Sint Kruis Een begraafplaats met potentieel en een gedreven gids

Bijna 20 Grafzerkjes daagden op voor de rondleiding rond het kerkhof van Sint Kruis Brugge. Het was een meer dan aangenaam weerzien met Marie Claire en Lydia die een tijdlang uit de Grafzerkjescirculatie waren maar nu paraat waren. Johan Duyck, zo bleek al gauw, was uit het goede hout gesneden gedreven dat hij was. Dat bleek al toen hij mij naar “zijn” heemkundige kring voerde om een 16e eeuwse grafsteen te tonen van Anthonis Robrecht die, de steen uiteraard, nog een zeer goede toestand was. Dat Johan het goed voorhad bleek toen hij mij een map overhandigde met alle mogelijke informatie over het kerkhof. Dit is makkelijk werken voor een verslaggever. Nadien ging Johan wel even in de fout toen hij mij, juist mij, vertelde dat het belangrijkste op het kerkhof … een taxusboom van bijna 300 jaar oud was. Wist Johan Duyck veel dat bomen niet zo direct “my cup of tea” is. De eigenlijke rondleiding begon in de kerk. Er was informatie aanwezig en aan de hand van die informatie toonde Johan Duyck ons de situatie waaruit we konden afleiden dat we ons in de vierde kerk bevonden. Johan vertelde het verhaal van priester De Pauw. Toen Napoleon naar Brugge kwam diende hij ontvangen te worden door de bisschop van Gent. Die was ziek en De Pauw diende de honneurs waar te nemen. Napoleon vond de priester zo sympathiek dat hij hem benoemde tot bisschop van ’s Hertogenbosch.
Vandaar gingen we op stap op het kerkhof dat in zijn huidige vorm slechts één derde van het originele kerkhof beslaat. Mary More, afstammelingen van Thomas More en priorin van het Engelse klooster en priester Leo De Foere, directeur van het klooster delen hetzelfde graf. De Foere bemiddelde om koning Leopold I als koning te benoemen en ontving hem in het Nederlands. Iets verder op de “Engelse rij” ligt John Sutton was een Brits mecenas. Zijn oorspronkelijk graf werd in 1974 naar het Duitse Kiedrich gebracht waar de man ook vereerd werd. Het grafteken Dezitter – Pottevyn heeft de vorm van een pinakel. Het zou best een werk van Jan Baptist de Bethune kunnen zijn volgens gids Johan.
Vlakbij het grafteken Roskell – Kaye. Het is opgevat als een calvarie. Jaren geleden ontdekte men een grafplaat uit Doornikse steen die zou dateren uit de tweede helft van de 14e eeuw voor Pauwels Debrabandere en zijn echtgenote Kareline. De tijd zorgde ervoor dat er weinig of niets meer te herkennen viel. Volgens “specialist” Ronald Van Belle is zo’n grafsteen € 35 000 waard. Moet die maar veel zeggen en dan komen klagen dat een en ander verdwijnt op dodenakkers. Iets verder een grafsteen tegen de grond. Amper leesbaar. Verrassing alom toen Johan een emmer te voorschijn toverde, hem over de grafplaats kieperde, een uit het niets verschijnende aftrekker nam, het overtollige water verwijderde en ons liet zien dat de tekst nu veel leesbaarder is. Het grafmonument voor graaf Léon Visart de Bocarme. Hij nam als infanteriekapitein deel aan de Mexico-expeditie die de Belgische prinses Charlotte bijstond in de tocht naar haar man aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk.
Neoclassicistisch graf van Jean Charles de Carnin de Staden, laatste heer van Vivenkapelle en baron van Male. Wonderkind Fritz Van De Kerkhove, ligt onder een ontwerp van Louis Delacenserie. De knaap die nog geen twaalf jaar oud werd bleek talenten te hebben als schilder en werd als een wonderkind beschouwd alhoewel anderen beweerden dat de schilderijen door zijn vader gemaakt werden. Onze An Hernalsteen toonde dat ze niet de beste maatjes is met klimop.
-
Carnin de Staden
-
An Hernalsteen in de weer met de klimop
De familie van Outrive d’ Idewalle is hier ook vertegenwoordigd. We ontmoeten ook nog “familie” van Mathilde d’ Udekem d’ Acoz. Catherine le Gilion de Basseghem was een 17e eeuwse voorouder van onze prinses. Het heraldieke gedeelte van het monument voor de reeds eerder vernoemde bisschop De Pauw is verdwenen. Johan Duyck was goed gedocumenteerd en toonde ons het ontbrekende gedeelte. We sloten af bij de laatste prior van de abdij der Duinen De Mol. Twee uur later kon Johan Duyck een felgesmaakte rondleiding beëindigen met het bewijs dat de armen kleden een werk van barmhartigheid was. Tegen de kerkmuur lagen in een daarvoor bestemde container kledingstukken maar ook ver buiten de container lagen ze, verspreid langs de kerkmuur. Proper is anders.
-
De Pauw
-
Johan Duyck
Jacques Buermans
Foto’s Rina Reniers
Alles wat je wilde weten Over het functioneren van een crematorium

Iets na 14 uur werden we opgewacht aan het Brugse crematorium door de beheer de heer Hans Couvreur. Die wist ons te vertellen dat het nationaal percentage crematies al opgelopen is tot 75%. Allereerst werd ons gezegd hoe een crematie verloopt, niet het technische gedeelte. De personen worden naar de aula gebracht. Soms krijgen de mensen de indruk dat de crematie al bezig is wanneer ze een geluid horen. Hans zegde dat het gewoon het sluiten van de elektronische deuren was. Een eerste vraag was “mag familie de invoer meemaken”. Ja, antwoordde de heer Couvreur, dat is wettelijk geregeld er mogen twee getuigen worden toegelaten. In de praktijk gaat het om een beperkte delegatie van de familie. Hier bestaat ook de mogelijkheid tot het meemaken van het invoeren van de kist via schermen. Vandaar ging de groep naar de technische ruimte. Hans Couvreur overliep hier het volledige proces. Na het toekennen van een as-nummer, een steentje dat steeds op de lijkkist aanwezig blijft wordt de lijkkist klaargezet. De kist wordt klaargezet nadat alles wat afvijsbaar is verwijderd wordt. Hans vertelde dat dit alles wordt opgehaald door een Nederlands bedrijf die daar € 10 per kilogram voor geven + de sponsoring van een goed doel. De beheerder vertelde dat hij ooit de proef op de som nam om te zien of een bepaald goed doel de beloofde centen ontving: hij klopte tot op de eurocent.
Nadien wordt de lijkkist ingevoerd en start de crematie. Die is computergestuurd. Hans Couvreur vertelde dat er soms nog dient 'bijgestookt” te worden. Dit is nodig bij de eerste crematie van de dag en bij de laatste. Gemiddeld duurt een crematie 80 minuten. Ons Nederlands lid wenste te weten of wij hier ook “slapers” kennen. Dat bleek zo te zijn. “Slapers” zijn de laatste crematies op zaterdag. Zij blijven liggen over het weekeinde. Deze vraag was de aanzet om Hans Couvreur met vragen te bestoken. “Mag de as thuis bewaard worden”? Ja indien er een schriftelijke verklaring is en indien duidelijk vermeldt wordt wie er zorg voor de as zal dragen. “Kan ik een beetje as krijgen”? Eerstegraads nabestaanden kunnen op eenvoudig verzoek wat as verkrijgen, een symbolische hoeveelheid. Dit wordt wel geregeld via de begrafenisondernemer. “Hoe zijn we zeker dat de as aan onze dierbare toebehoort”? Het assteentje vergezeld de overledene van bij de aankomst tot in de urne. Daarnaast is iedereen die in het crematorium werkt gebonden aan een deontologische code en is er ook nog een sociale controle: iedereen controleert iedereen. Achter een tafel toonde Hans Couvreur de verschillende mogelijkheden na de crematie: asverspreiding, bijzetting in een columbarium, in een urnentuin, verstrooiing op zee en thuisbewaring.
-
Invoer van de lijkkist
Ook lagen er een aantal “voorwerpen” die in de loop van de tijd na de crematie werden gerecupereerd. Naast een aantal protheses zagen we ook een schaar en een pincet en zelfs een kapstok. Hans Couvreur was een tevreden man want de interesse bleek uit de vele vragen. Dan was het tijd om naar de andere zijde van de ovens te gaan waar we konden zien hoe de as gekoeld werd en zagen we ook de asmolen waar de as vermalen werd en waar ook de eventuele ijzeren onderdelen verwijderd wordt: protheses, vijzen en krammen van de lijkkist. Het eindresultaat is een urne met daarin de as van de overledene met daarin het assteentje. Na meer dan twee uur geïnteresseerd luisteren en vragen stellend stonden we, meer dan voldaan, aan de uitgang. Wij kregen na afloop van ons bezoek een mail van Hans Couvreur waarin hij zijn dank uitsprak voor onze betoonde interesse. Vzw Grafzerkje wil bij deze de heer Hans Couvreur nogmaals danken voor zijn deskundige uitleg, humor niet uit de weg gaand en eerlijk antwoordend op alle vragen.
-
Gerecupereerde voorwerpen
-
Gerecupereerde voorwerpen
Jacques Buermans
Foto’s Rina Reniers
Lilith Kenis Brengt hier weer een passend gedicht

Bifi Memoriam
Klein mollig zwart beertje, parmantig als een heertje. Op expeditie of op jacht,
in kleine pantervacht.
Sommige dagen telde je voor twee en vaak nam je ons ook mee.
Je wist heel goed wat je wou en hoe je dat vertellen zou.
Als stille aanwezige wollebol deed je vaak een kopje rol,
over onze schoenen die je blonk,
of over kussens waarin je verzonk.
Je was een heuse vri’nd
en ons dierbaar als een kind. Je las papier en krant
het liefste met je achterkant.
Alleen de telefoontjes deed je met je “koontjes” telkens je de stem herkende bromde je als een verwende.
Na veertien jaar spelen en stoeien ging het je te zeer vermoeien.
Je hartje hield het voor bekeken;
het waren je laatste kattestreken.
Nu roep je ons niet miauwend meer en gaat de katteflap niet op en neer Hoewel we je nog vaak verwachten.
Je blijft zo levendig in onze gedachten.
Lilith Kenis – Berchem – 03/05/’04
Leden die geïnteresseerd zijn in de gedichten van Lilith kunnen een bundeltje bestellen via
Foto's Uit de oude doos

Ons lid Bert Bevers bezorgde een aantal postkaarten “met kerkhoven uit de Groote Oorlog op”. Geniet mee!
Anneke Haasnoot Zorgt steeds voor de poëtische noot in onze Nieuwsbrief

MARIEKE
Marieke Jansen speelt toneel
Maar dat mag verder niemand weten
Ze is het zelf haast vergeten
Maar ik zie verder dan haar keel
Marieke lacht een lach die klatert
Ze trek haar zonnigste gezicht
Maar in haar is het niet zo licht
Wezenlijk contact is verwaterd
Refrein:
Marieke wil graag weg van hier
En hoe dat kan haar niet veel schelen
Ik zal jullie van boven mailen
Dat schrijf ik op een stuk papier
Marieke is van binnen bang
Ze voelt zich eenzaam en verlaten
Niemand slaat in haar zeedijk gaten
Die gaten dicht ze al zo lang
Marieke is van binnen moe
Marieke zou liefst eeuwig slapen
Ze wet haar allerlaatste wapen
Haar ogen vallen bijna toe
Refrein:
Marieke wil graag weg van hier
En hoe dat kan haar niet veel schelen
Ik zal jullie van boven mailen
Dat schrijf ik op een stuk papier
Marieke schrijft een korte brief
Aan alle mensen die ze kende
Van dat het leven maar niet wende
Nooit kreeg ze het een beetje lief
Marieke heeft nu eindelijk rust
Al telde ze slechts zestien jaren
Ze is de rivier over gevaren (evt. kan gezongen worden Z’is)
De veerman heeft haar zelf gekust
Refrein:
Marieke wil graag weg van hier
En hoe dat kan haar niet veel schelen
Ik zal jullie van boven mailen
Dat schrijf ik op een stuk papier
© Anneke Haasnoot
29 oktober 2008
Indien u meer wenst te vernemen van Anneke Haasnoot:
http://members.lycos.nl/beeldentuin/index.htm
Budapest en zijn begraafplaatsen Wanneer Buermans eens een offday kent

Als het eenmaal verkeert loopt … Murphy en zijn wet weet je?
Zoals een groot deel van jullie weten maak ik regelmatig trips met mijn Haremm (Heer Alleen Reist Enkel Met Meisjes). Nu stond een vijfdaagse Budapest op het programma en besloten werd om een volledige dag uit te trekken om al dat funeraire moois te ontdekken. Thuis had ik reeds een Duits boekje met een drietal rondleidingen op evenveel dodenakkers vertaald, de plannetjes gekopieerd en opgezocht hoe er te geraken. Dus die woensdag stapten Ria, Rina en ikzelf (het funeraire luik van de Haremm) blijgezind op weg met de bedoeling drie begraafplaatsen met evenveel Joodse afdelingen met een bezoek te vereren. We kochten een dagticket voor het openbaar vervoer. Prachtig idee zo zou later blijken. Vooraf werd nogmaals uitgekiend hoe we van de ene begraafplaats naar de andere konden geraken. We starten bij het Farkasreter Temeto op het grondgebied van Buda. Een rommelige begraafplaats echt chaotisch. Er kwam dan nog bij dat de auteur van het boekje over dodenakkers van Budapest blijkbaar … een kangoeroe moest geweest zijn. Hij wipte van de ene zijde van de begraafplaats naar de andere zijde van Farkasreter. Ben ik nu fout als ik het volgende verwacht? Een rondgang start aan de ingang, doet de belangrijke grafmonumenten aan en eindigt bij het startpunt. Niets van dit alles. Blijkbaar een Hongaarse kwaal want ook in een aantal van de reisgidsen werd ook maar van de hak op de tak gesprongen. Toch nog enkele beelden geschoten zoals een beeld voor dirigent Karoly Guyrkoczy, mooie monumenten zoals Corita, Richard, Panczel Mihaly, een amfoor op het graf van schrijver Gabor Devecseri. Ook zagen we een recente bijzetting en een typisch Hongaars grafteken.
De bekendste bewoners van Farkasreter vonden we op het eind van onze rondgang. Componist en musicoloog Zoltan Kodaly, dirigent Gyorgy Solti en componist Bela Bartok werden door ons met een bezoek vereerd.
De naastgelegen Israëlitische begraafplaats zag er volgens een aantal foto’s uit het boekje prachtig uit. Het bijhorend plan zou ons de weg wel tonen. Vreemd want op één afbeelding na bleek niets van al dat moois hier te vinden. Rina trok haar stoute schoenen aan en vroeg aan de uiterste vriendelijke bewaarder waar deze juweeltjes van funeraire kunst te vinden waren. Uit wat Rina kon opmaken, want naast Hongaars spreekt de meerderheid hier geen enkele andere taal, bleek … dat het foto’s waren van een andere Joodse begraafplaats van Budapest. Twee foto’s bleek hier de magere oogst. Er werd nog eens goed om gelachen: iedereen kan zich wel eens vergissen, ook Buermans.
-
Joodse Begraafplaats (RV)
-
Joodse Begraafplaats (JB)
Dan maar naar begraafplaats drie en vier: Rakoskereszturer Temeto, let op de schrijfwijze. Thuis had ik al opgezocht en uit een vorig bezoek herinnerde ik mij nog dat de begraafplaats vlakbij een tramlijn lag. Die thuisinformatie leverde op dat “Rakosk. Temeto”, zoals het afgekort werd, te bereiken was via tramlijn 28. Toch even in het hotel gecheckt en, geluk dat ik had (?), de man achter de balie woonde vlakbij de begraafplaats. Hij noteerde voor mij “Rakosp. Temeto”, aandachtig lezer zoek het verschil, te bereiken via een tram die in de omgeving stopte waarna enkele straten te voet dienden afgelegd te worden. Vreemd, zo herinnerde ik het mij niet. Zekerheid is de moeder van de funeraire porseleinwinkel dus vooraleer op stap te gaan informeerde ik eens in het metrostation vlakbij het hotel: u geraakt er makkelijkst met bus 196. Keuze te over dus. “Wie van de drie” en we opteerden voor keuzemogelijkheid drie. Aangekomen, plan bovengehaald en wat stelde Ria vast …het klopte van geen kanten. Wij naar het informatiebureel. Drie dames keken ons aan omdat ze blijkbaar voor het eerst van hun leven drie toeristen op hun dodenakker zagen. De cheffin werd er bij gehaald en wat bleek, juist, we stonden op Rakospalotai Temeto in plaats van op Rakoskereszturer Temeto. Beide begraafplaatsen liggen dan nog eens zo verder uit mekaar (wij bevonden ons links bovenaan op de kaart van Budapest en we moesten naar rechts onderaan – de begraafplaats stond zelfs niet meer op de kaart). De vriendelijk cheffin loodste ons, met de hulp van de drie dames, feilloos, (eerst met de bus, dan met de tram om te eindigen met een volgende tram) naar Rakoskereszturer Temeto. Weer hetzelfde liedje: onze kangoeroe slaagde er niet in om een degelijke route uit te stippelen. Deze begraafplaats is dan ook immens groot en de voornaamste trekpleister, het graf voor Imre Nagy terechtgesteld na de Hongaarse revolutie van 1956 en slechts in 1989 hier herbegraven, bevindt zich helemaal achteraan de begraafplaats. Twee kilometer stappen vonden we van het goede te veel dus lieten we de man liggen en schoten enkele beelden vlakbij de ingang van Koté Bela, een zigeunerkoning, een grafmonument voor Hongaarse soldaten en het graf van Endre Thek, een meubel- en klavierfabrikant. We besloten maar om een kijkje te nemen op de Israëlitische begraafplaats, die met de prachtige beelden weet u nog? Hier was het weer een hele opgave om iemand te vinden die ons kon vertellen of het Joodse gedeelte in de linkse of de rechtse richting van Rakoskereszturer Temeto lag. Het werd uiteindelijk naar rechts. Na enkele honderden meter eindigde het overwoekerde paadje bij een tramhalte. Een enthousiaste kerel, had nog nooit van zijn leven een toerist gezien, maakte ons duidelijk dat we hier op de tram dienden te wachten om, na één halte, de Israëlitische begraafplaats te bereiken. Volgens ons had hier in jaren geen tram gereden maar niks daarvan, na enkele minuten verscheen er een. We stapten af om … een gesloten Joodse begraafplaats aan te treffen. Zo ging het vlug. Reeds vijf begraafplaatsen bezocht (?) nog twee te gaan.
We besloten om eerst de Israëlitische begraafplaats van Kerepesi te bezoeken. Goed gedacht want we werden er verwelkomd door een gigantische Duitse herder, ook hier werd blijkbaar evolutie gemaakt, die ons duidelijk maakte dat we hier niet welkom waren. Gelukkig maakte de begraafplaats Kerepesi veel goed. Ordelijk, mooi onderhouden. Gewapend met enkel het plan, we hadden genoeg van de kangoeroewandelingen uit het gidsje, zagen we joekels van grafmonumenten. Wat gedacht van het mausoleum voor Lajos Batthyany, de eerste onafhankelijke minister-president in 1849, een ontwerp van Albert Schickedanz. Op perk 22 werden de resten van de in Engeland overleden Mihaly Karolyu, president in 1918, een monument van Lajos Skoda, begraven.
-
Batthyany (RV)
-
Karolyu (RV)
Vrijheidsstrijders van 1848 – 1849 omringen het mausoleum voor Lajos Kossuth (045RR), een ontwerp van architect Kalman Gerster. Mausoleum voor Ferenc Deak, de politicus die de “wijze van het vaderland” genoemd werd.
-
Kossuth (RR)
-
Deak (RV)
Wat te zeggen van het pantheon van de arbeidersbeweging?
-
Pantheon (RV)
-
Pantheon (RR)
Enkele mooie “onbekende” beelden waaronder ook een, erbarmelijke slechte, kopie van de fameuze “engel van Staglieno”. Beeld voor de familie Deszo.
Een geopende oester met parel voor Martinyi Pal. Een mooie engelfiguur voor Haltenberger. Prachtig beeld voor Sipocz.
Mahunka met een vrouwenfiguur. Kerepesi is ook de laatste rustplaats van een aantal, min of meer, bekende figuren. President Janos Kadar kreeg een centrale plaats toebedeeld. Op de hoek van perk 29 een monument uit Carraramarmer voor de romantische dichter Karoly Kisfaludy.
De familie Gerbeaud van het gelijknamige koffiehuis ligt onder een groot monument. Toneelspeelster Lujza Blaha, de nachtegaal van de natie, ligt onder een werk van Elemer Fulop. Op het eind van onze rondgang vonden we de arcaden met onder meer een mooie koepel in mozaïek en een prachtig beeld op het graf Kilian. Nog een blik op twee, of waren het er drie (?), marmeren beelden?
-
Kilian (RR)
-
3 (marmeren) beelden? (RR)
Moe maar voldaan keerden we terug naar het hotel. We konden gelukkig nog goed lachen met al de “miserie” die ons overkwam als we het dan toch niet kunnen waarmaken als “funerair” deskundige kunnen we altijd nog solliciteren voor een functie van “deskundige van het openbaar vervoer in Budapest”.
Jacques Buermans
Foto’s (RV) = Ria Vaes, (RR) = Rina Reniers, (JB) = Jacques Buermans
Rondleidingen tijdens de Gentse Feesten De Gentse uitspattingen komen op kousenvoeten naderbij

Traditiegetrouw sta ik opnieuw met de ondertussen beruchte Tupperwarepot aan de ingang van mijnen hof. Ik blijf de democratische prijs van 2 euro per persoon hanteren.
Thema dit jaar : MUURBLOEMPJES, mooie dames en heren, al dan niet beroemd of berucht, die een “muur-ruggesteuntje” nodig hebben.
Waar – wanneer - hoe laat ?
Westerbegraafplaats Palinghuizen Gent
Zondag 26 juli
Maandag 27 juli
Telkens om 10u30, maar steevast wordt een academisch kwartiertje van 5 minuten ingelast.
Grafzerkjes die ondertussen de gewone preek in verband met mijn goeie vriend Bracq, met de ogen dicht mee kunnen opdreunen, kunnen zelfs eerst nog een koffietje gaan drinken.
Reserveren hoeft niet, hoe meer zielen, hoe meer vreugd. An Hernalsteen
Tante Kato ging op reis En zag het graf van Käthe Kollwitz

* Käthe Kollwitz-Schmidt * 1867-1945 * Berlijn, Duitsland *
Käthe Kollwitz. We kenden haar van Vladslo. Van de Neue Wache in Berlijn en haar musea in diezelfde stad en Keulen. Vanwege haar droevige beelden had ik altijd de indruk dat ik haar graf al gezien had. Niet dus. Daar moeten we de eerstvolgende keer dat we in Berlijn zijn wat aan doen. En zo gebeurde.
Het Zentralfriedhof Friedrichsfelde ligt in oost-oost-oost-Berlijn. Waarmee ik wil zeggen : weg van de krioelende menigte, verder dan het Ostbahnhof. Ik ben geneigd eraan toe te voegen : de woningblokken worden alsmaar grauwer naarmate de S-Bahn of stadsspoorbaan je verder brengt. Eerlijkheidshalve dien ik te vermelden dat die grauwe monotonie per jaar vermindert. Bruin-beige woonkazernes krijgen een fris kleurtje en de geraniums voor de ramen zorgen voor de bekende vrolijkheid. Vanaf het station Friedrichsfelde-Ost is het een wandeling langs volkstuintjes die ongemerkt overgaan in die andere oase van rust : het Zentralfriedhof Friedrichsfelde. We dachten hier alleen Käthe Kollwitz te vinden, maar de begraafplaats bleek meer te bieden. Wat direct opvalt is de intimiteit. Dit is geen parkbegraafplaats met monumentale graven. Dit is een bos van 32 ha. met grafstenen die ongeveer tot de knie reiken. Naast bomen en struiken groeien er éénjarige plantjes, overlevers (klinkt ongewoon in deze context), wilde bloemen en onkruid. Eerst naar Käthe Kollwitz. In een aparte allee vindt men de kunstenaarsgraven, alle gemerkt met “Ehrengrab Land Berlin”. De andere kunstenaars waren ons totaal onbekend. In het familiegraf Kollwitz-Schmidt liggen begraven broer Konrad, diens vrouw Anna, Georg Stern (niet ontdekt wie dat is) en het echtpaar Karl en Käthe Kollwitz. Het bronsreliëf “Ruht im Frieden seiner Hände” werd door Käthe Kollwitz ontworpen rond 1935.
Käthe Schmidt werd in Königsberg in het toenmalige Pruisen (de huidige Russische enclave Kaliningrad aan de Baltische Zee) geboren in een nest met sterke sociale en morele overtuigingen. Getalenteerd als ze was mocht ze op haar zestiende naar Berlijn, naar de tekenacademie. Een jaartje later leerde ze de sociaal geëngageerde student geneeskunde Karl Kollwitz (°1863) kennen. Karl en Käthe trouwden in 1891 en gingen in een werkmansomgeving wonen. Hij was een vertegenwoordiger van “geneeskunde voor het volk” en Käthe kwam als doktersvrouw in contact met de problemen en zorgen van de gewone mens. Hun miserie, haar verteld door de vrouwen, werd haar inspiratiebron. Käthe Kollwitz verdedigde de sociale democratie en de vrouwenrechten, zonder zelf aan politiek te doen. Het echtpaar kreeg twee zonen : Hans (1892) en Peter (1896). Vanaf 1897 kreeg Käthes oeuvre publieke belangstelling. Haar werken, gebaseerd op diep medevoelen met de sociale noden van de werkende klasse en haar protest tegen hun arbeidsomstandigheden, werden enerzijds op lof onthaald maar waren tegelijkertijd een bron van afkeer bij hen die blind waren voor de sociale problemen en dachten de kunstlakens uit te delen. Uit Käthes beginperiode kennen we alleen grafisch werk. In een later stadium (ca. 1904) gooide zij zich op de beeldhouwkunst. Verdriet werd een uitgesproken aspect van haar werk. Een eerste leed trof haar in oktober 1914. De oorlog was pas begonnen, toen haar achttienjarige zoon Peter aan de Ijzer sneuvelde. Moeder Käthe sloeg na dit pijnlijke verlies definitief de weg van het pacifisme in.
In 1919 was Käthe Kollwitz als eerste vrouw verkozen tot lid van de Pruisische Kunstacademie maar daar maakten de Nazis in 1933 een einde aan. Zij werd tot ontslag gedwongen en kreeg een tentoonstellingsverbod. In die periode werden de granieten beelden “De Treurende Ouders” op de Duitse oorlogsbegraafplaats van Roggevelde bij Diksmuide, waar Peter begraven lag, geïnstalleerd. Later, in 1956 verhuisden verschillende graven, inclusief dat van Peter naar Vladslo. In 1940 overleed Karl Kollwitz en in 1942 sneuvelde kleinzoon Peter in Rusland (°1923; een zoon van Hans). In 1943 verliet Käthe Kollwitz Berlijn, een goede beslissing want later dat jaar werd haar huis vernield in een bombardement. Ze heeft het einde van die Tweede Wereldoorlog net niet meegemaakt. Op 22 april 1945 overleed ze. Enkele maanden later werd haar asurne overgebracht naar het familiegraf in Berlijn-Friedrichsfelde. De grootste postume eer kreeg de kunstenares toen haar beeld “Moeder met Dode zoon” in de Neue Wache opgesteld werd : sinds 1931 is dit gebouw een oorlogsmemoriaal en in 1993, na de eenmaking van Duitsland, kreeg haar Piëta (van 1937-39) hier een welverdiende plek.
We verlaten het vredige graven-weggetje en onze expressioniste en wandelen verder over de begraafplaats. Die dateert van 1881 maar won belang rond 1900, toen de medeoprichter van de Duitse sociaal-democratische arbeiderspartij Wilhelm Liebknecht (1826-1900) hier begraven werd. Toen Karl Liebknecht (1871-1919; zoon van Wilhelm), Rosa Luxemburg (1871-1919) en andere voorvechters van de linkse beweging vermoord werden, kregen zij een graf op Friedrichsfelde. De toen nog jonge en onbekende Ludwig Mies van der Rohe (1886-1969) kreeg in 1926 de opdracht een Revolutionsdenkmal te ontwerpen. De Nazi’s, die de aanhangers van de KPD haatten, maakten de tombe (12L x 4B x 6H) met de grond gelijk (1935) en vervolledigden hun ravage in 1941. Sindsdien zijn de stoffelijke resten van Liebknecht, Luxemburg en de anderen verdwenen. In 1983 werd op de originele plek een nieuw gedenkteken voor de slachtoffers van de communistenvervolging opgericht. Een even grote basis maar een kleinere opbouw met een bronzen plaat waarop een afbeelding van het origineel.
Terug vooraan bij de ingang vindt men het in 1951 opgerichte “Gedenkstätte der Sozialisten”. Rond het centrale monument zijn gedenkzerken voor oa Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg - op beide graven enkele steentjes, ze waren inderdaad joods- en het echte graf van Walter Ulbricht (1893-1973).
Voorwaar een belangrijke begraafplaats voor iedereen die geïnteresseerd is in de linkse beweging, de arbeidersbeweging, de sociale geschiedenis, of de geschiedenis (van Duitsland) in het algemeen.
Tekst en foto's : Tante Kato
Beleidsnota Antwerpse Begraafplaatsen Voorgesteld

Uitnodiging gekregen om de voorstelling van de beleidsnota bij te wonen. Voor een dertigtal uitgenodigden (begrafenisondernemers, mensen van heemkundige kringen en leden van vzw Grafzerkje) en enkele ongenode bezoekers die dan nog het hoge woord voerden ging schepen Lauwers van start. Hij vertelde dat er gestreefd wordt naar meer menselijkheid naar de nabestaanden toe. Een stap in die richting was het kosteloos aanbieden van grafconcessies voor minderjarigen tot 18 jaar en de mogelijkheid om een symbolisch deel van de as van de overledene mee naar huis te nemen. Ook het aanleggen van nieuwe urnenvelden zorgt voor meer kwaliteit in het aanbod van asbestemming maar geeft ook een meerwaarde uit esthetisch opzicht. Guy Lauwers dankte ook expliciet onze vzw Grafzerkje en de heemkundige kringen voor de vlotte samenwerking. De schepen stelde dat een dodenakker een plaats is “om te zijn” en dat met meer orde en netheid het respect voor de overledenen betoond worden. “We zijn een stad voor iedereen ook voor de overledene. Het autoluwer maken van begraafplaatsen dient onder meer om de diefstallenplaag in te dijken. De “verwittering” van de bevolking (steeds ouder wordenden kunnen fysiek de afstand tot aan het graf niet meer aan) noopt tot de creatie van meer rustpunten en het voorzien van rolstoelen”, zo besloot schepen Guy Lauwers.
Nadien nam Hendrik De Bouvre, afdelingshoofd van de begraafplaatsen, het woord. Hij ging dieper in op de beleidsnota. Hij toonde aan dat het aanbieden van extra mogelijkheden toch op de nodige interesse kan rekenen zoals het bijzetten van een asurn in een urnenveld en asverspreiding met een naamplaatje. Hij had het ook over de afstemming van arbeidstijden op piekmomenten. Zo zijn de begraafplaatsen op zaterdag geopend. Er zijn goede vooruitzichten om via het Rijksregister de gegevens van nabestaanden makkelijker te kunnen aanschrijven. Hendrik De Bouvre ging nog even in op het aanbieden van kosteloze concessies voor minderjarigen. Dit duurt zo lang het graf door de familie onderhouden wordt. De vragen kwamen los. Onder andere stelde een begrafenisondernemer dat hij het een probleem vond dat mensen nu dienen te beslissen of ook de partner er komt bijliggen. “Men wordt geroepen bij het overlijden van vader en dient dan aan de familie te vragen of de moeder ook in het graf begraven wil worden”, zo zegde hij. Schepen Lauwers kwam tussenbeide en zegde dat hij deze vraag ging opnemen voor eventueel gevolg. Dezelfde man vroeg ook om te overwegen of een tweede plechtigheid van nabestaanden van iemand die tien jaar in het columbarium lag en die vraagt om asverspreiding na die tien jaar of dit niet gratis kon. Dit lag blijkbaar iets delicater. Ons lid Geert Janssens, actief rond de Borgerhoutse begraafplaats Silsburg opperde dat hij steeds van het kastje naar de muur gezonden wordt. Het district Borgerhout zegt dat de begraafplaats op het grondgebied van Deurne ligt. In Deurne zegt men dat het de begraafplaats van het district Borgerhout betreft. Hendrik De Bouvre schepte klaarheid door te zeggen dat het district Borgerhout voor Silsburg alle verantwoordelijkheid draagt. Modest Van Camp, van de heemkring Merksem, vroeg zich af of er niet gekeken kon worden of er in de toekomst herbruik van grafmonumenten toegestaan kan worden op “gesloten” begraafplaatsen. Hendrik De Bouvre stelde dat jaren geleden beslist werd om dat niet te doen maar was wel bereid om dit toch ook nog eens op te werpen. Dit zal als muziek in de oren klinken voor de mensen rond de Merksemse Van Heybeeckstraat en Sint Fredegandus in Deurne. Klinkt positief zeker omdat een van de beleidspunten het meer efficiënt exploiteren van de ruimte was zodat het sluiten van volle begraafplaatsen zoals Silsburg en Berchem vermeden wordt. Misschien kunnen zo twee vliegen in één klap geslagen worden. Na een hapje en een drankje werd nog even nagekaart.
Jacques Buermans
Christiaan Ketele Toont wat samenwerken met de stad Antwerpen is

In mei stelde Christiaan Ketele voor om eens, vrijblijvend en in het kader van de steeds maar beter wordende samenwerking tussen onze vzw Grafzerkje en de stad Antwerpen, enkele grafmonumenten aan te pakken die zich bevinden over de laatste rustplaats van Hendrik Conscience. Het grafmonument voor Victor Driessens werd enkele jaren voordien reeds gerestaureerd, door Sander Peters, dankzij de tussenkomst van de heer Carlos Vanhecke. De drie “buren” van Driessens verkeerden nog in een prima staat maar konden wel eens een reinigingsbeurt gebruiken.
Een kille vrijdagmorgen begin juni trof ik Christiaan aan dichtbij perk U. Als eerste kreeg dichter Julius De Geyter, de man die rust onder dat prachtige beeld van de hand van Frans Joris, een grondige opkuisbeurt. Een tijd later waren de Mertens & Torfs beiden maakten een achtdelige geschiedenis van Antwerpen en beiden moeten ook één straatnaam, de Mertens & Torfsstraat dichtbij het oude justitiepaleis, delen. Daarom werden beiden ook aangepakt. De krans aan de voet van het grafmonument voor Karel Torfs werd door Christiaan meegenomen om thuis grondig gerestaureerd te worden.
Frans Hendrik Mertens werd grondig opgekuist waarbij Christiaan tot de conclusie kwam dat het kruis bovenaan losstond. Echtgenote Vera die hem intussen was komen vervoegen werd op pad gestuurd om het nodige materiaal te halen om het kruis stevig te bevestigen.
Als laatste werd het prachtige beeld van de hand van Arthur Pierre dat het ossuarium van de stad Antwerpen siert aangepakt. En hoe! De gesluierde vrouw zag er beter uit dan ik ze ooit gekend heb.
-
Ossuarium
-
Ossuarium foto Christiaan Ketele
Enkele weken nadien kwamen Christiaan en ikzelf samen met enkele mensen van de begraafplaats Schoonselhof met de bedoeling te verzoeken met perk waarop deze vier grafmonumenten staan en die op een prominente plaats op de dodenakker staan eens her aan te leggen zodat het een mooier geheel zou kunnen worden. Er volgde heel wat gepalaver. Hopelijk zijn ze er op het kasteel Schoonselhof nu al uit en kunnen we een van de volgende maanden het resultaat ervan bewonderen. Wordt vervolgd. (Hopelijk?)
Naast het feit dat er vier monumenten er weer keurig bijliggen wil ik Christiaan toch hartelijk danken omdat hij, en dit is niet de eerste keer, dit volledig vrijblijvend doet. Er zouden er meer moeten zijn. Gelukkig zitten er tussen onze leden nog enkele “goede zielen” die ook van tijd tot tijd de handen uit de mouwen durven te steken. Nogal wat anders dan sommige Antwerpse gidsen die alleen maar, figuurlijk gelukkig maar, het beleid kunnen afbreken en steeds hun negatieve commentaren spuien wanneer ze toch maar de kans krijgen zelfs indien ze niet uitgenodigd zijn. Het ergste van al is dat ze nog nooit één poot hebben uitgestoken om zelfs maar één grafmonument in peterschap te nemen laat staat één poot uitgestoken hebben om al eens een grafmonument op te knappen.
Jacques Buermans
Foto’s allemaal van Jacques Buermans behalve waar aangeduid Christiaan Ketele.
Oude Begrafenisgebruiken Uit Wolfsdonk

Meer dan welke andere levensfase ook, kende het sterven in Wolfsdonk zijn eigen typische volksgebruiken en tradities. Als er een lijk in huis was, werd het spek uit de open schouw gehaald en bij de buren ondergebracht. De morgen na het overlijden gingen de meisjes de weg om: zij trokken al biddend van Wolfsdonk naar Testelt en hielden aan de kapellekens onderweg stil om te bidden. Zolang de dode boven d’aarde lag, kwamen de buren elke avond ook de rozenkrans bidden. Schrikaanjagende gebeden zorgden er dan voor dat angst en eerbied voor de onverbiddelijke Rechter door de stampvolle woonkamer trilde. Na het gebed ging men de dode groeten in de naastgelegen kamer, waar slechts een schamel olielampje brandde.
De begrafenis vond gewoonlijk plaats met een mis om acht uur. Een boerekar vervoerde de lijkkist, die op stro lag, een typisch Kempische gewoonte. De begrafenisstoet hield bij ieder kapelletje of kruisweg eventjes halt: de voerman legde er een strobusseltje of strowijp neer en er werd in stilte gezamenlijk een Onze-Vader gebeden. Het neerleggen van een busseltje stro was in deze streek een eeuwenoud gebruik. In Wolfsdonk ging deze volkstraditie pas na de tweede wereldoorlog teloor. De strobusseltjes hadden een lengte van ongeveer 30 centimeter en een diameter van 5 centimeter. Voor een klein kind werd een kleiner busseltje gebruikt.
Een drietal weken na de begrafenis vond de uitvaart plaats. Welstellende lieden lieten dan na de dienst aan de armen en kinderen van het dorp koeken en soms ook wel eens broden uitdelen: eens te meer een duidelijk voorbeeld van de nauwe verbondheid die er eertijds onder mensen van het dorp heerste.
(Bron:Wolfsdonk Weleer… door André Peeters)
Ons lid Johan Moeys bezorgde ons dit artikel, waarvoor dank.
Vught Nederland

Tijdens een winkeltocht in Nederland passeerde ik toevallig de gemeente Vught. Uit mijn historische opvoeding herinnerde ik me dat daar destijds een concentratiekamp of zoiets geweest was. Het zonnetje scheen, een ideaal moment om daar een bezoekje aan te brengen. Uiteraard heeft het museum een sluitingsdag, nu net uitgerekend de dag dat ik voor de deur stond. Gelukkig waren er nog authentieke overblijfselen die je zo kon bezichtigen. Een wegwijzer wees de weg naar de plaats waar ettelijke mensen gefusilleerd werden. Een fikse wandeling door het bos en de heide. Dit is nu nog steeds deel van het militaire domein. Je mag er wandelen, mits je rekening houdt dat er af en toe eens een militaire kolonne op oefening kan voorbijkomen. De kennis van de fusilleringen zette wel een domper op de omgeving: zon, natuur, gezellig.
Uiteindelijk kom je op een open plaats. Daar werden de mensen neergeschoten. Nu ligt er een asfaltwegje, staat er een groot monument en een groot houten kruis. Het houten kruis stond er het eerst, als eerbetoon voor de gefusilleerden. In 1979 was het nog verboden bloemen of dergelijke achter te laten. Er is gelukkig veel veranderd.
De eerste gevangenen werden gefusilleerd in juni 1944. Op 16 september vallen de laatste slachtoffers, vlak na de ontruiming van het concentratiekamp Vught en de komst van de geallieerden. Van 329 mensen is zeker geweten dat zij hier het leven lieten. Hun lichamen werden naar het concentratiekamp gevoerd en daar gecremeerd. Vlak na de oorlog richtten de Vughtenaren Henk van der Pas en Piet van Laarhoven een groot houten kruis op bij de fusilladeplaats. Kort daarna werd er een gedenkwand in Franse natuursteen voor de kogelvanger geplaatst, ontworpen door de Bussemse architect J.F. van Herwerden. Op 20 december 1947 onthulde prinses Juliana het monument. Dit bevat de namen van de gevangenen die hier zijn gefusilleerd. Het houten kruis kreeg een plaats op de heuvel achter de gedenkwand. Vanaf de fusilladeplaats loop je op ongeveer twintig minuten naar Nationaal Monument Kamp Vught.
De terugweg is gelukkig ook goed aangegeven. Wie de moeite doet om achter het museum te piepen, kan de wachttorens, de pinnekesdraad, de grachten en nog enkele bewaarde kampgebouwen zien. De rest is verdwenen, en is nu een jeugdgevangenis.
-
Kampgebouwen
-
Kampgebouwen
Het herinneringscentrum is dagelijks open, behalve op maandag.
Johan Moeys, ook alle foto's
Te lijk gaan Karrenmuseum Essen

Het Karrenmuseum in Essen bood een toneelstukje aan over begrafenisrituelen, gespeeld door de toneelgroep “Elck wat wils”. Ze speelden twee klassen begrafenissen na. Met een korte inleiding werden deze toegelicht, samen met enkele gebruiken. Destijds waren er tot 7 klassen begrafenissen, gaande van deze van de armen -met de zevenurenmis, tot de meest luxueuze -het zogenaamde elfurenlijk. De overledene werd met de voeten eerst het huis uitgedragen en met de voeten eerst de kerk binnengedragen. Na de begrafenismis ging hij hoofd eerst de kerk uit. Was de overledene een priester dan moest hij hoofd eerst de kerk in, kwestie van toch wat onderscheid te maken. Wierook was geen oorspronkelijk deel van de ceremonie, maar werd er aan toegevoegd om de geur van de rijke stinkerds te verbergen. Daar de hygiëne ook nog niet zo’n hoogtij vierde, slechte wegen, ontbrekende toiletten, vervuiling, hielp het ook tegen de levende stinkerds.
Klokgelui kondigde het overlijden van een dierbare aan. De begrafenisstoet derde klasse, van een arme sukkelaar werd begeleid door een priester in zwarte soutane. De afgedekte kist lag op een handkar die door twee personen voortbewogen werd. Daarachter volgde de rouwende familie. Bij aankomst op de begraafplaats werd nogmaals de doodsklok geluid. Na een kort gebed werd het lijk gegroet en namen de nabestaanden afscheid. Eenvoudig, niet te veel tralala, want hij was maar een arme.
Ondertussen was er een rijke boer gestorven. Drie priesters in het wit deden hem uitgeleide. Latijnse gebeden, wierook,… Hij kon transport betalen. De begrafenishelpers tilden de kist op de kar, die door een fikse Brabander getrokken werd.
In stoet onder begeleiding van de drie priesters trokken ze naar de begraafplaats. De nodige Latijnse gebeden volgden, de kist overvloedig besprenkeld met wijwater, eerst door de priester, dan door de mannen en tenslotte door de vrouwen.
Na de begrafenis volgde de koffietafel. Familie, priesters en notaris zetelden aan de dis. Koffie, melk, brood. Na het begrafenismaal nam de notaris het woord. Het testament werd voorgelezen. Niet iedereen kreeg wat hij verwacht had, onderlinge jaloezie stak de kop op, ondanks de sussende tussenkomsten van de priester. Die ook zijn deel van de erfenis kreeg. Met flink wat gemor trok iedereen naar huis.
De toneelgroep speelde deze begrafenissen tweemaal, zodat iedereen aan zijn trekken kon komen. De eerste sessie speelde zich af onder een blakende zon. De tweede sessie begon met een warm zonnetje, doch de koffietafel kreeg een fikse regenbui over zich. Typisch begrafenisweer?
Johan Moeys
Daarnaast was er, naar aanleiding van 75 jaar begrafenissen Hensen, een tentoonstelling over het begrafeniswezen in de rietendakschuur.
In het Karrenmuseum werden een aantal lijkkoetsen uitgestald. Er zaten enkele prachtexemplaren tussen.
In het museum was er ook een beurs voor verzamelaars van bidprentjes. In het café, spijtig kon er niets gedronken worden, was er een diavoorstelling over belangrijke Europese begraafplaatsen en symboliek op dodenakkers die door de maakster van de reeks gecommentarieerd werd.
Jacques Buermans
Foto’s allemaal van Ria Vaes behalve eerste foto tentoonstelling van de hand van Jacques Buermans.
Eigenaardige keuze Voor 11 juli viering

Jaarlijks organiseert de stad Antwerpen een 11 juliviering op de begraafplaats Schoonselhof. Tot voor een vijftal jaren ging men steeds langs een aantal bekende Vlamingen die tijdens dat jaar 25, 50, 75 of een veelvoud ervan geboren werden of overleden waren. Daarbij ging men ook langs de graven van de “grote” Vlamingen zoals daar zijn Peter Benoit, Hendrik Conscience en andere Herman Van den Reecks. Vijf jaar geleden besloot de stad Antwerpen om slechts één persoon in de belangstelling te zetten. Achtereenvolgens waren dat Frans Van Cauwelaert, Jan Van Rijswijck, Herman De Coninck en Alice Nahon. Waarom dit jaar voor Ferre Grignard gekozen werd is mij toch een beetje een raadsel. Let wel ik heb niets tegen de man, integendeel. Ik zag hem meermalen optreden in de Muze, de Zolder en andere gelegenheden in de zestiger jaren. Maar Ferre een boegbeeld van de Vlaamse gemeenschap noemen daar heb ik een beetje moeilijk mee en met mij heel wat aanwezigen op de 11- juliviering.
Dat men niet afkomt met het argument “er was niemand anders”! Ik keek eens even na en wie kwam er zeker in aanmerking: Peter Benoit, componist, werd geboren in 1834; Maria ’s Heeren, meisje dat levend verbrandde tijdens de lichtstoet, werd geboren in 1884; Frans Detiège, burgemeester van onze stad, werd geboren in 1909 evenals Renaat Verbruggen, architect en directeur van de Koninklijke Vlaamse Opera, dichter Paul De Vree zag het levenslicht in 1934. Of wat gezegd van Jef Van Hoof, toondichter en de stichter van het Vlaams Nationaal Zangfeest, die overleed in 1959 of dokter Jan Albert Goris ofte Marnix Gijsen, schrijver, die overleed in 1984? Ik kan de stad Antwerpen al melden dat in 2010 volgende personen een veelvoud van 25 jaar geboren werden: Jacob Kets, stichter van de dierentuin in 1785, Evarist Allewaert, schepen en oprichter van de Fröbelscholen in 1835, August Van Cauwelaert, dichter, in 1885, Renier Van de Velden, componist, in 1910. Maar volgens mij maakt Willem Elsschot, overleden in 1960 het meeste kans. Ook Louis Major, vakbondsman overleed in 1985 en komt in aanmerking.
Genoeg gezeurd. Onder begeleiding van de stadstrommelaars ging de stoet van het kasteel richting kunstenaarsperk (1). Voorop de prominenten. Naast gouverneur Cathy Berx zagen we burgemeester Patrick Janssens en schepenen Guy Lauwers en Ludo Van Campenhout (2-3). Iets verder broer Roger Grignard met naast hem Fred Bervoets, kunstschilder (4).
We merkten ook nog enkele leden van de groep waar Ferre indertijd mee optrok op zo zagen we Milleke Fingertips. Aan het graf van Ferre werd door Maarten Inghels een ode aan de Ferre gebracht. Verder droeg Inghels voor uit eigen werk. Nadien volgde een korte bloemenhulde. Na gouverneur Cathy Berx, volgde een krans van de stad Antwerpen die neergelegd werd door burgmeester ¨Patrick Janssens. Districtraadsvoorzitter Chris Anseeuw legde en krans neer (5) en de laatste krans werd op het graf gelegd door Ann Laenen van de stedelijke cultuurraad. Besloten werd met een uitvoering van de Vlaamse Leeuw. Slechts weinigen zongen mee waar het in het verleden wel anders was. (6) Bij Fred Bervoets ontlokte het spelen van de Vlaamse Leeuw volgende gedachtenkronkel “Da lieke zou Ferre zeker schoon gevonden hebben?”. Onder begeleiding van de stadstrommelaars ging het naar het kasteel waar de genodigden vergast werden om een meer dan smaakvolle receptie.
Tekst : Jacques Buermans
Foto's : Jacques Buermans en Rina Reniers
Voor alle informatie slechts één adres:
Jacques Buermans, Frieslandstraat 4 / bus 6, 2660 Hoboken
Tel. / Antwoordapparaat / Fax: 03 / 829 16 03 (vanuit Nederland 00/32/3/8291603) - GSM:
0494 / 47 37 46
Websites:
www.grafzerkje.be - voor al uw informatie over vzw Grafzerkje www.schoonselhof.be - voor al uw informatie over de begraafplaats Schoonselhof www.antwerpsebegraafplaatsen.be - voor al uw informatie over Antwerpse begraafplaatsen