916, waarbij de Fransen zowat alle eerder verloren terrein hadden heroverd. 300 Dagen had de verschrikking van onafgebroken artillerievuur en aanvallen met de bajonet geduurd.

Het ossuarium ligt op een 9-tal kilometer ten noordoosten van Verdun en bestaat uit twee delen. Vooraan is er een zeer grote, mooi onderhouden grasvlakte, la Nécropole Nationale, waarop 15.000 militaire en dus eenvormige graven liggen. Een eenzame Franse vlag wappert in het midden.

Op de heuvelrug ligt het gebouw zelf, dat in 1927 werd afgewerkt met fondsen van diverse Franse steden en gemeenten. Het heeft de vorm van een kruis, waarbij één arm is afgebroken en wordt overschaduwd door een vuurtoren in de vorm van een granaat. Deze toren was een geschenk van de Verenigde Staten. Binnen liggen, gerangschikt volgens vindplaats, de stoffelijke resten van ongeveer 130.000 mensen, Fransen en Duitsers door elkaar. Het betreft hier soldaten die onherkenbaar verminkt waren, of die, eens begraven, door artillerie-inslagen terug, en uit elkaar gerukt, aan de oppervlakte kwamen.
In de onmiddellijke omgeving zijn de kraters nog steeds duidelijk zichtbaar in de omgewoelde bodem. Tot laat in de jaren zeventig waren enkel sparren sterk genoeg om hier nog te groeien; de grond was te doordrenkt met het staal van de granaten. Nu groeien er hier en daar eindelijk weer loofbomen.

Dit lugubere aspect, dat na 90 jaren nog steeds te zien is, maakt dat Verdun, meer nog dan de andere begraafplaatsen aan de Somme, of in Ieper, een plek is om te contempleren over de nutteloosheid en meedogenloosheid van een moderne oorlog.
George Beliën, foto's George Beliën, Erika Raven en Harry van Gastel

Het monument is open van 18/2 tot 30/12, vanaf 9u tot 12u en van 14u tot 17u (zomer 18u en 18u30).
Adres : Ossuaire de Douaumont, 55100 Douaumont, France, tel +33 3 29 84 54 81, [email protected],www.verdun-douaumont.com.
Bronnen :
De Eerste Wereldoorlog, John Keegan, Balans 1998/Olympus 2006, ISBN 978 9046703847.
Velden van weleer, Chrisje en Kees Brants, Nijgh & Van Ditmar/Dedalus 1993, ISBN 90 38802749.
Diverse brochures van het Office de Tourisme de Verdun, www.tourisme-verdun.fr

Allerheiligen Naar jaarlijkse gewoonte stuurt ons lid Mathilde Goelen ons rond 1 november een gedicht.


Allerheiligen 2009
de poorten van de begraafplaats
staan wijd open
massaal komen er familie’s
naar hun doden.

een begraafplaats is een rustplaats
waar verbondenheid centraal staat
’t is een rustplaats om te rouwen
als blijk dat we van ze houden.

en als ook onze tijd
zal gekomen zijn
zullen wij voor altijd
met hen samen zijn.

Mathilde

Ten aanval op het Gentse Campo Santo. Jongeren geven het voorbeeld een bijdrage van An Hernalsteen.


“Kuis eens een graf op van een soldaat gesneuveld in WO I”. Mijn smeekbede en oproep vielen niet in dovemansoren bij de leerlingen van de Gentse Reynaertschool.

Een eerste kuisploeg van 4 man sterk stond op 29 oktober om 10u in het gelid, gewapend met emmers, borstels, sponzen en dergelijke meer. De javel hadden we uiteraard thuis gelaten.

Na het beklimmen van de Striemenberg en wat uitleg waarom we dit deden ( deze soldaten liggen niet op een militaire begraafplaats maar in de familiekelder, soms is familie uitgestorven en niemand kijkt nog naar het graf om) werd de aanval geblazen en wierpen ze zich in de strijd.

Sam en Jens namen het graf van Jules Vandekerkhove onder handen. Cassandra en Stephen schrobden en boenden het graf van Alfred Houdaer. Meester Pascal speelde ondertussen de beste stuurman  aan wal en stond in voor de logistieke steun. 

Na veel gezwoeg en gezweet (Jens zag er warempel bloedrood van) bezochten we de bloemenwinkel. Chrysanten, asters, heide: alles werd gekeurd, gekozen en gekocht. Met onze aanwinsten trokken we opnieuw de begraafplaats op en het eindresultaat mag gezien worden. Proficiat mannekes.

Dit is een verhaal met een staartje want als alles goed gaat, treden verse troepen aan op 9 november om een paar andere graven op te knappen.

Wie voelt zijn of haar vingers jeuken en volgt het voorbeeld van deze enthousiaste tieners?

Wie ligt er nu weer stralend bij

Onderluitenant Jules Vandekerkhove, geboren in 1894, sneuvelde op 17 april 1918 en werd oorspronkelijk begraven op 22 april 1918 te Westvleteren.

Rust nu op het Campo Santo sectie M 99

Soldaat Alfred Houdaer, geboren in 1891, sneuvelde op 19 oktober 1914 en werd oorspronkelijk begraven op 22 oktober 1914 op de Belgische militaire begraafplaats van Calais.

Rust nu op het Campo Santo sectie M50

Tekst en foto's : An Hernalsteen

Joodse geschiedenis in Roermond in steen toegezonden artikel door Willem Cartigny.


Bewerking en uitbreiding met een hoofdstuk geschiedenis van een eerder artikel in 'Ruimtelijk', maart 1999.
Willem Cartigny, 2008
 

Historie
In de 'Spiegel van Roermond' 1999 schetst Hans Jansen de bouwgeschiedenis van de synagoge aan de Hamstraat, een van de weinige overgebleven tastbare herinneringen aan de joodse geschiedenis in Roermond. Jansen, die al eerder had gepubliceerd over joden in Limburg, laat net als in 'Pinkas: Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland', de joodse geschiedenis in de stad beginnen in 1275. Volgens ‘Pinkas’ is Roermond, samen met Heerlen, "...de eerste plaats in Nederland waar joden worden genoemd." En bij Abicht is zelfs sprake van 1235: “Tussen 1235 en 1282 wordt er gesproken over Joden uit onder meer Arnhem, Goch en Roermond”, maar hierbij is onduidelijk waarop dit gebaseerd is.1 Hier valt het volgende aan toe te voegen. H. Beem en R.C. Hekker hebben in het KNOB- bulletin 1967 het artikel geschreven 'De Joden in Limburg van de dertiende tot de negentiende eeuw', waarop ongetwijfeld Pinkas mede gestoeld is. Beem/Hekker baseren zich hierbij op Keulse gegevens:“De bron, die hierover inlichtingen verschaft, is het Judenschreinsbuch van de Keulse Laurentiusparochie, die de middeleeuwse Jodenbuurt omvatte”. 2 Er worden daarbij ook heel concrete namen genoemd, zoals bijvoorbeeld 'Iacobus de Rure- munde, zoon van Alexander', of, bij Dalberg: rabbi Nathan van Ruremunde. 2a Deze vroege aanwezigheid van joden wordt twee eeuwen later gevolgd door een eveneens vroege vermel- ding van een jodenkerkhof. In regestnummer 760 uit 1476 in de 'Inventaris van de oude archieven van de stad Roermond, 1259-1796' , is sprake van “.... huis en hof, gelegen over de brug 'in den Arloe' tussen de Maas en het Jodenkerkhof”, ergens in de driehoek Buitenop/ Rattentoren/Arloflat dus, aan de rand van de stad. Als je alle bekende middeleeuwse jaartallen, waarbij sprake is van joden in Roermond, die uit de archieven (en de eerste drie uit Keulse bron) naar voren komen op een rijtje zet krijg je de volgende reeks: (1235) 1275/79, 1282, 1288-1346/47-1369-1385 -1386-1396-1406/7-1413- 1414 -1443-1446-1476-1494-1544-1545, d.w.z. ruim 15 zelfstandige meldingen over een periode van bijna drie eeuwen.3 Jansen voegt er nog de jaartallen 1391 en 1556 aan toe.4 Er valt hieruit niet zonder meer te concluderen dat in deze drie eeuwen aaneengesloten joden dan wel een joodse gemeenschap in deze contreien woonde(n), maar de tegengestelde conclusie dat het om toevallige en verspreide bewoningen ging is evenmin te trekken. Of om het met Jansen te formuleren: “Het is (...) zaak niet al te voorbarige conclusies te trekken. De schrif- telijke overlevering uit de middeleeuwen is niet van dien aard, dat men uit de afwezigheid van gegevens tot het niet bestaan van een verschijnsel mag concluderen”.5 M.a.w., noch een demografische continuïteit, noch een discontinuïteit is makkelijk aan te tonen. Het feit echter dat er in 1275 reeds sprake was van aanwezigheid van joden in de stad - en twee eeuwen later sprake is van een jodenkerkhof - betekent dat er minder dan een eeuw na het begin van de stadsvorming eind 12e eeuw reeds joden woonden, wat voor de lage landen vroeg is. Ook de vroege aanwezigheid van een joods kerkhof is intrigerend en doet veronderstellen dat er toch meer aan de hand kan zijn dan enkel een toevallige en tijdelijke aanwezigheid van verspreide joodse families. Overigens kende naast Roermond als Gelderse hoofdstad van het Overkwar- tier ook de voormalige hoofdsteden Arnhem en Nijmegen eind 13e eeuw al jodenbegraaf- plaatsen. Dat buiten Gelre pas vanaf 1600 joodse begraafplaatsen tot ontwikkeling kwamen heeft ongetwijfeld te maken met de opstand van de noordelijke Nederlanden: “Bij de Unie van Utrecht in 1579 werd vastgelegd dat niemand om zijn geloof vervolgd mocht worden. Hoewel er beperkende bepalingen golden voor joden, nam het aantal joden vanaf eind van de 16e eeuw sterk toe”.6 Dat wordt door Jansen overigens enigszins gerelativeerd door de grote onderlinge verschillen tussen diverse steden inzake de staatse jodenpolitiek.7 Na die middeleeuwse periode van ongeveer drie eeuwen is er eerst weer sprake van joden in de stad begin negentiende eeuw. Er kan evenwel rekening worden gehouden met een hernieuwde joodse aanwezigheid in de stad reeds eerder, eind achttiende eeuw, gezien de waarschijnlijkheid van een ouderdom van de joodse begraafplaats aan de Kapel in 't Zand van vóór 1785 (zie ook noot 15). Er mag worden uitgegaan van een periode zonder (geregelde) joodse bewoning van ongeveer twee eeuwen, 1570 (Edict van Alva dat joden verblijf in Gelre verbood)-1780. In 1821 wordt voor het eerst een huissynagoge genoemd, die in 1828 de rang krijgt van Bijkerk. Deze was kennelijk gevestigd aan de Zwartbroekstraat. Het is niet bekend waar dat precies geweest kan zijn en gezien de teloorgang van het archief van de joodse gemeente zal hooguit archeologisch onderzoek bij gelegenheid meer duidelijkheid kunnen brengen. Rond 1850 komt er een zelfstandige Ringsynagoge, waarvan de nieuwbouw plaats- vindt aan de Hamstraat, mede dankzij enkele donaties van koning Willem II.

Synagoge
Het synagogecomplex is in het kader van het Monumenten Selectie Project (MSP) opgeno- men in het register van rijksmonumenten. Dat geldt dan met name het aan de Hamstraat gelegen gedeelte met de wetstafelen, Hebreeuwse tekst en Davidsster, van architect Jean Speetjens uit 1896. Hier was op de bovenverdieping ook de joodse school gevestigd; deze kende op haar hoogtepunt, in 1863, zeventien leerlingen. Roermond was in deze tweede helft van de negentiende eeuw de tweede stad in omvang in Limburg en de joodse gemeente met ong. 130 personen de derde (na Maastricht en Sittard). 8 De joodse gemeenschap in Roermond is altijd betrekkelijk klein gebleven en heeft op haar maximum nooit meer dan 140 a 150 personen geteld. De synagoge zelf uit de jaren 1851/53 die aan de achterzijde lag, was van de hand van architect G. Jonkergouw 9 en is in de oorlog verwoest. In 1953 is er een nieuwe kleine sjoel gebouwd door architect Abraham Osnowicz. In het artikel van Jansen over de synagoge wordt de bouwgeschiedenis uit de doeken gedaan 10 en enkele onderdelen van het complex aan de achterzijde beschreven, zoals de gedenksteen uit 1896 voor J. Goedhardt en L. Straus en de wetsartikelen, die tegen de noordelijke binnenmuur zijn geplaatst. Wel is het merkwaardig dat noch Jansen, noch vóór hem Van Agt de grote verbouwing/uitbreiding in 1896 door architect Speetjens ter sprake brengen.11

gouw te Roermond was met zijn stadgenoot Pierre Cuypers medekandidaat voor de functie van stadsarchitect te Maastricht in 1849, maar er is verder van hem in Roermond geen uitvoerend werk bekend; wel leverde hij ook een ontwerp voor het op te richten slachthuis, maar dat werd niet uitgevoerd en kwam eerst een halve eeuw later van de grond. Speetjens heeft veel in Roermond maar ook elders in Limburg gebouwd, waaronder inmiddels verschil- lende monumentenpanden. En Osnowicz was een gezien joods architect uit Amsterdam, die ook synagoges bouwde/restaureerde in Amsterdam en Amersfoort. Tussendoor heeft in1883 een restauratie plaatsgevonden aan de synagoge door de Roermondse architect Jan Jorna. 12 Andere uit Roermond afkomstige architecten die zich met synagogebouw hebben bezigge- houden waren Pierre Cuypers, die in 1866 in orientaalse stijl de, nu niet meer bestaande, synagoge in Eindhoven bouwde en die van Coevorden uit 1879; en Oscar Leeuw die in 1912/13 een bijzondere synagoge, thans Natuurhistorisch Museum, ontwierp voor Nijmegen.
De respectievelijke architecten van de eerste(of tweede) en tweede (derde) Roermondse sjoel waren zoals aangegeven Jonkergouw, Speetjens en Osnowicz. Waterstaatsingenieur Jonker
De in 1953 herbouwde sjoel bevat volgens Jansen waarschijnlijk nog delen van de in de oorlog verwoeste oude synagoge. Gezien de uiterst beperkte (foto)documentatie van die oude synagoge en de verwoesting tijdens de Tweede WO is hier weinig over te zeggen. Het zou goed zijn als het gebouwtje na de jarenlange leegstand (in 1986 is de synagoge gesloten en de Roermondse Israëlitische Gemeente opgegaan in de Limburgse) een goede herbestemming zou krijgen met een toegankelijke binnenhof. Er wordt gedacht aan een regionaal joods historisch centrum.13 Uiteindelijk is dit een van de weinige tastbare herinneringen van een lange joodse geschiedenis in stad en regio en als zodanig kostbaar cultuurgoed.
 
Oude Kerkhof
Naast de synagoge is er dan nog het Oude Kerkhof aan de Weg langs het Kerkhof/Herken- bosscherweg met twee joodse begraafplaatsen, dat eveneens in het kader van het MSP rijksmonument is geworden. Zoals al aangegeven was er nog een ander, veel ouder joods kerkhof niet ver van de Ratten- toren/Buitenop, dat in het verleden zeer waarschijnlijk is afgegraven. Naast de genoemde datum van 1476 is er ook sprake van een jodenkerkhof in 1494, waarbij het ongetwijfeld om hetzelfde kerkhof bij Buitenop gaat. En waarschijnlijk lag er ook al veel eerder dan 1828 ter hoogte van het Oude Kerkhof een joodse begraafplaats, dan wel is in het oude joodse deel van het huidige OK in meerdere lagen begraven. Gezien de verhoogde ligging van dit deel is dit voor de hand liggend.14 Aan dit Oude Kerkhof is in de "Publications" 1996 van het LGOG een flink deel gewijd van het reeds genoemde artikel van A. Drint aangaande joodse begraafplaat- sen en grafstenen in Limburg (zie noot 6). Hierbij treedt een hardnekkige repeteerfout in de geschiedschrijving op. ‘Pinkas’ situeert namelijk in de eerdergenoemde studie het Oude Kerkhof " ... aan de Weertenweg in het dorp Linne". Er bestaat evenwel noch zo’n weg, noch een joodse begraafplaats aldaar. Drint, die zich baseert op het boek 'Dodenakkers' van Van Raak uit 1995, dat weer teruggrijpt op 'Pinkas', maakt vervolgens dezelfde fout. De situering opnieuw aan de 'Weertenweg in Linne' is temeer onbegrijpelijk aangezien er een feitelijke beschrijving met foto's heeft plaatsgevon- den van de grafstenen op de twee joodse delen van het Oude Kerkhof aan de Herkenbosscher- weg. Ook latere auteurs plaatsen het Oud Kerkhof onder verwijzing naar 'Pinkas' nog steeds op de verkeerde locatie.15 Gezien de veel aangehaalde fout(en) in 'Pinkas' wordt daaraan in een bijlage nadere aandacht besteed.
Niet alleen is er sprake van een niet-bestaande begraafplaats in Linne aan een niet-bestaande weg, ook worden de locaties aan de Kapel in 't Zand en Kitskensdal door elkaar gehaald. Het Oude Kerkhof kent, zoals gezegd, twee joodse gedeeltes, het oudste deel, uit 1828 (maar waarschijnlijk ouder), telt nog slechts zo'n 6 (zichtbare) grafstenen. Het jongere deel uit ± 1860, van net na de nieuwe aanleg door Pierre Cuypers, is veel uitgebreider, ongeveer 90 grafstenen.16 Op een van deze stenen komt een analogie voor van het beroemde 'graf met de handjes' Van Gorcum/Van Aefferden op het katholiek/protestantse deel. Dat is de dubbele grafsteen van Isaac Beretz en Henriëtte Marx. De ineengestrengelde handjes zijn inmiddels zwaar beschadigd, zoals zoveel op dit prachtige kerkhof. Gelukkig is er een Stichting Oude Kerkhof die al vele jaren actief is om o.a. grafmonumenten te herstellen.
Naast deze versteende herinneringen aan de joodse cultuur is er dan nog de enige jaren geleden aan de Markt aangebrachte gedenkplaat voor de schrijver Jacob Hiegentlich. De Markt 27 was het ouderlijk huis met de confectiefabriek en manufacturenhandel Hiegentlich. Aan Hiegentlich zijn de laatste jaren o.a. publicaties gewijd door Jeroen Brouwers en Gerrit Komrij, evenals een uitgave uit 1992 door Peter Nissen en Wiel Kusters. Eerder al hadden Catharine Ypkes (1949), Jo Hansen (in De Bronk in 1957), Paul van de Goor en Jules Dister over hem geschreven. En in de 'Gids voor onderzoek naar de geschiedenis van de joden in Nederland' is een hoofdstuk, getiteld 'Rooms en joods in Roermond, Jacob Hiegentlich (1907-1940)' opgenomen.17 En in 2007 is zijn boek 'Het zotte vleesch' heruitgegeven.
 
Bijlage I
Een mogelijke reconstructie van een hardnekkig opduikende repeteerfout
In het belangwekkend overzicht over het Nederlandse Jodendom, 'Pinkas:Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland', J. en D. Michman en H. Beem, 1992, staat op p. 494 over Roermond een merkwaardige reeks fouten, die tot een hardnekkige repeteerfout in navolgende literatuur en op websites heeft geleid:
“De joodse gemeente (Roermond) had twee begraafplaatsen. De oude begraafplaats ligt aan de Weertenweg in het dorp Linne (...) en is van 1828 tot '60 in gebruik geweest. Daarna werd de nieuwe begraafplaats aan de Kappellerlaan [sic] in gebruik genomen. Het betreft het uit twee stukken bestaande joodse gedeelte van de Algemene Begraafplaats Kitskensda(a)l.”
Niet alleen is er sprake van een niet-bestaande begraafplaats in Linne aan een niet-bestaande weg, ook worden de locaties aan de Kapel in 't Zand en Kitskensdal door elkaar gehaald, terwijl duidelijk is dat het gaat om de twee joodse begraafplaatsen op het Oude Kerkhof te Roermond, het oude deel uit 1828(waarschijnlijk van vóór 1785)/1860 en het nieuwe deel van daarna.
Een mogelijke reconstructie voor deze merkwaardige misser(s) kan de volgende wezen.
1. In 1873 verzoekt Mozes Hertog uit Linne aan GS om een joodse begraafplaats te mogen oprichten bij de kerk aan de Weerdweg te Linne (zie art. 'Een joodse gemeente te Linne in de negentiende eeuw', Fr. van Geyn, HVR-Jaarboek 16, 1984): “De gem. Linne verklaarde zich n.a.v. dit verzoek bereid een perceel op de nieuwe begraafplaats voor het begraven van joden te reserveren, wanneer het bestuur van de joodse gemeente te Roermond daartoe een verzoek zou indienen.”(p. 9, met verwijzing naar het Prov. Archief RAL, inv., nr. 7417). 2. in 1913 verschijnt het 'Jaarboek van 5674', uitg. door de Centrale Organisatie voor religieuze en moreele verheffing der Joden in Nederland, Van Creveld & Co., 1913. Hierin is sprake van joodse begraafplaatsen te Roermond “aan de Kappellerlaan [!] en één buiten gebruik.Verlaten begraafplaats te Linne”, p. 251. Het is niet waarschijnlijk dat de schrijvers van 'Pinkas' op de hoogte waren van bron 1 (art. Geyn), maar het lijkt evident, gezien de opvallende overeenkomst in de missers, dat ze hebben geput uit bron 2. En het mag duidelijk zijn dat deze bron onbetrouwbaar, want in meerdere opzichten onnauwkeurig is. Namen noch adresseringen deugen, en 'één buiten gebruik' slaat ongetwijfeld op het oude deel van het OK te Roermond dat in 1860 buiten gebruik werd gesteld. (Ook Jac. Zwarts baseert zich in zijn 'De Joodse gemeenten buiten Amsterdam' uit 1940 mogelijk op een of beide van deze bronnen, maar dat viel wegens een problematische bronvermelding niet te achterhalen).
Wil dit alles zeggen dat er nooit een joodse begraafplaats kan zijn geweest in Linne? Nee, maar de waarschijnlijkheid daarvan is gering. En zelfs al zou er ooit zo'n plek opduiken, dan nog heeft die geen enkele relatie met de oude begraafplaatsen in Roermond, anders dan dat Linne, net als heel Md. Lim- burg, viel onder de Isr. gemeente Roermond; waarmee 'Pinkas' voor onnodige en kennelijk blijvende verwarring heeft gezorgd. Het verzoek van Mozes Hertog uit 1873 blijft zonder gevolg en even later verhuist hij naar Roermond, waar hij en later zijn vrouw worden bijgezet op het OK, nieuwe deel.
Het aantal joden in Linne geeft ook weinig grond aan de veronderstelling van een eigen begraafplaats, terwijl Linne onder de Isr. Gem. Roermond viel en er bovendien vlakbij in Roermond, een joodse begraafplaats was. Over het aantal joden in Linne in de 19e eeuw valt nog op te merken dat dit niet alleen zeer beperkt was- 'de joodse gemeenschap is nooit bijzonder groot geweest'- maar ook 'vaak van tijdelijke aard' was (Geyn, p. 4 en 6).
Ook Gans' 'Memorboek' wijst daarop (in 1860 bv. is er één jood te Linne). Alhoewel hij de neiging heeft aantallen wat naar beneden bij te stellen, is zijn opgave in overeenstemming met de aantallen en de jaartallen die Geyn geeft. Waarschijnlijk komt het erop neer dat de onnauwkeurige bron 'Jaarboek 5674' de schrijvers van 'Pinkas' op het verkeerde been heeft gezet, die vervolgens een aantal zaken door elkaar halen, waar dan weer anderen mee op de loop gaan, hetgeen tot een hardnekkige mythe leidt.

Voetnoten
 
1 Resp. 'Een Synagoge aan de Hamstraat', prof. dr. H. Jansen, Spiegel van Roermond, 1999, p. 95; 'Pinkas: Geschiede- nis van de joodse gemeenschap in Nederland', J. en D. Michman en H. Beem, 1992, p. 494; en 'Geschiedenis van de joden van de lage landen'; Ludo Abicht, 2006, p. 28. Ook H. van der Bruggen heeft het in zijn art. 'De ondergang van joods Roermond', Spiegel van Roermond 2006, p. 21 over 'eerdere aanwezigheid' dan 1275, maar daarbij gaat het over de periode voorafgaand aan de stadsvorming en bovendien in ruimer verband dan enkel de stad Roermond. Jac Zwarts wijst in zijn in 1929 verschenen boek 'Hoofdstukken uit de geschiedenis der Joden in Nederland' reeds op het jaartal 1275 en Roermond, (onder verwijzing naar Adolf Kobers 'Grundbuch des Kölner Judenviertels 1135-1425' uit 1920). Hierin komt op p. 25/26 overigens ook het jaartal 1235 en Arnhem terug (eveneens terug te voeren op het Keulse Juden- schreinsboek) en de naar verhouding grote joodse aanwezigheid in Gelre. Ook in zijn 'Een bronnenpublicatie voor de geschiedenis der Joden in Nederland' (in Tijdschrift voor Geschiedenis, jrg. 40, 1925) wees hij reeds op de middeleeuw- se sporen van joden in Roermond. Het in 1995 verschenen overzichtswerk 'Geschiedenis van de joden in Nederland', red. Blom/ Fuks-Mansfeld/ Schöffer, kent t.a.v. de data voor Roermond te veel onvolledigheden en onnauwkeurigheden.

2 'De Joden in Limburg van de dertiende tot de negentiende eeuw', H. Beem & R.C. Hekker, KNOB-Bulletin 1967, p.57 2a 'De positie der Joden in West-Europa tijdens de Middeleeuwen', dr. J. Dalberg, in 'Geschiedenis der Joden in Nederland', 1940, p. 91
 
3 Conform H. Beem & R.C. Hekker, 1967; 'Inventaris van de oude archieven van de stad Roermond, 1259-1796', Van Bree, 1989; en de 'Gelderse' regesten nrs. 3544 en 3548. Jansen ( 'Continuïteit en discontinuïteit in de joodse geschiede- nis' en J.CG.M. Jansen in 'Studies over de soc. Econ. Gesch. van Limburg', deel XX,1975)en in navolging daarvan Venner ('Salmon Wolff. Een jood te Thorn in het midden van de zestiende eeuw', Maasgouw, 1991) wijzen op een langdurige onderbreking in de periode 1460-1544, en de anti-joodse maatregelen in het Gelderse vanaf medio 16e eeuw; waardoor joden overigens niet zonder meer uit deze streken verdwenen, maar veelal hun toevlucht zochten in vrijheerlijkheden buiten het Gelders territoir, als bv. het Gulikse Dalenbroek, vlakbij Roermond.
 
4 p. 82 en 84 'Continuïteit en discontinuïteit'.

5 p. 61 idem

6 p. 103 'Stilte en lofzang; joodse begraafplaatsen in Limburg', dr. A. Drint, Publications, 1996

7 hfdst. II 'Overheid en joden in het huidige Limburg in de 18e en vroege 19e eeuw', J.CG.M. Jansen, in 'Studies over de soc. Econ. Gesch. van Limburg', deel XXIII,1978

8 'Pinkas', p. 494 en Cilli Kasper-Holtkotte (in ‘Im Westen Neues, Migration und ihre Folgen: Deutsche Juden als Pio- niere Jüdischen Lebens in Belgien, 18./19. Jhrt’, 2003) komen met aantallen tussen 127en 139 in de periode 1838-1869. Het 'Memorboek, platenatlas van het leven der joden in Nederland, van de Middeleeuwen tot 1940', M.H.Gans, 1971, p. 421, komt uit op 106 rond 1860, maar zit daarmee zeer waarschijnlijk te laag.

9 Artikel 'Vijfenzeventig jarig bestaan der Synagoge', NMR, juni 1928 en 'De synagoge van Maastricht en de synagogen elders in Limburg', J. J. F. W. Van Agt, KNOB-Bulletin 1967

10 Uitgebreider dan Van Agt dat reeds in 1967 had gedaan in zijn 'Scola Judeorum, de Joden in Limburg en hun synagogen', KNOB-Bulletin, 1967

11 Nieuwe Koerier 1 aug. 1896: aanbesteding door ‘Kerkbestuur der Israel. gemeente te Roermond’ van ‘twee winkel- huizen, school en aanhorigheden op de Hamstraat’ door architect Speetjens (id. MAR 18,25 juli, 4 aug.1896)

12 MAR 27 jan., 10, 17, 24 mrt. 1883: aanbesteding ‘restauratie Israelitische kerk’

13 De Stg. Rura is daarmee bezig; in 2007 is op de binnenplaats voor de synagoge een gedenkteken onthuld voor de 133 Roermonds-joodse slachtoffers van WOII.

14 Jansen wijst erop dat over de periode 1570 tot ong. 1800 sprake is van “...incidentele berichten over de aanwezigheid (...) van Joden in het Maasdal tussen Roermond en Luik.”(p. 1 'Overheid', 1978); wat enigszins in tegenspraak is met zijn stellige uitlating over 'het eerste joodse gezin (na) ruim tweeënhalve(sic) eeuw' dat zich eerst in 1817 in Roermond zou vestigen, in zijn artikel in de Spiegel, p. 99.

15 O.a. 'Joods Nederland. Een cultuurhistorische gids', Jan Stoutenbeek & Paul Vigeveno, 1989, p. 297; en de 'Gids voor onderzoek naar de geschiedenis van de joden in Nederland' uit 2000, o.r.v. J. Bethlehem, F. Hiegentlich en F. Hooge- woud, waarbij men weer teruggrijpt op Drint. En niet alleen in literatuur worden de fouten van 'Pinkas' herhaald, ze tieren ook welig op diverse websites. De hardnekkig opduikende speculatie dat er ooit in de 19e eeuw ook een joodse begraafplaats zou zijn geweest in het enige kilometers ten zuidwesten van Roermond gelegen dorp Linne blijft voorals- nog een mythe. Een mogelijke verklaring voor de kromme weergave in 'Pinkas' wordt geleverd in de bijlage.

16 Bij de Raadsvergadering op 17 april 1857 staat o.a. geagendeerd het verzoek Isr. Gem. R'mnd om “...eene betere en met eenen muur omgevene Isr. begraafplaats te bekomen”, dit i.v.m. de nadere herinrichting van het OK door Cuypers; die overigens in hetzelfde bericht genoemd wordt als aanvrager van zijn eigen grafmonument (RMR 18-04-1857).

17 Uit de novelle 'Mirjam', onderdeel van de bundel 'het vochtige park' uit 1935, wordt veelvuldig geciteerd, met name de scene tussen pastoor K. en zijn vriend S. met het onderhuidse antisemitische vooroordeel. Dat gebeurt o.a. bij Ypes en in Gans' 'Memorboek'; evenals in 'Joods Nederland' van Stoutenbeek/Vigeveno uit 1989. In de 'Gids' wordt Alex gevolgd als de hoofdpersoon en de indruk gewekt dat het hier zou gaan om Jacob H. zelf, maar het zou ook een verwijzing naar zijn broer Joseph kunnen zijn. Zie het citaat op p. 99: “Na zijn rechtenstudie in A'dam keert Alex terug naar Roermond op een advocatenkantoor met Walenberg als collega. Alex doet het goed, de 'boeren moesten hem hebben, den Joodschen advocaat'.” Jacobs broer Joseph, 1904 -1943, was jurist. Noch Jacob, noch Joseph zijn vanuit A'dam teruggekeerd om in Roermond werkzaam te zijn.

De Blauwe Poort ons lid Mieke Versées bracht een bezoek.


Rouwcentrum De Blauwe Poort neemt deel aan de open bedrijvendag. Dé kans om een blik achter de schermen te werpen van dit mooie gebouw. Niets in de etalage laat vermoeden dat een uitvaartondernemer achter de gevel huist. Een doelbewuste keuze vertelt onze gids. We starten in de stijlvolle onthaalruimte waar de regeling van de uitvaart besproken wordt. Bij verlies van een kind loopt dat soms over dagen. Verder gaat het naar een ruimte met enkele uitgestalde kisten. Zoals in elke ondernemerstak, ook hier een evolutie. Een rieten kist bvb voor de milieubewuste mens, een mooie boekenkast later tot kist omgevormd, een crematiekist… Zo is er het verhaal van de arbeider die van een stelling viel. Uit de stellingplanken werd een kist gemaakt. Het aanbod aan materialen, kleuren, afwerking in verschillende prijsklassen is uitgebreid.

In een ander deel van de woning zijn de koelcellen met een temperatuur van 4 graden indien ik het goed heb. Bij – 5 zoals ik gokte, zouden we breken. Het opmaken van de overledene gebeurt in overeenstemming hoe hij/zij door het leven ging. Geen felle opmaak voor een vrouw zich nooit opmaakte. De nabestaanden moeten hun dierbare herkennen.

We komen in de begroetingsruimte. Warme huiselijkheid, zo voelt het aan.

Op de muren bemerk ik in kalligrafie poëzieteksten. Een scherm biedt de mogelijkheid een power point presentatie te vertonen over de overledene tijdens het groeten. Ook de koffie wordt hier geserveerd.

Hoe persoonlijk een uitvaart kan, blijkt uit het gedenkgedicht.

Dichter Frans Bruijns gaat langs bij de familie voor een gesprek. Aan de hand van de verworven gegevens schrijft hij een persoonlijk gedenkgedicht. In combinatie met bvb een eigen foto, kun je het laten inlijsten. Ik vind het een mooi idee maar goedkoop is het niet. Frans leest voor ons het gedenkgedicht over zijn vader voor.

Hilde, keramiste, vervaardigt artisanale urnen. Door vorm en kleur lijken het eerder mooie siervoorwerpen dan bewaarplaatsen voor de as van de overledene.

Myriam portretteert dan weer uw dierbare aan de hand van één of meerdere foto’s.

Marie Jeanne voorziet bidprentjes van kalligrafische teksten. Boeiender vond ik echter de beschilderde crematiekist met bovenop een tekst in kalligrafie.

Ik ontdekte ook nog uitvaartzakjes met bloemzaden, asbedels (een hartje of een ankertje dat aan een armbandje gehangen kan worden) en hangers, edelgedenkstenen, mini-urnen en diamanten uit as gemaakt. Toch wel!

Er bestaat een procédé waarmee uit de asse een diamant gemaakt wordt.

Prijzig? Zéér prijzig. Een diamant van 1,5 kt kost 13000 €.



Ik vond het een erg interessante rondleiding door een ondernemer die op een persoonlijke en serene manier omgaat met de doden en vooral de levenden.

Mieke Versées, ook alle foto's.

Voor wie meer wil :
www.myriamvoet.be             portretten
www.eterna.be                      urnen
www.poezievoorhetleven.nl  gedenkgedicht


Huldiging Gustave van de Woestijne Campo Santo An Hernalsteen was aanwezig bij de huldiging.


1 november kwam er aan, tijd dus voor het beschermcomité om in gang te schieten voor hun jaarlijkse bloemenhulde.

Op zaterdag 31 oktober om 15 uur vertrok de stoet aan het oud gemeentehuis. Via het graf van Isidoor de Vos (nu eindelijk ontmanteld  na jaren scheefzakken en overhellen - wie gaat de restauratie betalen? De stad?, de familie? ) en allerhande omwegen (blijkbaar was men het spoor bijster en hopeloos verdwaald) vond men dan toch het graf van Gust Van de Woestijne. Verdere omzwervingen brachten ons bij Jan Frans Willems die traditioneel ook zijn kranske kreeg.

Na deze plichtplegingen startte de academische zitting.

De heer Dierckx overliep de werkzaamheden uitgevoerd door de stad. Over de restauraties uitgevoerd met financiële middelen van het beschermcomité kregen we niets te horen.

De vraag om de kapel niet meer als fuifplaats te verhuren, werd door mij in stilte, luid toegejuicht. Fuifnummers, die als zatte ladders hun roes liggen uit te slapen op een graf; lege flessen, glazen, bekers argeloos door feestneuzen tussen de graven achtergelaten; vandalisme, het is mij al langer een doorn in het oog.

De volgende sprekers de heer Poelman en mevrouw De Groote belichtten respectievelijk het cultuurhistorische aspect en het bouwkundig erfgoed van het Campo Santo.

De leerlingen van het St.-Janscollege verzorgden de muzikale intermezzi en schetsten aan de hand van een zelfgemaakte film het leven van Gust Van de Woestijne. Het waren trouwens deze jonge gasten die voor deze namiddag het meeste werk hadden verzet. Zij pikten de figuur van kunstschilder Gust Van de Woestijne eruit om hem in de bloemetjes te zetten. Zij plaatsten de stoelen in de kapel, maakten een film over zijn leven, zetten de gedichten van broer Karel op muziek enz.

Een receptie sloot de namiddag af.

Het beschermcomité kan weer een jaartje in winterslaap en ze mogen gerust zijn, een jonge (hopelijk actievere) garde staat klaar om de fakkel over te nemen.

Tekst en foto's : An Hernalsteen

Joannes Slabbekoorn is nummer 2001 reeds meer dan 2000 Cv’s van Schoonselhof op de website.


Enkele weken geleden een mailtje gekregen van een Nederlands iemand met de vraag of ik informatie wist over ene Joannes Slabbekoorn, een Nederlander die op het militaire perk tussen de Belgen begraven ligt. Een makkie zo dacht ik want hij staat op de website www.schoonselhof.be. Tot mijn eigen verbazing stond Slabbekoorn er niet op. In mijn informatie gezocht want er stond mij iets voor dat ik daar ooit opzoekingen naar gedaan had. Niets te vinden. Na wat informatie ingewonnen te hebben bij enkele “militaire kenners” kwam ik terecht bij de Stichting Nederlands Oorlogsgraf. Onmiddellijk kreeg ik het verhaal van Joannes Slabbekoorn. 

Joannes Slabbekoorn (Kloetinge 20 - 11 - 1919 / Antwerpen 4 - 11 - 1944) was militair in de meidagen van 1940. Na de capitulatie van het Nederlandse leger op 14 mei 1940 werd hij weer burger. Hij werkte toen bij een verzekeringsmaatschappij in Middelburg, provincie Zeeland, Nederland. In de loop van 1942 werd hij opgeroepen om in het kader van de Arbeitseinsatz te werken in Duitsland. Joannes Slabbekoorn weigerde dat en dook toen onder. Tijdens zijn onderduikperiode kwam hij in aanraking met het Nederlandse verzet tegen de Duitse bezetter. Hij heeft toen allerlei hand- en spandiensten verricht. Na de geallieerde landing op Zuid-Beveland werd Slabbekoorn ingezet als tolk bij het Engelse leger. Eind oktober 1944 was hij op pad een groep militairen toen zij op Duitse militairen stuitten. Bij het vuurgevecht raakte Joannes Slabbekoorn gewond. Hij werd overgebracht naar het militaire ziekenhuis in Antwerpen waar hij tijdens de operatie overleed.

Onmiddellijk het nodige gedaan om deze man op de website te laten zetten. Wat bleek: Slabbekoorn werd grafmonument nummer 2001 dat op de website www.schoonselhof.be ging komen. Direct kreeg ik een reactie van een van de “vrienden/sympathisanten”, dat zijn enkele mensen die het goed voorhebben met de begraafplaats Schoonselhof en regelmatig bijeenkomen, om een “feestje rond Slabbekoorn” te bouwen. In de eerste plaats wensten we Joannes Slabbekoorn letterlijk in de bloemetjes te zetten. Een betere datum dan 4 november konden we niet uitkiezen want dan was onze vriend juist geteld 65 jaar geleden overleden. Dus die namiddag togen Stannie, Leo, Roland en ikzelf naar het militair perk om Joannes met een kransje te bedenken.

Ik wens van deze gelegenheid gebruik te maken om iedereen die bijgedragen heeft om de website Schoonselhof te maken wat hij is te danken. In de eerste plaats is dit de webmaster die, steeds achter de schermen, werkt om dit te verwezenlijken maar ik wil zeker de ex-webmaster bij deze hulde betrekken. Daarnaast wil ik iedereen die in grote, of minder grote, mate meewerkte om dit geheel te verwezenlijken danken. Om niemand te vergeten wens ik dat te doen in het algemeen. Een aantal onder jullie zorgden voor honderden CV’s, zoals wij ze noemen, anderen deden slechts één aanvulling maar dit alles zorgde ervoor dat deze website uitgroeide tot wat hij nu is.

Op naar een volgende feestje want in totaal staat er nu reeds meer dan 3500 CV’s van de diverse Antwerpse begraafplaatsen op de website www.schoonselhof.be. Volgende bloemenhulde is bij nummer “5000” in totaal.

Tekst : Jacques Buermans
Foto's : Jacques Buermans en Stannie Geuens