Nieuwsbrief Nr. 22 - maart 2005

bezoek aan het Campo Santo te Sint Amandsberg verslag van Mieke Versées


Zon, een blauwe lucht maar koud. Ietsjes te koud voor mijn schrijvende vingers zal vlug blijken.
 
We verzamelen aan de voet van de heuvel waar An Hernalsteen haar rondleiding als volgt inluidt : “Ik kom hier niet graag want ik wordt hier altijd kwaad!”
Waarom? Omdat het “Beschermcomité” een lege doos blijkt. Gelijk heeft ze. Ik bezoek regelmatig de begraafplaats en telkens opnieuw bemerk ik hoe verval de mooie monumenten wegvreet. Ook ik stelde meermaals de rol van het beschermcomité in vraag.
 
Genoeg hierover.
 
We starten op de Kapellenberg voor een vleugje geschiedenis.
Sint-Amandsberg was vroeger zeer landelijk met een arme arbeidersbevolking en tot voor 1847 parochiaal afhankelijk van Oostakker. De kapel werd gebouwd door Van der Noot. Voor de gelukkigen, herinner u zijn grafmonument in Sint-Baafs. Tussen 1845 en 1847 verrees aan de voet van de heuvel een nieuwe parochiekerk waardoor het kerkhof haar rol als begraafplaats innam. Op 9/12/1847 begroef men er de eerste parochiaan, Jan Rogiers. Omdat er bij de kerkhovenoorlog toch nog een aantal onwetende vingers omhoog gaan, overgiet An ons ook met deze kennis. Verkort gaat het zo: Jozef II verordent in 1784 dat nieuwe begraaf plaatsen buiten het stadscentrum moeten aangelegd worden. Zo gebeurde dus ook in Gent. Charles de Kerckhove voorziet dat joden, protestanten en katholieke broederlijk naast mekaar begraven worden. Dit betekent dat de begraafplaats niet meer in zijn geheel gewijd zou worden maar dat de priester het graf van een katholiek individueel zou wijden. De bisschop spreekt daarop een vloek uit over de katholieken die zich in ongewijde grond zouden laten begraven. De liberale burgemeester wijkt echter niet, oorlog dus. Zo komt het dus dat katholieken uitwijken naar andere begraafplaatsen.
 
En dan nu op stap vooraleer we vastvriezen.
 
Louis Van Overstraeten,  architect en schoonzoon van Lodewijk Roelandt eveneens architect.Bekende realisaties zijn ondermeer de O.L.Vrouwkerk te Sint-Niklaas en de Mariakerk in Schaarbeek. Het neogotisch monument met bas-reliëf is van de hand van Jozef Geefs, zwager en grondlegger van de funeraire kunst (of begreep ik dat verkeerd). Het toont ons een zittende engel met gespreide vleugels en een arm rustend op het portretmedaillon van de overledene.
 
C.L. Ledeganck,  dichter en zette zich in voor de Vlaamse Beweging. Zijn bekendste werk: “de drie Zustersteden” een verheerlijking van Antwerpen, Gent en Brugge. Het monument vermeldt Zanger van de drie Zustersteden. De lier staat symbool voor de muziek- en dichtkunst. Oorspronkelijk begraven op het Dampoortkerkhof.
 
Marie de Hemptinne of de Engel van Gent, oudste dochter van katoenmagnaat Felix de Hemptinne. Op 9-jarige leeftijd overlijdt haar moeder en Marie neemt haar taken over. Zij bezoekt de arbeiders en leert Vlaams = Gents zodat zij met hen kan praten. Zij geeft ook les aan de kinderen. Zij huwde nooit en nauwelijks 28 jaar, overlijdt zij aan cholera. Haar grafmonument is tevens het oudste op Campo Santo. Oorspronkelijk lag zij begraven op de begraafplaats aan de  Brugse Poort.
 
Slachtoffers van de brandramp , monument opgericht ter nagedachtenis van de slachtoffers omgekomen bij een grote brand bij Van Imschoot.
We vinden er de stedenmaagd met het sinds 14e eeuw gebruikte stadswapen met leeuw. De treurende vrouw draagt een kroon met de stadswallen en rust met het hoofd en een arm op een urne. De omgekeerde toortsen verwijzen naar de slachtoffers van het vuur.
Hier spuwt An een beetje haar gal over de stomme torekes die ze nu gebruiken.
 
Lodewijk Roelandt , architect en schoonvader van Van Overstraeten. Het Operagebouw en het Justitiepaleis, beiden van zijn hand.
 
Jan Frans Willems, Jean François, noemt An hem.Je kunt moeilijk om dit imposante monument heen. Letterkundige en vader van de Vlaamse Beweging. In zijn Reinaertstudie stelt hij onterecht dat bepaalde stukken zich afspeelden op de Kapellenberg. Het is bij de inhuldiging van dit monument dat Conscience de historische woorden uitspreekt :”de heuvel waar Vlaamse helden rusten”.
Anekdote, een Duitse dichteres leerde speciaal Nederlands om toch één van de befaamde literaire soirées te kunnen meemaken. Zij ontving een uitnodiging en verbijsterd stelde zij die soirée vast dat alles in het Frans verliep! Ocharme.
 
Dokter Snellaert, arts en letterkundige. Zette zich samen met Willems in voor de Vlaamse Beweging en wou daarom naast hem begraven worden. Als arts verzorgde hij onbetaald de zieken tijdens de cholera-epidemieën. De oorspronkelijke bronzen buste werd gestolen en vervangen door een arduinen. Het boek met ganzenveer toont duidelijk tekenen van polychromé. Ook dit graf werd overgebracht van het Dampoortkerkhof.
 
Hier krijgen we ook te horen dat ze Jean Ray willen ontgraven en herbegraven op het Campo Santo.  
Over An’s lijk, afblijven!!
Ondertussen werd deze griezelschrijver wel symbolisch herbegraven.
 
Napoleonistenmonument,  het betreft een zuil waarop de Keizerlijke adelaar prijkt. Deze gedenkzuil vermeldt de namen van de Gentse oud-soldaten die dienst namen in het Franse leger. Er ligt echter niemand begraven.
 
We lopen de trapkes af. “Voorzichtig, want we zijn nog niet verzekerd”, waarschuwt onze gids.
Totale verwoesting bij de grafkapel van de familie De Vos. Uitgenomen van de 4 engelenbeelden rest er niets meer. Een voorbeeld van hoe het niet moet.
 
Nog meer tristesse bij de grafkapel van de familie d’ Elhougne  dicht. Een hangslot houdt ons buiten. Te laat ! Binnen zit een geknield meisje, de handen gevouwen. Er ligt een boeketje rozen. Jammer dat ze onthoofd werd. Ik prijs me gelukkig dat nik nog in zijn geheel zag. Naar alle waarschijnlijkheid poseerde de dochter van Pieter Devigne voor het beeld.
 
Op weg naar Minard maakt An ons attent op een perfect bewaarde terracotta beelden, een prachtige art nouveau krans. Als hij morgen weg is weet ik waar te zoeken, waarschuwt An ons.
Minard, alweer een architect, zijn naam onvermijdelijk verbonden aan de Minardschouwburg. Hij ontwierp zelf zijn grafkapel waarop je ook een portretmedaillon ziet van het echtpaar. In de kapel staat een groot beeld van een treurende vrouw.
 
Op zoek naar de heiligheid komen we eerst nog voorbij een “sprekend” graf waarmee An bedoelt dat je door de symbolen, kanon en kussen met epauletten,  ziet dat er een militair begraven ligt, Capitaine Commandant Veesaert 
 
We lopen verder naar het graf  Treesje Verhaege. Men noemde haar ook het Heilig begijntje omdat ze voorspraak zou doen bij ons Heer. Je weet nu waar je moet zijn. In de begijnhofkerk van Sint-Amandsberg, vind je een glasraam waarop ze afgebeeld staat op haar doodsbed.
 
De volgende halte houden wij bij Franz De Vos,  toondichter. Het enorme grafmonument bestaat uit een piano. Op het klavier rust het gebogen lichaam van een half geknielde, treurende vrouw. Orgelpijpen reiken naar de blauwe hemel.
Weinig tijd, toch wil An met ons even naar park R, aangelegd tijdens het interbellum.In het cement mengde men teveel zand. Daardoor stortten er reeds enkele grafkelders in. Vrees is nu dat het ganse perk zal verdwijnen alhoewel ook daar enkele interessante personen begraven liggen.
Wij ontdekken de “keukentjeszerken” uit de jaren 50 en klimmen dan terug de berg op
 
We belanden bij Rechter Martens Sotteau, de man die schrik had om levend begraven te worden. De luiken dienden eeuwig en altijd open te blijven. In de kist diende een raampje voorzien.Je weet maar nooit.Het gerucht gaat ook dat er iedere dag een krant moest bezorgd worden. Ik zag er in elk geval geen liggen. Wel doorheen de tralies de opeengestapelde kisten.
 
Op zijn minst opvallend op de heuvel is het Reinaertbeeld. Het tooit de grafzerk van pastoor Van Damme.
 
Hogerop ligt de mislukte adoptiepoging van An. De gemeenschappelijke en omheinde graven van de families Van Loo en De Battice, verenigd in leven en dood. Zij zaten beiden in de bierbranche.
Vermoedelijk ontstond daardoor een vriendschap die zij ook over de dood heen wilden bestendigen.
An had het ook nog over een lijst van steen en brood, maar hoe dat ook weer ging, vergat ik te noteren.
 
Om een Grafzerkje te plezieren gaan we op zoek naar het graf van Oscar Dambre,  literatuurhistoricus en oorlogsvrijwilliger aan het IJzerfront. Op zijn grafmonument staan de letters A.V.V.V.V.K.  en ik vermoed dat de Blauwvoet er ook vliegt. Ik las dat hij werd gearresteerd door de Belgische bezettingsmacht in Hamburg waar hij doceerde.
 
In schoonheid eindigen is er niet bij. Ik hield de ruïne van de familie Lammens achter. Hippoliet Lammens blijkt een weldoener maar dat straalt niet af van de totaal vervallen grafkapel.De muren ervan staan nog recht, voor het overige werden de gaten dichtgespijkerd met houten panelen.
 
Bedankt An voor al die boeiende verhalen die geen pen kan volgen of vasthouden en zeker niet met bevroren vingers.
 
Mieke Versées
 
Foto’s Rob van der Westerlaken en Mieke Versées

Geen laatste keer Anneke Haasnoot pleegde volgend gedicht


Na de rondgang,
Na de laatste rondgang
Faalde de dijkbewaking
Faalde de versterkte dijkbewaking

Niet na het kind dat sprak
Niet na het kind al dat zo droevig sprak

En niet bij de muziek nog, niet bij de muziek

Op weg naar het open hek, langs het vele
Hier rust, langs de muren en tuinen van as en
De bedjes vol speelgoed, het verlangen-

Een witte roos op reis
Een witte roos een derde maal op reis
Naar de spieren, de botten, de huid
Van de dichter, op zich een gedicht
Ooit op zich een gedicht, vol adem
Ultiem

Tante Kato ging op reis en ze zag het graf van Saladin een bijdrage van tante Kato


* Abu al-Muzaffar Yusuf ibn Ayyub Salah ud-Din * 1138-1193 * Damascus, Syrië *

Via de kruistochten is de naam van Saladin, Saladijn bij ons doorgesijpeld. Hij was immers de slechterik die Jeruzalem van de christenen afgenomen had. Wie was die Saladin eigenlijk, geboren met de naam Yusuf (Jozef) ?

In de 12de eeuw bestond het leger van de kalief van Bagdad reeds enkele eeuwen uit Turken, maar ook Koerden hadden de rangen versterkt. Yusufs vader was een soennitische Koerd afkomstig uit Armenië en hij had het bij diens geboorte tot gouverneur van Tikrit in het huidige Irak gebracht. Vader Ayyub werd overgeplaatst naar Baalbek en later naar Damascus, nu respectievelijk in Libanon en Syrië. Over Yusufs jeugdjaren wordt gemeld dat hij geïnteresseerd was in theologie, soefisme, poëzie en het schaakspel. Kortom : vroom, braaf en wijs. Maar als zoon van een militair word je van jongsaf tot de (h)orde geroepen. In die tijd heerste er nogal wat verdeeldheid in de islamitische wereld en de eerste grote campagne waaraan Yusuf deelnam was die tegen de sjiïtische dynastie van Egypte (1169). Yusuf werd in Caïro tot vizier benoemd, vermoedelijk omdat hij de jongste en de zwakste was maar de slimmerd liet zich wijselijk omringen door ervaren familieleden. In 1174 kwam hij aan het hoofd van het soennitische leger en nam hij de eretitel Salah ud-Din aan, wat “Gerechtigheid van het Geloof” betekent, in het westen verkort tot Saladin. Zijn herovering van Jeruzalem in 1187 ontketende hier een storm van verontwaardiging : de heilige stad moest en zou terug onder de vleugels van Rome komen ! Er werd een nieuwe kruistocht gelanceerd, zeg maar dat de Drie Koningen uit het Westen kwamen : de Duitse Frederik I Barbarossa (1152-1190), de Franse Philippe II Auguste (1180-1223) en de Engelse Richard Leeuwenhart (1189-1199). Hoewel Saladin en Coeur de Lion elkaar nooit ontmoet hebben, deden al snel fantastische verhalen de ronde, zoals de opschepperij over hun zwaarden : Richards oersterke zwaard van westerse makelij kon zonder probleem een massief houten tafel doorklieven. Maar Saladins lichte, handige kromzwaard, gemaakt van Damasceens staal, kon dan weer wapperende zijde snijden. Feit is : Richard had Jeruzalem twee maal in zicht maar kon de stad niet heroveren. En de twee andere koningen : de Duitse stierf onderweg naar het Heilig Land en de Franse keerde ziek naar huis terug.

In augustus 1183 had Saladin van Damascus zijn hoofdstad gemaakt en hij regeerde er over een rijk dat zich uitstrekte van Noord-Afrika tot Armenië. Hij overleed er, slechts 55 jaar oud maar letterlijk doodop. Hij had van zijn 14de het leger en het slagveld als thuishaven gekend. ‘s Zomers had hij gevochten bij snikhete temperaturen en de regenachtige wintermaanden had hij bij zijn kroost doorgebracht (hij liet 17 zonen en een dochter na). Naast de grote Umayyaden-moskee werd een mausoleum gebouwd, dat voltooid werd in 1196. Het witte gebouwtje met geribde meloenvormige en -kleurige koepel was zo’n 700 jaar na zijn overlijden dringend aan restauratie toe. Daarvoor verstrekte de Duitse Kaiser Wilhelm II (1888-1918) de nodige fondsen. Binnen staan twee sarcofagen, beide van Saladin. In de houten ligt de man (en zijn zwaard) begraven. Het walnoothout moest wegens rotting met glas beschermd worden. Ernaast pronkt een wit marmeren sarcofaag, leeg, een gift van de Osmaanse sultan Abdul Hamit II (1876-1909). Beide sarcofagen worden bekroond met een enorme tulband. Centraal hangt een zilveren lamp met de monogrammen van sultan en keizer. Niet moeilijk dat er gefluisterd wordt dat Wilhelm II ook de marmeren sarcofaag bekostigde. Wie door het Midden-Oosten reist komt deze keizer wel meer tegen. Zijn Oriënt-mecenaat en economische alliantie met de Osmanen gingen hand in hand... tot zelfs in hun Grote Nederlaag.
In juli 1920 toen het hele Midden-Oosten trilde van westerse inmenging stond de Franse generaal Gouraud voor Saladins graf en sneerde “Nous voici de retour en Orient, Monsieur le sultan”.

Arabische landen als Syrië en Irak maakten van Saladin een nationale held. Saddam Hoessein (in datzelfde Tikrit geboren en ‘s mans laatste schuilkelder) gaf een postzegel uit van zichzelf samen met en zijn illustere streekgenoot. Nooit, nergens werd daarbij benadrukt dat Saladin een Koerd was.

Nota : De data bij de vernoemde vorsten zijn hun regeerdata.

Tekst en foto : tante Kato

Boomplanting op Schoonselhof in het kader van Antwerpen Wereldboekenstad


Zo’n 15 dapperen hadden de ijzig koude februariwind getrotseerd om op het midden van het kunstenaarsereperk van de begraafplaats Schoonselhof het planten van een eik bij te wonen.
 
In het kader van Antwerpen “Wereldboekenstad” gingen 26 tandems van telkens een schrijver en een kunstenaar uit een andere discipline een uitdaging aan om één letter van het alfabet zichtbaar te maken in de stad. Voor de letter Q werkte het ontwerpersduo Weyers en Borms samen met de Nederlandse dichter Simon Vinkenoog. Het werd een eik, een quercus, met een tweede bast: een omhulsel uit kunststof. Daarin gekrast antwoorden op vele vragen. In ieder geval de antwoorden van de kunstenaars en de sporen die zij willen nalaten. De datum, 22 februari, komt overeen met de geboortedatum van Paul Van Ostaijen en de locatie, het kunstenaarsereperk van de begraafplaats, waar vele kunstenaars begraven liggen was ideaal.
 
Dichter Simon Vinkenoog las een gedicht voor en de aanwezigen konden kennis maken met de eik en daarrond het omhulsel met de vragen. Een bloemlezing: “Ik ben; wie ben jij?”, “Annex, altijd, nu”; “Ik ben van papier”, “Ars, Vita, Est” en “Verdom de oorlog, beziel de vrede”.
 
Een warm drankje en een koffiekoek later toog het gezelschap naar het grafmonument voor Paul Van Ostaijen om op passende wijze, het glas champagne in de hand, de dichter een “gelukkige verjaardag” toe te wensen.
 
tekst en foto : Jacques Buermans

Meneer van Dale wacht (niet meer) op antwoord Peter J. Faase wandelt over de begraafplaats van Sluis


Wanneer we in het Zeeuws Vlaamse Sluis (nog de enige stad in Nederland met een echt Belfort) gaan lopen kunnen we via de van Dalestraat langs de van Daleschool lopen om vervolgens uit te komen bij het borstbeeld van Johan Hendrik van Dale. Maar daar is het ons vandaag niet om te doen, we willen naar de begraafplaats van Sluis om daar te kijken naar de gedenknaald, opgericht ter ere van J.H. van Dale (1828 – 1872) grondlegger van onze huidige ‘Dikke van Dale’.
 
Wanneer we, komende vanuit Oostburg, het vestingstadje Sluis binnenrijden volgen we de borden Retranchement en rijden vervolgens via de Ridderstraat en de Korte en Lange Wolstraat naar de Hoogstraat alwaar, na een aantal honderden meters, zich aan de rechterkant de algemene en RK begraafplaats van Sluis zich bevindt. Het is een begraafplaats met een oude ingang vlak aan de weg en een ingang bij het keurig aangelegde parkeerterrein.  Bij de ingang staat een kleine aula met daarop een plaat waar alle namen opstaan voor zij die gevallen zijn tijdens de oorlog.
 
Op het eind van het pad zie ik schuin link voor me een houten beeldje staan op een boomstronk. Het stelt een oudere baas voor die over de begraafplaats heen kijkt.
 
Navraag bij de gemeente Sluis leert ons dat dit beeld gemaakt is door een medewerker van de buitendienst met enkel een kettingzaag. Het beeld is geheel uitgezaagd uit een boomstronk en heeft een tweetal betekenissen. Wanneer Toontje Dirks (inwoner van Retranchement en later van een bejaardentehuis in Sluis) zijn vrouw overlijdt, wordt ze begraven op de begraafplaats van Sluis. Toontje komt iedere dag haar graf bezoeken en houdt dit vol totdat hij zelf overlijdt. Als eerbetoon aan hem en als eerbetoon aan de ouderdom in het algemeen is dit beeldje gemaakt. Het vermoeden bestaat dat dit beeldje hier nog ruim een jaar zal staan en dat het dan vanwege verrotting weggehaald zal moeten worden immers het hout heeft totaal geen bescherming meer.
 
Aan het eind van de laan slaan we links af en lopen naar bijna het einde van het pad. Hier staat links het grafmonument van Johan Hendrik van Dale, welke er voor zijn leeftijd bijzonder goed uit ziet. 
 
Eerst iets meer over van J.H. van Dale.
Johan Hendrik van Dale wordt geboren op 15 februari 1828 te Sluis vlak na dat zijn vader en moeder het Belgische Eeklo zijn ontvlucht in verband met een daar heersende pokkenepidemie. Dat van Dale een briljante leerling is moge duidelijk zijn uit het feit dat hij reeds in zijn zestiende levensjaar een onderwijsbevoegdheid behaald. Reeds in mei 1954 wordt hij benoemd tot hoofdonderwijzer van de openbare school in Sluis, een goed jaar later als stadsarchivaris.  Het archief van de gemeente Sluis wat hij als eerste inventariseerde was een rijke voedingsbron voor enkele honderden artikelen van zijn hand.
 
Zijn eerste lexicografische werk verschijnt in maart 1867 en is het Taalkundig Handboekje.
 
Vervolgens wordt in juli 1867 door D.A. Thieme, mede door de uitgevers Nijhoff en Sijthoff, gevraagd om het oorspronkelijke werk van de zwagers I.M. Calisch en N.S. Calisch, bekend als het ‘Nieuw woordenboek der Nederlandsche Taal’ te gaan bewerken. Tevens werd hem gevraagd redacteur te worden, een aanbieding die hij vriendelijk afsloeg, van Dale wilde immers niet verhuizen vanuit zijn geliefde Sluis. Na anderhalf jaar te hebben gewerkt aan het voornoemde werk komt van Dale tot het besef dat het niet mogelijk is om dit werk alleen, binnen een redelijke termijn, tot een goed einde te krijgen en vraagt zijn oude leerling Jan Manhave hem te helpen hierbij. Drie jaar werken meester en leerling samen aan het woordenboek. Het verhaal wil dat de schrik over ziekte pokken bij van Dale zo’n indruk heeft gemaakt dat hij, wanneer hij langs een huis loopt waar pokken heerst hij zijn paraplu opsteekt. Dit heeft helaas niet mogen baten en ook van Dale en op 19 mei 1872 overlijdt hij aan de door hem gevreesde ziekte, een vrouw en 3 (van de 7 geborene) kinderen achterlatend. Vanwege de angst om ook besmet te worden met de pokken zijn er weinig mensen op de begrafenis van J.H. van Dale. De steen komt ook pas een jaar later tot stand.
 
Jan Manhave zal de laatste delen van het door hun bewerkte woorden boek voltooien. Vanaf de 2e druk van wordt de bewerker geëerd en het werk ‘van Dale Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal’. En wie kent heden ten dage niet ‘de Dikke van Dale’.
Wanneer we verder lopen over de begraafplaats vallen een aantal kindergrafjes ons op. Zeker door de fijne manier waarop de beeldjes bewerkt zijn die op de steen staan.
 
Wanneer wij echter de begraafplaats willen verlaten valt ons oog plotseling op nog een ander kindergraf. Dit graf staat aan de voet van een aantal ‘volwassen’ graven aan de nieuwe ingang van de begraafplaats. Wat wij nog nooit hebben gezien worden we nu gewaar, er staat een afbeelding op van een kindje op een doodsbed. We mogen aannemen dat het meisje op de foto ook het meisje is wat op het bed ligt.

Bronnen:
Verhaal over beeldje Toontje Dirks – Dhr. Bosman van de Gemeente Sluis
J.H. van Dale - Ewoud Sanders, Johan Hendrik Van Dale (1828-1872): Maker van een half woordenboek
 
tekst en foto's : Peter J. Faase.

The Association of Significant Cemeteries in Europe Rudy D’Hooghe laat ons kennismaken met deze vereniging


Sedert september 2004 is Gent toegetreden tot de Association of Significant Cemeteries in Europe. Deze vereniging werd opgericht in 2001 en telt inmiddels reeds 60 leden : de stadsbesturen van Ancona, Athens, Barcelona, Bergen, Bologna, Brescia, Copenhagen, Cologne, Cordoba, Cremona, Cuneo, Florence, Genova, Gent, Granada, Lecce, Ljubljana, Losanna, Madrid, Mantova, Maribor, Milano, Modena, Napoli, Oslo, Palma de Mallorca, Parma, Ravenna, Roma, Sevilla, Stockholm, Strasbourg, Tallinn, Torino, Trento, Trieste, Varazdin, Venezia, Verona, Wien, Zagreb, the Universities of Cologne, Genova and the Faculty of Architecture of the University of Bologna, National Heritage Board of Estonia, Department of Cultural Heritage Protection of Lithuania, German Association of Cemeteries' Manager, Norway Association of Cemeteries, Swedish Federation of Cemeteries and Crematoria, Association of Burial Authorities of United Kingdom, National Federation of Cemetery Friends in UK, Friends of Flaybrick, Friends of the General Cemetery of Sheffield and Abney Cemetery Trust, Friends of Brompton, Friends of Kensal Green, Friends of Nunhead, Friends of West Norwood in London, Friends of Suedwestkirchhof of Stahnsdorf (Berlin), Friends of Ohlsdorfer Friedhof (Hamburg).
 
Dus, zoals je merkt, kunnen ook vrijwilligersverenigingen een lidmaatschap aanvragen. Steden zoals Gent betalen 500 EUR, vrijwilligersverenigingen één symbolische euro.
 
Zelf had ik op een studiedag in Genova een aangenaam gesprek met de voorzitter van de Vrienden van Stahnsdorf in Berlijn. Dit is een vereniging die je kan vergelijken met de “Vrienden van het Schoonselhof” die zich over het lot van hun door de overheid soms wat vergeten begraafplaats ontfermen. Zij geven er diverse rondleidingen, knappen monumenten op en bekommeren zich over de fauna en flora. Kortom : onze Jacques in het Duits.
 
Het klinkt misschien wel aanmatigend om deel te willen uitmaken van de Association of Significant Cemeteries, maar het biedt wel een mooie kans om de Europese begraafplaatsen met een versterkt forum te verdedigen als belangrijke culturele erfenis. Vele Europese begraafplaatsen beschikken over een indrukwekkende verzameling van onvervangbare beeldhouwwerken en zijn een unieke getuige van het verleden van hun stad.
 
De vereniging organiseert studiedagen en workshops die ze combineren met een bezoek aan een funeraire parel. In 2004 was het Genova. Volgens ik vernam, zou het in 2005 Berlijn kunnen zijn. Momenteel zijn er reeds vier steden ingestapt in een Europees gesubsidieerd restauratiedossier. Europa betaalt in die gevallen de helft van de restauratiekosten terug. Elk van die steden is bezig met de restauratie van één specifiek monument.
 
De vereniging biedt niet enkel wederzijdse steun, maar opent eveneens de deuren van de know-how door haar samenwerking met diverse universiteiten. De studietweedaagse die ik mocht meemaken, vond ik in ieder geval heel verzorgd en leerrijk. De stralende Italiaanse najaarszon kan mijn waarneming natuurlijk wel enigszins beïnvloed hebben …
 
Meer info op volgende websites : www.significantcemeteries.net (HomeASCE) en www.scene-project.net
 
Rudy D’Hooghe

Waarom sterven we? Johan Moeys pleegde volgend artikel


In de meeste gesprekken over de dood steekt er steeds dezelfde metafysische vraag de kop op: waarom sterven we?
           
Eén antwoord komt van de traditionele Fiji overlevering:
Toen de eerste man, de vader van de menselijke soort begraven werd, kwam er een god voorbij het graf en vroeg wat dit betekende, want hij had nog nooit eerder een graf gezien. Nadat hij de nodige informatie had gekregen van de personen rond de begraafplaats dat zij zonet hun vader hadden begraven, zei hij: “Begraaf hem niet, graaf het lichaam terug op.” “Nee,” reageerden ze, “we kunnen dat niet doen. Hij is al vier dagen dood en hij stinkt.” “Toch niet”, smeekte de god  “graaf hem op en ik beloof je dat hij weer zal leven.” Maar ze weigerden de goddelijke bede uit te voeren. De god verklaarde dan: “Door ongehoorzaam te zijn hebben jullie je eigen lot bepaald. Had je je voorvader opgegraven, dan had je hem levend gevonden, en jullie zelf zouden wanneer je deze wereld verlaat, begraven worden zoals bananen voor vier dagen, waarna jullie zouden opgegraven worden, niet rot maar rijp. Maar nu, als straf voor jullie ongehoorzaamheid, zullen jullie sterven en rotten.”
 
De Navajo hebben een meer praktisch antwoord.
Volgens de legende toen ze op de wereld verschenen, kwam de vraag “zouden ze voor eeuwig leven of sterven?” Coyote kwam langs en loste de vraag op door een steen in het water te gooien. Als deze bleef drijven, zouden ze leven, als hij zonk zouden ze sterven. De steen zonk en de Navajo werden boos, maar Coyote legde uit (in een zeer traditionele Navajo manier) dat “Als we allemaal leven en blijven toenemen zoals in het verleden zal de aarde te klein worden om ons te herbergen, en er zal geen plaats meer zijn voor graanvelden. Het is beter dat we elk slechts een beperkte tijd op deze aarde verblijven, dan vertrekken en plaats maken voor de kinderen.” De mensen zagen de wijsheid van zijn woorden in en schikten zich in hun lot.
 
Volgens de joodse traditie zei God, voordat hij de mens maakte:
De hemelsen planten zich niet voort, maar ze zijn onsterfelijk. De wezens op aarde planten zich voort, maar zij sterven. Ik zal de mens maken als de vereniging van de twee, zo dat wanneer hij zondigt, als hij zich als een beest gedraagt, hij overwonnen zal worden door de dood. Maar als hij afziet van zonde, zal hij voor eeuwig leven.
 
Nadat Adam de zonde van ongehoorzaamheid had begaan, leverde God de hele dierenwereld aan de Engel des Doods. Als een van de straffen voor het aanbidden van afgoden zorgde God dat de lichamen van de dode mensen rotten.
 
Wetenschappers vragen zich niet alleen af waarom we sterven, maar ook waarom sterven we wanneer we sterven, rond de leeftijd van 70 tot 80 jaar in westerse landen. Hoewel de relatieve snelle wisselingen van mensenlevens genetische verschillen vertonen in verschillende omgevingen, zijn er andere organismen, zoals sommige bomen, die duizend jaar of meer kunnen worden.
 
Johan Moeys

Maasmechelen Ivo Bovend’aerde stuurde volgende foto


Ivo Bovend’aerde stuurde volgende foto door met deze informatie. De man die de foto maakte heet Alfons Crijns van Opgrimbie,deelgemeente van Maasmechelen. Hij heeft zo'n 13000 dia's opgeslagen liggen over allerhande onderwerpen. Af en toe stuurt hij er mij eentje als bijlage bij het één of het ander bericht vanuit mijn geboortedorp Mechelen aan de Maas. Een wortel van de beuk heeft de grafzerk van mijn grootmoeder (+1948) scheef geduwd. Zo maar terloops even.
 
Tekst : Ivo Bovend'aerde
Foto : Alfons Crijns

Van Bunhill Fields tot Brookwood een tocht langs minder bekende Londense dodenakkers


Dit is het eerste deel van een artikel over Londense dodenakkers. Het tweede deel in de volgende Nieuwsbrief.
 
London telt meer dan 100 begraafplaatsen op zijn grondgebied. De zeven belangrijksten werden reeds eerder besproken. Nu gaan we eens dieper in op een tiental begraafplaatsen, niet de toppers maar toch belangrijke begraafplaatsen.
 
In de eerste plaats Bunhill Fields. In het centrum van de stad, metro Old Street. Een boekje is te bekomen bij de parkopzichter. De begraafplaats is opengesteld als een park maar indien men de afgesloten gedeelten wil bezoeken dient men eerst een schriftelijke aanvraag te doen bij “Corporation of London, Parks & Gardens Department, West HamPark, Upton Lane, London E7 9PU”. Tussen april en september open tussen 7.30 en 19 uur, tussen oktober en maart tussen 7.30 en 16 uur, zaterdagen en zondagen tussen 9.30 en 16 uur. De grond behoorde toe aan St Paul's Cathedral. De naam komt van “bonehill”, heuvel met beenderen. Tussen 1685 en 1854 was dit de belangrijkste begraafplaats van de non-conformisten. Hier liggen een aantal afstammelingen van Henry en Richard Cromwell. Susannah Wesley (1669-1742), echtgenote van predikant Samuel Wesley kreeg hier haar laatste rustplaats. Zij was moeder van 19 kinderen. De grafsteen werd op het graf van John Wesley geplaatst. Hij ligt begraven in de kapel aan de overzijde van de straat. Hier eveneens John Bunyan (1628-1688), schrijver en predikant. Het is mogelijk dat de figuur op de graftombe niet die van John Bunyan is maar wel van diens vriend John Strudwick. Bunyan stierf aan longontsteking in het huis van Strudwick en werd in Bunhill Fields begraven Na de dood van Strudwick in 1695 werden Bunyan's resten naar de graftombe Struckwick verplaatst. De graftombe dateert van 1862. Hier rust ook Daniel Defoe (1660-1731), schrijver van Robinson Crusoe en Moll Flanders. Hij was een zoon van James Foe. Daniel voegde, in 1695, de “De” toe daar hij vond dat dit “chiquer” stond. Hij was tevens verkoper van kousen, bier, wijn en laken. Defoe werd bankroet en belandde tweemaal in de gevangenis. Ook zijn echtgenote Mary (d. 1732) ligt hier. Het monument werd opgericht in 1870. Dichter en schilder William Blake (1757-1827) en echtgenote Catherine Sophia Boucher (1762-1831) kregen hier een laatste rustplaats. Ook Blake’s vader en zijn broers Robert en James liggen hier. De juiste begraafplaats is echter onbekend.
 
Een grote begraafplaats is City of London, metro Manor Park. Een stencil met ligging van de “bekenden” op de begraafplaats is aan de ingang te bekomen. William Haywood ontwierp de ingang en de Anglikaanse kapel. Het landschap van de begraafplaats, uit 1856, was een ontwerp van Robert Davidson. De begraafplaats bezat ook, sinds 1902, het tweede crematorium, een ontwerp van D. J. Ross. Na de bouw van een nieuw crematorium, in 1971, werd het oude heringericht als herdenkingskapel. Hier ligt George Binks (1793- 1872), de uitvinder van de staaldraad. Architect William Haywood (1821- 1894) ligt in een gotisch mausoleum getekend door hemzelf. Hij tekende eveneens het monument voor de herbegravenen van Holborn. Pianiste Gladys Spencer kreeg een aangepast monument. Een enorme kruisafneming, in witte marmer, staat op de graftombe voor David Vigiland.
Saint John Hampstead: een meevaller.
 
Een begraafplaats die niet op de gewone lijst begraafplaatsen staat is die van St John, in Hampstead, metro Hampstead. In het oudste gedeelte, dichtbij de kerk, treft men de bekendste bewoner van de begraafplaats aan. Landschapsschilder John Constable (1776-1837) ligt hier men zijn echtgenote Maria Elizabeth (1787-1828). Eveneens op het oude gedeelte John Harrison (1693-1776), uitvinder van een tijdopnemer om de lengte op zee te kennen. Het monument in zandsteen werd 100 jaar na zijn dood gerestaureerd door de vereniging voor uurwerkmakers. Een lijkbaar met engelen en doodshoofden siert de laatste rustplaats voor William Hart (d. 1717), zoutzieder en Robert Cary (1681-1751), groothandelaar. Op de uitbreiding van de begraafplaats, aan de overzijde van de straat, ligt Hugh Todd Naylor Gaitskell (1906-1963), een bekend Labourleider. Hier rust eveneens Kay Kendall Harrison (1926-1959), actrice en echtgenote van acteur Rex Harrison. Zij stierf aan leukemie.(vorige bladzijde rechts) George Du Maurier (1834- 1896), cartoonist en later schrijver van novellen, ligt onder een Keltisch kruis. In de onmiddellijke nabijheid ligt Gebrald Du Maurier (1873-1934), acteur en theaterdirecteur. Hij was de vader van de bekende schrijfster Diafane Du Maurier. Hier ligt ook Michael Llewelyn Davies (d. 1921). Hij verdronk op verdachte wijze samen met zijn vriend. Het kon zelfmoord geweest zijn. Davies speelde een der verdwenen jongens in het stuk “Peter Pan” van J. M. Barrie. Barrie werd voogd van de jongen en diens vier broers na het overlijden van de ouders Arthur Llewelyn Davies en Sylvia Du Maurier, die stierven aan kanker op 44 jarige leeftijd. Zij liggen begraven naast haar vader George Du Maurier. St John is ook de begraafplaats voor Edward Harry William Meyerstein (1889-1952), dichter, novelschrijver en biograaf. De bekende filmmaker Bayliss Peter (1910-1973) ligt hier en Herbert Beerbohm Tree (1853-1917). Hij was eerst groothandelaar in graan werd nadien theateracteur. Hij voegde de naam Tree aan zijn naam toe omdat hij vreesde dat enthousiaste theaterliefhebbers niet Beerbohm zouden roepen. Hij bouwde ook grote theaters zoals “His Majesty’s Theater”.
 
Niet te verwarren met St John is de begraafplaats Hampstead aan Fortune Green Road. Van het granieten graf voor dichter Arthur Frankau  (1849-1904) verdween recent de bronzen vaas met slang en adelaar. Een Egyptische sarcofaag, van de hand van Macdonald is de laatste rustplaats voor James Wilson (1831-1906), ingenieur. Hij werkte 34 jaar voor het Egyptische gouvernement. Een roze granieten stele vindt men bij John Kensit (1853-1902), boekhandelaar. Hij werd met een beitel vermoord na een godsdienstige meeting. Beeldhouwer William John Goscombe (1860-1952) plaatste een prachtig bronzen beeldhouwwerk op het graf van zijn echtgenote Marthe John (1863-1923). Later werd de beeldhouwer hier eveneens begraven. Hier ligt ook Mikhael Michaelovitch (1861-1929), Russisch groothertog. Hij werd verbannen na het aangaan van een morganatisch huwelijk met Sophie (1868-1927), gravin van Torry, die naast hem begraven ligt. Een eigenaardigheid op deze begraafplaats is dat er een voetgangerszone doorheen het midden van de begraafplaats loopt. Architect en historicus Banister Fletcher (1833- 1899) kreeg een monument getekend door zijn zoon Banister Flight Fletcher. Een engel met gespreide vleugels werd door de Italiaanse restauranthouder Bianchi opgericht voor zijn vrouw, operazangeres, Mattie die in het kinderbed stierf. Charles Herbert Barritt Charles Herbert (d. 1929) kreeg een kerkorgel op zijn laatste rustplaats. Hier ligt ook Andrew Fisher, de Australische eerste-minister. Arthur Pearson Arthur, auteur van boeken over blindheid kreeg een “uitgedoofde toorts” op zijn monument. Het grappige is dat de toorts nu rechtop staat.
Aan Kingston Road ligt de begraafplaats Putney Vale waar we verschillende beroemdheden begraven liggen. Hier ligt voetballegende Bobby Moore (1941-1993), de Amerikaanse filmdirecteur Joseph Losey (1909-1984), acteur en schrijver van detectiveromans Peter Cheyney (1896-1951) en schilder Anthony Devas (1911-1958). Enkele mooie engelenfiguren treffen we aan op de laatste rustplaats voor Jessie Burroughs (1846-1907) en voor Caroline Lyons (1869-1924). (vorige bladzijde rechts bovenaan) Elizabeth Stimpson (d. 1898) kreeg dan weer een beeldengroep die “Geloof, Hoop en Naastenliefde” voorstelde. Een Russisch kruis staat op de laatste rustplaats voor Oleg Alexander Kerensky (1905-1984) en zijn vader Alexander Kerensky (1881-1970), een der leiders tijdens de Russische revolutie van 1917. Hij liet de terugkeer, uit ballingschap, van Lenin en Trotsky toe maar moest later zelf in ballingschap gaan. Karabet Torosyan (1924-1986) kreeg een zwart granieten monument met open boek. De voorzitter vaan British Petroleum William (1888-1970) en William Fraser (1916-1976) kregen wapenschilden met een Keltisch kruis. “Génie c'est  la patience” staat op de zerk voor Reginald Fraser (d. 1966), uitvinder en wetenschapper. Een naam met een verhaal is sportman Bruce Ismay (1862-1937). Hij erfde een compagnie van stoomschepen en was passagier op zijn schip de Titanic toen die zonk op 14 april 1912. Hij overleefde de ramp en er volgde een onderzoek maar Ismay er werd vastgesteld dat hij vrouwen en kinderen in de reddingsboten hielp. Hij moest evenwel ontslag nemen als voorzitter van de White Star Line. Hier ligt eveneens zijn echtgenote Julia Florence Smyth (d. 1963). Putney Vale is eveneens de laatste rustplaats voor Howard Carter (1874-1939), de archeoloog die de graftombe van Toetankamon ontdekte. Henry Dickens (1849-1933), de laatst overledene zoon van de schrijver Charles Dickens ligt hier zoals Jacob Epstein (1880-1959), de Amerikaanse beeldhouwer. Van onder meer het graf voor Oscar Wilde op het Parijse Père Lachaise.
 
Twee begraafplaatsen liggen in de omgeving van metrostation East Finchley en zijn vandaar per bus te bereiken. Saint Pancras & Islington wordt gedomineerd door het mausoleum, in Ionische stijl getekend door Darcy Braddell, voor Ludwig Mond (1839-1909), een uit Duitsland afkomstig chemicus en industrialist. Als mecenas schonk hij zijn rijke collectie Italiaanse schilderijen aan de National Gallery. Hier ligt eveneens Harry Gardner (1800- 1851), de fameuze Lyceumclown. Hij deed een fatale parachutesprong. William French (d. 1896), verdronk terwijl hij een hond van de verdrinkingsdood wilde redden. Het monument werd opgericht ten voordele “van alle slachtoffers van gedumpte dieren”. Cora Crippen (d. 1910), actrice en echtgenote van dokter Crippen kreeg hier haar laatste rustplaats. Zij werd door haar echtgenoot vermoord. Letizia Melesi kreeg de twijfelachtige eer als eerste te sterven, in 1914, in een auto-ongeval.
 
Op St Marylebone ligt Peter Russell (1816- 1905), Australisch ingenieur. Het monument is van de hand van Edgar Mac Kennal. Hier is ook het monument voor Louis Alexander Mouflet, zijn echtgenote Nancy en hun kinderen Alex Henry, 7 jaar, en Annie Ethel, 4 jaar en de zuster van Nancy: Phyllis Sarah Flatman die allen omkwamen bij het ongeval met het stoomschip prinses Alice op de Theems op 3 september 1878. Bij de aanvaring met de Bywell Castle kwamen 600 mensen om. Little Tich (1867-1928), danser, musicus, componist en artiest kreeg een monument in witte marmer met opschrift “Le plus petit et le plus grand comique”. Hij was slechts 120 cm groot. Een Griekse sarcofaag in rode graniet, afgekeken van het graf van Napoleon, is het graf voor Thomas Skarratt Hall (d. 1903), kolonist. Een modern kunstwerk siert de laatste rustplaats voor Duncan Munro Mac Donald (1889-1949), kunstkenner. Harry Ripley (1864- 1914), ligt onder een brons van William Reid Dick, die onder meer de leeuwen boven de Ieperse Menenpoort maakte. Hier liggen ook Kopernik Joseph Stokowski (1862-1924) en Leopold Stokowski (1882-1977), dirigent.

tekst en foto's : Jacques Buermans.

Open deur op Schoonselhof een onverlaat pikte mijn deur


Dinsdag 15 maart. Een rondleiding op de begraafplaats Schoonselhof loopt op haar einde. Een aantal dames vindt het na  2 uur 30 welletjes maar enkele “die hards” willen nog langs de Joodse afdeling van de begraafplaats. Zoals het een goed gids betaamt ga ik mee of de dames informatie te verstrekken. Op onze terugweg vallen de grote grafmonumenten van perk H op. Ik verstrek nog wat info en besluit de dames met mijn nieuwste aanwinst: de grafkapel Nicolopulo te tonen. Tot mijn grote verbazing is de bronzen deur gestolen.
 
Woensdagmorgen eerst eens langs de technische mensen van de begraafplaats getrokken om er zeker van te zijn dat de deur niet door hen in het depot gedeponeerd was. Toen dit, wat ik wel verwachtte, niet het geval bleek te zijn naar de politie van Wilrijk getrokken om aangifte te doen. Wilrijk omdat men mij op de begraafplaats vertelde dat agenten van die brigade eerder van de week een Christusbeeld hadden binnengebracht dat ze ontdekten in een nabijgelegen zigeunerkamp. De agenten zouden wel eens gaan kijken in dat kamp wisten ze mij nog te melden. Reeds de dag daarop kon ik mijn artikel in de Gazet van Antwerpen lezen. Reacties bleven uit.
 
Het is toch godgeklaagd. Zeker omdat de deur reeds van 25 december 1944, u leest goed, uit zijn hengsels werd gelicht door een bominslag in de nabijheid van de grafkapel. Meer dan 60 jaar stond ze los in de kapel. Eind vorig jaar besloot ik de kapel in orde te brengen. Samen met enkele vrijwilligers werden de struiken, die ervoor zorgden dat de boordstenen scheef stonden, reeds verwijderd. De grafkapel werd opgevoegd en de bronzen deur werd rechtgeklopt. Door de bominslag stond ze krom. Er moesten nog wel laswerken gebeuren om de deur te verstevigen en het slot moest teruggeplaatst worden.
 
Wie doet nu zo iets? De schuldigen zijn, maar te bewijzen valt dat niet, te zoeken in personen die werkzaam zijn voor privé-firma’s op de dodenakker. Je moet met minstens drie volwassen personen zijn en in het bezit van een oplegger om de deur te stelen. Toch jammer.
 
tekst : Jacques Buermans  

Testament van een kok een verhaaltje


Volgend artikel van de hand van Eugeen Decamps kreeg ik van een “culinair fanaat”. Ik publiceer het onder noemer: “indien het niet klopt is het toch goed gevonden”.
 
November, dodenmaand. Tijd om een bezoek te brengen aan het kerkhof. Een van de meeste vermaarde kerkhoven van West Europa is Père Lachaise in Parijs. Daar liggen honderden beroemde vrouwen en mannen. Naast Molière, Balzac, Proust, Oscar Wilde, Victor Hugo (klopt niet ligt in het Pantheon, J.B.) en Colette rusten Chopin, Charpentier, Bizet en Edith Piaf. Bezoekers aan het kerkhof krijgen een plannetje met namen en zerknummers, zodat ze zonder moeite de grafstenen van de luisterrijke personen kunnen vinden. Maar Felix Durijot staat niet op de naamlijst vermeld. Dat is beschamend.
 
Wie was Durijot? Een 19de eeuwse meesterkok die in Parijs veel geld had verdiend en bovendien door beursverrichtingen een lekker fortuin had vergaard. Toen de man in 1883 stierf, bleek hij een hoogst ongewoon testament te hebben geschreven. Zijn erfgenamen dienden namelijk een grafmonument op te richten voorzien van een manshoge marmeren zuil. Op die zuil moest een bronzen lijst worden aangebracht en in die lijst zou, achter een beschermend roosterwerk, elke dag opnieuw, een papier worden opgehangen met een handgeschreven keukenrecept. Chef Durijot had zijn notaris 365 verschillenden recepten toevertrouwd, zorgvuldig gerangschikt volgens de seizoenen en de aanvoermogelijkheden van de ingrediënten. “Ik hoop”, had de overledene in zijn testament geschreven, “dat door het dagelijks uitstallen van een goed recept mijn vrienden en oud-restaurantklanten een jaar lang mijn graf zullen bezoeken”.
 
De bizarre wens van Felix Durijot werd nooit volbracht. Er kwam wel een zerk met een marmeren zuil en een bronzen lijst, maar de commissaris van het kerkhof verbood formeel “de graftombe dagelijks met een stuk papier te ontsieren”. Dat vonden de erfgenamen doodjammer, want volgens een clausule in het testament, diende bij niet-uitvoering van de opdracht, het fortuin te worden geschonken aan het armenbestuur van Parijs.
 
Zoals gezegd, de naam van de beroemde kok staat niet vermeld op de plattegrond van Père Lachaise. Wellicht is de zerk allang verwijderd, want eerlijk gezegd, een grafsteen zonder recepten is maar niks.
 
Jacques Buermans

Asce vzw Grafzerkje eerste Belgische aangesloten vereniging


Met trots kunnen we melden dat vzw Grafzerkje als eerste Belgische vereniging aangesloten is bij Asce, the Association of Significant Cemeteries in Europe. Meer informatie over Asce kunt u vinden in het artikel van de hand van Rudy D’Hooghe elders in deze Nieuwsbrief. Het was na een tip van Rindert Brouwer van de Nederlandse Terebinth en na wat vertaalwerk van onze penningmeester Edgard Nelissen dat we, op 21 februari, het nieuws ontvingen dat we, als funeraire vereniging, aangesloten waren bij Asce.
 
Indien u www.significantcemeteries.net aanklikt en daarna op “members” klikt kunt u wanneer u op de kaart van Europa op de grootstad “Hoboken” aanklikt de gegevens van onze vzw aantreffen. Een ander mogelijkheid is ook om de lijst “members” te raadplegen. De stad Gent is ook aangesloten, als begraafplaats dan, maar momenteel zijn de gegevens daarover nog niet op te vragen op de website.

Voor alle informatie slechts één adres


Jacques Buermans
Frieslandstraat 4, bus 6
2660 HOBOKEN
 
telefoon + antwoordapparaat: 03/829 16 03
(vanuit Nederland 00/32/3/829 16 03)

GSM: 0494/47 37 46.
E-mail: [email protected]
www.grafzerkje.be, voor al uw informatie over vzw Grafzerkje