In 1897 is er in het Jubelpark de Expo, de wereldtentoonstelling. De nevententoonstelling in Tervuren is gewijd aan Congo, aan het belang van de Belgische koloniale onderneming. De Congolese tentoonstelling moet het hoogtepunt worden van het evenement. Een “inboorlingendorp” biedt een artistiek, etnografisch en commercieel overzicht van de kolonie, en de Congolese paviljoenen moeten de bezoeker warm maken voor de koloniale ambities van Leopold II, die in die tijd weinig aanhang kennen.
De aanwezigheid van een koloniale afdeling is voor de organisatoren vanzelfsprekend. Zowel de tentoonstellingen zelf als hun koloniale afdelingen dienen hetzelfde doel: de vooruitgang in de schijnwerpers plaatsen – die ook in de overzeese gebieden verspreid wordt – en de natie zelf, die ook buiten Europa groeit. Hoe meer hun geloof in de menselijke vooruitgang gepaard gaat met technische vooruitgang, hoe meer ze de zin van de koloniale expansie willen tonen en rechtvaardigen op de tentoonstellingen. Het gaat niet langer om kolonisatie, maar om het brengen van beschaving.
De etnografische tentoonstellingen zijn van “exotisch-racistisch voyeurisme”, “menselijke zoo’s” die de nieuwsgierigheid van de bezoekers prikkelen. Ze verspreiden een stereotiep, racistisch en paternalistisch beeld. Toch lijkt de dood van zeven Congolezen tijdens de Tentoonstelling van 1897 de programmatie van dergelijke “attracties” in het gevaar te brengen. Ze zullen dan ook bijzonder discreet gehouden worden of zelfs afwezig zijn tijdens de daaropvolgende manifestaties, met uitzondering van de “lichte” en kortdurende versie ervan in 1958.
In het kader van de Internationale Tentoonstelling van Brussel in 1897 werden drie Afrikaanse dorpen in de Tervuurse Warande opgericht, overdag bewoond door 267 Congolezen. Zeven onder hen overleefden de kille zomer niet en liggen aan de kerk van Tervuren begraven. Mibange (soldaat van Belgisch Congo), Sambo (Bas Congo), Mpeia (Bangala), Zao (Bas Congo), Ekia (chef Bangala) Pemba (vrouw Bacongo) en Kitoukwa (065) (soldaat van Belgisch Congo) krijgen naast de muur van de Sint Jan-Evangelistkerk van Tervuren elk een individueel graf (066). Zeven identieke graven: met Congolese vlag, palmtak, naam, stam en jaartal van overlijden.
Bron: “Expo 58, tussen droom en werkelijkheid, uitgeverij Lannoo”
Tekst en foto's : Johan Moeys