Nieuwsbrief Nr. 30 - juli 2006

Gentbrugge verslag voor de door onze An Hernalsteen gegidste rondleiding


Onze An Hernalsteen verkeerde in optima forma voor deze rondleiding. De reden dient niet ver gezocht te worden: ze diende in de namiddag deel te nemen aan een volleybaltornooi en gelukkig maar was er daar geen dopingcontrole.
 
De oude kerk uit 1868 werd afgebroken maar dit is wel de reden dat er zich aan de linkerzijde van het kerkhof een aantal belangrijke oude grafmonumenten bevinden. De bouw van de nieuwe kerk, zo vertelde An ons, werd door architect Denoyette in 1871 aangevat en, in 1874 werden de altaren ingewijd door de persoonlijke vriend van onze gids, bisschop Bracq. Deze tamelijk grote kerk kwam er omdat de industrie in deze wijk een enorme vaart nam en men met de kerk het opkomende socialisme de mond wilde snoeren. Vooraleer het kerkhof te betreden zegde An nog dat ze tevergeefs zocht naar de laatste rustplaats van toondichter Emiel Hullebroeck. Gentbrugge zo bleek is ook de begraafplaats van ontelbare binnenschippers omdat dit enige dodenakker nabij de Schelde is. Dus scheepjes in alle materies passeerden de revue. We ontmoetten vele telgen van de adellijke families de la Kéthulle, Le Fèvere de ten Hove en andere Hamelinck. Op het graf van de familie Claeys troffen we de vier evangelisten aan met de gekroonde letter “M” ter ere van Maria. Louis Van Houtte bezat, op de plaats van de oude kerk, een tuinbouwbedrijf. Met zijn zaak was hij de eerste industrieel die zich hier vestigde. Hij was gespecialiseerd in invoer uit Brazilië en richtte later een landbouw- en tuinbouwschool op. Tevens was hij eigenaar van een steendrukkerij waar tuinkundige werken en het tijdschrift “Flora” gedrukt werd. Op het graf van Blommaert vonden we vrijmetselaarssymbolen. Het graf Van Holle kreeg een plaatje “beschermd” alhoewel er niets bijzonders te bespeuren viel. An vertelde ons dat er een prachtig bronzen beeld van een engel in zithouding met bazuin gestolen werd. Dankzij de vermelding in het boek “In steen en brons” konden de dieven het werk niet kwijt en kwam het terug in het bezit van de familie die niet staat te springen om het terug op het graf te plaatsen. Een volgend “smeuïg” verhaal diepte An op bij de laatste rustplaats van Napoleon De Pauw. Deze meestergast van Lieven Bauwens, de man van de weefmachine, zou, volgens de “Dag Allemaal” van in die tijd, de zoon zijn van een incestueuze verhouding van Bauwens en diens eigen zuster. Tijdens de doop van onze Napoleon sprak men over “père, maire et parain”, vader, burgemeester en peter. Dus driemaal Lieven Bauwens. Foei, foei, foei.
 
We passeerden langs Adolphe Samuel, directeur van het Gentse muziekconservatorium en de man achter de promenadeconcerten en langs Ernest Dutry, eigenaar van een ijzerhandel. Oscar De Gruyter, de man van het volkstoneel, kreeg een bronzen buste van de hand van Jan Antheunis. Een rechtstaande figuur met kind in de armen van beeldhouwer Emiel Poetou troffen we aan op het graf voor aardappelhandelaar Roger D’Hondt. Margueritte Speltinckx kreeg dan weer een gestileerd beeld van Geo Verbanck. Marcel Panen was gewichtheffer die, volgens mij, veel slaag heeft gekregen te zien aan de bronzen buste van beeldhouwer Van Hecke. Natuurlijk kwam iedereen voor de bekendste bewoner van het kerkhof: Wilfried Morbée. Iedereen kent het als John Massis. Een, door hemzelf, bewerkte ijzeren staaf sierde het monument. Even dachten we nog Emiel Hullebroeck gevonden te hebben maar het bleek beeldhouwer Jos Hullebroeck, broer van, te zijn. We passeerden nog langs minister Placide De Paepe. Tegen de kerkmuur vonden we Ange Buysse, bestuurder bij de zuster van Sint Jozef. Hij eiste zijn laatste rustplaats op op de plaats waar de eerste priester, die daarvoor in de oude kerk begraven werd, herbegraven werd. Hij kreeg een werk van beeldhouwer Geo Verbanck. Afgesloten werd met arts Leon Elaut, arts en een van de promotoren van de Vlaamse beweging.
 
Nawoord:
Thuisgekomen kreeg ik een mailtje van Philippe Theys. In de namiddag ging hij samen met zijn echtgenote Marie Therese en met Lieve Huybrechts en Marcel De Smet nog even langs het kerkhof en … zij vonden Emiel Hullebroeck. “Het graf ligt in de buurt van het sanitair gebouwtje en het is een eenvoudig maar wel zeer mooi graf met de handtekening van Emiel Hullebroeck” dixit Philippe. Dit was voor onze An de tweede domper van de dag. Zij die al jaren Hullebroeck zoekt vindt hem niet en een lid van de vzw Grafzerkje, op zijn tocht naar het toilet, wel. Daarvoor had zij met haar volleybalploeg de Hutsepot, het is maar dat wanneer deze ploeg de voorpagina’s van onze kranten haalt jullie beseffen dat een van onze bestuursleden zich daar volledig geeft, de finale verloren. Dus op een dag tweemaal tweede (tweede op het tornooi en tweede in de zoektocht naar Emiel Hutsepot, sorry Hullebroeck). Het kan alleen maar beter gaan. Maar toch An bedankt voor de, alweer, prachtige voormiddag de je ons bezorgde.
 

Jacques Buermans

Fotos Marc Coremans en Willy Cornelissens

Al-Qi'jaamah Anneke Haasnoot pleegde volgend gedicht


Zij stierf gedurende haar leven
Met regelmaat duizenden doden
Hoe ze ook trachtte mee te geven
Met weer-, natuur- en andere goden

De wolken zweetten zure regen
Haar voorhoofd motregende pijn
Het water werd pas rode wijn
Na ‘t lezen van zijn ‘je genegen’

Haar lijkwade viel op de grond
Ze stapte naakt het zonlicht binnen
Rekte zich uit, herboren, kwiek

Veegde de lijmrest van haar mond
Voelde weer hart en huid en zinnen
Nu ze opnieuw, geliefd, bestond

Anneke Haasnoot

Baltics Rindert Brouwer bezocht de Baltische staten, zesde deel


Ons lid Rindert Brouwer en dé stuwende kracht achter de buitenlandse activiteiten van de Terebinth bezocht de Baltische staten en de begraafplaatsen aldaar. Hij bezorgde ons, in feuilletonvorm, de neerslag van zijn ervaringen.
 
feuilleton deel 6
LETLAND - RIGA (deel 2)
 
MEŽA KAPI  (Bosbegraafplaats)
 
De Meža kapi ofwel bosbegraafplaats ligt inderdaad in een bos. Dat geldt overigens ook voor de andere begraafplaatsen. Het geheel oogt zeer groen, niet alleen vanwege de vele bomen, maar ook nog eens door de groene hegjes, die de familiegrafveldjes omgeven. De begraafplaats werd in 1913 gesticht door G. Kufelts, de directeur van het park van Riga.
De bosbegraafplaats wordt in tweeën gedeeld door een centrale laan, waar in de middenpartij oorlogsgraven liggen. De laan begint bij de hoofdingang, waar ook de beheersgebouwen liggen. Daar bevindt zich ook een monument voor de doodgeboren kinderen. Aan de kop van de middenlaan staat een groot oorlogsmonument voor de slachtoffers van de Duitse inval in 1941. De laan eindigt bij het  monument voor de eerste president van de Republiek Letland uit de eerste onafhankelijkheidsperiode, Jānis Čakste (1859-1927).
1. Meža kapi is het noordelijk gelegen gedeelte van de bosbegraafplaats en ook duidelijk het oudste deel. Al ronddwalend ontdek je steeds meer sculpturen, waaronder ook redelijk veel pleurantes. De stijl van de beelden is over het algemeen realistisch, maar er staan ook strakke tot minimalistische beelden.
Rond en op een heuvel bevinden zich vrij veel beelden, het is hoogstwaarschijnlijk de kunstenaarsheuvel. Daar bevinden zich ook meer individuele graven. Een aantal beelden is getooid met een krans van takken, bladeren en bloemen. Het is een dracht die ook in de stad wordt gedragen ter ere van het midzomernachtfeest. De doden mogen het feest meevieren.
Een bepaald deel van de begraafplaats is geheel omgeven door dicht op elkaar staande witte kruisen. Is dit een katholiek gedeelte? Door het ontbreken van informatie en door onbekendheid met de Letse taal wordt het zo nu en dan gissen. De verhouding Lutheranen en Katholieken in Letland is overigens ongeveer fifty-fifty.
2. Meža kapi is het zuidelijke gedeelte van de algemene begraafplaats. Hoe zuidelijker, hoe eenvoudiger de grafmonumenten en hoe lager de hegjes worden, hetgeen alleen maar kan duiden op het feit dat dit het jongste deel van de begraafplaats is; ook de jaartallen wijzen in die richting. Het meest zuidelijke deel, dat overigens niet is afgescheiden van de rest, draagt de naam Markusa kapi, wat valt te vertalen met St. Marcusbegraafplaats en wat ook weer zou kunnen duiden op een katholiek deel.
 
MIĶEĻA KAPI (St. Michaelbegraafplaats)
 
Waar op de Meza kapi het onderscheid tussen katholiek, protestant (lutheraans) of ongelovig niet duidelijk zichtbaar is, ademt de Michaelbegraafplaats, die toegankelijk is via een poort, een duidelijk Russisch-orthodoxe sfeer. Het merendeel van de graftekens vertoont het Russisch-orthodoxe kruis en de belettering op de graftekens is Cyrillisch. Ook hier vinden we weer het bekende beeld van familiekamertjes, c.q. familiegrafveldjes omgeven door groene hegjes. Maar er zijn ook enkele veldjes, die zijn omgeven door een ijzeren hekwerk of door betonnen banden, waarbinnen maagdenpalm is geplant. Het geheel ligt weer in een bos.
Intrigerend is het graf vlak bij de ingang. Er staan twee granieten stèles aan het hoofdeind. Aan de grafkant staat op de ene granieten stèle een ets van een echtpaar en op de andere (vermoedelijk) hun zoon. Op beide stenen is een Davidsster afgebeeld. Op de achterkant van de ouderlijke steen staat een chanoeka en op de steen van de zoon een beeltenis van Maria-van-Altijddurende-Bijstand, een Russische icoon. Heeft de zoon zich bekeerd tot het christendom? Ook in Riga is overigens de joodse begraafplaats tijdens de Russische bezetting na de Tweede Wereldoorlog geruimd. De begraafplaats Ebreju kapi (Hebreeuwse begraafplaats) uit 1725 bevond zich in de wijk Maskavas en lag aan de Līksnas iela. Van 1941-1943 was de begraafplaats opgenomen in het getto, dat hier was gevestigd en werd gebruikt als massagraf voor de joden die werden vermoord in november 1941. Nu is het terrein van de voormalige begraafplaats een gedenkpark en heet nog steeds Ebreju kapi.
 
RAIŅA KAPI (Rainis begraafplaats)
 
De Rainis begraafplaats ademt weer een geheel andere sfeer uit, nu een socialistische. Krijgshaftig, strijdvaardig, nationalistisch en sociaal-democratisch. Er staan weinig kruisen, er zijn veel graven met foto’s van militairen, afgebeeld in allerlei krijgshaftige houdingen. Volgens de lijst bij de ingang liggen er ook Letse kunstenaars, schrijvers, musici en architecten begraven. Een gedenksteen in het ingangsbereik meldt een lijst van slachtoffers van het communisme, terwijl er ook vertegenwoordigers van dat communisme begraven liggen. 
De begraafplaats werd in 1929 aangelegd na de dood van en ter ere van Jāņis Rainis (1868-1929), de meest bekende Letse schrijver van talrijke romans, gedichten en toneelstukken. Rainis, wiens eigenlijke naam Jāņis Pliekšans was, was ook politiek actief. Zijn sociaal-democratisch politiek engagement en zijn schrijverschap maakten hem tot ‘dè Letse man van de 20e eeuw’. Dat is ook te zien aan zijn grafmonument. Zijn graf ligt centraal, de middenallee met zilverberken voert vanaf de ingang rechtstreeks naar het megalomane grafmonument, waarop in rood graniet groot(s) een jongeling in halfopgerichte houding is afgebeeld. Naast hem in het graf ligt zijn vrouw dichteres Elza Rozenberga (1868-1943), die onder het pseudoniem Azpazija romantisch-patrottische ge dichten en toneelstukken schreef.
Rechts achter het monument van Rainis ligt een plein met diverse monumenten, die ongetwijfeld herinneren aan de diverse pogingen van de Letten om onafhankelijk te worden. Daar staat ook een monument met vijf figuren. Zijn dat niet de vijf Letten die werden gedood in januari 1991 bij de laatste stuiptrekking van de Russen om de Letten van hun onafhankelijkheid af te houden? Op 6 september 1991 werd Letland officieel een onafhankelijke republiek.
Of zijn het nog uitingen van de heldendaden van de Sovjets? Er zijn namelijk ook onmiskenbaar sporen van het Sovjet tijdperk. Blijkbaar was ten tijde van de Russische bezetting een deel van de begraafplaats bestemd voor het hogere kader van het Sovjetleger. Tenslotte liggen socialisme en communisme dicht bij elkaar. Het valt nu niet (meer) op, waaruit blijkt hoe druk de Balten bezig zijn (geweest) het Russische verleden uit hun geschiedenis weg te poetsen of af te breken. De heldenbeelden van Lenin of andere Sovjethelden zijn verdwenen uit het stadsbeeld. Hier en daar staat nog een sociaal-realistisch beeld of staat er nog een bouwwerk uit de Stalinperiode, maar over het algemeen herinnert nog weinig aan die periode. Hetzelfde is gaande op de begraafplaatsen. De Letse held Rainis ligt dan wel prominent op de voorgrond, direct achter zijn grafmonument liggen de Russische generaals en andere hoogwaardigheidsbekleders uit het voormalige bezettingsleger, duidelijk naar de achtergrond verdreven.
 
MUSULMANU KAPI (islamitische begraafplaats)
 
Op een afgeschoten stukje van de Miķeļa kapi, maar met een eigen ingangspoortje aan de Aisaules iela, ligt de islamitische begraafplaats. De structuur van de graven wijkt niet af van de overige begraafplaatsen. Het meest herkenbare is de islamitische halve maan met ster, die wordt afgebeeld op de graftekens. De meeste tekst is cyrillisch, dus Russisch.Alleen een hekwerk van kippengaas scheidt het islamitische deel van de rest.
 
KREMATORIJA (crematorium)
 
Langs de Varonu iela ligt het crematorium van Riga. Het is een eenvoudig bouwwerk met een paar renaissancistische trekjes in de voorgevel. Het ziet er niet naar uit dat er veel gecremeerd wordt in Riga, er is ook geen urnenveld. Een toegangspoortje geeft toegang tot de naastgelegen Raiņa kapi, alsof men wil aangeven dat cremeren niet iets is voor gelovigen, maar voor ongelovige socialisten. Het is zaterdag, achter het gebouw staan een paar lijkauto’s op non-actief.
 
EXCURSIE: SALASPILS
 
Vanwege de repressie door Rusland in 1940, toen de eerste periode van onafhankelijkheid (1921-1940) werd beëindigd door een Russische bezetting en meer dan 10.000 Letten door de Russische geheime dienst werden gearresteerd, gedeporteerd of vermoord, werden de Letten a.h.w. in de handen van de nazi’s gedreven en hielpen ze zelfs mee bij het vervolgen van de joden. De nazi’s bouwden verschillende concentratiekampen in de Baltische Staten, waaronder een in Salaspils nabij Riga, waar 100.000 mensen uit alle delen van Europa de dood vonden.
Het terrein van het voormalige concentratiekamp ligt midden in de natuur, de vogels zingen. Het is geen funerair doel, hoewel de geur van de dood bij wijze van spreken nog in de lucht hangt. In het kamp werden 44.000 joden en 55.000 krijgsgevangenen vermoord. De barakken zijn verdwenen, het terrein is wel als monument en aanklacht bewaard gebleven. Een loopbrug met de tekst Aiz uem vartiem vaid zeme (achter deze poort kreunt de aarde) staat aan de ingang van het terrein. Op het terrein staan een zestal schrijnende en, letterlijk, ten hemel schreiende beelden van beton in een hoekige stijl. In een liggend monument is onophoudelijk een hartklop te horen. Heel indrukwekkend.
 
Wordt vervolgd.
Volgende keer: Estland - Tallinn
Rindert Brouwer
© Atelier ‘Terre aarde’
tekst: Rindert Brouwer
foto’s: Jeannette Goudsmit & Rindert Brouwer

Wie niet kan wachten op de volgende verhalen: alle verhalen en gegevens zijn verwerkt tot een boekje van 52 bladzijden, met 65 foto’s (zwart-wit).
Het boekje NON OMNIS MORIAR. Begraafplaatsen in de Baltische Staten is te koop voor
€ 7,50. Ofwel incl. verzendkosten: Nederland € 9,00; België € 10,00
[email protected]
www.atelier-terreaarde.nl

Tante Kato ging op reis en ze zag de “Torens der Stilte”


*Yazd, Iran *

“Also sprach Zarathustra” kennen we dankzij Richard Strauss en Stanley Kubricks 2001 : A Space Odyssey. De slimmeriken onder ons weten dat Strauss zijn inspiratie haalde bij Friedrich Nietzsche. Maar wie is eigenlijk die Zarathustra ? Wat had de man te vertellen ? Wie naar Iran (en ook India) reist, raakt geïntrigeerd door Zarathustra’s godsdienst en wil vooral meer weten over de voor ons vrij vreemde begrafenisrituelen.

Vooreerst ‘s mans naam : Zarathustra (Oud-Perzisch), Zoroaster (Grieks-Romeins) en Zardosht (Perzisch) zijn één en dezelfde persoon. Toch is over hem weinig geweten. Hij leefde ergens tussen 1000 en 600 vòòr onze jaartelling. Waar hij geboren werd en leefde is een even groot vraagteken : Afghanistan, Iran of Uzbekistan. Zijn leer, het naar hem genoemde Zoroastrisme of Zoroastrianisme, kende grote opgang ten tijde van het eerste grote Perzische rijk (559-331 BC) en tijdens het tweede rijk (226-636 AD) werd het Zoroastrisme verplichte staatsgodsdienst. Het belangrijkste wat men over deze godsdienst moet weten is dat het een dualistische religie is waar goed en kwaad; licht en donker; orde en wanorde; waarheid en leugen tegenover elkaar staan. De vier elementen, die ook voor de altijd aanwezige tegenstellingen zorgen, kregen een heilige plaats. Vuur stond voor warmte, lucht voor koude, aarde voor droogte en water voor vochtigheid. De vier elementen mochten niet bezoedeld worden en dàt had zijn gevolgen voor de wijze van begraven.

Daar de heilige elementen niet in aanraking mochten komen met een dood lichaam werden de doden noch begraven noch gecremeerd maar de lijken werden op “Torens der Stilte” gelegd. Die torens lijken op citernen, gebouwd bovenop een natuurlijke heuvel. Als de aasgieren hun buikje gevuld hadden, bleven er alleen nog witgeblakerde beenderen over. Deze werden met was behandeld, in een urne bewaard en bijgezet in een beendernis. Het was uiterst belangrijk de beenderen bij elkaar te houden, alleen dan kan er bij het Laatste Oordeel terug leven ingeblazen worden.

Merendeels gebruik ik hier de verleden tijd omdat die begrafenisrituelen in 1970 om hygiënische redenen verboden werden. De “Torens der Stilte” lagen van de steden verwijderd maar de gieren lieten per ongeluk wel eens een lekkere brok over de steeds groeiende stad vallen. De Zoroastrianen moesten op zoek naar een andere manier om met hun overledenen om te gaan zonder de elementen te bezoedelen. Nu worden de lijken op een metalen plaat gelegd, in cement gegoten en het graf omringt men met een betonnen structuur.

Een ander belangrijk aspect zijn de vuurheiligdommen, waar de heilige vlam die nooit gedoofd mag worden bewaard wordt. Het belangrijkste vuurheiligdom is nu nabij de Iraanse stad Yazd. Daar beklommen we de “Torens der Stilte”, bezochten we de werkkamers waar de beenderen behandeld werden en de gebouwtjes met de beendernissen. In de vlakte ervòòr werd in de jaren 1970 een moderne begraafplaats aangelegd.

Met de islamisering van Iran zochten de Zoroastrianen toevlucht in Bombay (Mumbai), India. Daar worden zij Parsi’s genoemd naar hun geboortestreek, de provincie Pars (Perzië). Tijdens het Britse bewind in India kregen de Parsi’s een bevoorrechte positie. De rijke industriële Tata-familie is hiervan het beste voorbeeld.



Zonder het te beseffen komen wij dagelijks elementen tegen uit die oude Perzische godsdienst : het woord magiër is afgeleid van majûs, de Perzische naam voor de Zoroastrische hogepriester. Nog duidelijker is het in de Franse term “Les Rois Mages” voor de Drie Koningen. Paradijs is dan weer afgeleid van paradaeza, een ommuurde lusttuin en jachtgebied in het oude Perzië. Een belangrijke Zoroastriaanse figuur was de zonnegod Mithras, die dankzij de Romeinse soldaten tot in Schotland vereerd werd. Toen de christenen een datum voor de geboorte van Christus moesten vastleggen, kozen zij het Mithrasfeest van 25 december. Of hoe de geboorte van de onoverwinnelijke zon ons kerstfeest werd... Trouwens de eerste dag van de week was aan de zonnegod Mithras gewijd, vandaar de naam zondag.

Tekst en foto's  : Tante Kato.

Berlin ist eine, funeraire, Reise wert


Het boek van ons lid Arthur Polspoel verschenen naar aanleiding van een door de Terebinth gemaakte trip naar Berlijn én nuttige tips verschaft door ons lid Rindert Brouwer zette mij aan om eens een trip naar Berlijn te overwegen. Rudy D’Hooghe had dan weer, via Asce, Berlijnse relaties en die zorgden voor een voordelige overnachtingsmogelijkheid. Voor niet funerair gezelschap kon ik rekenen op Willy Cornelissens met zijn vriendin die van de gelegenheid gebruik maakten om tijdens de dag Berlijn, dat ze nog niet kenden, te ontdekken en mij tijdens de avondlijke uren gezelschap te houden.
 
Het begon al goed want aan de eerste begraafplaats die ik aandeed in gezelschap van een keurig plan kon ik er geen touw aan vastknopen. De vermeldde grafmonumenten waren niet te vinden, arbeiders aan het werk raakten er ook niet wijs uit, iemand die blijkbaar conciërge op de begraafplaats was verwees naar een opgehangen plan waar andere namen opstonden dan ik op mijn lijstje had staan. Na het maken van enkele foto’s toog ik naar een andere begraafplaats die op mijn verlanglijstje stond en niet zo ver uit de omgeving lag. Daar aangekomen bleek het plan dat ik voor de eerste begraafplaats bezigde perfect te kloppen … met deze begraafplaats. Ik had gewoon twee begraafplaatsen verwisseld. Wat ook eigenaardig is dat Berlijnse begraafplaatsen gegroepeerd zijn. Op één plaats vindt men dikwijls meerdere begraafplaatsen die dan nog in mekaar overlopen. Wat ook opviel is dat alles keurig onderhouden wordt, zeker de gedeelten waar nog regelmatig bijbegraven wordt. Dus de eerste reeks begraafplaatsen die mijn volledige aandacht genoot bevonden zich aan de Halleschen Tor. Wat ook opviel is dat men hier optimaal gebruik maakt van de begraafplaats: er wordt gewandeld, op grasperken wordt gestudeerd, babysitters met kinderen brengen hier hun tijd door, paartjes lopen hier arm in arm. Enkele oude monumenten waaronder dat voor Justus Friedrich Schlechtendall staan onder een afdak zodat ze beschermd worden tegen de weerselementen. Daarnaast enkele prachtige grafmonumenten voor onder meer Clara von Einsiedel en Emy Bennewitz von Loefen. Bekendste bewoner van de begraafplaats: de componist Felix Mendelsohn – Bartholdy.
 
Op de tweede dag bezochten we met zijn drieën de Dom van Berlijn. In de crypte liggen een groot aantal Hohenzollerns begraven. Deze crypte is nog maar een vijftal jaren voor het publiek toegankelijk. Het kleine broertje van de Kapuzinergruft in Wenen laat ons zeggen. Een aantal nieuwe graftombes maar ook veel fraais onder andere de laatste rustplaats voor Philipp Wilhelm en voor Carl Philipp. De klim naar de koepel bewees eens te meer dat er grenzen zijn aan “des mensens” fysiek. Omdat het een prachtige dag was besloten we om een boottochtje op de Spree te maken. In een tijdsspanne van een uur konden we een groot aantal van de toeristische plekjes die Berlijn rijk is ontdekken. Na de middag toog ik dan op mijn eentje naar de begraafplaatsen van de Bergmannstrasse. Ook hier weer vier begraafplaatsen die door mekaar liepen. Men zegt dikwijls: zeg me hoe mensen hun doden begraven en ik zal zeggen hoe ze leven. Hier bleek het omgekeerde van tel alhoewel ik het bij aanvang nog niet besefte. Toen ik in het postkantoor zegels kocht om het thuisfront te berichten rook het er, sorry, stonk het er naar de drank. Blijkbaar hadden al de zwervers uit de omgeving hier hun leefloon komen ontvangen. De begraafplaats leek in den beginne een kopij van de dodenakkers aan de Hallenschen Tor. Enkele mooie dingen zoals de grafmonumenten voor Elisabeth Leo, Oppenfeld en het graf van Georg Wolff. Ook veel volk en opvallend veel vrouwvolk in mekaars gezelschap. Toen ik het waagde verder te gaan bleek dat de uithoeken, waar grote mausolea enorm stonden te verkommeren bevolkt werden door een bende agressieve zwervers die dit gedeelte als hun “domein” aanzagen.
Me dan maar vlug uit de voeten gemaakt en gezellig gaan uitrusten op een, in de zon badend, terrasje. Lang gewacht naar iemand om mijn bestelling te noteren tot er een uit de kluiten gewassen vrouwmens op mij afstapte, me op de schouder tikte en wees naar een bord, deze beweging een tweede maal herhaalde. Op het bord stond “only for women”. “Bei Dudu” bleek een kroeg voor lesbiennes te zijn. Bij het avondeten werd hartelijk gelachen met mijn “lesbisch” avontuur. Ik had ook een boekje over het Invalidenfriedhof op de kop getikt en wat bleek: de Berlijnse muur liep door de begraafplaats. Het was natuurlijk zeer de vraag er nu nog resten van de muur overbleven. Willy, onze webmaster, betoonde meer dan gebruikelijke interesse en ik beloofde hem om, indien mogelijk, een stukje van de muur mee te brengen.
 
De derde dag trok ik naar het Olympisch voetbalstadion van Berlijn. Niet om een of andere voetbalwedstrijd te gaan bekijken wel omdat in de omgeving een landschapsbegraafplaats was. Rindert Brouwer, die mij al zo’n beetje kent, stelde dat dit wel niet “my cup of tea” zou zijn maar ik moet zeggen dat het mij wel iets deed. De begraafplaats ligt rond een meertje en oogt heel charmant. Hier is de natuur baas en de grafmonumenten worden in het landschap ingepast. Dit is een welbewuste keuze. Nadien trok ik naar het Dorotheer Kirchhof. Dit is echt een juweeltje. Er lopen hier ook heel veel vrijwilligers rond die, gewapend met een rijfje, een schopje en een borstel een aantal grafmonumenten en de aanplantingen onderhouden. Door dat alles hier door de arbeiders van de begraafplaats al tot in de puntjes verzorgd wordt beperkt hun taak zich tot het millimeteren van de aanplantingen en het wegwerken van minieme stofdeeltjes. Toppers hier zijn de schrijvers Berthold Brecht en Heinrich Mann. Op dezelfde plaats is er ook een “französisch” gedeelte. Enkele kanjers van monumenten bevolken de afdeling, Pierre Louis Ravenné, en ook hier monumenten onder een beschermend afdak, Johann Ancillon. Na de middag naar het Invalidenfriedhof. Intussen was het fameus beginnen regenen. Op het Invalidenfriedhof krioelt het van de militairen. De muur liep door de begraafplaats heen wat veel imposante grafmonumenten in containers deed belanden. Nu werden een aantal monumenten teruggeplaatst en ook kan men hier gedeelten van de muur, langs de ene zijde herschilderd, langs de andere zijde met de nog originele graffiti. Maar het geheel was zo gerestaureerd dat er onmogelijk “souvenirs” konden meegenomen worden. Pech voor Willy dus. Tussen de regenvlagen in toch prachtige dingen gezien zoals de gigantische leeuw op het graf voor Wilhelm von Zastrow en het monument met zuilen voor Hermann von Boyen met voor hem het veel bescheidener graf van Hans von Seeckt. In de nabijgelegen Liesenstrasse lagen alweer vier dodenakkers gegroepeerd. Wegens de aanwezigheid van de muur kregen enkele van deze begraafplaatsen een andere toegang. In de nabijheid van een stuk muur het, bekladde, grafmonument voor James Cloppenburg met zijn echtgenote Mary Peek. Uit deze muurresten waren reeds een aantal stukken verdwenen maar om aan de wens van Willy tegemoet te komen diende ik toch over een voorhamer te beschikken. Probleem: ik bezat zo’n ding niet maar wilde ook vriend Willy niet ontgoochelen. De oplossing lag voor de hand of liever voor mijn hotel. Er waren daar wegenwerken aan de gang en ik nam een stuk steen mee en overhandigde dat plechtig aan Willy. Het stuk muur werd in een, door vriendin Rita, overhandigde zakdoek gekoesterd en kreeg ’s avonds nog een uitgebreide wasbeurt, het stuk muur niet de vriendin. Langs deze weg verontschuldig ik mij dan ook bij Willy maar ik kon de mij geboden kans toch niet zo laten voorbijgaan. Eén troost Willy: er lagen voor het hotel ook stukken van 20 op 30 centimeter.
 
Dag vier bracht mij na een treinrit naar Potzdam en vandaar met de bus en een voettocht naar Stahnsdorf. Een klein beetje te vergelijken met Ohlsdorf, uiteraard niet zo immens maar wel met veel groen. Ik wordt nog een liefhebber van parkbegraafplaatsen. Engelbert Humperdinck ligt hier. Niet de Britse zanger maar de componist van “Hansje en Grietje”. Wetenschapper von Siemens kreeg een enorm grafmonument. Ook de houten kapel kon mij bekoren.
De namiddag bracht ik door op de Joodse begraafplaats Weissensee, een van de mooiste Joodse dodenakkers die ik tot op heden mocht bezoeken en misschien wel de grootste die ik ontdekte. Natuurlijk zijn hier een aantal monumenten beschadigd en verwaarloosd maar naast het feit dat de oorlog daar voor iets tussenzit kreeg de begraafplaats een aantal keren af te rekenen met vandalenstreken. Hier treffen we kanjers van monumenten aan voor de families Michaelis en Aschrott en ook een modern prachtig monument Lewinsohn. Ludwig Jacobowski is de oprichter van de KadeWe, het Kaufhaus des Westens.
 
De laatste dag zag in nog een juweeltje: Sankt Matthäus. Hier weer dezelfde verzorgde indruk. Ook hier kanjers van grafmonumenten onder andere voor de bankiersfamilie Hanseman en Idzensky. Een opvallend grafmonument voor personen overleden aan Aids en enkele grote namen: componist Max Bruch, de in Antwerpen bekende pedagoog Diesterweg en, wie kent ze niet, de gebroeders Grimm van de sprookjes. In mag wel zeggen dat ik, dankzij de documentatie van onze Nederlandse vrienden Arthur Polspoel en Rindert Brouwer meer dan degelijk voorbereid naar Berlijn trok maar vond zelf toch nog enkel dingen die de moeite waard zijn. Voor leden van de vzw Grafzerkje die geen hele week begraafplaatsen willen bezichtigen stel ik toch Sankt Matthäus, Dorotheer Kirchhof het Invalidenfriedhof en de Joodse begraafplaats Weissensee als favoriet naar voren zonder de Dom te vergeten. Indien meer tijd is Stahnsdorf zeker een aanrader.
 

 


 
Tekst en foto's : Jacques Buermans

Montparnasse anders dan Père Lachaise: verslag van de trip naar de derde Parijse dodenakker




Een zonnige zaterdag en een bus vol enthousiaste deelnemers voor de trip naar Parijs met een bezoek aan de begraafplaats Montparnasse. Dat de begraafplaats iets verder lag dan Père Lachaise en Montmartre wisten we al maar vlak voor we de périférique opmoesten stonden we al in de file. Onze “Grafzerkjeschauffeur” Armand van De Polder loodste ons langsheen binnenwegen doorheen het drukke verkeer zodat we niet veel later dan voorzien onze parking bereikten.

Montparnasse is uiteraard geen Père Lachaise: veel kleiner maar wel veel ordelijker. Het merendeel van de deelnemers vond het mooie rechtlijnige wel iets hebben maar vonden ook dat dit de minste van de drie grote Parijse was. Hier ontbraken de verhaaltjes waarmee een gids in Père Lachaise kan scoren, hier ook veel minder bekende namen. Toch een bloemlezing uit de “fine fleur” die Montparnasse bevolkt.

Jean Paul Sartre filosoof bekend van zijn existentialistische ideeën en schrijver van romans en toneelwerken en zijn levensgezellin Simonne de Beauvoir filosoof en feministe waren de eersten die we ontmoetten. Iets verder Henri Langlois, stichter en directeur van de cinematheek, het museum voor filmkunst. Zijn graftombe is bedekt met filmnegatieven uit zijn filmwerk. Een eenvoudig graf voor Eugène Ionescu. Deze in Roemenië geboren schrijver laat een gamma toneelstukken achter met als toppers “Rhinoceros”, “Le roi se meurt” en “La Cantatrice chauve”. Wat Jim Morrison is voor Père Lachaise is Serge Gainsbourg voor Montparnasse alleen hebben zijn bewonderaars veel meer respect. De bloemen en de talrijke foto’s op zijn graf blijven gelukkig maar onaangeroerd. Samuel Beckett de uit Ierland afkomstige schrijver schreef in de Franse taal en kreeg in 1969 de Nobelprijs voor letterkunde. Naast een aantal romans is het toneelwerk “En attendant Godot” een meesterwerk. Iedereen kon zich wel het meesterwerk van Jules Dalou: het grafmonument voor Victor Noir op Père Lachaise herinneren. De man zelf ligt onder een eenvoudige steen. De in Rusland geboren beeldhouwer Ossip Zadkine wiens bekendste werk het monument voor de vernielde stad in Rotterdam staat en Tristan Tzara, dichter van Roemeense afkomst die in Zurich de aanzet tot de Dadabeweging gaf, liggen onder onopvallende tombes. Adolphe Pégoud vliegenier die de eerste looping maakte en als eerste met een parachute uit een vliegtuig sprong is wereldbekend tot in Gent. Enkele van onze leden kenden "En Pégoud die ging omhuge; om zijn kunst ne keer te tuge; ierst op zijne rugge; toens op zijne buik; so vloogt hij de piste uit". Vlak bij Pégoud de prachtige marmeren beeldengroep “La Séparation du couple”. Een wenende man wiens vrouw, reeds half in het graf, hem een ultiem afscheid toestuurt. Dit beeldhouwwerk van Alix is geen grafmonument, maar werd uit de stad geweerd wegens te obsceen. Henri Laurens, beeldhouwer ligt onder een werk van zijn hand “La Douleur”, een compacte ronde vrouwelijke mensvorm in foetushouding. Het graf voor generaal Jacques Aupick wordt fel bezocht. Niet omwille van hem maar omdat het graf de stoffelijke resten van zijn schoonzoon Charles Pierre Baudelaire, schrijver bevat. Zijn bekendste bundels zijn “Les fleurs du mal” en “La révolte”.

Wat verder ontmoeten we een levensgrote keramieken kat op de laatste rustplaats van Richard Menon. Het is een werk van Nicky de Saint-Phalle. Een groot aantal van de deelnemers is niet echt enthousiast. Dankzij ons lid Philippe Theys vernam ik dat Richard Menon een persoonlijke helper van Nicky de Saint-Phalle was dat zij, als eerbetoon aan hun jarenlange vriendschap en samenwerking, dit werk realiseerde.Over Menon het monument Pierre Larousse, van de gelijknamige dictionaire.

Ook fel bezocht is de laatste rustplaats voor Jean Seberg. Deze filmactrice werd beroemd met haar vertolking in “A bout de souffle”. Verdere films “Paint your wagon” en Jeanne d’ Arc”. Jean Seberg pleegde zelfmoord.

Alweer een eenvoudig graf voor Constantin Brancusi de uit Roemenië afkomstige beeldhouwer. Over hem een heuse kapel voor Camille Saint Saëns, componist van onder meer “Carnaval des Animaux” en “Danse macabre” en van de opera “Samson en Delilah”. Iets verder een enorme vogel: een modern werk van de hand van Nicky de Saint-Phalle. Deze keer kon het de meerderheid van de leden van de vzw Grafzerkje wel bekoren. Charles Augustin Sainte Beuve, schrijver en criticus moet een streng man geweest zijn te zien aan de buste van de hand van José de Charmoy. Deze beeldhouwer maakte ook de cenotaaf voor dichter Charles Pierre Baudelaire. Het is een gisant in de vorm van een Egyptische mummie en zijn buste boven een enorme vleermuis.

De begraafplaats wordt doormidden gesneden door een straat. Op de kleinere afdeling treffen we César Franck de uit Luik afkomstige componist en organist aan. Het medaillon is van Auguste Rodin. Op het eind van de divisie Guy de Maupassant, schrijver van novellen. Auguste Bartholdi, beeldhouwer. Het “vrijheidsbeeld” in New York en de “leeuw van Belfort” te Parijs zijn van zijn hand. Een bronzen engel, van zijn hand, siert de rode obelisk. Hier liggen ook veel mensen van Joodse afkomst. Alfred Deyfus. Frans officier van Joodse afkomst en woonachtig in de Elzas. Beticht van het overmaken van gegevens aan de Duitse militaire overheid. Hij wordt, in 1894, veroordeeld tot degradatie en verbanning naar het Duivelseiland op Guyana. Het dossier wordt heropend en Emile Zola schrijft zijn fameuze open brief “J’ accuse” om Dreyfus te verdedigen. Dit brengt Zola één jaar gevangenisstraf op en een boete van 3 000 Franse franken. In 1899 wordt het proces herdaan. Dreyfus wordt kort daarop vrijgelaten. In 1906 krijgt hij terug zijn oorspronkelijke graad en functie. André Citroën, industrieel uit Nederland afkomstig. Richt eerst een munitiefabriek op. Na de oorlog verandert hij de inrichting van zijn fabriek om wagens te gaan produceren. Iets verder nog een prachtig werk van de al eerder vermoemde Auguste Bartholdi de “kleine Elzasserin” op het graf van schilder Gustave Jundt. Een van de meest gefotografeerde graven is dit voor Charles Pigeon, de uitvinder van de anti-explosielamp. “Le Lit Conjugal" stelt Pigeon voor half opgericht naast zijn rustende vrouw. Eindigen deden we met “Le Baiser” een der eerste werken van de Roemeense kunstenaar Constantin Brancusi. Het bevindt zich op de laatste rustplaats voor een paar dat samen zelfmoord pleegde.

Een groot aantal van de deelnemers bezocht nadien nog de nabijgelegen catacomben. Voor velen een hele ervaring. Moe maar voldaan trok iedereen naar de bus waar nog gezellig nagepraat werd, of nagedroomd werd, over de voorbije dag.
 
Tekst : Jacques Buermans
Foto's : Rina Reniers en Ria Vaes

Père Lachaise – Schoonselhof een confrontatie een vijfde gedicht uit de dichtbundel van Rudy Witse, ofte Willem Houbrechts


De dichtbundel “Père Lachaise – Schoonselhof een confrontatie” van Rudy Witse, bij vzw Grafzerkje bekend onder de naam Willem Houbrechts, met foto’s van Michel Wuyts is recent verschenen. Hierna een vijfde gedicht.
 
paul joostens (1889 – 1960) (ereperk R)
 
tegen het eind werd je gedragen
door x-benen, zoals ook bij je allermooiste meisjes
de svelte stelten licht doormidden zakten.
 
zij koerden vrank en vrij. Jouw hoofd was het
gesloten huis waarin zij leefden. trachten te
leven. een cloisonné als een corset waaruit enkel
hun minieme borsten vermochten te ontsnappen.
 
net zoals jij maar moeilijk loskwam uit
je boze, bonte, middeleeuwse dromen.
mirages van grootheid en verval.
 
vooral: verval.
 
Rudy Witse
 
Wie de dichtbundel, niet verkrijgbaar in de boekhandel, wenst aan te schaffen, prijs € 20 – verzendingskosten NIET inbegrepen, kan dit doen bij Houbrechts Willem, 03/230 49 26, E-mail: [email protected]
 

Boomgraven in Munsterbilzen Lydia Swennen ging ter plaatse kijken


Lydia Swennen kwam met volgend verslag en illustreerde dat met eigen foto’s.
 
Bij de werken aan de doortocht N730 in Munsterbilzen zijn vroegmiddeleeuwse graven aangetroffen. Het gaat om graven waar de overledene in een uitgeholde boomstronk werd gelegd. “Het is de eerste keer dat dergelijke ‘kisten’ zo uitzonderlijk goed bewaard zijn”, zeggen de betrokken archeologen.
 
“De huidige vondsten zijn niet onverwacht. Enkele jaren geleden legden archeologen al vroegmiddeleeuwse muurrestanten bloot. Deze muren werden geïnterpreteerd als de voorloper van de huidige kerk. Dat er bij de kerk graven zouden worden aangetroffen, lag enigszins voor de hand. Dat het om een dergelijk oude begraving in boomstammen zou gaan, was echter wel een verrassing.” Zegt ZO-LAD-archeoloog Tim Vanderbeken opgetogen.
 
De huidige vondsten zijn van groot wetenschappelijk belang en vrij uniek voor Vlaanderen. “Het is de eerste keer in Vlaanderen dat een dergelijke vorm van begraving, die bovendien zo uitzonderlijk goed bewaard is, wordt aangetroffen”, aldus Vanderbeken. De graven zijn vroegmiddeleeuws (5de-10de eeuw na Chr.)
 
Er wordt op een wetenschappelijke berging en conservatie van de unieke vroegmiddeleeuwse restanten aangedrongen.
 
Om te vermijden dat de unieke boomgraven door het warme zomerweer worden vernield, wordt de vondst afgedekt met vochtige doeken en zonnewerend materiaal. Op 7 juli werd de werf voor publiek opengesteld. Ons lid Lydia Swennen er als de weerlicht naartoe gewapend met haar fototoestel.


Tekst en foto's : Lydia Swinnen

Bestuur Grafzerkjes als BV’s ontvangen te Menen de stad Menen bezorgde het vzw Grafzerkjesbestuur een prachtige dag. An Hernalsteen maakte het verslag


Om hun waardering uit te spreken voor de inspanningen die vzw Grafzerkje, lees ons bestuurslid Martin Demedts, deed voor de stad Menen werden we door het stadsbestuur uitgenodigd. An Hernalsteen maakte volgend verslag:
 
Op zaterdag 29 mei, om stipt 10u ’s morgens, verzamelde het niet voltallig bestuur van jullie meest favoriete vereniging aan het Schippershof te Menen. Binnen keek een stapel koffiekoeken reikhalzend uit naar onze komst. Het niet voltallig bestuur want Kuifje controleerde nog of de slogan “De trein is altijd een beetje reizen” inderdaad op een grond van waarheid berust en de heer Coremans genekt, gekraakt en aan het bed gekluisterd door een oud, hardnekkig sportletsel gaf voor die dag algemeen forfait. Onze penningmeester, de heer Nelissen, had echter zijn lieftallige echtgenote Marie-Claire meegebracht. Zij kreeg de zware, moeilijke opdracht de heer Coremans op een passende wijze te vervangen. Een taak die ze glansrijk tot een goed einde bracht. (cfr. Haar rol ´s namiddags op de Duitse militaire begraafplaats). De heer Demedts, vandaag gebombardeerd tot manusje-van-alles (bestuurslid, gids en privé-chauffeur) pikte in zijn limousine, ondergetekende op aan het station om klokslag 10u02.
Eenmaal voltallig werd de heer Desloovere van de toeristische dienst in het lang en het breed bedankt voor zijn uitnodiging. Relatiegeschenken veranderden van eigenaar. Ondertussen wierp de voorzitter begerige blikken op het eetfestijn op tafel, het eetfestijn blikte begerig terug. Na het afhandelen van dit officiële hoofdstuk en het breken van het ijs, smolt de berg lekkers als sneeuw voor de zon. [ Tussen haakjes Jupiter en andere weergoden waren ons die dag uiterst gunstig gezind; grijs, bewolkt, frisjes en slechts met een vergrootglas een spatje regen te bespeuren.]
Calorieën dienen om verbrand te worden en we waren niet naar Menen gekomen om koeken te eten en te lanterfanten. Met enige vertraging, te wijten aan het feit dat onze voorzitter de laatste kruimels uit zijn bord aan het likken was, begonnen we aan onze exploratie van Menen. Terwijl we naar het asfalt staarden, gaf Martin ons een gedegen uitleg over hoe en waar de Leie  zich ooit een weg door Menen vocht. Het krinkelende, winkelende waterding was echter in de loop van vorige eeuw voor altijd uit het stadsbeeld verbannen.
Deuren die voor normale mensen gesloten bleven, openden zich voor ons. In het huis Kapelle kregen we een wonderbaarlijk trapje te zien, een waar staaltje van technisch vakmanschap, dat ik direct ter plaatse had willen uitbreken om het alsnog een nieuwe thuis in Melle te schenken. (foto bladzijde 33 links bovenaan)
Wie Menen zegt, zegt vesten en kazematten. De neuzen van onze schoenen richtten zich daarom derwaarts. Van op de vesten kregen we voor het eerst de reeds uitvoerig besproken Leie in het vizier. Van alteratie schoot de heer Cornelissens deze keer geen kemel maar wel een heuse bok.
Na een duik genomen te hebben in een mooi interbellumbadhuis (1937) vernamen we de reden dat Gent-Wevelgem, Omloop het Volk, de Tour de France, de Giro, enz. Menen mijden als de pest. De Menenaars zijn namelijk wieltjesvangers en met de gevangen wieltjes organiseren ze elk jaar wieltjesfeesten. We verklaren ons nader. Op een mooie, zonnige zomerdag reed een paardenkoets een kind ondersteboven. De inwoners van Menen, snugger als ze zijn, haalden de 4 wielen, zijnde de echte boosdoeners, van de koets en plaatsten ze op een rantsoen van water en brood in de gevangenis. De koetsier, nog snuggerder, kocht 4 nieuwe wielen en vertrok met de noorderzon. We hebben de 4 moordenaars, echt waar, met onze eigen ogen gezien.
 
In de kazematten goochelde Martin met kaarten en plattegronden. Hij schudde allerhande datums en historische wetenswaardigheden uit zijn mouw. De essentie van het verhaal was dat d’ Ollanders, krenterig als ze zijn ( met mijn verontschuldigingen aan onze Nederlandse zielsverwanten, jullie behoren zeker niet tot dit ras) Vauban zijn kazematten (1679-1689) gebruikten om de hunne te bouwen. Na zoveel wapengekletter hadden we dringend nood aan iets religieus. De Capucijnenkerk (1745) bracht soelaas. Er scheen zelfs nog een crypte met beentjes onder de kerk te zitten maar die was voor het publiek niet toegankelijk.
We hadden stilaan alles gehad; een scheutje water, een snufje religie, een korreltje militaire strategie, alleen de marketentsters ontbraken nog. Op dus naar de Koningstraat, naar de meisjes van plezier. Het thuisfront mag op beide oren slapen, de 2 dames van het illustere gezelschap hielden de mannelijke bestuursleden gepast aan de leiband. Geen enkele onwelvoeglijke misstap werd begaan.
Na deze geneugten volgden kwellingen. Okseldiep wadend door het kolkende water van de Geluwebeek met aanpalend park, onze kleine maar dappere voorzitter heldhaftig torsend op onze schouders, zochten we de volgende curiositeit, het belfort, op. Ondertussen vocht ik, wild om me heen zwaaiend, een duel op leven en dood uit met de enige hondenstront die Menen rijk was.
Het belfort (overwegend 16° eeuw) eindpunt van onze voormiddagwandeling, haalde ons triomfantelijk binnen met beiaardgezang. Maar welke oen heeft het in zijn hoofd gehaald dit fiere gebouw met een moderne GSM  mast te ontsieren. Knoop hem op! Maar de mast werkt. Het bewijs werd proefondervindelijk door onze telefonerende voorzitter voorgelegd. Buiken knorden, magen rammelden. Met 30 minuten vertraging schaarden we ons rond tafel. Voor de geïnteresseerden volgt hier het menu :
Soep zonder ballekes
Vlees, vraag mij niet welk soort want als vegetariër raak ik die dooie dingen niet aan
Knapperige groentjes
Kroketjes
Koffie en toetje
Ondertussen lasten wij een korte maar heftige vergadering in. Jullie zien wij zijn een noest en vlijtig werkend bestuur dat altijd het nuttige aan het aangename weet te koppelen. Ook de heer Desloovere kon niet echt van zijn maaltijd genieten. Hij zette de zoektocht in naar de sleutels van de Capucijnencrypte. Honderden telefoontjes later kwamen ze boven water (die mast werkt echt). Soepel als we zijn, haalden we het namiddagprogramma vakkundig overhoop. We bewonderden de crypte en de beentjes. (De crypte is dringend aan renovatie toe, de opschriften vervagen).
Pas dan trokken we per wagen, stoetsgewijs naar de Duitse militaire begraafplaats: 48.049 stuks Duits kanonnenvlees vond hier een laatste rustplaats. Je wordt er stil van en automatisch spoken de woorden:” Wo sind alle Männer hin, wo sind sie geblieben “ door je hoofd. Een centraal gelegen kapel domineert het grafveld. Een engel met bazuin fungeert als sluitsteen boven de toegangsdeur. Volgens de gids was de beeldhouwer van deze vleugeltjesdrager onbekend. Ons aller Marie-Claire ontdekte echter een signatuur en datering: Gugl 1958. Wedden dat de heer Coremans het haar nooit had nagedaan.
Nog onder de indruk gingen we de boer op, naar het Hoevemuseum. Hier leerden we alles over ploegen, eggen, zaaien, wieden en maaien. Die van ’t Schoonselhof luisterden geboeid. Binnenkort is die begraafplaats, zeker weten, een groot graanveld. Onze voorzitter werd dolenthousiast toen hij een vooroorlogse hogedrukspuit zag staan. Het scheelde niet veel of we werden daar in Menen voor diefstal gearresteerd.
Op zijn Vlaams, tussen pot en pint, evalueerden we deze dag. Het was fijn, prima gidsen, veel gezien en geleerd, we gaan zeker nog eens terugkomen al was het maar om die mast  op het belfort af te breken.
 

Kuifje

Foto’s van Willy Cornelissens

Voor alle informatie slechts één adres


Jacques Buermans
Frieslandstraat 4, bus 6
2660 HOBOKEN
 
telefoon + antwoordapparaat: 03/829 16 03
(vanuit Nederland 00/32/3/829 16 03)

GSM: 0494/47 37 46.
E-mail: [email protected]
www.grafzerkje.be, voor al uw informatie over vzw Grafzerkje
www.schoonselhof.be, voor al uw informatie over de begraafplaats Schoonselhof
www.antwerpsebegraafplaatsen.be, voor al uw informatie over Antwerpse begraafplaatsen.