Veertien gegadigden daagden op in Oudenaarde. We werden verwelkomd door Bernadette Van Damme, stadsgids die nog maar vanaf dit jaar zich inzette om de begraafplaats van Oudenaarde te gidsen, wel, ze deed dat meer dan voortreffelijk. Bernadette begon met de geschiedenis te schetsen en het duurde lang vooraleer onze goede vriend Jozef II voor de pinnen kwam. Trage administratie in Oudenaarde … want hier verscheen zijn edict slechts in 1794. Maar in datzelfde jaar werd er dan toch reeds grond aangekocht en in 1795 vond hier de eerste begraving plaats. De begraafplaats is nu voor nieuwe begravingen gesloten, enkel bijzettingen kunnen nog maar eigenaardig genoeg enkel kisten, geen asurnen? … Eigenaardige mensen die Oudenaardenaren want op de dodenakker mocht blijkbaar ook niet gerookt worden. Onze An en Rina konden hier toch rustig de wet eens overtreden en zij deden dat dan ook. De rondgang werd gestart bij het graf van mevrouw De Boever, eigenares van een omvangrijke zilvercollectie en eigenaar van de terreinen waar de opgravingen van Ename plaatsvonden. Iets verder een, lelijk, beeld voor Ernest Van den Driesse, slager – schilder. Hij werd geboren op kerstmis en overleed met pasen. Het was dan ook niet meer dan logisch dat de man enkel taferelen schilderde die zich rond kerstmis afspeelden. Aan de muur van de begraafplaats een gedenkteken voor Duitsers. Zij werden overgebracht naar Vladslo. Bernadette vond het graf voor Victor Van Rengen, een rechtopstaande doodskist, luguber maar ik vond het daar over liggende beeld van een beeldhouwer die niet vermeld mocht worden, Willem Vermandere dus, nog veel “grelliger”.
Een mooie grafkapel was er voor de familie Thienpont, een familie van wijnhandelaars. Het mooiste grafmonument was dit voor textielfabrikant Prosper Gevaert. De man was enorm begaan met zijn werkmensen en liet een hele straat werkmanswoningen oprichten. Een gigantisch monument voor de familie Liefmans, neen niet die van de brouwerij maar eigenaars van een vlasspinnerij.
In de onmiddellijke omgeving een grafmonument … voor hun dienstboden. Een klok verwees naar het beroep van Alfons Schynkel: stadsbeiaardier. Iets verder zagen we nog een Alfons Schynkel, stadsbeiaardier namelijk zijn grootvader. Baron Liedts was zulk een anglofiel dat hij zelf aan iedereen die het horen wilde vertelde dat de stad Leeds naar hem genoemd was of was het omgekeerd. Iets verder zagen we dan eindelijk het graf voor de brouwersfamilie Liefmans.
Jacques Buermans, ook alle foto's
Lilith Kenis brengt hier weer een passend gedicht.
Eeuwig zand
Als mijn woorden door de wind
verstoven zullen zijn,
zal jij nog steeds mijn zinnen horen,
want met jouw liefde
houd je mij in leven.
Als de tijd de zandloper
leeggeblazen heeft,
in de onnoemelijke zee van woestijn,
rest ons de tijdloze eeuwigheid.
Met een blik achterom
tot in de prehistorie,
zie ik amper mijn geboorte.
Een zucht van eeuwigheid
heeft mijn leven gedragen.
Voor slechts een kort moment
beroerde ik de aarde.
Een stofje op een grote bol,
een pluisje in de wind der tijd.
Mijn woorden zijn mijn zuchten,
die op vleugels van papier,
mijn oude ziel ontvluchten,
schrikkend van die eeuwigheid.
Lilith Kenis - 21 Januari 2001 - Berchem
Leden die geïnteresseerd zijn in de gedichten van Lilith kunnen een bundeltje bestellen via Lilith Kenis, 03 239 83 36
E-mail: [email protected]
In het Nieuwsblad van 25 juli 2009 verscheen een prachtig artikel van de hand van Anne Van Beversluys naar aanleiding van de rondleidingen van An Hernalsteen naar aanleiding van de Gentse Feesten. Ik wil jullie dit niet onthouden en ik dank Anne Van Beversluys voor haar artikel en voor de toestemming om het te mogen publiceren in onze Nieuwsbrief. Gelieve te noteren dat de rechtse persoon op de foto An Hernalsteen is, dit om alle misverstanden te vermijden. (Jacques Buermans)
Ook zin in een wandeling in de charme van een Engelse, romantische tuin, waar alles peis en vree is, een verademing op de Gentste Feesten? Volg mij naar de Westerbegraafplaats aan de Palinghuizen en ontdek het intrigerendste kerkhof van Gent.
Ik ben opgegroeid met de geur van brandend pek, versgeschaafd hout en vernis. Ons pa was vroeger begrafenisondernemer.
Met heimwee kan ik terugdenken aan mijn wit kistje, helemaal bekleed met roze zijde, aan de lange paarse linten, waar ik gouden letterkes op mocht spelden, de kransen volgepropt met verse bloemekes. Ik besterf het met G. Raf Zerk. Logisch toch dat ik graag op kerkhoven ga wandelen?
U kan nergens, niet in de verste verte een gids vinden als An Hernalsteen. Bezeten – da’s ’t woord. Zoveel leven steekt af op een kerkhof!
Gezwind komt ze aangefietst en na een sigaretje en een babbel met het stadspersoneel van dienst begint ze aan haar campagne. Een vurig betoog voor de pracht en praal van haren hof.
En ge gaat dat moeten toegeven: ge zoudt hier later ook willen liggen.
Vroeger bestond zoiets als een ‘eeuwigdurende concessie’. Dan hadden mensen er een arm en een been voor over om op hun duizend gemakskes het Laatste Oordeel af te wachten, al dan niet in companie.
Gedaan daarmee!
Met één pennetrek hebben hele kerkhoven zich omgedraaid. Funerair erfgoed kwam op de markt te staan.
Misschien toch het overwegen waard om een prachtig graf waar niemand meer naar omkijkt aan te kopen voor uw laatste rustplaats? Ge kunt beginnen met adoptie, kwestie van een beetje met ’t idee (of uw grafgenoten) vertrouwd te geraken.
’t Is eigenlijk doodzonde dat ware edelstenen hier staan in te stuiken.
Maar geen nood!
Daar is An met haar beruchte Tupperwarepot!
Elk jaar in de Gentse Feesten steekt ze een themawandeling ineen. Tegen de luttele som van 2 euro kunt ge dit jaar haar Muurbloempjes gaan bewonderen. Ze is met haar snoeischaar de muur van ’t kerhof langsgeweest en heeft één en ander van onder de klimop getoverd.
Met de opbrengst van uw gulle bijdragen wordt dan één van haar zorgenkindjes in steen hersteld en bij het graf komt een sjiek plakkaat ‘Gerestaureerd dankzij het Gentse Feestenpubliek’.
Funeraire fanaten worden lid van vzw Grafzerkje. In de grond de beste site voor die dingen.
An Hernalsteen kan u met Tupperware over de graven zien dansen op zondag 26 en maandag 17 juli. Vergeet uw 2 euro niet!
Tekst : Anne Van Beversluys
Foto's : Jacques Buermans
Anneke Haasnoot zorgt steeds voor de poëtische noot in onze Nieuwsbrief.
BESTEMMING ONWERELDS
Wat was het ver, zuchtte de vrouw
Die laatste draak scheelde geen haartje
Dan dat dal, of er geen eind aan kwam
De driesprong, waar ik mijn tent opsloeg
Een jaar lang niet besluiten kon
Tot aan de dag waarop mijn hart
Linksaf sloeg, het hoofd stootte
Rechtsomkeer maakte, zijn rugzak afwierp
De middenweg nam
Een scheepje, Venetiaans, verguld
Langszij kwam, we samen verder gingen
De Gondelier en ik
De rimpels om mijn ogen
Groeven van genoegen werden
Mijn Metgezel zichtbaar genoot
We de nimmer dichtslibbende haven
Van Afmeerland haalden
Anneke Haasnoot 27 april 2004
Indien u meer wenst te vernemen van Anneke Haasnoot: http://members.lycos.nl/beeldentuin/index.htm
Naast de blijdschap tijdens de zangstonde was er tijd voor verdriet want het bronzen borstbeeld van Charles Verbessem werd in april, naast nog vier andere, gestolen. An vertelde, en we geloven haar, dat ze daar twee weken niet goed van was. Eindigen deden we bij de laatste rustplaats voor Florent Desmet de commissaris die overleed bij de gevangenneming van Abraham Hardenstein.
En zo was de cirkel rond. An Hernalsteen besloot met een oproep aan de aanwezigen om ook hier op de Westerbegraafplaats grafmonumenten in peterschap te nemen of zeker toch eens met stoffer en blik langs te komen om een of ander juweel op te knappen. In het verlengde hiervan wil ik ook wel kwijt dat onze vzw Grafzerkje een tijd geleden een mail kreeg van iemand die opmerkte dat, zonder “zijn” toestemming, een afbeelding van “zijn” grafmonument gefotografeerd werd. Naast het feit dat er geen toestemming meer van het stadsbestuur vereist is om te mogen fotograferen en we toch niet kunnen ruiken of een grafmonument eigendom is van een eigenaar die zijn veto stelt aangaande fotograferen lokte dit ook volgende opmerking van onze An uit: “in plaats van zo te zeveren zou hij beter eens met een borstel en met wat materiaal ter plaatse komen om zijn grafkapel te fatsoeneren want ze ziet er niet uit”. Goed zo Hernalsteen want we kennen er nog die alleen maar aan de zijlijn staan te mekkeren en nooit een poot uitsteken om een grafmonumenten op te knappen. We genoten, alweer, met volle teugen van de kennis van An en de wijze waarop zij haar gehoor wist te boeien gedurende meer dan twee uur.
An maakte al een afspraak voor volgend jaar met de overtuiging dat zij, dankzij haar Tupperwarepot, alweer een grafmonument kan laten herstellen. Wij zullen op post zijn.
Jacques Buermans, ook alle foto's
Een bundel toegekregen van Geert Verbeke. Geert is iemand die af en toe begraafplaatsen bezoekt met de camera in aanslag. Observeren hoe mensen hun doden eren, stilstaan bij de vergankelijkheid, opschriften en namen op zerken lezen. Alles is innig: een foto om te koesteren, een uitstrooiing van een familielid, sfeerbeelden realiseren op begraafplaatsen en niet alleen hier te lande maar ook in Nepal.
Zijn levensgezellin Jenny Ovaere vertrouwt ook haar innigste herinneringen aan de fotolens toe. Ook zij verlegt haar grenzen. Naast Gent, Huy en Houthulst legt ook zij haar innigste herinneringen vast in Nepal, Marokko, India, Nias en Cambodja.
De titel van hun nieuwste uitgave lag dan ook voor het rapen: “Innig”. Het zijn niet enkel zwart wit foto’s van begraafplaatsen geworden maar ook foto’s van mensen die afscheid nemen van hun dierbaren, mensen die treuren bij het open graf of soms gewoon mensen die enkel een foto als herinnering aan hun geliefde koesteren. De zwart wit foto’s zeggen meer dan kleurfoto’s zouden kunnen doen.
Naast foto’s vinden we ook een 70 tanka’s van de hand van Geert Verbeke. Een tanka komt uit Japan en is een lyrisch gedicht, geschreven in vijf regels met 5-7-5-7-7 lettergrepen, in ons taalgebied vergelijkbaar met het miniatuursonnet. Na de derde regel volgt vaak een omslag waardoor de twee tekstgedeeltes een verhoogde spanning oproepen. Uit de tanka is de haiku ontstaan. In tegenstelling tot de haiku die neutrale objectiviteit betracht, laat de tanka het uiten
Twee voorbeelden uit de ruime keuze:
weduwe worden
doet alles herverdelen
de tijd met nonkel
en dan de tijd na nonkel
het blijft wikken en wegen
naast de kerkhofmuur
restanten van grafkelders
en bronzen platen
het verleden roest snel weg
in schilfers en kettingen
Informatie over deze bundel en anderen:
NEW HOME PAGE: http://www.haikugeert.net
JENNY NAAR TANZANIA: http://haikugeert.skynetblogs.be
SCHRIJVEN: http://haiku-e-zine.skynetblogs.be
E-mail: [email protected]
Jacques Buermans
Een fiere voorzitter van vzw Turninum Ludo Peeters stuurde mij een publicatie over een internationale primeur die “zijn” begraafplaats te beurt viel.
Een bekend bryoloog, dit is een “mosdeskundige”, kwam op vraag van vzw Turninum eens kijken op Sint Fredegandus en ontdekte een groot aantal interessante korstmossen. De heer Juul Slembrouck zette zijn wedervaren om in een publicatie. Uit deze publicatie een korte bloemlezing:
Het kerkhof van Sint Fredegandus is gelegen in de grote agglomeratie van Antwerpen, grondgebeid Deurne en is in een woongebied gelegen. Deze plaats is beschermd als historische site onder meer omdat verschillende leden van de Franse adel (graaf de Murat) er begraven zijn. De kerk is geklasseerd als monument. Voor zover te achterhalen valt werden hier doden begraven van in de 10de eeuw. De actuele kerk dateert van 1610-1644, heropgebouwd na een brand van een reeds bestaande kerk in 1575. De oudste graven liggen nogal chaotisch rond de kerk maar vanaf 1804 werd de structuur meer hedendaags: parallelle rijen gescheiden door wandelwegen.
In de 19de eeuw had het kerkhof een aantrekkingskracht ten overstaan van de Antwerpse bourgeoisie om hier hun doden te begraven. Dit vertaalt zich vooral in een speciale funeraire stijl met allegorische symbolen. Men vindt er onder andere het monumentale graf van de familie Maquinay , de eerste invoerder van petroleum (van Amerikaanse origine) via onze Antwerpse haven. Monumentale grafmonumenten sieren het kerkhof: dat van de populaire schrijver en zanger Andreas De Weerdt; dat van Constance Teichmann, dochter van de Antwerpse gouverneur die haar diensten vrijwillig aanbood als verpleegster tijdens de cholera-epidemie van 1866 en daardoor gekend werd als de “engel van Antwerpen”; dan nog een groot monument ter ere van Jan De Laet (1815-1891) vurig verdediger van de “Vlaamsche” zaak in de 19de eeuw.
Door het aanzienlijke aantal grafzerken, soms monumentaal, ook wel pompeus straalt het kerkhof zowel een historische, culturele als lokale waarde uit net zoals het kerkhof van Laken of het Campo Santo van Sint Amandsberg te Gent.
Een volhoudende actie van “Turninum” – heemkundige kring van Deurne was nodig om het verder bestaan van deze plek te garanderen. Daardoor werden de kerk en het centrale gedeelte van het kerkhof geklasseerd. Zij hebben de restauratie van enkele belangrijke graven, van een “kalvarie” gerealiseerd en ze zijn ook begonnen met enkele monumenten, die op instorten stonden, te ondersteunen. Sinds ongeveer 20 jaar heeft het kerkhof zijn oorspronkelijke bestemming verloren maar nu wordt het beheerd als “begraafpark”.
De ontdekking van “Brachythecium tommasinii” op het kerkhof van Sint Fredegandus is uitzonderlijk. Het zou gaan over de eerste vermelding van dit kalkspitsmos en is dus uniek voor Vlaanderen en wordt ook als één der meest noordelijke plaatsen waar deze soort ooit werd aangetroffen beschreven. Op Fredegandus is het korstmos te bewonderen op het graf van de familie Potters – Verschueren. Het zou om een internationale primeur voor Sint Fredegandus gaan en dit dankzij de vraag van vzw Turninum om in het kader van het toekomstig beheer van het begraafpark en van de uitwerking van een educatief pakket eens een inventaris van de aanwezige mossoorten te maken. Hij vond maar liefst 39 soorten, waaronder deze zeldzaamheid. De publicatie die daaruit voortvloeide zal ook in internationale vaklitteratuur worden opgenomen. Het verschijnt in New York, Kopenhagen, Krakau en Zurich.
Vzw Turninum en hun voorzitter Ludo Peeters mogen dus eens te meer een pluim op hun hoed steken en het is eens te meer een primeur voor hun inspanningen om het funerair erfgoed op alle vlakken te beschermen en te leren waarderen. Enige minpunt in dit succesverhaal: de publicatie verscheen in de Franse taal want onze eigenste plantentuin van Meise betoonde geen enkele interesse.
Tekst en foto's : Jacques Buermans met dank aan Rina Reniers voor de vertaling van de publicatie.
Pablo Ruiz y Picasso * 1881-1973 * Vauvenargues, Frankrijk
Deze zomer hadden we twee reizen gepland : in juni naar Sagalassos, Turkije en in september een halve ronde van Spanje. Mooie vooruitzichten. Midden april lazen we in de krant een artikel “Verhuizen met Picasso” : een trip langs de Zuid-Franse woonplaatsen van de meester. Jammer, maar dit kan er deze zomer écht niet meer bij. Het zou té gulzig zijn. Een jaar uitstellen? Nee, want het kasteel van Vauvenargues, waar Picasso begraven ligt, was in 2009 uitzonderlijk geopend voor het publiek. Reden daarvoor de grote Picasso-Cézanne tentoonstelling in het nabijgelegen Aix-en-Provence. Niet toevallig was het nét vijftig jaar geleden dat Picasso zich effectief in Vauvenargues vestigde. Eigenlijk was het een “nu of nooit” verhaal.
Het lot besliste voor ons. Vanwege ziekte van mijn echtgenoot dienden alle reizen geannuleerd. Ze doorkruisten behandelingen en operatie. Toen de artsen ons onverwacht het advies gaven er vòòr de operatie toch even tussenuit te trekken, werd het krantenartikel bovengehaald : doen ! Manlief kreeg tranen in de ogen van dit onverwachte geschenk.
Wij die nooit in juli op reis gaan, stapten op de TGV naar Avignon en begonnen aan onze aangepaste Picasso-route. Is het trouwens opgevallen dat ik in lijn 2 Picasso’s echte naam Ruiz vermeld ? Picasso was de naam van zijn moeder en die nam hij als artiestennaam aan. Zijn vader schilderde namelijk ook en zo kon hij eventuele misverstanden vermijden. Hoogtepunt van onze reis was inderdaad de Picasso-Cézanne expo waarvoor we in onze eigen FNAC kaarten besteld hadden. Voor het kasteel moest er telefonisch gereserveerd worden. Toen we belden bleek alles uitverkocht. Geen paniek : als je ‘s morgens om 8.30 uur naar de billetterie gaat, zijn er voor de dag zelf nog een beperkt aantal plaatsen. We waren extra vroeg, namelijk om 7.45 uur maar we waren bijlange niet de eerste. Zeg maar de twintigste. En het lukte. Diezelfde middag begonnen we aan de omslachtige weg naar Vauvenargues : stadsbus 4 tot een parking met de welluidende naam “Les 3 Bons Dieux”, daar overstappen op een navette, dan een wandeling door het dorp en om 13.30 uur stonden we met onze toegangskaarten aan de kasteelpoort. Aan die poort hing het bordje
“PROPRIETE PRIVEE. ACCES INTERDIT. LE CHATEAU N’EST PAS A VISITER.
LE MUSEE EST A PARIS. N’INSISTEZ PAS. MERCI.”
Dat bevestigde hoe uitzonderlijk gelukkig we wel waren. Elk half uur werden onder streng toezicht van 2 lieve Françaises 19 bezoekers toegelaten. Onze charmante begeleidsters waakten erover dat we geen stap verkeerd zetten, niet achterbleven, niets aanraakten.
Ik bespaar u de geschiedenis van het kasteel en we verplaatsen ons naar 1958, het jaar dat Picasso het 17de eeuwse kasteel met landerijen tot en met een stuk van de montagne Sainte-Victoire kocht. Hij was verliefd op de soberheid, de leegte, de naaktheid van het interieur. Hier kan ik niet naast een platgeslagen anekdote, een (telefoon)gesprek tussen Picasso en zijn kunsthandelaar Kahnweiler :
“J’ai acheté la Sainte-Victoire de Cézanne”
“Laquelle ?” (Cézanne schilderde de berg zo’n tachtig keer)
“La vraie”.
Slechts twee jaar hebben Picasso, zijn vrouw Jacqueline, zijn dochter Paloma en Jacquelines dochter Catherine/Cathy er gewoond. Picasso was toen al tachtig en ik heb beelden gezien waarop hij -niettegenstaande een pas geïnstalleerde centrale verwarming- in huis rondliep met daim botjes, gevoerd met schapenwol. Verkleumd van de kou verlieten ze hun spartaanse burcht voor het warmere Mougins. Tot 8 april 1973, de dag van Picasso’s dood. Jacqueline en zijn zoon Paulo beslisten de meester vòòr de hoofdingang van het kasteel van Vauvenargues te begraven. Toen de lijkstoet er toekwam lag de Provence, heel uitzonderlijk voor die tijd van het jaar, onder de sneeuw. Zes dagen lang lag de meester opgebaard in de wachtzaal die als rouwkapel was ingericht. Al die tijd werd er gespit en gegraven in de bevroren grond tot ze op de rotsen stootten, wat het delven niet vergemakkelijkte. Jacqueline Roque, de erfgename van het kasteel werd in 1986 naast haar man begraven. De mini-tumulus is met gras begroeid en afgezoomd met een rand lage klimop. Geen enkele naam. Geen enkel bordje. Alleen het bronzen beeld “La Dame à l’offrande”. Een éénarmige dame. Een cementen versie ervan stond opgesteld vòòr het Spaanse paviljoen op de Wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs, waar Picasso’s Guernica voor het eerst te zien was.
In de rouwkapel staan twee door de geniale kunstenaar gemaakte ijzeren afbeeldingen. Een van hem en een van Jacqueline. Haar dochter en eigenaresse Catherine Hutin zorgt voor de aanvoer van verse bloemen.
We verlieten het domein en ik zocht een woord dat dit bezoek moest omschrijven.
“Orgelpunt” zei Willem.
“Orgelpunt” beaamde ik.
Tekst en foto's : Tante Kato
In 1897 is er in het Jubelpark de Expo, de wereldtentoonstelling. De nevententoonstelling in Tervuren is gewijd aan Congo, aan het belang van de Belgische koloniale onderneming. De Congolese tentoonstelling moet het hoogtepunt worden van het evenement. Een “inboorlingendorp” biedt een artistiek, etnografisch en commercieel overzicht van de kolonie, en de Congolese paviljoenen moeten de bezoeker warm maken voor de koloniale ambities van Leopold II, die in die tijd weinig aanhang kennen.
De aanwezigheid van een koloniale afdeling is voor de organisatoren vanzelfsprekend. Zowel de tentoonstellingen zelf als hun koloniale afdelingen dienen hetzelfde doel: de vooruitgang in de schijnwerpers plaatsen – die ook in de overzeese gebieden verspreid wordt – en de natie zelf, die ook buiten Europa groeit. Hoe meer hun geloof in de menselijke vooruitgang gepaard gaat met technische vooruitgang, hoe meer ze de zin van de koloniale expansie willen tonen en rechtvaardigen op de tentoonstellingen. Het gaat niet langer om kolonisatie, maar om het brengen van beschaving.
De etnografische tentoonstellingen zijn van “exotisch-racistisch voyeurisme”, “menselijke zoo’s” die de nieuwsgierigheid van de bezoekers prikkelen. Ze verspreiden een stereotiep, racistisch en paternalistisch beeld. Toch lijkt de dood van zeven Congolezen tijdens de Tentoonstelling van 1897 de programmatie van dergelijke “attracties” in het gevaar te brengen. Ze zullen dan ook bijzonder discreet gehouden worden of zelfs afwezig zijn tijdens de daaropvolgende manifestaties, met uitzondering van de “lichte” en kortdurende versie ervan in 1958.
In het kader van de Internationale Tentoonstelling van Brussel in 1897 werden drie Afrikaanse dorpen in de Tervuurse Warande opgericht, overdag bewoond door 267 Congolezen. Zeven onder hen overleefden de kille zomer niet en liggen aan de kerk van Tervuren begraven. Mibange (soldaat van Belgisch Congo), Sambo (Bas Congo), Mpeia (Bangala), Zao (Bas Congo), Ekia (chef Bangala) Pemba (vrouw Bacongo) en Kitoukwa (065) (soldaat van Belgisch Congo) krijgen naast de muur van de Sint Jan-Evangelistkerk van Tervuren elk een individueel graf (066). Zeven identieke graven: met Congolese vlag, palmtak, naam, stam en jaartal van overlijden.
Bron: “Expo 58, tussen droom en werkelijkheid, uitgeverij Lannoo”
Tekst en foto's : Johan Moeys
Ons lid Wim Vlaanderen loopt in voornoemde omgang gekleed als pastoor met een boek in zijn handen voor de lijkkist gevolgd door de Dood en een stelletje Pestlijders.
Het leuke is dat het boek meer succes heeft om door Wim in omgangen meegezeuld te worden dan waarvoor het eigenlijk diende: namelijk informatie over Londense begraafplaatsen te verstrekken. Maar alle manieren zijn goed om een boek in de kijker te plaatsen.
Wim Vlaanderen meldde nog: “Het was een leuke dag met veel bekijks”. Ik hoorde zeggen dat men riep “daar is Wim met het boek van Jacques”, maar het kan ook iets anders geweest zijn.
Tekst : Jacques Buermans
Foto's : Wim Vlaanderen
Dit is een must ook voor zij die niet funerair geïnteresseerd zijn. Er zijn een aantal prachtige dingen te bewonderen. Blikvangers zijn de prachtige graftomben voor Elisabeth Christine, Karl VI en Joseph I.
De dubbelsarcofaag voor Maria Theresia en haar gemaal is gigantisch. Op het eind van de rondgang komt men keizer Franz Joseph tegen geflankeerd door de graven voor Elisabeth, Sissi, en Rudolph, de man die het klooster Mayerling een eind maakte aan zijn leven. Voor wie iets “speciaals” wil bezichtigen is de Sankt Michaelerkirche aan te raden. In de crypte daarvan zijn een aan gemummifieerde lichamen van prominenten maar niet zo rijke personen. Ze zijn in een houten kist begraven en door de constante temperatuur zijn er een aantal te zien in de toestand waarin ze 200 jaar geleden overleden. De schoenen, kousen en pruik zijn nog makkelijk te zien en de kleur van de kledij valt ook te achterhalen. Fotograferen is hier niet toegestaan.