Tante Kato ging op reis en ze zag het graf van Petrarca
* Francesco Petrarca * 1304-1374 * Arqua Petrarca, Italië
Graag neem ik u deze keer mee naar een 14de eeuwse en onmogelijke liefdesgeschiedenis. Francesco Petrarca werd geboren in Arezzo, Oost-Toscane. Zijn vader was een Florentijns notaris die in 1301 uit zijn stad verbannen werd. In 1311 vond vader een baan aan het sinds 1309 naar Avignon uitgeweken pauselijke hof van Clemens V. Moeder Petrarca zocht met haar twee zoontjes een onderkomen in het nabije Carpentras. Later studeerde Francesco in Montpellier en Bologna. Toen zijn vader in 1326 overleed keerde hij naar Avignon terug. Petrarca kreeg er twee kinderen : Giovanni (1337) en Francesca (1343). Het waren natuurlijke kinderen, de moeder is onbekend gebleven maar hij erkende beide officieel. Petrarca reisde veel en voelde zich zowel thuis in Frankrijk als in Italiaanse steden tussen Napels en Venetië. Misschien mag hij daarom als de eerste grote Europeaan beschouwd worden.
Op Paasdag 1341 kreeg Petrarca in Rome de titel “dichtervorst” en de daarbij horende lauwerkrans. In mijn fantasie stond die titel toen op dezelfde hoogte als de Nobelprijs voor literatuur nu, maar dan zonder de ermee gepaard gaande pecuniën. Francesco Petrarca wordt “de geleerdste man van zijn tijd” genoemd. Ter illustratie : van de stad Venetië kreeg hij een huis in ruil voor zijn bibliotheek. Geprezen als humanist, historicus en archeoloog; toch zal hij vooral bekend blijven als dichter want via zijn liefdespoëzie voor de ongenaakbare Laura verwierf hij eeuwige roem. Wie was die Laura, die hij op Goede Vrijdag van het jaar 1327 leerde kennen ? Heeft zij ooit bestaan ? Was zij Laura de Noves (1308-1348) gehuwd met Hughes de Sade met wie zij 11 kinderen kreeg ? Heeft Petrarca haar ooit persoonlijk ontmoet ? Kon zij zijn liefde niet beantwoorden vanwege standenverschil ? Feit is dat de onbereikbare Laura, gehuwd en oh zo trouw, eenentwintig jaar lang zijn inspiratie, muze en poëzie-koningin bleef. Petrarca maakte van haar de perfecte vrouw : wijs, mooi en discreet. Enfin, een ideaal waar wij vrouwen zo’n 700 jaar later nog steeds tegenop boksen ! Petrarca bezong Laura in zijn Canzonieri, een verzameling sonnetten waarin hij uiting gaf aan zijn smart, weemoed en passie. Vermoedelijk overleed Laura in 1348 aan de pest. Ook na haar dood was Laura nooit uit Petrarca’s gedachten : hij bleef zijn liefdesgedichten herschrijven en aanpassen. “Finetunen” om een trendy woord te gebruiken.
In 1368 vestigde Petrarca zich in Padua, sinds 1231 dé pelgrimstad van St Antonius en de stad met de onvoorstelbaar mooie Kapel van de Scrovegni waar men nog altijd de onovertroffen fresco’s van Giotto (dd 1303-1305) kan bewonderen. Een rijke Paduaan schonk Petrarca in 1369 een stuk land in Arqua, waarop hij een elegant huis liet bouwen. In dat rustig dorpje aan de voet van de Colli Euganei sleet de oude, zieke man zijn laatste vijf levensjaren. Hij woonde er met zijn dochter Francesca, haar man en zijn kleindochter (zijn zoon was in 1361 aan de pest gestorven).
Ben je ooit ten zuiden van Padua op weg naar Ferrara, neem dan even de afslag naar het dorp Arqua, dat nu Arqua Petrarca heet. Op het middeleeuws dorpsplein tegenover de kerk staat sinds 1380 Petrarca’s marmeren tombe. De sarcofaag wordt gedragen door vier zuilen, die op een vrij hoge sokkel rusten. Langs de zijkant werd Petrarca’s hoofd in brons afgebeeld. Het is een groot maar sober monument, eigenlijk te groot voor dit dorpsplein. Ter gelegenheid van Petrarca’s 700ste geboortedag (2004) werd zijn tombe geopend en de schedel werd aan een DNA-analyse onderworpen. Toen bleek het die van een vrouw te zijn !
Petrarca’s laatste toevluchtsoord is inmiddels een museum. Men kan er 16de eeuwse fresco’s bewonderen die de liefde tussen Laura en Petrarca illustreren. De toenmalige eigenaar moet een groot bewonderaar geweest zijn. Vanuit de Casa Petrarca geniet men van een magnifiek uitzicht over de heuvels, de antieke klimrozen en de serene sfeer. Net of de tijd stilstaat.
“Mij dunkt ik zie de Dood hier voor mij staan,
en vechten zou ik voor het leven, maar wapens heb ik niet...”
Uit Canzoniera 264
Vertaald door Grafzerkje Rudy Witse
Tekst : Tante Kato
Afbeelding met toestemming tante Kato