Nieuwsbrief Nr. 46 - januari 2009

Bezoek aan steenkapper Potier Onze An Hernalsteen maakte volgende impressie van het bezoek aan het steenkappersatelier


BLANKENBERGE
Voor de gelegenheid herdoopt tot  IJSBERGEN, te situeren op Groenland
Een elite van 10 uitverkorenen (waarvan één met arm in gips) troepte tegen 10u30 samen in het Blankenbergse station. Met een “Cis in vorm” op kop trok dit keurkorps richting steenkapperatelier. (Wie er deze keer niet bij was, had driewerf ongelijk).
De familie Potier heeft haar wortels in Sprimontse grond, maar Noé (1893-1960) zakte af naar Oostende om er aan de Pier en Paul kerk te werken. De zeelucht heeft blijkbaar op nietsvermoedende Waalse zielen een amoureus effect want Noé werd verliefd op Lisa Lefevere, een West-Vlaamse Schone en huwde haar in 1907. Zoon Raymond kwam een jaar later in Oostende ter wereld. In 1909 verhuisde het jonge gezin naar Blankenberge en vestigde zich aan “den ijzeren weg” wat enorm handig was aangezien het te bewerken materiaal per trein werd aangevoerd. Tijdens WO I lag het bedrijfje noodgedwongen stil maar in 1919 startte men moedig opnieuw en breidde het werkterrein uit tot over de ganse kuststreek.
Raymond (1908-1973), ondertussen gehuwd met Maria Seghers, nam de zaak over in 1937. Dat het leven niet alleen uit stenen kappen bestaat, bewezen de vijf kinderen.
In 1973 kwam de derde generatie Potier aan het bewind. Jean Pierre (°1946), gehuwd met Cecile Vandenberghe, nam de teugels in handen. Hij stopt er nu mee en gaat met pensioen want het ambachtelijke kapwerk krijgt tegenwoordig geen kans meer. De invoer van de “pre-fab woningen” uit Zuid-Oost Azië (4 plintjes en een deksteen waarvoor men stukken van mensen betaalt) heeft de handenarbeid van onze begraafplaatsen verbannen.
De familie bewaakt een schat van een archief, niet alleen de bedrijfspapieren werden zorgvuldig bewaard maar ook de modelboeken van oa de firma Rombaux-Roland  waar ik direct mijn begerige blikken liet op vallen. (zonder succes overigens)
Toen werd het tijd voor het echte werk. Eerst kregen we staaltjes te zien van de verschillende manieren om blauwe hardsteen te bewerken, gevolgd door een heuse demonstratie.
Gezeten op een éénpotig wiebelstoeltje kapte de heer Potier er lustig op los waarbij beitels van allerlei slag de revue passeerden. Nadien werd getoond hoe men met een speciale inscriptiemachine de naam van een illuster persoon uit ons selecte groepje uit de steen haalt. Wie het resultaat met mijn naam erop wil aanschouwen, moet naar Cis . Hij kreeg dit verzamelobject in tijdelijke bruikleen. Hij heeft wel beloofd dat iedere bezoeker aan het kleinood taart en koffie zal voorgeschoteld krijgen.
Door al onze vragen en interventies was dit bezoek ferm uitgelopen, de begraafplaats wachtte.
Neuzen, vingers, oren werden geteld; niets ontbrak. Er stak nog altijd maar één arm in het gips; geen ongelukken op de werkvloer dus.
Buiten werden we geconfronteerd met een ijzig, snijdende zeebries, windkracht 10, hand in hand gaande met een Siberische sneeuwstorm. Verder nota nemen was onmogelijk wegens dode vingers, nat papier, heroïsch gevecht met een alle kanten uitwaaiende paraplu. (dank zij dit hemels weertje is Blankenberge een modern kunstwerk rijker met als titel “Fuchsia kleurig baleinengeval aan flarden - in vuilnisbak”). Sommige van onze Zerkjes kregen stilaan het uitzicht van een expeditielid richting Zuidpool. Cis, moedig leider van deze overlevingstocht, was echter onstuitbaar. Eerlijk gezegd verdienen wij, 11 dapperen, een eremedaille voor bewezen diensten aan de vereniging. WIJ hebben de naam van onze vzw hoog gehouden, zij het met gebogen hoofd omwille van de snerpende, ademafsnijdende wind. Het nieuw lid was, denk ik, ferm onder de indruk van zoveel uithoudingsvermogen.
Wat mij bijgebleven is, zo maar losweg uit het vuistje. Dumon, bouwer van dijken en havens.
Een Flandrien, in mini-uitvoering, op zijn driewielertje. Een bescheiden dokter, voor de buitenwereld verborgen onder een struik. Een ongelooflijk aanbod van keuken- en badkamergraven. Het familiegraf van onze steenkapperfamilie. 
 
Redders die omkwamen toen een Frans schip verging. Politiemannen die in 1919 omkwamen bij een terroristische aanslag.
Het heldenhuldezerkje van de man die Vlaanderen naar de radio leerde luisteren, enz.
Tekst : An Hernasteen (Kuifje met ijspegeltjes aan de neus)
Foto's : Dirk Joos
Ps  Deze begraafplaats is toch de moeite waard, ik zet ze op mijn persoonlijk zomers programma want zeker voor herhaling vatbaar.

Diehard Grafzerkjes bezoeken de begraafplaats van Blankenberge Onze Johan Moeys maakte volgende impressie van het bezoek aan de begraafplaats van Blankenberge


Na een gesmaakt bezoek aan de steenkapper Potier (zie verslag van An) stapten we gezwind naar de begraafplaats. We wandelden voorbij de nieuwe Sint-Antoniuskerk, die ver genoeg van de zee gebouwd en herbouwd werd. De oorspronkelijke kerk van Blankenberge was destijds in zee verdwenen, vandaar de nieuwe locatie. Het kerkhof van die nieuwe kerk bracht men over naar de begraafplaats wat verder op. Pikant detail: de begraafplaats lag buiten de gemeentegrens van Blankenberge, waardoor de Blankenbergers tol moesten betalen om naar de begraafplaats te mogen gaan.
Ondertussen vond ene van boven het nodig om eens te laten zien wat hij in huis had: stevige wind, sneeuw, kou… Her en der liet een paraplu het afweten. Onze gids moest noodzakelijkerwijs zijn demonstratiemapje in zijn tas houden. Notities nemen was onbegonnen werk. De oorspronkelijke verslaggeefster kon niet anders dan forfait geven.
Blankenberge zit nog ver van een funeraire cultuur zoals de Grafzerkjes al jaren kennen. Woorden als hergebruik of overname zijn er vieze woorden. Als het van de bevoegde personen afhangt, wordt alles op tijd en stond geruimd. Doch stilaan groeit de groep mensen die er de meerwaarde van inzien. Zij proberen mooie of belangrijke graven te redden. Concrete ideeën zijn het bewaren van de centrale gang en het inrichten van een lapidarium (klein museumpje). Het verval is groot, maar er is potentieel.

Op een van de stèles staat om mooie foto van een jongetje op zijn fiets. Mooi maar tragisch. Wat verder vinden we nog een van de weinige blikken trommels met bloemen, ook wel graftrommels genoemd. Zo fragiel. Blankenberge kent nog enkele keukengraven, met de typische zwartwit-mozaiek.
 Op het ereperk liggen mensen die in uitoefening van hun beroep gesneuveld of overleden waren. We kregen het trieste verhaal van twee politieagenten die een pakje vonden voor de deur van het politiecommissariaat. Er zat een bom in, die in twee tijden ontplofte. Twee agenten sneuvelden, enkele anderen waren gewond. Je vindt er ook diverse redders die hun leven gaven om anderen te redden uit de zee.
Het kinderperk op het nieuwe gedeelte heeft een mooi gestileerde ingangsplaat, een knuffelbeer die tegelijk aanwezig en afwezig is. Dokter Pillen, medewerker van het Rode Kruis en fervent zeiler heeft een houtsnede in de vorm van een kruis op zijn graf. Hierin is een esculaap gesneden. Her en der zien we graven uit het atelier van de steenkapper die we daarnet bezocht hadden.
Ook in Blankenberge is een perk voorzien voor de gesneuvelde militairen. Op het Britse perk ligt ook een niet-Brit. De gids vertelde dat hij een Poolse soldaat was. Doch op de grafzerk stond Noorse staatsburger. Hij heeft in elk geval zijn leven gegeven door hier te sneuvelen.
Sommige naamcombinaties verleiden tot een monkellachje. Wat denk je bijvoorbeeld van de heer en mevrouw Lapin-Dewulf (een konijn en een wolf samen in het graf)? Tussendoor stoot je op mooie Art Déco-versieringen.
Destijds heeft men een gedeelte van het kerkhof van de Sint-Antoniuskerk opgegraven om de steenweg recht te trekken en de verzamelde beenderen herbegraven. Het monumentje voor deze mensen staat er nog, doch het kruis is er al afgevallen. Voorlopig ligt het nog achter het monument, wie weet hoe lang nog. Op het oude kinderperk kregen we wederom een tragisch verhaal. Vijf kinderen die destijds eindelijk een ijsje kregen, stierven hier later aan, want het ijs was vergiftigd. Vermoedelijk met salmonella. Verkeerd of onvoldoende ingevroren, minder strenge hygiënische normen destijds, gebrekkige kennis…

Het weer bleef guur, met een korte opklaring. Na de beproeving (wat het weer betreft) begon het zacht te sneeuwen. De wind stak terug op. Omdat een mens toch één keer de zee wil zien, trok ik met gezwinde pas, pet voor de ogen, sjaal over mond en neus, handen diep in de zakken naar het strand. Ik snap niet wat mensen zo naar de zee trekt, ik vond er weersgewijs weinig aan. (De laatste zin is een grapje).

Tekst en foto's : Johan Moeys

Kretenzish klooster Anneke Haasnoot zorgt steeds voor de poëtische noot in onze Nieuwsbrief.


Behoedzaam breng ik tere kleuren aan
De vele rozen voor de kloostermuur
De zon die hoog staat op dit vroege uur
Wat een oase door ons aangedaan
 
En in de kruisgang kun je gadeslaan
Een nestje kittens, vormend een sculptuur
Een bezem veegt de binnenplaats secuur
De tegelvloer is duidelijk vergaan
 
Bij één icoon wordt dikwijls stilgestaan
De mensen overladen hem met kussen
Zeer onbewogen laat hij hen begaan
 
In het museum hangt een vrouwenvlecht
Ook staat op het terrein een knekelhuis
Bewijzen van een ooit gevoerd gevecht
 
Een keuze voor de dood middels het vuur
Heldhaftig werd en wordt daarvan gezegd
 
Anneke Haasnoot 

Indien u meer wenst te vernemen van Anneke Haasnoot: http://members.lycos.nl/beeldentuin/index.htm

Beveren: leuke begraafplaats en leuke gids Een “last-minute” rondleiding meegemaakt op de begraafplaats van Beveren


De stonden dag voordien slechts gebeld door een vriendin die meldde dat er een rondleiding was waar iedereen kon aan deelnemen. Dat er een rondleiding was wist ik want Richard Willems, charmante stadsgids, mocht ik enkele weken voordien reeds ontmoeten op een door mij gegeven rondleiding en ik mocht hem nog enkele keren ontmoeten terwijl hij, op hetzelfde tijdstip dan ik, ook op Schoonselhof mensen rondleidde.
Om 15 uur stonden toch meer dan 20 deelnemers, ik mocht ook nog een ander lid van onze vzw Grafzerkje ontmoeten, te popelen van ongeduld om onder de kundige leiding van Richard over de dodenakker gegidst te worden. De sfeer zat er al van in den beginne in want Richard Willems wist zijn toehoorders te boeien niet in het minst door zijn betoog met de nodige anekdotes te kruiden. Hij vertelde over het ontstaan in 1956 van deze parkbegraafplaats aan de Glazenleeuwstraat. Hij vertelde eveneens dat een honderdtal graven werden overgebracht van de begraafplaats in het centrum van Beveren, waar nu het politiekantoor gevestigd is. Een eerste belangrijk graf was dit voor Florimond de Brouckhoven de Bergeyck. Omdat hij actief deelnam aan de oorlog sprak hij wens uit om niet in de familiekelder begraven te worden maar wel bij zijn collega-strijdmakkers. Iets verder een monument voor vijf gefusilleerden uit Beveren. Pakkend was dat de dochter van een van hen de rondleiding bijwoonde. Kunstschilder Albert Ciamberlani kreeg, volgens onze gids, twee grafmonumenten: een heel sober en dan nog een op het ereperk van de begraafplaats.
 
Richard Willems vertelde over Gerard De Paep, chirurg, arts en gemeenteraadslid. Na de oorlog werd hij ontslagen als chirurg omdat hij “politiek niet goed zat” en benoemde men een ander chirurg. Maar De Paep was zo populair bij de bevolking dat men hem terug in dienst nam en zo had een klein ziekenhuis als dat van Beveren twee chirurgen in dienst. Het verhaal werd vertelt bij de eenvormige zerken van de zusters. Dat had ook zijn reden want Gerard De Paep had een aantal eenvormige zerken besteld om … Oostfrontstrijders onder te leggen maar dit viel niet in goede aarde bij het katholieke gemeentebestuur. Er werd dan maar besloten om de zerken te bezigen om de zusters onder te leggen. Iets verder lagen een aantal priesters, onder andere Frans Maes.

.

Bij de grafkelder van de adellijke familie de Brouckhoven de Bergeyck, afkomstig uit Antwerpen en nog familie van Helene Fourment de echtgenote van Pieter Pauwel Rubens haalde Richard een kruik boven met mispeljenever om op de familie te klinken. Dit noem ik nu eens een rondleiding kruiden. In de familiekelder van deze bewoners van kasteel Cortewalle liggen 22 personen begraven. Er kan nog één iemand bij. Van het oorspronkelijke grafmonument is alleen de rozet bewaard gebleven.

.

Meer dan goed verwarmd trok de groep dan naar het ereperk. Slechts drie ereburgers bevolken dit perk: Albert Ciamberlani, een cenotaaf want de man ligt elders op de dodenakker, Piet Staut en Jos Hendrickx. Drie kunstschilders.

.

We stapten verder langs een aantal modernere graven, somtijds vierde het kitscherige hoogtij, het kinderperk en het urnenveld. Anderhalf uur later en geen moment van verveling gekend te hebben dankzij een gids die zijn job kent stonden we buiten.

.

Wat tijdens de rondgang ook opviel wat hoe goed verzorgd de bomen en de struiken wel waren. De talrijke hagen zorgden voor een van de meest intieme begraafplaatsen die ik ooit mocht aanschouwen. Richard Willems en de gemeente Beveren hadden nog een verrassing in petto: een koffietafel waar bij het nuttigen van een kop koffie of thee en een koffiekoek nog gezellig kon nagekaart worden. Richard en zijn gemeente Beveren weten hun bezoekers wel te verwennen.
 
Tekst en foto's : Jacques Buermans.

Zoveel ongezegds Lilith Kenis brengt hier weer een passend gedicht


De dood is steeds abrupt en komt zo plots.
Hij knakt het leven, de liefde en onze trots,
doet bedenken hoe nietig we slechts zijn
en laat ons achter met een kelk verzuurde wijn.
 
De dood sluipt, slaat toe en is altijd onverwacht.
Hij neemt ons vrienden en bekenden af,
laat ons onzeker als een kleintje in de nacht
en neemt zoveel ongezegds mee in het graf.
 
 
Lilith Kenis
7 Juni 2003
Antwerpen
03/239 83 36
 
Leden die geïnteresseerd zijn in de gedichten van Lilith kunnen een bundeltje bestellen via Lilith Kenis, 03/239 83 36, E-mail: [email protected]

Tante Kato ging op reis en zag het graf van Auguste Mariette Auguste François Ferdinand Mariette * 1821 - 1881 * Caïro, Egypte


Drie keer ben ik naar het Egyptisch Museum in Caïro geweest en drie keer heb ik voor het graf van Auguste Mariette gestaan. De eerste keer kende ik de man niet, noteerde hem als oprichter van het museum en klasseerde hem bij egyptologen als Champollion, Carter, Borchardt en Maspero. Met andere woorden : veel leerstof en moeilijk te onthouden ! De tweede keer had ik wat anders aan mijn hoofd, namelijk Alexander de Grote en diens Ptolemaeën-dynastie. De derde keer ging ik hem speciaal groeten want ik was eindelijk in zijn geboortestad Boulogne-sur-Mer in Noord-Frankrijk geweest -hoe dichter bij huis, hoe minder snel men er komt- en de boulonnais was niet langer een naam als een andere. De man begon vorm te krijgen, waarvan nu verslag.

Boulogne-sur-Mer was in Romeinse tijden een belangrijke haven en wisselde in die 500 jaren (van de eerste vòòr tot de vierde eeuw na) enkele keren van naam : Portus Itius, Gesoriacum en Bononia. Op het grondplan van het oude castrum en zijn gallo-romeinse muur werd in de Middeleeuwen een versterkte stad gebouwd. De vesten zijn nog steeds te bezichtigen en op de boulevard naast die stadswallen werd in 2005 een piramide gebouwd. De boulevard kreeg de naam van Boulognes belangrijkste inwoner. De piramide wordt bekroond met een standbeeld (van 1884) van Auguste Mariette. Hij wordt afgebeeld als een echte pasha in negentiende eeuws Egyptisch tenue, de rechterhand nonchalant rustend op een faraohoofd. Een fries vermeldt zijn Egyptische opgravingen zoals Edfu, Dendera, Ezna, Abydos en aan de voeten van de piramide rust een sfinx.

In deze stad met een roemrijk verleden en in een tijd dat Frankrijk in de ban was van de egyptomanie werd Auguste Mariette geboren. Napoleon had het land veroverd en verloren maar bij elke spadesteek ontdekten schattenjagers tempels, sfinxen, goud, mummies, beelden, een beeldschrift dat een enkeling nog maar pas kon lezen, ... In die tijd kon je noch egyptologie noch archeologie studeren; alle kennis moest via zelfstudie komen. Auguste was van jongsaf ondernemend. Op achttienjarige leeftijd trok hij bijvoorbeeld naar Engeland om er Frans te onderwijzen en zelf leerde hij Koptisch, de “vergeten” taal van de Egyptische christenen. Toen hij achtentwintig was kreeg hij een jobke aangeboden bij het Musée du Louvre. Het museum zat te azen op manuscripten uit het Midden-Oosten, meer specifiek op Egyptische en daarvoor moest iemand ter plekke, vooral in de Koptische kloosters, gaan zoeken. Maar het vet was al van de soep. Het beste was al in handen van concurrenten en onervaren als hij was, kon hij zijn opdracht niet volbrengen. Dus maar wat gaan dolen in de woestijn en ... om een lang verhaal kort te maken : Auguste Mariette vond waarvoor hij niet gekomen was, namelijk faraonische sites. Zijn eerste wapenfeit was het Serapeum in Saqqara : een ondergrondse begraafplaats voor de heilige stier Apis/Serapis. Auguste Mariette kon duizenden (zesduizend volgens de catalogus van het museum) antieke stukken uit diverse vindplaatsen van de Nijlvallei naar Parijs sturen en het Louvre moet hem eeuwig dankbaar blijven. Na deze suksessen bood de Egyptische regering hem de baan van Directeur van Oudheden aan en kon hij zijn familie bestaanszekerheid geven in de Egyptische hoofdstad. Vanaf dan ging alles officieel. De antieke stukken bleven in eigen land en de illegale handel werd aan banden gelegd. Een beetje toch. Hoewel ... corruptie is van alle tijden en Auguste Mariette moest de khedive (onderkoning van Egypte en vertegenwoordiger van de Osmaanse sultan) wel eens op de vingers tikken want anders verdwenen de schoonste stukken naar diens privévertrekken.

In 1858 werden de antieke vondsten opgeslagen in het Boulaq Museum, eigenlijk meer een depot in de oude noordelijke haven van Caïro. In 1878 leed die opslagplaats tijdens een overstroming heel veel waterschade. Het “museum” moest de deuren sluiten en jammer genoeg werd het merendeel van Mariettes aantekeningen eveneens vernietigd. In 1890 werd het museum richting stadscentrum verhuisd, eerst naar een paleis en uiteindelijk in 1902 naar het huidige Egyptisch Museum. Misschien is Mariettes grootste verdienste wel dat het patrimonium ter plekke moest bewaard worden, waarmee hij een halt toeriep aan mogelijke plunderingen en de tot dan toe gebruikte praktijken om gevonden stukken naar het buitenland te sturen.

Iedere egyptoloog, iedere opera-liefhebber weet dat Auguste Mariette aan de basis lag van Verdi’s opera Aïda. Ik niet, moet ik in alle eerlijkheid toegeven. Aïda was zijn concept en hij ontwierp decor en kostuums. De opera ging op 24 december 1871 in première. Sommigen vertellen graag dat die in première moest gaan ter gelegenheid van de opening van het Suezkanaal (november 1869) maar dat Mariette met decor en kostuums geblokkeerd zat in Parijs vanwege moeilijkheden die betrekking hadden op de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871. Anderen betwijfelen dat omdat Verdi nooit een opera in opdracht van iemand en / of ter gelegenheid van een evenement zou geschreven heb. Wat er ook van zij : het verhaal wil dat Auguste Mariette zijn steentje bijgedragen heeft aan ‘s werelds beroemdste opera.

In 1879 kreeg Mariette de eretitel pasha. In de lente van 1881 was hij totaal uitgeput van het harde labeur in dit moeilijke klimaat. Hij was al jaren diabetespatiënt en op het einde van zijn leven zo goed als blind. Hij zorgde zelf voor een opvolger : de Fransman Gaston Maspero. Kwestie van de Engelsen voor te blijven. Hij overleed in Caïro en werd zoals hij het zelf gewenst had vòòr “zijn” museum begraven. Zijn stoffelijk overschot werd in 1902 overgebracht naar de voortuin (links vooraan) van het huidige Egyptisch Museum van Caïro waar hij in een grijze marmeren sarcofaag begraven werd. Rond die sarcofaag staan in een halve cirkel op witte zuiltjes de bustes van zijn opvolgers.
Centraal staat het bronzen standbeeld, gedecideerd de armen gekruist, van deze pionier van de egyptologie. Zoals het in zijn tijd paste met de typische fez of tarbouche. Op de sokkel staat “A Mariette Pacha, l’Egypte reconnaissante”.

Egypte spaart al jaren voor een nieuw museum dat met steun van Japan in de buurt van het plateau van de piramides van Giza zal gebouwd worden. In de stad blijven vijfduizend meesterwerken achter. En Mariette ? Blijft hij in de stad of verhuist hij mee en zal hij ooit rusten in de schaduw van het tien meter hoge beeld van Ramses II. Ik zei wel : Ooit.
 
Tekst en foto's  : Tante Kato.

Onderhoudstips voor grafmonumenten


Naar aanleiding van de herbestemming van grafmonumenten gaf de stad Antwerpen een flyer uit met de nodige informatie. Naast de modaliteiten waaraan voldaan dient te worden om een grafmonument in bruikleen of in peterschap te nemen zette de stad Antwerpen ook enkele onderhoudstips op papier. Omdat er recent een aantal vragen kwamen aangaande onderhoud wil ik jullie deze tips niet onthouden.
 
Onderhoudstips: hoe onderhoud je een grafmonument op een duurzame manier?
 
Vegetatie inperken:
  • verwijder regelmatig bladeren en plantenresten
  • gebruik enkel biologisch afbreekbare onkruidverdelgers en breng ze niet rechtstreeks op de natuursteen aan. Algen kunnen verwijderd worden met een algendodend middel (bv. Quats) of door te stomen
  • vegetatie regelmatig manueel bijsnoeien
  • te grote of overgroeide planten voorzichtig verwijderen
  • niet alle plantengroei moet verwijderd worden: laat korstmossen en zeldzame muurplanten staan
  • breng zoden aan rond de voet van de zerken, dat houdt losse grond samen, beschermt de fundering en voorkomt wegspoelen
  • plant geen houtachtige of invasieve planten als klimop aan
  • gebruik geen grasmaaier of bosmaaier rond de zerken.
 
Poetsen:
  • haal vogelmest snel weg
  • reinig manueel met zuiver water
  • vermijd water in periodes met (nacht)vorst
  • gebruik een niet te harde kokosborstel
  • bij zachte steensoorten niet zandstralen of schuren
  • gebruik geen staalborstel en reinig niet onder hoge druk
  • gebruik geen chemische producten zoals zoutzuur, soda, ammoniak, javel (bleekwater)
  • verwijder geen patina’s op brons en steen
  • reinigen is niet hetzelfde als er opnieuw “nieuw” uitzien.
 
Klein onderhoud:
  • herschilder ijzeren en houten onderdelen regelmatig
  • herstel open voegen niet met een cementmortel maar gebruik een hydraulische kalkmortel en/of compatibele mortel om openstaande voegen te dichten en losliggende dekstenen te herbevestigen
  • je kan bronzen of koperen objecten beschermen met zuivere bijenwas. Breng deze dun en regelmatig aan na reiniging in het voorjaar
  • gebruik geen siliconen of lijmen
  • breng geen beschermlaag aan op natuursteen. Dit kan meer schade aanrichten dan goed doen.
 
Groot onderhoud:
  • raadpleeg een specialist bij verzakkingen, breuken of sterk roestig metaal
  • herkap geen inscripties of overschilder ze niet tenzij je dat laat uitvoeren door of op advies van een specialist.
 
Deze informatie kregen we via de folder samengesteld door Funeraire cel: 03/740 36 45, [email protected] op advies van Monumentenwacht Vlaanderen.
 
Jacques Buermans.

Rouwen en gedenken in de 19e eeuw Ons lid ANNEKE HAASNOOT bezocht voor ons de tentoonstelling in het Simon van Gijnmuseum te Dordrecht


Simon van Gijn, (1836-1922) bankier en verzamelaar te Dordrecht, bepaalde dat na zijn dood zijn woonhuis een museum moest worden en aldus geschiedde. Wie eenmaal binnenstapt in het monumentale pand en door de stijlkamers dwaalt, waant zich honderd jaar terug in de tijd.
Buiten de permanente exposities, zijn er de actuele. Van 15/11/08 tot 05/04/09, is dat ‘Vergeet mij niet…’ over rouwen en gedenken. Het museum aan huis is dan grotendeels in de rouw.
In Nederland is door de multiculturele samenleving de dood in de loop van de tijd wat minder taboe geworden. We maakten kennis met andere wijzen van rouwen en dat leidde tot de ontdekking dat er tal van mogelijkheden zijn om de wensen van de mens omtrent uitvaart in te willigen.
 
Er is op deze expositie confronterend werk te zien van fotografe Marry Bot. Zij laat de bezoeker kennismaken met afbeeldingen van de uitvaart in andere culturen naast die van ons. Dit kan de bezoeker shockeren, indien deze nog niet eerder kennis nam van haar werk. Van rituele wassing en overvloedige maaltijd tot aan het oplaten van witte ballonnen; het scheelt nogal vergeleken bij de op calvinistische en politieke zuilen geënte tradities van weleer. De plak cake, of de belegde broodjes, worden bij een Hollandse nazit steeds vaker vervangen door kleine gebakjes en bonbons. De vrouw als drager van de kist is anno 2009 geen probleem en de uitvaartondernemingen rijzen als paddestoelen uit de grond.
 
Haar als aandenken
 
Opvallend is dat in de 19e eeuw veel met het haar van de overledene werd gedaan. Dit werd bewaard of verwerkt in allerlei voorwerpen, zoals: broches, kruisjes, armbanden, medaillons, ringen, kransen en kettingen. Haarsieraden werden op een gegeven moment gedragen in alle lagen van de bevolking.  
Haar is een zeer persoonlijk iets.  Dat geldt voor heel veel culturen. Zo verliest in het bekende Bijbelverhaal Simson zijn lange haar en daarmee zijn kracht vanwege Delilah.
Indianen scalpeerden hun slachtoffers als symbool voor hun overwinning. Haar werd kortom gezien als zetel van de ziel en van het leven.
 
Haarwerkjes werden in de 19e eeuw veelal door kappers vervaardigd, maar men was bang  niet het juiste haar (dat van de geliefde overledene) te  krijgen. Uitkomst boden de patroonboeken die in zwang kwamen. De dames uit de gegoede stand konden daarmee zelf aan de slag. Ze waren daardoor verzekerd van een aandenken van de juiste persoon.
Er werden uitzonderlijk mooie resultaten bereikt, met name in haarwerkschilderijen. Met waterverf schilderde men de achtergrond op perkament, papier, melkglas of hout. Grafzerk, grafschrift, engel en treurwilg, struiken en gras waren telkens terugkerende elementen, gemaakt van haar!  Ook hedendaagse kunstenaars maakten werken met mensenhaar voor deze expositie. Truike Verdegaal en  Francis Wilemstijn zijn vertegenwoordigd met een pinkring en een collier.
 
Naast haarwerk kunst is er veel ruimte vrijgemaakt voor vitrines met gitzwarte rouwsieraden (git is fossiele houtskool) als oorbellen, broches en kettingen, zowel van Engelse als Franse git. De laatste soort is diepzwart. Antraciet, dat ook wel werd gebruikt, is bruiner. Constanze Schreiber echter, maakte een vanitas armband van kleine schedeltjes.
 
bron: persmap museum
 

Uiterlijke naast innerlijke rouw


Toen de echtgenoot van de Engelse Koningin Victoria overleed, brak er een zware tijd aan voor koningin en vaderland. Omdat zij het verlies nauwelijks aankon, besloot ze voor lange tijd zwarte kleding te dragen en zich terug te trekken uit het openbare leven.. Dit, om ook naar buiten toe te kennen te geven dat ze in de rouw was.
Zij zette daarmee de toon voor een bepaalde rouwmode met alle daarbij behorende accessoires en attributen. Het Verenigd Koninkrijk was een wereldrijk met zijn kolonieën. Het was belangrijk voor de hele wereld hoe men daar over dingen dacht. Dat gold zeker voor zeden, gewoonten en- mode.

Natuurlijk kon de onderklasse zich een dergelijke luxe van uiterlijkheden niet permitteren. Voor het gewone volk bleef het meestal bij het dragen van een rouwband of het zwart verven van de dagelijkse kleding. The upperclass en gegoede burgerij echter, deden volop mee. Er verschenen zelfs tijdschriften met de laatste nieuwtjes op rouwmodegebied. Deze drongen ook door tot het negentiende eeuwse Nederland. Natuurlijk geldt ook hier dat cultuurgoed daalt, zodat steeds meer mensen vertrouwd raakten met rouw en de daarbij behorende nieuwe gewoonten.

Het kon gebeuren, dat een bruid een zwarte jurk droeg, waarbij een witte sluier dan wel mocht. Men gaf dus uiterlijk blijk in welke fase van rouw men zich bevond.

bron: persmap Museum


Dat was bij dames zichtbaar door de witte rouches en corsages die op een gegeven moment de zwarte kleding wat begonnen op te fleuren en door het gebruik van zwart met grijze waaiers in plaats van puur zwarte.

Natuurlijk ontbreken ook rouwsluiers en- hoedjes niet in huize van Gijn.
Voor de heren werd alleen zwart voorgeschreven. Inclusief een zwarte pluim op de hoed en een te dragen zwarte horlogeketting.
Voor heren gold een veel kortere rouwperiode dan voor dames. Drie maanden tot een jaar was voor hen gebruikelijk. Een vrouw werd geacht minstens anderhalf jaar te rouwen.
Ook kinderen droegen rouwkleding, in de zomer witte met zwarte details, in de winter grijze.

Ook is in een van de stijlkamers een opbaring nagebootst: een zwarte kist met het rouwkleed van het zakkendragersgilde. De aanzeggerssteek (hoed), de kistlinten en handschoenen voor de dragers liggen erbij.

De post mortem afbeelding


Verder zijn er schilderijen te zien van gestorvenen, waaronder dat van een vierling van wie één kind overleed. Arie Scheffer schilderde zijn overleden moeder

Door de opkomst van de fotografie, werden de eerder genoemde memorieobjecten verdrongen.
Na 1880 werd het gebruikelijk een dood kindje mooi aangekleed en met gesloten ogen op de schoot van de moeder te zetten en dan te fotograferen. Deze post mortem afbeeldingen werden meestal ter herinnering weggegeven aan vrienden, familie en bekenden.

Bidprentjes, rouwkaarten, een krans van rouwkaartjes en prenten over begrafenisstoeten en grafkelders uit de Atlas van Gijn, plusrouwserviezen, ze zijn allemaal te zien in dit bijzonder sfeervolle pand te Dordrecht.

Tekst :Annele Haasnoot
Afbeeldingen : Simon van Gijnmuseum te Dordrecht


Om de twee weken worden er op donderdagavond lezingen en rondleidingen gegeven. U kunt zich hiervoor tijdens kantooruren aanmelden bij mw. Lia de Voogd. Tel. 078-648 2145.
Data in 2009: 15 januari, 29 januari, 12 februari, 26 februari, 12 maart en 26 maart.

Simon van Gijn
Museum aan huis
Nieuwe Haven 29-30
Dordrecht

www.simonvangijn.nl
Openingstijden:
van dinsdag tot en met zondag van 11.00 tot 17.00 uur.
Tel. 078-639820
Toegangsprijzen
Tot 12 jaar gratis
MK, ICOM, Vereniging Rembrandt gratis
Volwassenen € 6,00
65+ € 4,50
Groep vanaf 15 personen, p.p. € 5,00
12 t/m 18 jaar, CJP, Docentenpas € 3,50
Schoolgroep V.O. vanaf klas 3, p.p. € 1,50
Jaarkaart leerling V.O. vanaf klas 3 € 3,50
Rolstoelgangers
Het museum is zeer goed toegankelijk voor rolstoelgangers.

De Schaduw


Ons lid Ludo Dieltiens heeft in zijn vriendenkring een prijswinnaar. Bert Deben won de 2de prijs met de Poëziewedstrijd van de gemeente Hulshout Wij mochten nog een gedicht in onze Nieuwsbrief plaatsen met dank aan Bert Deben.
Op zijn weblog: http://www.volkskrantblog.nl/blog/6275 stelt Bert zichzelf en zijn werk voor.
Bert Deben, [email protected]

Dodenmasker gestolen op Schoonselhof


Maandag 22 december deed ik een rondgang op vraag van een ex-collega die interesse betoonde in dode militairen. Ik schrok mij een hoedje toen bleek dat het dodenmasker van Piet Janssens op perk H verdwenen was. Acteur Piet Janssens schitterde in de grote karakterrollen van Shakespeare, vooral Shylock, Ibsen en Heijermans in de Koninklijke Nederlandse Schouwburg te Antwerpen. Later speelde hij spektakelstukken in de Antwerpse Hippodroom. Van 1912 tot 1915 was Piet Janssens directeur van de Volksschouwburg. In 1915 keerde hij terug naar de Koninklijke Nederlandse Schouwburg, waarna hij in 1924 het Hippodroomtheater leidde. Piet Janssens was een zeer populaire figuur en kreeg een vorstelijke begrafenis.
Het is des te pijnlijker omdat het één van de zeldzame voorbeelden van een dodenmasker als grafplastiek, een ontwerp van beeldhouwer Karel Schuermans, is. Negen keer op tien werd het gestolen om het brons. Schandalig: een uniek stuk dat gesmolten wordt voor enkele tientallen euro’s!

 


Piet Janssens was de vader van de bekende acteur Charel Janssens. Ik nam dan de taak op mij om de dochter van Charel Janssens, Lena Sanders, een zangeres die ik nog kende van in een vorig leven toen ik drummer was in een aantal dansorkesten en haar regelmatig mocht begeleiden, het nieuws van de diefstal te melden. Leuk is anders. De diefstal werd aangegeven bij de politie van Wilrijk maar veel hoop om het dodenmasker terug te vinden koester ik niet. Gelukkig bezit Lena nog een gipsen afgietsel. Misschien dat er tussen haar en de vzw Grafzerkje een regeling kan getroffen worden om de grafplastiek te vervangen misschien door een dodenmasker in kunststof dat is in ieder geval veiliger voor dieven.

Tekst en foto's : Jacques Buermans