Nieuwsbrief Nr. 31 - september 2006

Rondleiding op de Leuvense begraafplaatsen Philippe Theys en Jacques Buermans maakten een verslag van de twee rondleidingen


Ons lid Philippe Theys maakt volgend verslag:
 
Een 22-tal fervente Grafzerkjes werden op de begraafplaats van d’Abdij van’t Park (een orde van Witheren) opgewacht door de stadsgids mevrouw Hilde Van Nieuwerburg.  Na een korte uiteenzetting over de geschiedenis van deze locatie, trokken wij met zijn allen naar de begraafplaats.
 
Onze gids vertelde ook dat dit geen “Stadsbegraafplaats” is maar ééntje die volledig in handen is van de Paters van d’Abdij.
 
Op deze begraafplaats vonden heel wat bekenden een laatste rustplaats zo o.a. voormalig eerste minister Gaston Eyskens; K.U.L – rector Ladeuze (tijdens de 1ste W.O., en bekend o.a. voor zijn bekende uitspraak: “als het niet anders kan, laat dan maar komen” toen het ging over het toelaten van de meisjes aan de Universiteit. Ook dhr. Piet De Somer kreeg hier een laatste rustplaats; hij was rector in de jaren 1966-68 bij de strijd om Leuven Vlaams en de splitsing van de universiteit.
 
Verder Jan-Baptist David (afkomstig uit Lier), leraar vaderlandse geschiedenis en één van de stichters van het Davidsfonds, en ook professor kanunnik Joseph Nuttin, decaan van de faculteit psychologie wou na zijn dood geen buren hebben en kocht daarom twee percelen grond om zich in het midden ervan te laten begraven. Op het graf van de familie Van Overstraeten ontdekte enkele pientere Grafzerkjes een werk van Alphonse Balat de bekende architect van Koning Leopold II. Op dat van de Familie Nobel stond dan weer een prachtig werk van Elström.
 
Na nog wat kuieren, verlieten wij deze begraafplaats en begaven ons naar de in de buurt liggende stadsbegraafplaats van Leuven.
 
Op deze begraafplaats, vindt men o.a. een perk voor lichamen die werden afgestaan aan de wetenschap en ook een perk dat ingericht werd op vraag o.a. van Manu Keirse (rouw & stervenstherapeut in Gasthuisberg) voor doodgeboren kindjes. Verder op onze tocht kwamen wij de graven tegen van o.a. toneelkundige Van Praet (beeld met masker), dhr. Lints met een kelder met +/- 30 nissen, deze man was actief in het sociaal- netwerk en de gebedshuizen. Ook het rondpunt met de straatnamen die in de 19de eeuw getroffen werden door allerlei epidemieën viel zeer fel op.
 
Ook de graven van de vroegere burgemeesters van Leuven met o.a. Vital De Coster waarvan de buste een werk is van Vanderlinden tevens medeauteur van de beelden op het Leuvens stadhuis; op het graf van Vander Kelen een prachtig werk van één van zijn vrienden, Jef Lambaux. Nog iets speciaals, was het graf van de familie De Jonghe dat versierd is met een enorme kapel in zink, het beroep van dhr. De Jonghe was dan ook loodgieter.
Het monument voor de slachtoffers van de rellen n.a.v. het goedkeuren van de wetten voor het Algemeen Stemrecht op 18 april 1902 viel zeer fel op. Rechts van de hoofdingang bevinden zich ook de perken voor zowel de burgerlijke als de militaire gesneuvelden van beiden oorlogen en ook een ondergrondse crypte met de naamborden van de gesneuvelden.
 
Philippe Theys.      

 
In de namiddag waren er nog acht leden van vzw Grafzerkje present om, eveneens onder de kundige leiding van Hilde Van Nieuwerburg, dezelfde rondleiding te maken.

Wat tijdens de voormiddag niet lukte wegens een aan gang zijnde begrafenis, sorry: huwelijksmis, lukte ons nog net: een bezoek aan de abdijkerk. Daar konden we het prachtige grafmonument voor de abten van de hand van Bergé bewonderen. Op een drafje want de pastoor joeg ons letterlijk de kerk uit. Zijn kerken geen “openbare gebouwen”? Op de eigenlijke begraafplaats troffen we nog een prachtig beeld van Baldini aan op de laatste rustplaats voor Tryda Van Damme. In de hoek van de begraafplaats een modern werk op een kindergraf. De gids wist er niet veel over te vertellen maar één van de deelnemers aan de rondleiding verstrekte wat informatie: het was een beeld van De Cock en stelde een hand met boze geesten voor. Het geheel eindigde in een vlinderfiguur. Zo zie je maar dat de deelnemers soms toelichtingen kunnen geven die zelf voor bevlogen gidsen een toelichting kunnen zijn.

Jacques Buermans


Foto’s van de hand van Rina Reniers

Anneke Haasnoot een actueel gedicht


Anneke Haasnoot zorgt steeds voor de poëtische noot in onze Nieuwsbrief. Ik kreeg een nieuwe voorraad en begin met een heel recente naar aanleiding van de doden bij de Vierdaagse mars te Nijmegen.
 
WINDSTILTE NIET NOCH
WEGEBBENDE POLSSLAG


De brandweer geeft een alleraardigst feestje:
'Lief klein konijntje, vliegje op zijn neus'
We moeten luisteren, hebben geen keus
En in de tent zie ik een eng, zwart beestje

Ik sluit mijn ogen maar en ik negeer
Vierdaagseloop; tropische temperaturen
Geen fut om in het Sanadome te kuren
Lezen in Houellebecq lokt des te meer

Iedere tent vaart onder eigen vlag
Dat sport verbroedert is geen loze praat
In Wijchen bloeien nog Romeinse kruiden

Emilia van Nassau, nu in brons
Geeft haar Emanuel alsnog de bons
Als hij na dertig jaar voor Spanje gaat

Zij prefereert Genève, hij het zuiden


Anneke Haasnoot

Baltics Rindert Brouwer bezocht de Baltische staten, zevende deel


Ons lid Rindert Brouwer en dé stuwende kracht achter de buitenlandse activiteiten van de Terebinth bezocht de Baltische staten en de begraafplaatsen aldaar. Hij bezorgde ons, in feuilletonvorm, de neerslag van zijn ervaringen.
 
feuilleton deel 7
 
ESTLAND - TALLINN (deel 1)
 
inleiding
 
Op de kruising van de Falgi tee en de Toompea ligt een groot blok graniet. Het is afkomstig uit een steenhouwerij van grafstenen, die dergelijke blokken aanleverde om de toegangswegen naar de stad te barricaderen bij een eventuele aanval van de Russen, toen Estland zich op 20 augustus 1991 onafhankelijk verklaarde. Die datum staat ook op de steen. Hiermee begon voor Estland een nieuw leven: de onafhankelijkheid van de Republiek Estonia. In tegenstelling tot Litouwen en Letland verliep de overgang in Estland zonder bloedvergieten.
Hoezeer de Esten zich daarna nationalistisch en anti-Russisch zijn gaan gedragen, illustreert onze stadsgids.
Zij is een aardige vrouw, zeer bevlogen, maar nationalistisch tot op het bot. Omdat ze daardoor nog al eens langdradig wordt en bij wijze van spreken om de vijf meter oreert over weer een ander stukje Estse geschiedenis, gelardeerd met anti-Russische gevoelens, haken wij af na drie uur en gaan lunchen op een van de terrassen van de oergezellige Raekojaplats (Raadhuisplein). Dat de gids op onze vraag naar begraafplaatsen alleen de Metsakalmistu vermeldt als de belangrijkste begraafplaats, omdat daar veel beroemde Esten liggen, is niet de enige reden voor ons deze begraafplaats niet te bezoeken. Hij ligt erg ver in de noordelijke wijk Pirita en wij hebben maar één dag om kennis te nemen van de funeralia in Tallinn. Zij ontkent hiermee wel een stuk Estische geschiedenis, want de Metsakalmistu werd pas geopend in 1933, terwijl de oudste begraafplaats uit 1775 stamt, de Siselinna kalmistu.
Volgens de legende heeft Tallinn een funeraire oorsprong. Linda, de weduwe van Kalev, bracht na de dood van haar man stenen bij elkaar voor een waardevol graf. Daaruit ontstond de Domberg. De laatste steen liet ze echter vallen en uit teleurstelling begon ze te huilen. Daaruit ontstond het Ülemiste meer, waar vandaag de dag nog de laatste steen, de Lindakivi, ligt. De Domberg is daardoor nooit afgekomen en dat is maar goed ook. Want bij het meer woont een gnoom die dreigt de stad te overstromen, als ze voltooid wordt.
In Tallinn zijn niet zoveel begraafplaatsen als in Vilnius en Riga. Er zijn er acht, die verspreid liggen over het stadsgebied. Het zijn over het algemeen centrale begraafplaatsen, die bestaan uit verschillende afdelingen voor diverse groeperingen of religies, al of niet gescheiden van elkaar door muren of wegen. Wij kiezen voor de Siselinna kalmistu, bestaande uit een Russisch-orthodox, een Estisch en een militair gedeelte, en voor de Rahumäe kalmistu, bestaande uit verschillende religieuze delen, o.a. joods. Beide begraafplaatsen liggen bovendien aan beide zijden van het traject van buslijn 23 en 23A, die vertrekt vanaf halte Vabaduse väljak net ten zuiden van het centrum.
Een zoektocht in diverse boekhandels levert een boek op over de begraafplaatsen in Tallinn: Tallinna Kalmistud van Karl Laane. Het boek is echter in het Estisch, een taal die verwant is aan het Fins, maar daardoor voor ons niet leesbaarder wordt (ooit gedacht dat üks-kaks-kolm hetzelfde is als een-twee-drie?) . Een woordenboekje Eesti- Saksa (estnisch-deutsch) en wat gepuzzel brengt een beetje uitkomst om wat meer te weten te komen over de kalmistud in Tallinn. Er staan in elk geval plattegrondjes en foto’s in.
 
TOOMKIRIK (Domkerk)
 
De Domberg is niet alleen uit legendarisch oogpunt funerair interessant, maar ook uit historisch oogpunt. Hier is in en rond de Domkerk het christelijk begraven in Tallinn begonnen. Op de berg werd eeuwenlang op het kerkhof rond de Domkerk begraven, maar vooral in de Dom.
 
Via de Toom-Kooli kom je op de Toompea, waar de Toomkirik ligt; aan de voet van de berg ligt het Toompark, waarlangs de Toompuiestee loopt (Dom-Schoolstraat, Domberg, Domkerk, Dompark, Domhoofdweg). Uit het herhaaldelijke gebruik van het woord Toom blijkt al welk een centrale plaats de Dom inneemt in de geschiedenis van Tallinn. Van een simpel bouwwerkje in 1219, na de inname van de nederzetting door Waldemar II van Denemarken en de invoering van het christendom, groeide de Dom in de 15e eeuw uit tot een gotische kathedraal. Daarna werden er nog wat bouwwerkjes toegevoegd tot en met de laatbarokke westertoren in 1779. Als belangrijkste religieuze bouwwerk in Tallinn was de Dom de plaats waar de adel en de geestelijkheid zich in de kerk en de gewone burgers zich rond de kerk lieten begraven. Het kerkhof heeft bestaan tot in de zeventiger jaren van de 18e eeuw. In 1772 vaardigde de regerende senaat een verordening uit, waarin het begraven in de kerk en op het kerkhof werd verboden. Naast het barokke altaar en de preekstoel van Christian Ackermann, vallen in het interieur vooral de prachtig gesneden en kleurrijke wapenepitafen aan de wanden en de grafmonumenten tegen de wanden op.

Grafmonumenten

In de Dom zijn een aantal grafmonumenten bewaard gebleven. Tot de Reformatie in juni 1561 werden ook de geestelijken in de kerk begraven en wel onder de sacristie. De belangrijkste en bezienswaardigste grafmonumenten in de kerk zijn van na de Reformatie. Toen won de hoogadel aan belangrijkheid en legden zij de grondslag voor een nieuw soort grafmonumenten. Tot dan toe waren de graftekens voornamelijk rechthoekige grafzerken in gotische stijl in de vloer met als inscriptie of in licht reliëf de gestalte van de overledene. Na de intrede van de Renaissance in de kunst, werd het grafteken vervangen door een soort paradebed, waarop de dode lag omgeven door een Renaissancedecor met teksten die de dode de hemel in prezen.

1.   Gregoriuskapel
2.   grafmonument van Adam
      Johann von Krusenstern
3.   graf van Samuel Greigh
4.   grafmonumenten:
      - Familie von Tiesenhausen
      - Ferdinand von Tiesenhausen
5.   grafmonument van
      Pontus de la Gardie
6.   grafzerken van:
      - Carl Heinrichson von Horn
      - Otto von Uexküll
7.   epitaaf van Johan Hastfer
8.   zuidwestkapel
9.   voorportaal
10. grafkapel van Otto Wilhelm
      von Fersen

In het priesterkoor, te beginnen rechts van het altaar (zuidzijde):
- Pontus de la Gardie (1520-1585) met zijn vrouw Sophia Gyllenhjelm († 1583). Pontus, een geboren Fransman, was Zweedse stadhouder, die bij een belegering in de rivier de Narva verdronk; het tafereel siert de zijkant van de sarcofaag. De uitvoering van het graf door Meester Arent Passer is beïnvloed door het Franse maniërisme.
-Van de sarcofaag van Carl Heinrichson von Horn (1550-1601) en zijn vrouw Agnes von Delwig is alleen de renaissancistische dekplaat bewaard gebleven.
- Daarnaast staat de grafplaat van de door de Zweden aangestelde veldmaarschalk Otto von Uexküll (1563-1601). De plaat bedekte vroeger zijn grafgewelf voor het hoogaltaar.
In het priesterkoor, te beginnen links van het altaar (noordzijde):
- De sarcofaag in renaissancistische stijl van de familie von Tiesenhausen, een van de oudste adellijke families van Estland, gemaakt door Meester Arent Passer in 1599 voor ridder Caspar von Tiesenhausen en zijn vrouw Märta Oxenstierna.
- Als laatste werd in de grafkelder van von Tiesenhausen Berend Gregor Ferdinand von Tiesenhausen (1782-1805) bijgezet, de vleugeladjudant van tsaar Alexander I, gesneuveld in de slag bij Austerlitz tegen Napoleon. Er mocht na 1772 officieel niet meer begraven worden in de kerk, maar de tsaar zelf gaf toestemming. Er werd voor hem een classicistisch grafmonument, een marmeren obelisk, naast het familiemonument geplaatst.
Tegen de noordwand zien we grafmonumenten in de stijlen barok, classicisme en neogotiek, van oost naar west:
- Fabian von Fersen (1626-1677), Zweedse veldmaarschalk en gouverneur.
- Otto Reinhold Taube en zijn vrouw Margaretha Oxe (2e helft 17e eeuw). De paradebedvormige sarcofaag met daarop de gestalten van de overledenen uit de Renaissance werd in de barok vervangen door een kistvormig monument, waarop de tekst soms geheel ontbreekt en waar naast barokke versieringen veel geslachtswapens zijn afgebeeld. Beide ‘kisten’ zijn werken van de Zweedse Meester Johann Gustav Stockenberg.
- Samuel Greigh (1735-1788). Admiraal Greich was een Schot, die bij de Russische marine roem verwierf in de Turks-Russische zeeslagen. Dit vroeg-classicistische tempelachtige grafmonument was een ontwerp van de Italiaanse architect Giacomo Quarenghi en werd in Italië gebeeldhouwd in marmer door Giuseppi Luciani.
- Adam Johann von Krusenstern (1770-1846), een Duits-Estische ontdekkingsreiziger, die de eerste zeiltocht rond de wereld onder Russische vlag ondernam, had op zijn sterfbed de wens te kennen gegeven begraven te willen worden naast Samuel Greigh. Hoewel het begraven in de kerk al sinds 1772 verboden was, gaf de tsaar toch toestemming von Krusenstern in de kerk bij te zetten. Het grafmonument in neogothische stijl is een werk van steenhouwer Johann Gottfried Exner. Als laatste werd in 1849 de weduwe van Von Krusenstern, Juliane Charlotte von Taube (1780-1849) in de kerk bijgezet.

Wapenepitafen

In 1252 sloten de vazallen van de Deense koning in Estland zich aaneen tot de communitas vasallorum, waaruit de Estlandse Ridderschap voortkwam, de grondslag voor de Estische adel, die aanvankelijk alleen uit Denen en Duitsers bestond, maar waar later ook Esten lid van werden. De Estlandse Ridderschap werd in 1920 bij wet afgeschaft. De leden van de Ridderschap lieten zich in de kerk, o.a. de Dom, begraven. In de grafkelders van de Dom werd meerdere malen begraven en de namen van hen die later werden bijgezet, werden op epitafen aan de muur gehangen, zo dicht mogelijk bij de grafplaats. En zo ontstond aan de wanden in het interieur van de Dom een wonderlijke, kleurrijke, maar tevens unieke verzameling van 103 wapenepitafen.
De traditie van de wapenepitafen is terug te herleiden tot in de Renaissanceperiode, toen het gebruik werd bij de uitvaartprocessie van iemand van adel zijn wapen(epitaaf) voor de kist uit te dragen en deze na de begrafenis aan de muur of een pilaar te hangen. Het oudste in Estland bekende wapenepitaaf stamt uit 1586.
De wapenepitafen zijn uit hout gesneden, polychroom beschilderd en bestaan uit twee delen, het familiewapen boven en de epitaaf onder, waarin naast naam, data, rang en stand ook allerlei loftuitingen aan het adres van de dode werden toegevoegd. De meeste epitafen zijn in barokstijl gemaakt.
Tot het midden van de 17e eeuw waren kleine wapenepitafen gebruikelijk, die gemakkelijk door een knecht gedragen kon worden. Eenmaal opgehangen in de kerk waren ze niet meer zo imposant. Daarom groeide in de tweede helft van de 17e eeuw de vraag naar grotere en fraaier versierde wapenepitafen. Elert Thiele was de eerste houtsnijder, die beduidend grotere epitafen maakte, maar het was zijn leerling Christian Ackermann die de decoratief versierde epitafen tot bloei bracht. Hadden de eerste epitafen een doorsnee van een halve meter, hij maakte ze tot 2,60 m doorsnee. Tot de interessantste epitafen behoren de zes, die onder het wapenschild of los op palmbladeren ook nog een stamboom hebben.
Toen de senaat in 1772 in een verordening het begraven in kerken en op kerkhoven verboden had, nam het gebruik van wapenepitafen drastisch af. De weinige die dan nog opgehangen worden zijn dan ook eigenlijk wapencenotafen, gedenktekens voor personen die elders zijn begraven.
Van het einde van de 17e eeuw tot in het eerste decennium van de 20e eeuw zijn er wapenepitafen gemaakt en opgehangen in de Dom.

NB. NIGULISTE KIRIK (Nikolaaskerk)

Helaas was de Niguliste kirik (Nikolaaskerk) gesloten op de dagen dat wij in Tallinn waren. De kerk is nu een filiaal van het Estische kunstmuseum en tevens concertzaal.
In het interieur bevindt zich het beginstuk van een 15e eeuwse Dodendans van Bernt Notke uit Lübeck. Van de aanvankelijke compositie van 50 figuren zijn alleen de eerste 13 bewaard gebleven: prediker, paus, keizer, keizerin, kardinaal en koning, en 7 reidansende skeletten.

Wordt vervolgd.
Volgende keer: Estland - Tallinn deel 2

Rindert Brouwer

© Atelier ‘Terre aarde’
tekst: Rindert Brouwer
foto’s: Jeannette Goudsmit & Rindert Brouwer

Wie niet kan wachten op de volgende verhalen: alle verhalen en gegevens zijn verwerkt tot een boekje van 52 bladzijden, met 65 foto’s (zwart-wit).
Het boekje NON OMNIS MORIAR. Begraafplaatsen in de Baltische Staten is te koop voor
€ 7,50. Ofwel incl. verzendkosten: Nederland € 9,00; België € 10,00
[email protected]
www.atelier-terreaarde.nl

Tante Kato ging op reis en ze zag het graf van Philippos van Macedonië.


Koning Philippos II * regeerde 359-336 BC * Vergina, Griekenland

De laatste jaren zijn we Alexander de Grote (1) nogal vaak op onze reizen tegenkomen: Alexandrië en Siwa in Egypte, Babylon in Irak, Persepolis en Hamadan in Iran.  Hoog tijd dus om Alexanders geboortestreek in Noord-Griekenland te bezoeken, vooral Vergina (het oude Aigai) waar zijn vader Philippos II vermoord werd, waar Alexander zich tot koning uitriep en waar in 1977 Philippos’ graf met goudschat blootgelegd werd. Zo gezegd, zo gedaan: een vlucht naar Thessaloniki en een huurautootje bestemming Vergina.

Stel je voor: een heuveltje 13 m hoog en ca. 100 m diameter, netjes begroeid met gras en daarin een ingang en een uitgang, vergelijkbaar met de toegang tot een doordeweekse ondergrondse parkeergarage. Meer is er op het eerste gezicht niet te zien. Onder die molshoop, die ik vanaf nu eerbiedig bij zijn juiste naam tumulus zal noemen, bevinden zich 3 graven waaronder dat van Philippos, een tempeltje én een museum.
 
Terwijl je in die koninklijke tumulus van het ene graf naar het andere loopt, wandel je tussen hypermoderne toonkasten met daarin bijna 2.350 jaar oude gouden, zilveren, bronzen en ivoren grafgiften. Je mond valt open van verbazing: zoveel antieke schoonheid, verfijnd vakmanschap, moderne architectuur, discrete elegantie, technische hoogstandjes en zoveel goede smaak. Dit is een perfect huwelijk van oudheid en moderniteit. ‘t Is even in de armen knijpen om zeker te zijn dat dit alles echt is.

Alles begon toen de archeoloog Manolis Andronikos (1919-1993) in 1977 het graf van Philippos II in diezelfde tumulus -maar dan de echte oude- ontdekte. 23 eeuwen was het graf ongerept gebleven en toen sloeg de verandering toe: de schat werd veilig overgebracht naar het museum van Thessaloniki waar die voorlopig tentoongesteld werd: gouden dozen,
pijlkoker, kronen en diademen; zilveren urnen, drinkschaaltjes en karaffen; bronzen servies en lantaarns; ivoren figuurtjes; een ijzeren met goud versierd kuras en geborduurde doeken. Plans werden ontworpen om de tumulus zijn oorspronkelijk uiterlijk terug te geven mét echter
een supplementaire doelstelling: de metershoge gedecoreerde façades van de graven moesten zichtbaar blijven voor het publiek en de grafgiften moesten in situ bewonderd kunnen worden. Dit wonder van techniek werd in 1997 geopend. Opzet geslaagd zou ik zo zeggen. Dàt zijn nog eens wandelgangen!
Maar er blijft een groot en onoplosbaar geheim rond deze Macedonische familie. Te mooi om niet te vertellen! Het lichaam van Philippos werd gecremeerd en zijn resterende botjes werden naar goede Macedonische gewoonte in een gouden kistje in zijn graf bewaard. Een dna-onderzoek is dus perfect mogelijk en kan helpen in de zoektocht naar het graf van zoon Alexander en de daaruit voortvloeiende identificatie. Volgens de Britse historicus Andrew Chugg is het mogelijk dat de Venetianen in 828 niet het lichaam van evangelist Marcus in Alexandrië geroofd en naar hun stad overgebracht hebben. De Egyptenaren zouden Alexanders graf sinds de vierde eeuw geheim gehouden hebben en sterker : het voor alle veiligheid hebben laten doorgaan voor dat van Marcus. ‘t Is een theorie. Voor sommigen prettig gestoord, voor anderen niet onmogelijk. Alleen kan die stelling nooit gestaafd worden.
Welke kerk, welke paus zou ooit de toestemming geven voor dna-tests op de resten van de evangelist Marcus? Stel dat men tot de ontdekking komt dat ... Mijn fantasie slaat op hol. Zou ik dit cursiefje niet kunnen uitwerken tot een “Makedonia Code” en hopelijk steenrijk worden? Tot uw dienst.

Getekend Kato Brown !


Grafzerkje Rudy Witse vertaalde een gedicht van Addeos van Macedonië, die in de tweede eeuw voor onze tijdrekening leefde. Hij baseerde zich daarvoor op de Franse vertaling van Marguerite Yourcenar. Hou bij het lezen wel in het achterhoofd dat Philippos de glorieuze carrière van zijn zoon niet gekend heeft !

Ik, Philippos, maakte Macedonië groot en hardde zijn soldaten.
Voorbijganger, hier rust mijn as.
Eén enkel koning deed nog beter, een enkele gaarde groter glorie.
Verbaast het U dat ‘t Alexander was?

(1) regeerde 336-323 BC; volgens sommigen de grootse krijgsheer van de wereldgeschiedenis.


Tekst : tante Kato en Willem Houbrechts
Foto's : tante Kato

Wat bijeengesprokkelde Waalse en Franse funeraire bezienswaardigheden de neerslag van een maand vakantie


Zoals een aantal van jullie weten bracht ik een aantal weken door in de Ardennen. Voor degenen die dachten dat ik dit niet tot een goed eind zou brengen kan ik jullie mededelen dat ik het daar best naar mijn zin had. Natuurlijk kon ik geen maand zonder “funeraire” bezienswaardigheden en hierna volgt de neerslag van een aantal dingen die mijn Ardeens verblijf opvrolijkten. Ik bevond me in Bertrix en dit stadje is de gelukkige bezitter van een mooie begraafplaats. Wat wel opviel, ook op andere Waalse begraafplaatsen, is dat er hier fameus aan “inteelt” gedaan wordt. Wanneer men langs de namen van de begraafplaats gaat komt men ontelbare malen dezelfde familienaam tegen. Bertrix telt enkele verzorgde monumenten, onder andere het monument voor burgemeester Collette dat volgens mij recent een opknapbeurt kreeg, hier en daar een grafkapel en een aantal heel oude grafplaten die men keurig tegen de muur plaatste zodat ze zeker bewaard bleven. Ik heb al een tijdje de onhebbelijke gewoonte, afgekeken van enkele van onze leden, om op begraafplaatsen uit te kijken naar bronzen medaillons van de familie Norga. Groot was mijn verwondering om in Bertrix verschillende Norga’s aan te treffen. Ons lid Guy De Block had de tip gegeven om in het nabijgelegen Cugnon naar het geklasseerde kerkhof te gaan kijken. Klein maar fijn laten we zeggen. Het is inderdaad terecht geklasseerd. De familie Pierlot, die een minister onder haar leden telde, leverde het imposantste grafmonument. Maar hier ook heel veel oude grafmonumenten die men keurig bewaarde. Ook een bloembakgraf en, alweer, Norga present. In Mortehan vond ik na veel zoeken een geklasseerde begraafplaats vlak tegen het water gelegen. Van Philippe Theys kreeg ik de tip om in Herbeumont het graf van Serge Reding, Olympisch gewichtheffer, eens te bezoeken. Bij een eerste maal ontdekte ik tientallen keer de naam Reding maart Serge was er niet bij. Slechts na raadpleging van een boek van de hand van Carlo Kockerols en met een afbeelding van het graf op zak kon ik, achteraan de begraafplaats, Serge Reding zijn graf ontdekken. En moet ik het nog zeggen Norga was ook hier op het appel. Nog in de omgeving van Bertrix op het kerkhof van Orgéo ontdekte ik het graf van baron Étienne Constantin de Gerlache, Biourge 1785 - Luik 1871. Hij zetelde in het voorlopig gouvernement na 1830 en was voorzitter van de Belgische delegatie tijdens het Congres van Londen die Leopold van Saxen-Coburgh voorstelde als eerste koning der Belgen. de Gerlache was eveneens voorzitter van de kamer van volksvertegenwoordigers. Tijdens een trip naar Libramont, naast een van de lelijkste kerkgebouwen dat ik ooit zag, een begraafplaats met Sylvain Norga maar deze keer een origineel werk: een pleureuse maar een medaillon van de vierjarige Francis Borzée.
 
Tijdens een trip richting Sedan, Frankrijk, Noyers-Pont-Naugis bezocht. Op de heuvelrug van de Maas ligt een Duits oorlogskerkhof. Hier vonden meer dan 26000 doden uit de Eerste en uit de Tweede Wereldoorlog hun laatste rustplaats. In de omgeving ligt ook een Frans oorlogskerkhof.
De kers op de spreekwoordelijke taart kwam er, na een tip van alweer Philippe Theys, tijdens de terugweg te Court Sint Etienne. Ik kende het mausoleum Goblet d’Alviella al maar kon het nog niet met eigen ogen aanschouwen. Gigantisch. Deze liberale voorman was actief in de vrijmetselarij en voerde een aantal rectificaties in de graden van de vrijmetselarij door. Tussen 1885 en 1887 liet hij door architect Adolphe Samyn een immens grafmonument bouwen voor zichzelf en zijn familie. Symboliek is zo veelvuldig aanwezig dat het misschien niet onverstandig is om met onze vzw Grafzerkje onder leiding van een bevlogen gids dit mausoleum op ons programma te zetten. Deze monumentale funeraire taart is een hele begraafplaats waard.
Jacques Buermans
 

Foto’s Rina Reniers en Jacques Buermans.

Cherchez la femme op de Westerbegraafplaats Hernalsteen met Tupperwarepot zocht naar “zeldzame” vrouwen


Een zonnige zondag op de Westerbegraafplaats. Een dertig personen, waaronder enkele leden van de vzw Grafzerkje, gingen in op de uitnodiging van An Hernalsteen om mee de vrouw op de Westerbegraafplaats te gaan zoeken. Al van bij de aanvang bleek hoe gedresseerd de deelnemers aan funeraire activiteiten van An wel zijn want vooraleer An aan haar sigaretje kon trekken, vooraleer er één woord gesproken was stonden ze al klaar met hun centen in de hand om het beruchte “Tupperwarepotje” te spijzen. Ook die ene man die met de nodige schroom naar An belde om te vragen of op de wandeling ook mannen toegelaten waren. Na de verplichte plichtplegingen toog het bonte gezelschap op pad. Een eerste verhaal kregen we bij ene Marie Comparé. Deze erfgename van een lijnwaadhandelaar huwde ene Jacques Fredericq. Samen kregen ze een aantal kinderen maar na het overlijden van haar echtgenoot kreeg ze nog een kind Karel. In plaats van, wat toen normaal was, in de grond te zinken van schaamte nam ze het voor dit “bastaardkind” op. Ze hertrouwde later met Herman Loveling die Karel erkende als zijn zoon. Samen kregen ze nog drie kinderen: Pauline, Rosalie en Virginie. Zeker niet onbekend. Vandaar was het maar een stap verder naar Euphrosine Spanoghe. Zij schonk haar fortuin aan de stad Gent en het geld diende aangewend te worden voor de bouw van een jongensschool. Aan de familie Laurent heeft, volgens onze grote roerganger, de stad Gent Sidmar aan te danken. Bij Edward Anseele bleek dat moeder Anseele die instond voor de opvoeding van haar kinderen wenste dat al haar kinderen onderwijzer werden. Alleen bij Edward lukte dit niet. Die Edward huwde met ene Maria De Coster. An vertelde dat bij de voorbereiding van haar rondleiding enorm veel informatie te vinden was over, in dit geval, Anseele en dat in de biografieën tonnen informatie over de man te vinden was. Over Maria De Coster één zin: “zij is kloek en doet het huishouden”.
An stond ook stil bij de laatste rustplaats voor Jean Delvin. Een man begot op een vrouwenwandeling? Wat bleek. Deze kunstschilder werd directeur van de academie en liet als eerste vrouwen toe. De dames mochten echter nog niet tekenen “naar levend model”. Vandaar ook dat vele kunstschilderessen zich beperkten tot bloemmotieven, stillevens, kinder- en zelfportretten. Vandaar naar Virginie Loveling, de schrijfster, en haar zuster Pauline. Deze laatste was de moeder van Cyriel Buysse. Cyriel “verdween” regelmatig om avontuurtjes te beleven. Ooit deed hij een huwelijksaanzoek aan Rosa Roossens dochter van Max Roossens die, de reputatie van Buysse kennende, een huwelijk niet genegen was. Rosa De Guchtenaere was oprichtster van de vrouwenbond en een activiste in de Vlaamse strijd. Na de Eerste Wereldoorlog werd ze veroordeeld maar ze kwam na enkele jaren vrij. Het graf van Amelie Van de Weghe, die een “affaire” had met Edward Anseele, werd ter plaatse door An van het nodige overtollige groen ontdaan. (Ze gaat nog spijt krijgen dat ze onze “zaag” – en daar bedoel ik geen persoon maar een voorwerp mee – niet wil bezigen -) In het nieuwe gedeelte van de Westerbegraafplaats ontmoetten we Vina Bovy, wereldbekende zangeres en directrice van de Gentse opera. Iets verder lag schilderes Anna De Weerdt. Terug op het oudere gedeelte stonden we stil bij het graf voor Virginie De Hoon. Bij deze rustplaats mijmerde An over de mogelijkheid om dichter Karel Ledeganck, de echtgenoot van Virginie, van het Campo Santo naar de Westerbegraafplaats te laten overbrengen. We eindigden bij het graf voor Marie Lievevrouw, schrijfster. Zij huwde met ene Coopman. Die was heel fier over zijn gemalin want toen hij begon te publiceren bezigde hij haar naam en voegde de zijne er achter: “Lievevrouw – Coopman”. Als “nawoord” gaf An Hernalsteen tekst en uitleg bij “haar” monument en ze nodigde iedereen uit om volgend jaar het glas te heffen op het dan, door de gelden uit haar Tupperwarepot en onze vzw, gerestaureerde grafmonument. Wij zullen er zijn.
Jacques Buermans
 
Foto’s Jacques Buermans

Funerair mopje Leo Rondelez struude volgend mopje door


Leo Rondelez stuurde volgende funerair mopje door:
 
De laatste wens van Maake!
 
Een moederke wordt 90 jaar.

Haar kinderen en kleinkinderen geven een groot feest voor haar. Zij vragen haar: "Maake, heb je nog een wens?"
”Ja," zegt Maake, "als ik dood ga, wil ik gecremeerd worden."
"Ok," zeggen de kinderen, "dat regelen wij voor u." "Maar heb je niets anders te wensen?"
”Nee," zegt Maake, "ik heb toch alles."
"Ja, maar wij willen graag iets speciaals doen." zeggen de kinderen.
"Och ja," zegt Maake, "als ik dood ben en gecremeerd, strooi mijn as dan maar uit over de parking van den ALDI."
"Waarom den ALDI, Maake?" vragen de kinderen.
"Ja, dan weet ik zeker dat jullie een of twee keer per week langs komen..."

Père Lachaise – Schoonselhof een confrontatie een zesde gedicht uit de dichtbundel van Rudy Witse, ofte Willem Houbrechts


De dichtbundel “Père Lachaise – Schoonselhof een confrontatie” van Rudy Witse, bij vzw Grafzerkje bekend onder de naam Willem Houbrechts, met foto’s van Michel Wuyts is recent verschenen. Hierna een zesde gedicht.
 
alice nahon (1896 – 1933) (eilandje perk C - D)
 
geloof als eeuwig een ordening van woorden,
leven een korte warboel van daden.
 
god gaf en geeft om niemand iets,
in verzen kon je dat de goegemeente niet melden.
 
de bloemen van het veld. verschaalde wijn in hoge
glazen. raspende longen. de immer raspende longen.
 
je bent zowat je eigen
smalle, pijnlijk opgehoeste ereperk.
 
één voordeel.
weinigen komen je storen.
 
één nadeel.
weinigen kunnen je horen.
 
Rudy Witse
 
Wie de dichtbundel, niet verkrijgbaar in de boekhandel, wenst aan te schaffen, prijs € 20 – verzendingskosten NIET inbegrepen, kan dit doen bij Houbrechts Willem, 03/230 49 26, E-mail: [email protected]

Hattem doet een lijkprocessie over verslag vanuit Nederland


Van over de landsgrenzen meldde ons lid Wim Vlaanderen dat in Hattem, bij Zwolle in Overijssel, de sfeer van de voormalige Hanzestad naar boven gehaald werd. Hoogtepunt, voor ons funeraire fanaten, was de lijkprocessie.
 
De pest was de ergste epidemie die Europa in de 14de en 15de eeuw teisterde. In Nederland kwamen pestepidemieën tot in de 17de eeuw regelmatig voor. In de eerste helft van die 17de eeuw kende Hattem een bloeiperiode. De bezetting door de Fransen en Munstersen, 1672 en 1673, met de door hen uitgevoerde brandstichtingen eisten een zware tol. In 1656 heerste er de pest en vielen 475 doden, een derde van de bevolking van Hattem, In 1666 werden nog eens 164 pestslachtoffers begraven.
 
De toeschouwers op die augustusdag in 2006 waren getuige van de laatste gang van een pestslachtoffer.
  
“Ruim baan, maak ruim baan”, maant de spreker als hij, met luid geratel, de weg vrij maakt voor de lijkprocessie.



Vooraan de lijkstoet loopt een officier van de wacht die met angstaanjagend geratel de burgerij waarschuwt dat de Zwarte Dood eraan komt. Hij wordt gevolgd door soldaten met flakkerende kaarsen. Daarna komt de tamboer die met onheilspellend tromgeroffel de dode naar zijn laatste rustplaats begeleid. Dan volgen enkele geestelijken (er zat er daar een tussen die vervaarlijk goed op Wim Vlaanderen leek en die, je kunt er donder op zeggen, in mijn Londenboek aan het bladeren was - J.B.) die tijdens de laatste tocht van de arme pestdode voor het zielenheil van de gestorvenen bidden. De zwarte kist wordt gedragen door vier ingehuurde dragers terwijl de treurende weduwe niet van de kist wijkt. Tenslotte sluit de schrikaanjagende pestdokter de rijen en waarschuwt het volk voor de besmetting met de Zwarte Dood. Dit alles terwijl de doodsklokken luiden. Weer een pestslachtoffer, zouden de Hattemers weten, met angst en beven afwachtend wie de volgende zou zijn.



Tekst : Jacques Buermans.
Foto's : Wim Vlaanderen

Waarom eens niet naar Temse? we maakten de maidentrip van een nieuwe funeraire gids mee


Het gemeentebestuur van Temse organiseert rondleidingen op de begraafplaats van Temse. Een belangrijk pluspunt was het feit de kunsthistorica Ann De Pestel haar eindwerk maakte over deze begraafplaats. Ik mocht haar “maidentrip” meemaken. Een dertiental geïnteresseerden, voornamelijk Temsenaren, stonden aan de ingang van deze mooi ogende begraafplaats. Ann De Pestel heette de bezoekers van harte welkom op deze dodenakker uit 1819. Van op afstand kon men het oudste gedeelte en de drie uitbreidingen goed onderscheiden. Een eerste groot grafmonument was dit voor de familie Sloor met een bas reliëf dat de opwekking van Lazarus voorstelt. Een aantal van de deelnemers kende deze belangrijke familie uit Temse. Bij iedereen ging een belletje rinkelen bij de naam Boel maar het was wel familie van, niet de oprichter van de Boelwerf. Tony Van Os was een meer dan voortreffelijk kunstschilder maar kreeg, zoals vele kunstenaars, een sober graf met enkel de verwijzingen, palet en penselen, naar zijn beroep. Hetzelfde kan gezegd worden van de laatste rustplaats voor beeldhouwer Karel Aubroeck, de man van het ruiterstandbeeld voor koning Albert te Nieuwpoort en de beelden op de IJzertoren. Burgemeester en vrederechter Van Raemdonck daarentegen kreeg een gigantische sarcofaag. In dezelfde lijn lagen de grafmonumenten voor de families Van der Gucht, pottenbakkers en Wittock. De familie De Schepper was vertegenwoordigd met vader Jules De Schepper, wielrenner, en zoon Eddy, dokter. William Wilford, oprichter van een zeildoekenfabriek, was de stamvader van een belangrijke familie waaronder een burgemeester. Deze protestant kreeg een prachtig grafmonument. Spijtig genoeg staat het verloren in een hoek en zorgen een overdaad aan bomen ervoor dat het monument praktisch aan het oog onttrokken wordt én fameus lijdt onder deze bomenpartij. Naast hem ligt Frans Boel, burgemeester en stichter van de Boelwerf. Een onding, denkelijk ter vervanging van een oud kruis, zagen we op het graf voor Desiré Poppe, vader van priester Poppe. De begraafplaats van Temse is ook enkele grafkapellen rijk. De neoromaanse kapel voor de familie Wauters moet wel onderdoen voor de grafkapel voor de familie Janssens de Varebeke. We stonden ook stil bij een obelisk voor vier slachtoffers van een ramp die op 3 augustus 1882 plaatsvond. Niemand wist te vertellen waarover het ging en Ann, die het nodige opzoekingswerk deed, kon ook de sluier niet oplichten. Ann De Pestel kon haar toehoorders boeien met haar verhalen en ze gaf voldoende informatie over de aanwezige symboliek. Ze is zeker uit het goede hout gesneden. We wensen haar alle succes toe.
 
Epiloog:
 
Over de vier slachtoffers kon Ann niet veel vertellen maar ze wist wel een en ander te zeggen over de aanwezig zijnde symboliek. Dit kwam na een vraag van haar “mentor” Eric De Rijcke, in een vorig leven nog lid van onze vzw, waarna ik onze leden om informatie vroeg. Dankzij de door onze leden verstrekte gegevens wist Ann te vertellen dat het iets met de “genietroepen” te maken had en de weinige informatie die ze ter plekke had opgevangen sprak over personen die verdronken waren. Ik besloot toch verder op onderzoek te gaan ook al omdat in ons ledenheir Flor Van Otterdyck zit, in een vorig leven maritiem journalist. Ik mailde hem en reeds de daaropvolgende dag kreeg ik antwoord: Een ondernemer kreeg de opdracht om een gezonken schip te bergen. Hij deed daarvoor een beroep op een luitenant van de genietroepen. Met een ponton begaven ze zich naar het wrak met de bedoeling dit te dynamiteren. De dynamietlading ontplofte vroegtijdig en de luitenant en drie arbeiders lieten hierbij het leven. Dus alweer een “mysterie” opgelost door een van onze leden.

Jacques Buermans
Foto’s Jacques Buermans.

Gretig gebruik maken van Grafzerkjesmateriaal onze leden bezigen het aangekochte materiaal. Toch kan het nog beter


Sinds juli is de vzw Grafzerkje de gelukkige eigenaar van een stroomaggregaat, een hogedrukreiniger en een snoeizaag. De eerste weken bleef alles rustig. Maar toen nam onze Marc Coremans het heft in eigen handen lees: gewapend met de hoge druk ging hij de grafmonumenten eigendom van ons lid mevrouw Potie te lijf. En wat bleek: de hoge druk bleek een succes te zijn. Het vuil verdween als sneeuw voor de, ontbrekende, zon. In een eerste, euforische, reactie zwoer Marc, notoir gebruiker van bleekwater, de heilige Javel af en verklaarde op zijn communiezieltje, waar dat dan al mag voor staan, enkel nog de hoge druk en niets anders dan de hoge druk te zullen bezigen. We zullen zien sprak de blinde voorzitter.
Na dit eerste succes ging Marc onvervaard voort. Het reeds jaren, zegge en schrijve dertig jaar, niet aangeraakte grafmonument voor stadsarchitect Fernand Peeters onderging een ware metamorfose. Het zwartgeblakerde monument kreeg zijn oorspronkelijke kleur terug. Marc profiteerde van de gelegenheid om ook het naastgelegen graf voor Matthieu Van Gorp een reinigingsbeurt te geven. Intussen vond ook onze secretaris Willem Houbrechts (hiernaast: Willem jaagt niet op groot wild; “meester hogedruk” Marc kijkt geamuseerd toe) zich niet te beroerd om de handen uit de mouwen te steken en hij trachtte het grafmonument voor Paul Joostens terug in zijn oorspronkelijke staat te krijgen. Toen gebeurde het drama: nog voor Willem zijn draai had gevonden moest hij stoppen want … de benzine was op. Willem was zo van zijn melk dat hij nog dezelfde week voor meer dan een maand op verlof trok.

Tekst en foto's : Jacques Buermans

Maar ook onze leden stonden niet stil. Nadat eerder Christian Ketele met succes enkele van zijn “aanwinsten” een totaal ander uitzicht gaf, ik denk daarbij zeker aan Buschmann en aan Verbooghen, toog Leo D’Heu aan de slag. Hij was de eerste die ons materiaal “huurde” om de concessie Schöller te lijf te gaan. In een mum van tijd verdween het jaren ongemoeid gelaten groen en het kreeg daarbij de plaats waar ik dat groen het liefste zie: in een container. Wat te voorschijn kwam was een pracht van een grafmonument met nog heel veel werk voor de boeg. Enkele naamplaten kwamen tevoorschijn, boomstronken dienen nog verwijderd te worden waarna de vrijgekomen ruimte met gewone grond opgevuld zal worden, een beschermlaag tegen verdere corrosie op de marmer moet nog aangebracht worden en daarna dient alles nog beplant te worden. In zijn enthousiasme verloor Leo alle tijd uit het oog met het gevolg dat hij zijn wagen diende achter te laten op de begraafplaats wegens het sluitingsuur. We spraken Leo enkele dagen na zijn “avontuur” en vroegen hem dit toch zo stil mogelijk te houden: een lid van vzw Grafzerkje dat zich laat insluiten op Schoonselhof. Indien ze dat horen op de administratie van de begraafplaats krijgen ze de slappe lach. Maar je kent dat van “wie laatst lacht, best lacht”: Leo, leidinggevende figuur in een atletiekvereniging, trekt volgende week naar Schoonselhof met in zijn zog … een kampioen hamerslingeren. Neen, niet om de vriendelijke mensen van de administratie te lijf te gaan, wel om de naamplaten van “zijn” graf te verplaatsen. Maar in ieder geval zijn ze op de administratie gewaarschuwd: lach niet met Leo of hij komt met een worstelaar tot bij jullie. Of is worstelen geen atletiekdiscipline? Oei, deze misstap zal ik zeker dienen te bekopen met een bezoek van de hamerslingeraar?

Toch is het niet allemaal “rozeschijn en manegeur”. Een aantal van de leden zorgen goed voor “hun” monumenten. Andere leden zorgen zelfs goed voor andermans monumenten en dan denk ik aan Mathilde Goelen en Louis Van Dijck die op geregelde tijdstippen de grafmonumenten Burger, Alexander Struys en Alice Nahon onderhouden en zeker aan onze Marc Coremans die zich al jaren belangloos inzet om andermans grafmonumenten in orde te brengen. Nu we over degelijk materiaal beschikken wil Marc, die zich intussen ontpopte tot een meester in de hogedrukkunst, zich nog altijd inzetten om een helpende hand te bieden aan leden die hun monumenten willen opknappen maar hij weet en ziet beter dan wie ook dat er een aantal leden zijn die niets uitvoeren aan de door hen overgenomen monumenten. Marc loopt geregeld met kandidaat-overnemers op Schoonselhof rond, ervaart dan de gretigheid waarmee een aantal van deze “kandidaten” grafmonumenten willen overnemen om dan met lede ogen te moeten aanzien dat er maanden later nog niets aan het monument gedaan werd. En dat kan toch niet de bedoeling zijn. Elk monument dat door een van onze leden overgenomen wordt, wordt zo van de ondergang gered maar blijkbaar vergeten deze leden wel dat ze een papier ondertekenden om dit monument te beheren “als een goed huisvader”. Wel, als ik dan eens met Marc rondloop zie ik een aantal “slechte” huisvaders. In het verleden zegde ik reeds meermaals dat het beter is om slechts één concessie over te nemen en er dan zorg voor te dragen dan meerdere en er dan niet meer naar om te zien. Erger vind ik het dan nog dat bij enkele van die overnames een beroep diende gedaan te worden op de onvolprezen William om ingezakte boordstenen recht te zetten, opvoegingen te doen waarna de overnemer enkel het grafmonument dient op te kuisen of een bloemetje te planten en dat dit zelfs niet geschiedt. Of wanneer de hulp dient ingeroepen te worden van de mensen van de begraafplaats om de stronken te verwijderen omdat wij niet over het nodige materiaal én de nodige mankracht beschikken en dan vast te stellen dat er jaren later nog niets gewijzigd is aan de toestand van het grafmonument.

Nog even de “voorwaarden” herhalen: de “huurder”, die lid dient te zijn van onze vzw Grafzerkje, betaalt € 100 en mag voor 5 dagen al het materiaal of gedeelten ervan bezigen. Hij dient dit zelf te gaan afhalen bij Jacques Buermans, Frieslandstraat 4, 2660 Hoboken, 03/829 16 03. Een telefoontje of mail vooraf is wenselijk. Na afloop dient hij het materiaal terug te bezorgen op hetzelfde adres en krijgt hij, indien het materiaal in goede staat verkeert, € 90 terug. We vertrouwen op onze leden dat ze het materiaal op een degelijke manier bezigen en het gebruiken waarvoor het dient. Zadel een volgende gebruiker niet op met eventuele gebreken en kom eerlijk uit voor, hopelijk geen, defecten.
Jacques Buermans.

Media Vita: Funeraire reis door Zuid-Engeland & Londen Edgard Nelissen & Marie Claire Van der Smissen geven hun impressie van de Terebinthtrip


Begin augustus een weekje met onze Nederlandse vrienden van “De Terebinth” in Londen geweest.  Vermoeid, maar voldaan en nagenietend, terug thuis gekomen.
Wisten al dat Rindert Brouwer en Jeannette Goudsmit funeraire professionals zijn die er een erezaak van maken om hun deelnemers optimale omstandigheden aan te reiken op hun ‘ontdekkingsreis’. Zij hebben dit in Engeland opnieuw bewezen.
 
Detail en beschrijving van alle begraafplaatsen moet je in dit verslag niet verwachten.
Rindert en Jeannette deden dat werk immers tijdens hun voorbereiding en maakten voor de reizigers een uitgebreide handleiding van bijna 200 pagina’s. In hun boek vind je eerst een korte historiek over hoe de Engelsen hun doden doorheen de tijd begraven. En daarna krijg je per begraafplaats een duidelijke situatieschets met historische kadering en beschrijving van de meest relevante topics die je best in je wandeling opneemt. Een aanrader !


Zuid-Engeland

 
Het aan de kust gelegen Hythe vertegenwoordigde Zuid Engeland op de heenweg naar Londen, rol die in het terugkomen was weggelegd voor het ‘vroegere’ pelgrimsoord Canterbury.
Achter de op een heuvel gelegen parochiekerk van Hythe ligt een echt typisch Brits kerkhof in een grasweide met verweerde grafstenen.  Niet typisch maar uitzonderlijk, is het knekelhuis in de crypte van de kerk. Schedels, beenderen en botten van duizenden doden kregen hier in de middeleeuwen een tweede begrafenis toen zij plaats moesten maken voor nieuwe doden op het volle kerkhof.
 Bij goed weer hadden we hier schitterend zicht op de zee moeten hebben, maar mist vertroebelde het beeld. Dit werd tijdens het vervolg van de reis gelukkig wel ruim goedgemaakt met droog en zonnig weer en slechts enkele druppels regen.
Het middeleeuwse Canterbury heeft zijn kathedraal en zijn Canterbury tales. Geoffrey Chaucer laat in deze middeleeuwse vertellingen pelgrims van allerlei pluimage van Londen naar Canterbury trekken en verhalen vertellen op weg naar het schrijn van de eind 12° eeuw vermoorde en heilig verklaarde aartsbisschop Thomas Becket.
In de imposante kathedraal zijn niet alleen een 50-tal aartsbisschoppen begraven maar ook koninklijke namen zoals koning Henry IV. Wij genoten het meest van een minutieus restauratieproject in uitvoering aan de beschilderde overkapping van de graftombe van kroonprins Edward, de Zwarte Prins, die in 1376 overleed.


Londen - Magnificent Seven


Klemtoon van de reis lag uiteraard op de Londense “Magnificent Seven” - Abney Park, Brompton, Highgate, Kensal Green, Norwood, Nunhead en Tower Hamlets.
Het zijn de begraafplaatsen die vanaf 1830, verplicht buiten Londen, door privé-ondernemingen worden uitgewerkt met alle pracht en praal om de rijke dode Londenaar, liefst met een stevige winst, te begraven. Hun ontwerp werd veelal gebaseerd op de toenmalige romantische idealen rond natuur en oude (Egyptische) beschavingen.


De ondernemingen namen in feite het toen al gekende concept van Père Lachaise over maar de nadruk kwam in Engeland, meer dan in Frankrijk, te liggen op de natuur.
Winstgevendheid bleek uiteindelijk niet haalbaar op langere termijn. Vandaar kwamen jaren van verval, verwaarlozing en verwildering. De mens greep later gelukkig opnieuw in en zo ontstonden in de tweede helft van vorige eeuw op de meeste plaatsen de nu nog actieve verenigingen van ‘Cemetery Friends” die restaureren en conserveren.
Zo zagen we op het eerder bescheiden Tower Hamlets een grote groep jongeren zich inzetten om het woekerende groen een beetje binnen de perken te houden.

Highgate blijft onze absolute topper … maar … op het mooiste, trouwens ook betalende, deel zijn de reglementen dan weer wel zeer rigide en stroef. Je wandelt er echt niet waar je wil! Het beruchte boegbeeld Mrs Pateman blijft hier immers met ijzeren hand regeren. Troosten ons maar met idee dat haar intenties alvast nobel zijn.

Interessante, voor ons tot dan onbekende, begraafplaats was Brompton Cemetery.
Groene jongens en meisjes kunnen er terecht en van Old Brompton Road naar Fullham Road wandelen in een oase van groen en funeraire architectuur. Volgens lokaal plan staan er meer dan 50 verschillende soorten bomen. Niet geteld maar wij geloven dat zondermeer.

Londen – Andere begraafplaatsen


Londen telt meer dan 100 begraafplaatsen en wij deden ze (gelukkig) niet allemaal.
Een must is natuurlijk Westminster Abbey, het prentenboek van de Engelse geschiedenis.
Ontelbaar zijn de beroemde Britten die hier begraven liggen of herdacht worden.

Bunhill Fields is de enige overgebleven oudere begraafplaats (17° eeuw) binnen het Londense centrum. Het vormt nu een klein park van steen en groen binnen de stad en wordt ’s middags door lunchende Londenaars als picknickplaats bijzonder gewaardeerd. De nacht blijkt dan weer voorbehouden aan de vossen die op zoek naar een comfortabel hol, dusdanig wroeten dat menselijke ‘bones’ aan de oppervlakte komen.

Al in een vroegere nieuwsbrief (2002) lieten wij weten dat Golders Green een schitterende herdenkingstuin is en dat we hier nog een keer terug wilden komen. Wel we waren er terug.
Een meevaller van formaat om in het zonnetje te kunnen middagmalen in het tuintje van de kleine lunchgarden van de ‘zaak’. Kregen nu bovendien ook nog de gelegenheid om het crematorium in werking te zien. Het verbrandingsproces van het menselijk lichaam blijkt anderhalf tot twee uur te vragen. Wij zagen een proces dat tegen zijn einde liep. Uiteindelijk zou er een goede 3 kg as overblijven.

Londen – Vrije tijd


Alhoewel geen fans van de Ibis keten moeten wij eerlijkheidshalve zeggen dat hotel Ibis London Excel in de vernieuwde Docklands aan Royal Victoria Dock zijn geld waard was. Restaurants en winkels in omgeving waren dik in orde. Centrum Londen bovendien goed bereikbaar met de Docklands Light Railway en de metro. Reken op circa 45 minuten.
Schrijver/journalist Andrew Martin werd een toevallige ontdekking. Kochten ter plaatse immers zijn paperback omdat het verhaalde over enkel fictieve moorden rond 1903 binnen het kader van “The Necropolis Railway”. Dit was een werkelijk bestaande spoorlijn die tijdens de periode van 1854 tot 1941 dode Londenaars vervoerde naar Brookwood Cemetery. Kon kiezen voor eerste, tweede of derde klasse. Het boek is bovendien goed opgebouwd en geschreven. Besluit : volgende jaar op onze vakantie Brookwood Cemetery in programmatie opnemen.

Ander boek, meegebracht uit Vlaanderenland, dat enkele avonden werd opengeslagen is het in het Nederlands vertaalde boek “Rigor Mortis” van de Amerikaanse Mary Roach. Behandelt in een 12-tal hoofdstukken de lotgevallen van de doden. Misschien lijkt het wat morbide en bizar maar met voldoende respect en terughoudendheid geschreven over onderwerpen zoals chirurgen die leren opereren op hoofden van lijken, menselijke dummy’s in botsproeven, het experimenteren met kruisigen, medisch kannibalisme, …

Omdat de ijzeren Mrs Pateman op Highgate opnieuw niet om te praten was en weigerde om ons de graven te tonen van de familie Rossetti en Lizzy Siddal trokken we op een vrij moment naar de Tate Britain om daar de schitterende werken van de Pre Raphaelite Brotherhood te bekijken. De PRB werd opgericht in 1848 en dus tijdgenoten van de ‘Magnificent Seven’.
Bekendste schilders zijn Dante Gabriel Rossetti, John Everett Millais en Edward Burne-Jones. Zij vernieuwden de Engelse schilderkunst. Hun onderwerpen ontleenden zij meestal uit de literatuur van Keats en andere Shakespeares. En technisch gebruikten zij duidelijke heldere kleuren op een witte natte ondergrond. Waardoor hun werken nu nog glinsteren als email.

Graag hulp bij onze volgende “Engelandreis”


Gaan volgend jaar via Normandië en Bretagne naar de kanaaleilanden Jersey en Guernsey.
Vandaar naar Cornwall & Devon en dan verder naar het al hierboven genoemde Brookwood Cemetery. Zo verder naar Cambridge om via Harwich en Hoek van Holland terug naar huis te komen. Interessante funeraire tips op deze route of in de omgeving zijn welkom op [email protected].
Alvast bedankt.

Tekst en foto's : Edgard & Marie-Claire Nelissen-Vandersmissen.

Voor alle informatie slechts één adres


Jacques Buermans, Frieslandstraat 4, bus 6, 2660 HOBOKEN
tf + antwoordapp.: 03/829 16 03
(vanuit Nederland 00/32/3/829 16 03), GSM: 0494/47 37 46.
E-mail: [email protected]
www.grafzerkje.be, voor al uw informatie over vzw Grafzerkje
www.schoonselhof.be