Nieuwsbrief Nr. 25 - september 2005

Richting avondrood Anneke Haasnoot pleegde volgend gedicht


De wilgen in het Westland zijn geknot
Ze lijken op skeletten, zwartgeblakerd
Ooit hebben ze hun loten ingebakerd
De dood zo lijkt het ving ditmaal geen bot

Narcissen onbewogen en zwartgallig
Lijken onaangedaan velden te vullen
Wat is het dat ze trachten te verhullen
Wie houdt ze in de gaten, en- angstvallig?

De ogen van de kassen puilen uit
Want binnenin hen groeit al wel nieuw leven
Ook lammeren en schapen dragen vrucht

‘Plezierboot’ staat er op een oude schuit
Die aan een smalle vaart cachet wilt geven
De molens slaken ook een laatste zucht
 
Anneke Haasnoot.

Bezoek aan Sint Gillis eindigt met een, alweer, “mysterie” Cecilia Vandervelde gidst ons door deze minder bekende dodenakker


Liefst 21 deelnemers, waaronder twee van onze Nederlandse leden, op het appèl tijdens het lange weekeind van 21 juli die zich vrijmaakten om onder leiding van Cecilia Vandervelde een tocht te maken op de begraafplaats van Sint Gillis. Geen van de deelnemers voelde zich geroepen om het verslag te maken dus ondergetekende offerde zich dan maar, eens te meer, op. Dit verslag is verre van compleet omdat ik de honneurs diende waar te nemen van een televisieploeg van TV Brussel. (zie hierover elders in de Nieuwsbrief)
Na een inleiding vertelde Cecilia dat deze begraafplaats dateert van 1895. De begraafplaats was op een hoogte gelegen na, slechte, ervaringen met een lager gelegen kerkhof waar de doden na een eerdere dood nog eens “verdronken”. Het viel op dat over de aanleg van de dodenakker nagedacht was en dat er echt concept in te ontdekken was. Aan de ingang van architect Edmond Quetin troffen we het beeld "La silence de la tombe" van de hand van Juliaan Dillens aan. In 1930 en in 1950 werden, momenteel ontoegankelijke, cryptes gebouwd. Cecilia ging eens langs de strooiweide en wist daar te vertellen dan men een onderscheid maakt tussen, katholieken, ongelovigen en “eenzamen” waar men niet van weet of ze al dan niet een geloof belijden. We trokken langs het monument voor de gesneuvelden van de oorlog, een beeldengroep van de hand van René De Winne. Iets verder Greimans- de Neuter. De hond van de overledene werd op het graf aangetroffen, verjaagd maar enkele dagen later op dezelf­de plaats dood aangetroffen. Een werk van Sylvain Norga. Cecilia had het steeds over “de Neucker” maar je kent dat …. waar de mond van vol is loopt het hart van over. Leon Janssen, vice-gouverneur van de Socièté Générale. Bij mekaar een aantal monumenten met art nouveautrekjes: Clees, Fleche en Mertens. Marius Empain, luitenant en familie van industriëlen. Een werk van P. Bauwens-Goossens. Het grafmonument voor beeldhouwer Juliaan Dillens (1849-1904) werd ontdaan van zijn beelden. Schandalig. Op een afgelegen strook vol met geurende bloemen, ik was daar echt door gecharmeerd, troffen we Frans Galliard (1861-1922), schilder, aan. Hij kreeg een grafmonument met kubistische inslag dat kan geïnterpreteerd worden als een kruis en een geknielde figuur met gespreide armen. In zijn nabijheid ligt zijn zoon Jean Jacques Galliard ( 1890-1976) surimpressionnistisch schilder. Het monument stelt een “kadukke” stoel voor waar de steun kan geïnterpreteerd kan worden als richtingaanwijzer met daarop de tekst “jrecommence”.
Een apart perk was er voor de Spaanse vrijwilligers. Vooraleer we verder trokken liet Cecilia ons raden naar de naam van de stichter van Kommunistische partij en ze gaf als tip mee dat zijn naam iets met “koffie” te maken had. Ondergetekende kon het natuurlijk weer niet laten en dacht dat het de heer Rombouts betrof. Het was echter Joseph Jacquemotte (1883-1936). Pierre Paulus de Chatelet (1881-1959), schilder. Iets verder Arnaud Fraiteur, weerstander door de Duitsers gefusilleerd in Schaarbeek.
Wiskemann was een familie van zilversmeden. Een prachtige vrouwenfiguur siert het graf. Aandachtige bezoekers, vzw Grafzerkje bezit er geen andere, zagen de instrumenten gebezigd door de zilversmid op het grafmonument. Beeldhouwer was Hippolythe Le Roy. Daarnaast een mooi monument voor Leonie Smits. Haar echtgenoot, een zijdefabrikant, vraagt aan de gemeente toestemming om na de dood van zijn echtgenote een “artistiek belangrijk grafmonument” te mogen oprichten. Zijn wil geschiedde.
Ten slotte het, eerst onvindbare monument voor beeldhouwer Jef Lambeaux (1852-1908), een sober graf: zo zijn Antwerpenaars nu eenmaal.

Eigenaardig is dat op het graf “Nilson Jef Lambeaux” staat. Volgens de gegevens zijn er drie plaatsen voorzien waarvan twee bezet door respectievelijk Jef en zijn tweede echtgenote Juliette Wittocx. Plaats drie was expliciet voorzien voor een zoon, maar de plaats bleef ledig. “Nilson” is ook geen voornaam van Jef en ook geen synoniem. Het raadsel blijft? Tot misschien een van de vzw Grafzerkjes het oplost?
Jacques Buermans
 
Foto’s van Marc Coremans

Tante Kato ging op reis en ze zag het schrijn van de heilige Gerasimos


Ayos Gerasimos * vòòr 1530-1579 * Kefalonia, Ionische eilanden, Griekenland

Gerasimos was een telg uit een vooraanstaande Griekse familie. Op jonge leeftijd werd hij monnik, verbleef 12 jaar in het Heilig Land en 5 jaar op het eiland Zakynthos om in 1560 op buureiland Kefalonia te belanden, waar hij de eerste 6 jaar in een grot woonde. Daarna trok hij naar de lieflijke en vruchtbare Omala-vallei maar van al dat moois zag de man niet veel, hij woonde er immers ondergronds. Veel meer ben ik over de kluizenaar niet te weten gekomen, behalve dat hij de van de duivel bezetenen kon genezen. De Grieks-orthodoxe monnik werd in 1581 herbegraven en wat bleek : zijn ongeschonden lichaam verspreidde een aangename zachte geur. In 1622 werd de wonderdoener heilig verklaard en gepromoveerd tot patroonheilige van het eiland Kefalonia. Op de plek van zijn ondergrondse verblijfplaats werd in 1645 een nonnenklooster gebouwd en de zusters zorgen er nog steeds met veel liefde en toewijding voor de gestoorde medemens.


Sinds die 16de eeuw stromen duizenden pelgrims naar zijn schrijn. Ze komen met smeekbedes voor de genezing van zwakzinnige familieleden en kennissen. Vooral voor de feestdagen van 16 augustus (sterfdatum) en 20 oktober (herbegraving) komen de bedevaarders van heinde en verre voor de processies. Rond die twee data van feest en vreugde is in de wijde omgeving geen kamer te krijgen. Alles is een jaar op voorhand uitverkocht. Gelukkig was ik er in september maar ik zag er evenzogoed drommen Griekse pelgrims.

Op gewone dagen ligt de heilige begraven in een openklapbaar zilveren schrijn waarvan een zijkant kan vrijgemaakt worden. De binnenste glazen zijkant kan in 3 luiken geopend worden : hoofd, midden en voeten van de heilige mummie zijn dan nog beter te zien. Hoe lang het schrijn geopend blijft, weet ik niet. De bedevaartorganisatoren uiteraard wel. Hun bussen komen toe op het uur van de “open deur”. Ik toevallig ook.

Stel je voor : busladingen zwart geklede Griekse vrouwen, enkele jongere in een vrolijk kleurtje, eentje met een grote reistas met luchtgaten waaruit duchtig gekef klinkt, enkele mannen (die meemoesten) en de kundige begeleiding van pope of patir. Ze zijn al vroeg uit de veren en hebben een ferry van het vasteland naar het eiland achter de rug. En dan is het aanschuiven om de voeten van de heilige te kussen (alleen dat luik was open). De pelgrims hebben kleine briefjes met smeekbeden bij, die geven ze al dan niet vergezeld van een evro-coupure aan de pope die aan het kopeinde staat. Monotoon prevelend leest de geestelijke de smeekbeden voor. Er wordt gedrumd en voorgestoken. Een grote sacoche (zelfs zonder keffertje) wordt daarvoor ingezet. Een van de zwarte madammen is er zelfs in geslaagd het luik ter hoogte van het hoofd te laten openen en uiterst teder kust zij de heilige mummie op de mond.

Het paterke besliste dat het genoeg was en het zilveren schrijn ging toe. O ramp ! Een nieuwe bus arriveerde. Te laat. Toe is toe ! Er ontstond een geruzie tussen een man en een vrouw. Ik verstond er niets van maar fantaseerde dat hij te lang over zijn “pint” gedaan had. Daardoor had hij de bus vertraagd en daardoor had zij haar geliefde heilige niet kunnen zien, voelen, kussen en aanroepen. Een mens zou er ... van worden !

Ik, Kato van Antwerpen, wens duidelijk te maken dat ik niet met de pelgrims wil spotten. Noch Roomse, noch moslims, noch Grieks-orthodoxe, noch van enige andere overtuiging. Maar toen ik iets verder dezelfde madammen tegenkwam in een wijnproeverij waar zij nog meer voorstaken en nog erger met de ellebogen werkten, kwam mij de glimlach op de lippen. Het werd pas echt geestig toen een charmant oudje haar glas niet meer wou afstaan en er rosé, wit en rood gewoon in mengde. Op uw gezondheid, Gerasimos. Kreeg de beste wijn van de Omala niet zijn naam ?

Tekst en foto : Tanta Kato.

Televisiemakers zijn “rare kwieten” leden van vzw Grafzerkje zijn meer “normaal” dan degenen die ons interviewen


Dankzij ons lid Philippe Theys mocht ondergetekende zijn verhaal doen op de radiozender “Fm-Brussel”. Het gesprekje ging rechtstreeks in de ether en gevraagd werd onder meer naar het waarom van een bezoek aan een begraafplaats als Sint Gillis. Ik antwoordde dat we in het verleden Laken, Brussel Evere, Dieweg en andere “Elsenes” al bezocht hadden maar dat het ook wel eens mag dat “mindere goden” van begraafplaatsen de nodige aandacht kregen. De respons van het gesprek was nihil niet te verwonderen omdat natuurlijk een bezoek aan Laken meer mensen aanspreekt dan Sint Gillis en omdat het tijdstip van uitzenden niet ideaal was: veel mensen met verlof, brugdag en dies meer. Maar een uurtje later kreeg ik een telefoontje van Tv-Brussel of ze iets mochten maken over het bezoek van vzw Grafzerkje aan de begraafplaats van Sint Gillis. Ik liet al verstaan dat Sint Gillis geen “topper” was maar dat er dan misschien nog tijd overbleef om de activiteiten van de vzw Grafzerkje in de spotlights te zetten. Uiteraard was dit geen probleem.
Zaterdagmorgen. De tweemansploeg streek neer. De toon werd onmiddellijk gezet toen de reporter stelde dat het interview met mezelf ondertiteling zou krijgen, geen probleem want de cameraman bleek een Antwerpenaar te zijn. Grapje met plezier geïncasseerd want zo Antwerpenaren nu eenmaal: ze zijn tot de meest tolerante mensen te rekenen. Maar dan begon het spelletje alweer. Ik heb al wat ervaring met televisieoptredens en erger mij constant in het feit dat de interviewers er steeds in slagen om je dingen te laten zeggen die je eigenlijk niet wilt zeggen of erger nog het gesprek in een bepaalde, door hen bepaalde, richting te sturen.
 
Het begon al toen ze vroegen om iets te doen met de gids, Cecilia Vandervelde, aan een van de bekendste personen die op Sint Gillis begraven liggen. Ik dacht aan beeldhouwer Jef Lambeaux maar had pech want wat bleek: Cecilia wist de man niet liggen. Ik toog op onderzoek uit, wist ongeveer waar het graf zich bevond, en vond het in het gezelschap van de tv-ploeg. Het is een eenvoudig graf waar zij van stelden “Antwerpenaars komen speciaal naar Brussel om dit graf te zoeken”. Toen ik hen er attent op maakte dat het gezelschap niet alleen uit Antwerpenaars bestond, kon hen dit maar matig bekoren. In een latere fase togen ze op onderzoek uit naar personen die hen te woord konden staan. Steeds werd dezelfde vraag gesteld “is dat niet morbide?”, “zijn jullie niet op zoek naar spoken?”, “jullie hebben interesse in lijken?” en dies meer. Steeds dezelfde vragen in de hoop dat er toch een van die “rare kwieten van vzw Grafzerkje” zou beamen dat het toch een bizarre hobby was.
 
Wat later kwam de, steeds weerkerende vraag: “weet jij al hoe je begraven wilt worden”. Toen ik hen vertelde dat ik onder een bestaand grafmonument wilde liggen en daar reeds het nodige voor deed op Schoonselhof was het hek helemaal van de dam. Bij een monument op Sint Gillis werd gevraagd of ik onder zulk een monument wilde liggen diende ik positief te reageren en al een aanvang te nemen met de “opkuis” van het monument. Over vzw Grafzerkje werd met geen woord gerept want tijdens de uitzending had de interviewer het over “een busje toeristen uit Antwerpen op bezoek in het kerkhof van Sint Gillis”. Gelukkig waren we ter plaatse en hebben niet te veel onze tijd “verprutst”.

Gelukkig zeg ik want het kon nog erger: vorig jaar werden we gebeld door het televisieprogramma “Man bijt hond”. Of ze, naar aanleiding van één november, iets mochten maken over wat onze vzw allemaal uitspookt. We reageerden positief en ze vroegen om met een aantal personen aanwezig te zijn op een tijdstip dat ze op voorhand zouden vastleggen. Op voorhand was in dit geval … één uur op voorhand. Vlug nog drie bereidwillige zielen opgehoest, heel de namiddag met de televisieploeg op pad geweest, tien maal hetzelfde gezegd en hetzelfde gedaan. En, jullie iets gezien op één november? Wij niet maar er werd niet bijgezegd één november van welk jaar. Dus hopen op 2005? Of 2006? Zijn de leden van vzw Grafzerkje “rare kwieten” of zijn het niet eerder de interviewers van de leden van die vzw die de “rare kwieten” zijn?

Tekst : acques Buermans
Foto's : Marc Coremans

Tempels van religie en erfgoed in Oostende VCM organiseerde deze prachtige dag waarop kennis gemaakt werd met andere culturen


Een prima organisatie van VCM bracht 13 geïnteresseerden, waaronder twee leden van vzw Grafzerkje – Geert Vanthuyne en ondergetekende, samen in Oostende. Dat de organisatie voortreffelijk was bleek uit het keurige mapje dat iedere deelnemer kreeg. Gestart werd op de Joodse begraafplaats op de Oostende dodenakker. Dit is de enige Joodse begraafplaats die volgens de regels, volledig ommuurt, is ingericht. De ingang wordt afgesloten door een zwarte poort met Davidster. De vervangende gidse Elke Verdurmen kweet zich voortreffelijk van haar taak en vertelde over de kleine Joodse gemeenschap van Oostende. Gevolg: een begraafplaats met maar een twintigtal graven. Op de begraafplaats van Oostende werd recent ook een perk voor moslims opgericht. De begraafplaats zelf is volgens een strak patroon ingericht. De eigenaardigheid op dit moslimgedeelte is dat de zerken gelijk lopen met de boordsteen maar dat de lichamen begraven worden in de richting van Mekka zodat ze schuin liggen ten opzichte van de rechtopstaande stele. Het was de eerste maal dat ik zoiets zag. Met de bus werden we dan naar de moskee gebracht. Een gewoon rijhuis. De imam ontving ons zeer hartelijk. Dat de man geïntegreerd was bleek duidelijk want hij sprak zuiver … Oostends. Ondergetekende had wel moeite om de man te begrijpen. Wat ik wel onthield is dat de moslimgemeenschap uit ongeveer 400 mensen, voornamelijk Pakistanen, bestaat en dat er geen noemenswaardige problemen zijn. Ook al omdat de imam, die wel iets te veel uitweidde over zijn persoonlijke integratie en die van zijn volledige familie, zijn volgelingen zeer kort hield en terecht stelde dat men “probleempjes” niet mag laten escaleren. Zo zegde hij dat er na het bezoek aan de moskee op straat niet gepraat mocht worden om omwonenden niet te ergeren. “Praten kunnen ze, in de moskee” stelde de imam. Na een keurige broodjesmaaltijd toog ons gezelschap naar de synagoog. Het was een ontwerp van Jozef de Lange, de man die ook de synagoog aan de Antwerpse Hoveniersstraat én de Joodse afdeling van Schoonselhof ontwierp en daar ook begraven ligt. Jo Braeken gaf de nodige toelichtingen van deze mooi ogende synagoog, een kopie van de orthodoxe synagoog van Frankfurt. Binnen gaf Jo ook een aantal interessante toelichtingen bij Joodse gebruiken. De rabbijn, een beminnelijk man met een enorm gevoel voor humor, was niet te beroerd om, op de sabbath nota bene – maar hij had daar “zijn” uitleg voor klaar: indien het voor “studie” is mag dat ook op de sabbath, ons van zeer nabij kennis te laten maken met de Thora ons te trachten de Joodse jaartelling uit te leggen en ons een kijkje te laten nemen in de badruimte waar Joodse vrouwen een rituele zuivering kunnen ondergaan. Dat laatste is toekomstmuziek want de rabbijn wacht op de nodige subsidies om de nodige restauraties uit te voeren. Op vraag naar het aantal leden dat de Joodse gemeenschap in Oostende telt zegde de rabbijn: tien want dat is het minimum om van een gemeenschap te mogen spreken. Gelukkig komen tijdens de zomermaanden Joodse mensen van elders op bezoek. Dan naar de protestantse kerk. Een heel sober gebouw, logisch in de protestantse beleving, en een eenvoudige gebedsruimte. De dominee vertelde ons over de, in de 16e eeuw, grote rol die protestanten speelden in Oostende. Nu zijn er 350 in Oostende want dat is het minimum aantal noodzakelijk om over subsidies te kunnen beschikken. In werkelijkheid zijn het er enkele tientallen. Laatste verhaal, bijna identiek aan dit van de protestanten, hoorden we in de Engelse kerk. In de bloeitijd waren een derde van de Oostendenaars Brits, nu spreekt men over enkele tientallen. Het kerkgebouw heeft enorm te lijden gehad tijdens de oorlogsjaren maar in 1983 viel een gedeelte van het plafond naar beneden en werd vervangen door een “tijdelijk” plafond. De gastvrijheid die we de gehele dag mochten genieten werd hier nog extra in de verf gezet: koffie, thee en gebak werden ons aangeboden.VCM-voorzitter Piet Jaspaert dankte voor deze gastvrijheid en ondergetekende dankt VCM voor de prachtige dag. Devoter dan bij aanvang van de dag toog ik huiswaarts. 
 
Jacques Buermans

Baltics Rindert Brouwer bezocht de Baltische staten en maakte volgend verslag


Ons lid Rindert Brouwer en dé stuwende kracht achter de buitenlandse activiteiten van de Terebinth bezocht de Baltische staten en de begraafplaatsen aldaar. Hij bezorgde ons, in feuilletonvorm, de neerslag van zijn ervaringen.
 
Feuilleton deel 1
 
INLEIDING: NON OMNIS MORIAR
 
Non omnis moriar, ik zal niet helemaal sterven. Deze tekst staat op de poort en op een grafmonument van de St. Bernhardbegraafplaats in Vilnius. Het was slechts één van de begraafplaatsen die wij bezochten tijdens een rondreis door de Baltische Staten: Estland, Letland, Litouwen.
 
Estonia, Latvia, Lietuva

Wie verre reizen doet, kan veel verhalen.
Nu zijn de Baltische Staten niet ver, als je het vliegtuig neemt, slechts een paar uurtjes vliegen. Maar als je niet wilt vliegen en twee dagen moet reizen, waarvan het laatste lange stuk over slechte Poolse binnenwegen, dan is Vilnius best ver.
Kun je dan ook veel verhalen? Als je je alleen beperkt tot het stedelijk schoon en vertier van steden als Vilnius in Litouwen, Riga in Letland en Tallinn in Estland, heb je al een behoorlijk repertoire aan verhalen over stijlen, kunst, architectuur, terrasjes en nog een beetje Oost-Europese sfeer. Als je je echter ook verdiept in het denken over leven en dood en hoe men daarmee omgaat in de Baltische Staten, wordt je arsenaal aan verhalen nog groter.
De beschrijving van wat er in de steden te zien is en wat er zich afspeelt is ruimschoots te lezen in reisgidsen, die in toenemende mate verschijnen, nu de Baltische Staten zijn toegetreden tot de Europese Unie en hard op weg zijn te verwestersen.

kapinės, kapi, kalmistu

De funeraire cultuur is, ook in de Baltische Staten, een ondergeschoven kindje. De schaarse informatie over begraafplaatsen moet je bij elkaar schrapen en deze is dan meestal alleen maar beschikbaar in de landstaal. De moeilijkheid doet zich dan voor dat het Litouws, Lets en Estisch niet alleen onderling enorm verschillen, maar dat ze ook nog eens behoren tot taalgroepen, die nauwelijks connecties hebben met de ons bekende talen. Want wie bedenkt dat kapinės, kapi en kalmistu begraafplaats betekent in respectievelijk het Litouws, Lets en Estisch? En als je dan al een boek vindt over een begraafplaats in Vilnius, is dat geschreven in het Pools! En dan heet een begraafplaats ineens weer cmentarz. De toeristenbureaus kunnen je ook niet verder helpen en kijken je aan alsof je de Dood zelf bent. Het verst kom je met het kopen van een goede stadsplattegrond en een overzicht van het openbaar vervoer.
Dat alles betekent dat de verhalen over de begraafplaatsen in de Baltische Staten veelal zijn opgetekend uit eigen waarnemingen, waarbij een kleine studie vooraf van de voorgeschiedenis van het land en zijn religieuze voorkeur ook een handje helpt. Uit het grote aanbod van begraafplaatsen moet je dan wel de meest interessante kiezen, maar daarin wil een stadsgids nog wel eens een goede suggestie doen.
Het betekent ook dat je in de tekst van een bepaalde begraafplaats nog al eens een speculatie zult tegenkomen, omdat het juiste antwoord niet te vinden was.
Iets anders wat opvallend was, was de enorme snelheid waarmee de Sovjetgeschiedenis was weggepoetst. Dit gold niet alleen voor het straatbeeld, waar de grote standbeelden van Lenin of andere Sovjetgroothe(l)den al snel waren neergehaald, maar ook op de begraafplaatsen, waar het accent zeer duidelijk verschoven was naar de eigen helden.

Wie beroemdheden wil spotten op de begraafplaatsen in de Baltische Staten, zal zich eerst grondig moeten verdiepen in de geschiedenis van het gebied, van kunst, cultuur, literatuur en politiek. Natuurlijk zijn er beroemdheden, elk volk heeft zijn helden. Maar een gebied dat zolang op de grens van de geschiedenis heeft verkeerd, heeft geen internationale beroemdheden voortgebracht, wel lokale en nationale.
Maar is het niet mooier je te verdiepen in een algemeen overzicht van de begraafcultuur dan je te richten op de vaak simpele steentjes van nationale helden? Of je te vergapen aan megalomane grafmonumenten van voor ons totaal onbekenden? Of ontroerd te raken door de liefdevolle aandacht en verzorging van nabestaanden, waarmee zij de tuintjes van hun geliefde doden wieden?

In Vilnius moet je, zelfs letterlijk, rondstruinen over de begraafplaatsen, je een weg banen door het hoge gras, maar ook niet vergeten een aantal van de vele kerken in de stad binnen te gaan om te ontdekken, waarom de begraafplaatsen zo verwilderd zijn en verwaarloosd lijken. Men kan in de kerk terecht om Jezus van het kruis te bidden en de zieltjes uit het vagevuur te verlossen, want Litouwen is een katholiek land. Dan is bidden in de kerk veel directer dan hetzelfde doen op de begraafplaats, de doden lopen toch niet weg.
Letland is voornamelijk evangelisch-luthers en hoewel ook Estland zegt luthers te zijn, beroemt het zich erop een van de meest ongelovige volken van Europa te zijn; slechts 23 % van de bevolking zegt een godsdienst aan te hangen. In Riga en Tallinn moet je de begraafplaatsen op zaterdag bezoeken. Zaterdag is poetsdag, dan moet alles op orde gebracht worden voor het weekend en de nieuwe week. Dat gebeurt waarschijnlijk ook binnenshuis en binnenkamers, maar zeker op en in de ‘kamertjes’, de familiegrafveldjes, van de begraafplaats. In Riga worden de kamertjes omgeven door hegjes, in Tallinn op de
oude gedeeltes door hekjes en op de nieuwe gedeeltes door betonnen banden, waarbinnen
het familiegraf als een keurig aangeharkte zandbak ligt.

Wordt vervolgd. Volgende keer: Litouwen - Vilnius

Rindert Brouwer
[email protected]

© Atelier ‘Terre aarde’
tekst: Rindert Brouwer
foto’s: Jeannette Brouwer & Rindert Brouwer

Wie niet kan wachten op de volgende verhalen: ik heb inmiddels alle verhalen en gegevens verwerkt tot een boekje van 52 bladzijden, met 65 foto’s (zwart-wit).
Het boekje NON OMNIS MORIAR. Begraafplaatsen in de Baltische Staten is te koop voor
€ 7,50. Ofwel incl. verzendkosten: Nederland € 9,00; België € 10,00

Willem Simon Burger kreeg een plaquette samenwerking over de grenzen heen


Eind januari werd ik gecontacteerd door de stichting Volkskracht uit Rotterdam met de vraag of wij konden nakijken of het graf van hun stichter, Willem Simon Burger, op de begraafplaats Schoonselhof te vinden was. Willem Simon Burger werd in 1878 opgenomen als medefirmant in de firma Boutmy & Co, een cargadoorsbedrijf. Hij kreeg de dagelijkse leiding in de vestiging te Antwerpen. Willem Burger wilde zijn aanzienlijke vermogen beschikbaar stellen aan zijn geboortestad en in 1923 richtte hij daartoe bij testament de Stichting Bevordering van Volkskracht op. Deze stichting is nog steeds actief voor de inwoners van Rotterdam.
Na wat opzoekwerk en een positieve reactie van onzentwege bleek het de bedoeling van de stichting Volkskracht te zijn om een plaquette op het graf aan te brengen. Nadat eerst door de administratie van de begraafplaats de puntjes op de i gezet werden en de nodige paperassen ingevuld werden kon dat. We hadden al eens een kijkje genomen en het grafmonument bleek in degelijke staat te zijn. Alleen door het feit dat het graf zich onder een bomenrij bevond en er jaren niets aan gedaan werd vonden we dat het monument wel een opknapbeurt kon gebruiken. De stichting Volkskracht was het volmondig met ons eens en betaalde een overeengekomen bedrag aan vzw Grafzerkje. Dit kon doordat Louis Van Dyck, lid van vzw Grafzerkje, die de taak op zich had genomen om het grafmonument een grondige opknapbeurt te geven geen enkele vergoeding wenste voor zijn arbeid.
De plaquette werd bij mij thuis bezorgd. Grappig was dat er met het Rotterdams koeriersbedrijf een afspraak was gemaakt om te plaat af te leveren om 13 uur. Om 7.50 uur van de afgesproken dag werd aangebeld en stond de firma voor de deur. Nadat ik vroeg of er in Nederland soms andere uren gelden dan hier zegde de man dat het kwam doordat hij de enorme files rond Antwerpen wilde vermijden. Ik zegde hem dat hij bij mijn afwezigheid de plaquette maar in de brievenbus had moeten deponeren bleek dat dit een niet-haalbare kaart was: de plaquette was immers 40 op 50 centimeter groot. De onvolprezen William bevestigde de plaat. Op 12 juli kwamen de heren Voogd en Kok, ex-beheerders van de stichting (de heer Voogd met bril), ter plaatse kijken en zij zagen dat het goed was.
Info over de stichting Volkskracht: www.volkskracht.nl

Tekst en foto's : Jacques Buermans

Duizend bommen en granaten An Hernalsteen gaf weer het beste van zichzelf


Meer dan 40 geïnteresseerden, waaronder 5 leden van de vzw Grafzerkje, op de rondleiding van An Hernalsteen naar aanleiding van de Gentse feesten op zondag. (An vertelde mij dat er op maandag nog meer gegadigden opdoken)  De rondleiding kreeg de titel “Duizend bommen en granaten” mee. Daar het voor een groot aantal een eerste kennismaking met de Westerbegraafplaats was stak An van wal met haar obligate inleiding waar zij vertelde over haar grote vriend “bisschop Bracq”. De begraafplaats zelf kreeg te maken met aanvallen tussen de geallieerden en de Duitsers. De gevechten hadden plaats tussen mei en september 1945 maar tot op heden zijn details over wie zich waar juist bevond niet gekend. Edmond Preys was actief in het verzet en verspreidde sluikpers. In 1943 werd hij in Ertvelde-Rieme gefusilleerd. In 1946 werd hij op de Wester herbegraven na eerst elders in volle grond begraven geweest te zijn. Op het grafmonument enerzijds de vlam van de vrijzinnigheid en het martelaarszwaard, een Christelijk symbool.
Hippoliet Meert steunt de Boerenstrijd tegen de Engelsen in Zuid Afrika. Meert was de oprichter van het Algemeen Nederlands Verbond. Na de Eerste Wereldoorlog wordt hij veroordeeld tot 20 jaar dwangarbeid en wijkt hij uit naar Duitsland. Overmand door heiwee keert hij terug. In 1944, 20 jaar na zijn overlijden, wordt zijn graf door het verzet vernield met granaten. Het was een portretmedaillon met een voorstelling van drie treurende vrouwen. Het huidige monument dateert uit 1957.
Een beeldhouwwerk van Italiaanse makelij staat op het grafmonument voor Raoul De Martelaer. Vandaar toog het bonte gezelschap naar het monument voor de gesneuvelden van de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871. Vele Fransen overleden in Gentse hospitalen. Het mooie monument bestaat uit een gewonde Franse infanterist en is van de hand van Hippolythe Le Roy. Het monument wordt keurig onderhouden door de Franse overheid.
Een monumentaal bouwwerk is dit voor de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog van de hand van Carl De Cock. Vooraan de Fransen met een immense vrouwenfiguur die de vrijheid symboliseert en aan de andere zijde de Belgen met het beeld van vrouwe justitia. Aan de achterzijde de Britten en de Italianen. Later werden de data 1940-1945 bijgezet. Bij een herdenking wordt er steeds voor gewaakt dat de plechtigheid aan de voorzijde van het monument geschiedt. Aan de achterzijde staan immers de Italianen, die tijdens de Tweede Wereldoorlog niet tot de geallieerden behoorden. Vandaar ging het naar een perk waar Britten en Belgen samen liggen. Het verschil is immens: Britse graven keurig onderhouden door de “War Graves Commision” die over het onderhoud waakt terwijl de Belgische er slordig, verwaarloosd en allesbehalve onderhouden bij liggen. Wat verder een perk met Belgen, het fameuze “kleerkastmodel”, Witrussen, onderhouden door bereidwillige zielen die zich het lot ervan aantrekken, Italianen en Fransen. Een werk van de hand van Olivier Piette is een monument voor de burgerslachtoffers van de stad Gent. Een ander monument herdenkt de Duitse slachtoffers van een, door de Engelse piloot Warneford, neergeschoten zeppelin (zie ook Nieuwsbrief 7) op 7 juni 1915. Vandaar trok An naar het grafmonument voor Raoul Snoeck.
Eindigen deed An bij haar “zorgenkind”: het grafmonument Adolf Vercauter-Hoste. Het is een klassieke tempel met een afgeknotte obelisk. Ongeveer tien jaar geleden zijn onderaan enkele arduinplaten die de obelisk schragen gelost waardoor de weersomstandigheden vrij spel kregen op de dragende houten en bakstenen skeletstructuur. Dit is dé reden waarom Hernalsteen zich inzet en steeds bij de aanvang van de rondleidingen, die zij vrijblijvend doet, met haar intussen reeds beruchte “tupperwarepot” staat te zwaaien. Gent mag fier zijn op zulke een grote “madam”.

 
Tekst en foto's : Jacques Buermans.
Foto’s met “mensen”zijn van Marc Coremans.

Naamborden, een prachtig initiatief Oostende heeft oog voor “verdwenen” concessies


Elders vertel ik jullie over de prachtige dag die ik in Oostende doorbracht in het kader van een kennismaking met andere religies. Op de begraafplaats aan de Stuiverstraat in Oostende werden we getroffen door een rij “plaatnaamborden”.
Her en der werd afgevraagd naar het waarom. Een eerste logische verklaring zou zijn dat het een herinnering was voor personen die uitgestrooid waren. Tot we eens nader toekeken en namen vonden van personen overleden in 1929 en vroeger, periode dat crematie nog niet bestond in België. Wie kon ons beter informeren dan de heer Koen Verwaerde, hoofd van de dienst begraafplaatsen van Oostende, na hem eerst gefeliciteerd te hebben met de mooie toestand waarin zijn dodenakkers er bij liggen.

In de eerste plaats dienden deze naamborden voor de personen, Oostende telt 70% crematies, die op een strooiweide verstrooid werden. Zo kregen de nabestaanden een plaats waar zij hun afgestorvenen met het nodig respect en op een ordentelijke manier konden herdenken. Een tweede doelgroep vond de stad bij de mensen welke hun afgestorvene hadden bijgezet in onvergunde grond. Grond die tussen de vijf à tien jaar door de stad Oostende werd teruggenomen (vandaag 10 jaar). Zodoende was er ook voor deze mensen geen herdenkingsplaats na de toegezegde periode. Een laatste doelgroep is deze van de grafvergunningen die vervallen zijn in tijd. Om een hernieuwing van een grafvergunning te bekomen dient men het bestaande grafmonument in goede staat terug te brengen en/of zelfs te vernieuwen. Deze renovatiewerkzaamheden kunnen makkelijk oplopen en niet iedereen is geneigd om een dergelijk bedrag neer te tellen. Hierdoor verdwijnen dan ook de bedoelde graven en uiteraard degene voor wie het grafmonument bedoeld was. De stad Oostende stelde dus deze rouwwanden en rouwzuilen open voor een zo ruim mogelijk publiek. En daarmee zorgt de stad misschien voor een primeur. Bij mijn weten is er nog nergens een stad of gemeente die ook voor de personen van een verdwenen concessie een herdenkingsplaats voorziet.

Voor de begraafplaats aan de Stuiverstraat werd er geopteerd voor rouwwanden, voor de begraafplaatsen in Stene-Dorp en Zandvoorde zijn het rouwzuilen. Dit was een kwestie van beschikbare plaatsruimte. De rouwwanden zijn een ontwerp van stadsarchitect Michel De Langhe, de rouwzuilen zijn een ontwerp van Koen Verwaerde. Voor de prijs dienen Oostendenaars het niet te laten: € 125 voor de inscripties op de rouwwanden. Voor de inscriptieplaatjes op de rouwzuilen is de prijs € 50. Een meer dan lovenswaardig initiatief.

tekst en foto : Jacques Buermans

Zonder woorden een foto zonder commentaar


Foto : Leo Rondelez
 

Grafzerkjesbestuur? Marc Coremans had in Barcelona een ontmoeting met het lokaal “Grafzerkjesbestuur”


Bestuurslid Marc Coremans trok naar Barcelona en had daar een ontmoeting met het plaatselijke Grafzerkjesbestuur. Hij stuurde volgende foto door. Eerlijkheidshalve dien ik te zeggen dat ik vind dat het Vlaamse bestuur er toch iets beter voorkomt, allez sommigen toch.

Foto : Marc Coremens

Leden van vzw Grafzerkje restaureren dat het een lust is


De kleinzoon van de heer Casman, dokter Jean Van Roy, bezorgde een foto en informatie over zijn grootvader met de bedoeling een CV op de website www.schoonselhof.be te zetten. Ik liet hem een foto zien van het grafmonument dat wel een opknapbeurt kon gebruiken. De heer Jean Van Roy deed een beroep op vzw Grafzerkje. Ons lid Marc Coremans vervulde deze taak voortreffelijk. Eerst werd de enorme “struikpartij” verwijderd. In een tweede fase werden de ontbrekende bronzen letters en cijfers geplaatst. Na het opvoegen werd het grafmonument grondig gereinigd. Ten slotte werd het monument bebloemd. De heer Jean Van Roy is nu ook steunend lid van vzw Grafzerkje.
Raymond Casman trad, in 1911, als geneesheer in dienst aan het Sint Elisabethziekenhuis te Antwerpen. Bij de oorlogsverklaring van 1914 bood hij zich onmiddellijk aan als vrijwilliger. Hij werd ingelijfd in het zevende en nadien het dertiende artillerie regiment. Drie jaar aan het front leverde hem zes frontstrepen op. Na de wapenstilstand hernam hij zijn werk in het Sint-Elisabethziekenhuis waar hij de dienst radiologie uitbouwde. Later werd hij diensthoofd inwendige ziekten, functie die hij tot 1934 bekleedde. Hij was een voorloper in de kankerbestrijding en ontmoette Marie Curie. Raymond Casman was bezieler van de eerste sociale verenigingen voor kankerbestrijding in de provincie Antwerpen. In 1923 richtte hij in de Lange Lozannastraat de eerste Belgische kliniek in voor geïntegreerde kankerbestrijding en kocht met eigen fondsen Radium voor de behandeling van kankerpatiënten. In zijn vrije tijd was hij ook een fervent bijenliefhebber. Hij stierf aan een allergische shock tengevolge van een massale bijenaanval tijdens de plaatsing van een nieuw bijenvolk in een bijenkast. (informatie bekomen van zijn kleinzoon Jean Van Roy, [email protected]) Het grafmonument voor Raymond Casman is voorzien van een Madonnabeeld vervaardigd uit Carraramarmer, dat oorspronkelijk op het familiegraf (Casman-Govaerts) stond op de Kielbegraafplaats. Het bevindt zich op perk W, West.
Ook ons ander bestuurslid Willem Houbrechts zat niet stil.
In 2005 stond de concessie Frenssen als “verwaarloosd” genoteerd. Grafzerkje Willem Houbrechts contacteerde een nabestaande en deed zelf het nodige om het grafmonument in orde te brengen. De boordstenen werden opgehoogd en opgevoegd en de stele werd opgeschuurd. In het najaar zal het grafmonument nog bebloemd worden.
Leo Frenssen was een zeer kleurrijke figuur. Hij doorkruiste Antwerpen met zijn bakfiets en gaf ook het eenpersoonsblad "De Voorlichter" uit. Frenssen stichtte de "Technocratische Partij" waardoor hij in de gemeenteraad zetelde. Frenssen was tevens volksvertegenwoordiger. Nadat Frenssen in 1936 tijdens een betoging in Brussel door de politie werd ingerekend werd hij in Antwerpen feestelijk onthaald. Door burgemeester Adolf Max werd hij 9 dagen in een psychiatrische instelling opgesloten. Met meer dan 21.000 stemmen behaalde hij in 1939 een daverend succes en kwam hij, samen met 5 volgelingen, in de Antwerpse gemeenteraad. Het grafmonument voor Leo Frenssen bevindt zich op het eilandje CD.
In augustus 2005 werd het grafmonument voor Theodoor Van Rijswijck onder handen genomen door Grafzerkje Willem Houbrechts. Hij schuurde de gehele stele op. In het najaar zullen de letters van het grafmonument nog herschilderd worden.
Volksdichter Theodoor Van Rijswijck was de zoon van de gelegenheidsdichter Jan Corneel van Rijswijck, broer van de dichter en politieke pamflettist Jan Baptist en de volksdichter en kunstsmid Lambrecht; oom van Jan Van Rijswijck, liberaal burgemeester van Antwerpen van 1892 tot 1906. Als dichter behoorde "den Door" tot de tweede romantische generatie in de Vlaamse literatuur. Als overtuigd flamingant was hij bij allerlei cultuurpolitieke initiatieven betrokken. Van Rijswijck hekelde het verfranste landsbestuur en stierf krankzinnig, amper 38 jaar oud. Het grafmonument voor Theodoor Van Rijswijck werd opgericht door "De Olijftak": een rederijkerskamer en bevindt zich op perk Z1, rij A. Van Rijswijck werd eerst begraven op de begraafplaats Stuivenberg en werd in 1895 overgebracht naar de Kielbegraafplaats. Later werd hij op stadskosten van de in 1936 gesloten Kielbegraafplaats naar het Schoonselhof overgebracht.

tekst en foto's : Jacques Buermans.

Voor alle informatie slechts één adres


Jacques Buermans
Frieslandstraat 4, bus 6
2660 HOBOKEN
 
telefoon + antwoordapparaat: 03/829 16 03
(vanuit Nederland 00/32/3/829 16 03)

GSM: 0494/47 37 46.
E-mail: [email protected]
www.grafzerkje.be, voor al uw informatie over vzw Grafzerkje
www.schoonselhof.be