Nieuwsbrief Nr. 21 - januari 2005
Campo Santo verslag verschijnt in de volgende Nieuwsbrief

Nieuwjaarsbrief vzw Grafzerkje een feit. Veel nieuwe ideeën

Bij een nieuw jaar horen nieuwjaarswensen. Ik mocht al een aantal Grafzerkjes de beste wensen voor een gelukkig, vreugdevol en vooral gezond 2005 toewensen. Bij degenen die ik nog niet kon bereiken in ieder geval uit mijn naam al het beste wat u zich kunt indenken voor 2005. Dat het een jaar mag worden waarin al je wensen werkelijkheid mogen worden. Ik ontving een groot aantal kaartjes maar van mijn goede vriend Piet Vernimmen ontving ik een foto van de voorbereidende vergadering die tot de oprichting van vzw Grafzerkje zou leiden. Volgens Piet ziet u: de voorzitter, met rood mutsje, en de secretaris, herkenbaar aan het zwarte mutsje, van de toekomstige vzw Grafzerkje in vergadering bijeen.
Wat de vzw Grafzerkje betreft denk ik dat 2005 een belangrijk jaar gaat worden. We zijn nog maar even uit de startblokken en kunnen toch al op meer dan 80 leden bogen. En we zitten vol plannen. Toch wil ik de “getrouwen” er op wijzen dat we ook de, sinds 2001, ingeslagen weg gaan voortbewandelen. Er zullen nog steeds tweemaandelijks rondleidingen georganiseerd worden en de Nieuwsbrief zal aan de leden van vzw Grafzerkje, via internet, doorgemaild worden. Een selectie van de belangrijkste artikels kan via de website
www.grafzerkje.be geraadpleegd worden met veel fotomateriaal. Tussendoor krijgen de leden allerlei informatie en tips doorgemaild. Ook kunnen leden van de vzw Grafzerkje nog altijd grafconcessies overnemen. De verantwoordelijken voor concessies zullen u hierbij graag met raad bijstaan.
Maar de vzw wil meer, reden van de noodzaak van het opstarten van een vzw. In de eerste plaats gaan we ons trachten bekend te maken naar buiten doe. Op 11 februari wordt een persconferentie gehouden waarop wij onze doelstellingen openbaar zullen maken. Dan kunnen we naar de officiële instanties trekken en zien wat we daar uit de bus kunnen slepen. Testcase zal zeker Antwerpen worden. We kunnen daar nog veel nuttig werk verrichten, liefst in samenspraak met het stadsbestuur, maar onze, hopelijk positieve, bevindingen kunnen ook gebezigd worden in andere regionen. Hetzelfde kan gezegd worden van de stappen die we daarna gaan zetten om sponsoring te verkrijgen van bedrijven. Wanneer we een groot aantal maanden verder zijn kan er eens gekeken worden hoe de, financiële, toestand van de vzw Grafzerkje evolueert en dan kunnen we misschien een aantal, grotere, projecten verwezenlijken in de onderscheiden Vlaamse provincies.
tekst : Jacques Buermans.
Nieuwjaarsreceptie eerste nieuwjaarsreceptie een groot succes

23 januari, één dag na de nieuwjaarsreceptie: ik ben een meer dan tevreden voorzitter want de receptie werd als meer dan geslaagd ondervonden bewijze de positieve reacties en de mails met lovende woorden. Ik moet benadrukken dat het welslagen grotendeels het werk was van Martin Demedts die de praktische kant voor zijn rekening nam. An Hernalsteen en Marie Claire, echtgenote van onze penningmeester, staken nog een handje en meer uit om te zorgen dat de aanwezigen regelmatig vergast werden op een hapje en een drankje.
Eigenlijk begon de middag al om 12.30 uur met een koffiemaaltijd. Iets later want kon ik weten dat het Novacentrum niet op 500 meter van het Campo Santo maar eerder op 1500 meter lag? Maar de aanwezigen deden zich te goed aan broodjes en koffiekoeken. Het bestuur van vzw Grafzerkje maakte van de gelegenheid gebruik om een vruchtbare vergadering te houden. Om 14 uur las ondergetekende zijn nieuwjaarsbrief voor waar iets dieper op onze doelstellingen werd ingegaan en waar Edgard Nelissen een tevreden penningmeester bleek want er zat al aardig wat in de, door hem fors bewaakte, vzw-kas. Hij wist toen nog niet wat het feestje hem zou kosten. Willem Houbrechts gaf dan wat toelichtingen bij de nakende persconferentie waar de vzw zal voorgesteld worden samen met enkele restauratieprojecten.
Een drankje later verzorgde An Hernalsteen, gratis waarvoor onze hartelijke dank, een voordracht met als titel “Leven met Pietje de dood”. Op de haar typische wijze gaf ze een overzicht van gebruiken en rituelen die we kennen van in de middeleeuwen tot op heden. In die tijd was een begraafplaats een grasveld met kruis waar ook markt en foor gehouden werd en waar kinderen op speelden. Zij belichtte de rol van de katholieke kerk (het lichaam was het materiële van de ziel) en het ontstaan van het bijgeloof (je kon maar verrijzen wanneer je een graf had; ook misdadigers en ongeboren kinderen werden daarom begraven in ongewijde grond) An stond lang stil bij de 18e eeuw. Het begraven in de kerk wordt in vraag gesteld. De reguliere orde der Alexianen verzorgde het lijkenvervoer. Omdat de lichamen op karren gelegd werden en door hobbelige straten vervoerd werden, noemde men hen “schokkebroeders”. Later werd dat vervoer, in Gent, gedaan door ene mijnheer Kiekepoot. Vandaar de uitdrukking “hij is bij Kiekepoot”. (hij is overleden) An vertelde ook over het feit dat het ongeboren kind in de baarmoeder gedoopt werd en dat niet opgeëiste miskramen werden meegekist met lijken. Zij vertelde het verhaal van een pendelaar wiens pendel bij het graf van een man “kadul” sloeg wat wees op “vrouwelijk”. Het meekisten verklaarde dit “mysterie”. An vertelde ook over gebruiken die niet meer gangbaar zijn. Het luchten van de sterfkamer om de ziel buiten te laten; spiegels werden afgedekt en glazen omgekeerd opdat de ziel zich niet kon verstoppen; de ogen (= de spiegels van de ziel) van de overledene werden gesloten; er werd zand gestrooid om het geluid te dempen en de dode niet te wekken; klokken werden stilgelegd en er werd geen muziek gespeeld; bij de begrafenis werd de kist op bussels stro gelegd om het lichaam niet te veel te schudden; er werd een rouwperiode van één jaar in acht genomen wat zorgde voor rouwmode en rouwjuwelen en tijdens die periode werd alle correspondentie gevoerd op brieven met een zwarte rand.
Alle aanwezigen genoten zichtbaar van de voordracht maar ja, An weet ook als niet een haar toehoorders te boeien. Van praten en luisteren krijgt men dorst en de meer dan 35 aanwezigen konden de nodige wijntjes, frisdranken aanvullen met de lekkere toastjes van Marie Claire en de versnaperingen van An. Tevreden, een enkeling té dronken, keerde iedereen huiswaarts. Vzw Grafzerkje had zeker zijn start niet gemist.
tekst : Jacques Buermans,
foto : Willem Houbrechts
-
De enige foto “die er doorkan” genomen tijdens de nieuwjaarsreceptie
Sint Baafs eens te meer een meevaller

Doordat het bezoek aan het kerkhof van Tereken afgeblazen werd wegens ziekte van de gids diende een alternatief gezocht te worden. Op een bijeenkomst werd geopperd of het, zeker tijdens de winterperiode, niet mogelijk moest zijn indien vzw Grafzerkje eens een kerk, toch ook een funerair gebeuren, kon bezoeken. Van de nood werd een deugd gemaakt en 18 geïnteresseerden trokken onder de kundige leiding van An Hernalsteen naar de Gentse Sint Baafskathedraal voor een funeraire rondleiding aldaar.
-
rondleiding
Allereerste schetste An ons de geschiedenis van de kathedraal. Grafstenen van een eerste kerk werden gebruikt voor de fundering van enkel sassen in de stad. Bij het dempen van die sassen kwamen juweeltjes naar boven en die worden nog altijd bewaard in de Sint Baafsabdij. Een allereerste monument was dat voor bisschop Henricus Lambrecht, een gisant uit de 19e eeuw. Wat verder stond An stil bij het grafmonument van een Fries: Viglius Aytta, specialist in kerkelijk recht, raadsman van keizer Karel, laatste gemijterde proost van de Sint Baafsabdij en medeproost van Lucas Munich, de eerste proost van Sint Baafskathedraal. Er rezen twijfels over het schenden, tijdens de beeldenstorm, van het graf van Aytta daar zijn koorkap ontbrak maar denkelijk werd hij zonder begraven omdat zijn schoonbroer die later nog bezigde. De eerste en de tweede bisschop lagen, in een aanpalende kapel, broederlijk naast mekaar zoals zij, volgens de berichten “liefdevol met mekaar omgingen tijdens hun leven?” In de, drukbezochte, kapel waar iedereen enkel oog heeft voor het schilderij het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck, vertelde An ons dat de kapel bestemd was voor Joost Vyd, eerste schepen van de stad Gent, en diens echtgenote Elisabeth Borluut. In dezelfde kapel bevond zich het prachtige grafmonument voor Ferdinand Van Brunswyck. (detailfoto op volgende bladzijde)
In een volgende ruimte lagen Philip Van der Noot en diens neef Maximiliaan Van der Noot. In die tijd had men enorm veel oog voor symmetrie. In een volgende kapel troffen we Petrus Damant aan, met de koorkap van bovengenoemde Vilgius Aytta. Ook een schilderij”De opwekking van Lazarus” van Antwerpenaar Otto Venius. In de Franse tijd werd het “geleend”. Later kwam het terug naar Gent maar één luik werd achtergehouden. Gevolg: de heilige Petrus staat nu aan de verkeerde zijde van het schilderij. In het koor weer oog voor symmetrie. Bisschop Antonius Triest kreeg een gisant, daarnaast troffen we bisschop d’ Allemont aan in geknielde houding en aan, enkel zijn hart bevindt zich hier. Aan de overzijde zagen we een geknielde Carolus Van den Bosch en een gisant voor Karel Maes. Bij het beeld voor bisschop Triest vertelde An ons een triestig verhaal. De beeldhouwer, Jerome Duquesnoy, verzocht een aantal koorknaapjes om voor hem te poseren. Zij deden dat maar het bleek toch niet zo onschuldig want Duquesnoy werd aangeklaagd voor aanranding op de eerbaarheid en veroordeeld. Hij werd gewurgd en nadien op de brandstapel gezet, kwestie van zekerheid te hebben. Toch veel doeltreffender lijkt mij dan jarenlang processen voeren zoals wij heden ten dage plegen te doen.
-
in Sint Baafs
Nadat we nog langs een portret van een goede vriend van An passeerden: bisschop Bracq ging het naar de crypte. Daar lag nog een goede bekende van onze gids: bisschop De Kesel. Hij was de man die de bisschoppengalerij leegplunderde om de bisschoppen in de crypte van Sint Baafs te plaatsen. Tot slot toonde An ons nog een aantal recuperatiemonumenten die leden onder de fameuze beeldenstorm.
Jacques Buermans.
Marc Coremans foto’s
Onmetelijk Anneke Haasnoot pleegde volgend gedicht

De wind waait door me heen, ik word karkas
Want meegevoerd worden al mijn organen
Mijn kern resteert, begroet reiger en gras
De horizon, velden, zwanger van granen
Zo licht word ik, zo hol, zo leeg, zo wijd
Zo alles tegelijk, zo ver verleden
Niet langer in elkaar gedrukt door tijd
Maar expanderend in immense vrede
Dat alles door een landelijke bries
Gespreide armen die om stilte vroegen
Ontvankelijk voor vergetelheid, verlies
Wat was dat ook alweer en wat was zwoegen
Hoe heette toch dat zilte ongenoegen
Dat deze luchtstroom van mijn botten blies
Anneke Haasnoot. Indien u meer wenst te vernemen van Anneke Haasnoot:
http://members.lycos.nl/beeldentuin/index.htm
Rectificatie betreft Arnhems kerkoproeren een rechtzetting in verband met dat artikel

Anneke Haasnoot vraagt om volgende rectificatie te publiceren: Het artikel was een soort korte samenvatting, geïnspireerd op een stuk van de heer Cappers.
BRON: W. Cappers. "Wee je gebeente!" Het Arnhemse kerkhofoproer gezien vanuit genderperspectief, 1781-1785". Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis, XXIV (2004) 11-45. Een verkorte versie verscheen als W. Cappers. "Wee je gebeente. Mannen en vrouwen tijdens het Arnhemse kerkhofoproer". Het Uitvaartwezen, (2004-8) 27-29.
Waarvan akte.
Tante Kato ging op reis en ze zag het graf van Peggy Guggenheim een bijdrage van tante Kato

Marguerite (Peggy) Guggenheim * 1898-1979 * Palazzo Venier dei Leoni, Venetië, Italië
Het Palazzo Venier dei Leoni ligt aan het Canal Grande. Enkel de benedenverdieping van dit 18de eeuwse paleis raakte af en in 1949 werd het optrekje gekocht door de excentrieke Peggy Guggenheim. Als een echte dogaressa woonde ze er tot zo’n dertig jaar later haar hart het begaf. Zij liet zich in haar tuin begraven, naast haar 14 lievelingen, haar hondjes.
Wie was Peggy Guggenheim ?
Peggy’s straatarme overgrootvader Simon Meyer Guggenheim verliet Zwitserland in 1847 en emigreerde naar Amerika. Haar grootvader Meyer ging in de metaalindustrie (lood, zilver en kopermijnen) en tegen 1880 was hij dollarmiljonair. Peggy’s vader Benjamin was niet in zee gegaan met een uiterst winstgevende familieonderneming maar ging wel in zee met de Titanic en zo werden in 1912 zijn weduwe en drie dochters de minder rijke tak van de familie. Beter gezegd : zij waren gewone miljonairs. De rest van de familie was multi. In 1921 kwam het enfant terrible naar Europa. Mooi, vrij, intelligent, rebels en financieel zelfstandig. Kortom een vrijgevochten jonge vrouw. Op sentimenteel vlak kwam zij van de enige catastrofe in de andere terecht, beginnend met schilder Laurence Vail. Uit 7 jaar huwelijk hield ze veel blauwe plekken, 2 kinderen en een introductie in het kunstenaarswereldje over. Net vòòr WOII opende ze haar eerste kunstgalerie in London maar in 1941 moest ze Europa ontvluchten voor het oprukkende Nazi-geweld. Datzelfde jaar trouwde ze Max Ernst maar haar tweede huwelijk haalde niet eens het einde van de oorlog. Wél succesvol was haar New Yorkse galerie “Art of this Century” en in het bijzonder haar samenwerking met Jackson Pollock. Zij ontdekte hem, promootte hem en lag aan de basis van zijn roem. In 1946 keerde ze terug naar Europa en kocht ze een Venetiaans palazzo met de breedste gevel van de Canal Grande en één van de grootste tuinen van de stad. Kostprijs toen : 80.000 $. In 1969 schonk zij haar woonst en collectie aan de Solomon R. Guggenheim Foundation New York (genoemd naar haar in 1949 overleden oom) die nog steeds het beheer voert. De schenking vertegenwoordigde een bedrag van 35 miljoen $. Voorwaarde was wel dat de collectie in Venetië moest blijven, behalve als de stad helemaal zou wegzinken. Het museum krijgt jaarlijks meer dan 100.000 bezoekers over de vloer.
De Collezione Peggy Guggenheim is een van de belangrijkste Europese privé-collecties van 20ste eeuwse kunst. Er zijn werken te zien van oa Picasso, Braque, Duchamp, Brancusi, Mondriaan, Chagall, Mirò, Giacometti, Magritte, Dali, Delvaux, Pollock en Max Ernst. Strikt genomen was Peggy geen kunstkenner maar zij wist zich te omringen met de beste adviseurs, die de kunststromingen volgden, de vernieuwingen zagen en wisten wat kwaliteit was. Onder hen ronkende namen als Marcel Duchamp, Sir Herbert Read en Samuel Beckett.
In een rustige hoek van de beeldentuin tussen getrimde klimop en gemillimeterde buxus en onder een eenvoudige deksteen werd de urne van de grande dame begraven. De kleine gedenksteen tegen de muur vermeldt naast “Here rests” alleen haar naam en data. Rechts ervan op een grotere steen onder “Here lie my beloved babies” staan de namen en data van haar Chinese Shih-Tsu terriërs. Aparte vermelding verdienen Pegeen (genoemd naar haar dochter) en Sir Herbert (naar haar grote adviseur).
Tekst : tante Kato
Allerzielen kleine toelichting bij artikel van Louis Van Dyck

Guy Moerman, een nieuw vzw Grafzerkje, wees op een kleine onvolledigheid in het artikel “Allerzielen” van Louis Van Dyck. Daar waar Louis stelde dat er te Lommel uitsluitend Duitse militairen lagen zegde Guy Moerman dat op de begraafplaats van Lommel ook Vlamingen begraven liggen: Vlamingen die gesneuveld zijn in dienst van de bezetter (Vlaamse Wachters, Fabriekswachters,...). De hoeveelheid kan ik niet precies zeggen.
Parkbegraafplaats Schoonselhof “Ik hecht mij of ik sterf”: Piet Vernimmen bespreekt dit tijdschrift van OKV

Ik kreeg hulp vanuit Nederland. Piet Vernimmen, ook genoemd de bovenrivierse penningmeester, las het tijdschrift van Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, jrg. 2004/4. Prijs € 6,20. Ziehier zijn bespreking:
Het laatste nummer van OKV heeft als titel “Ik hecht mij of ik sterf”. Het is in zijn geheel gewijd aan ‘onze’ parkbegraafplaats Schoonselhof. Om maar meteen met de deur in huis te vallen: het is een schitterend nummer geworden! Alle lof voor de inhoud, voor de foto’s en alle lof voor Anne-Mie Havermans, die dit nummer samenstelde. Rennen naar de tijdschriftenverkoop, naar de Antwerpse Stadswinkel of naar het OKV. ! (in dat laatste geval: een e-mailtje naar OKV is handiger) Al op de eerste pagina een prachtfoto, ‘Schoonselhof vanuit de hemel’. In het openingsartikel “Een domein voor de doden”, beschrijft Havermans de geschiedenis van Schoonselhof. In 1784 verbood Jozef II verdere aanleg van begraafplaatsen in de stad Antwerpen. In 1876 sloot het Groenkerkhof en openden Kiel en Stuivenberg de kerkhofpoorten. Toen ook Stuivenberg zelf rond 1875 midden in de woonwijk kwam te liggen, nam Kiel haar plaats als stedelijke begraafplaats over. Veel belangrijke monumenten bracht men naar Kiel over. Maar aan het begin van de 20e eeuw raakte Kiel ook overvol en kocht de Antwerpse gemeenteraad het domein Schoonselhof aan. Niet elke Antwerpenaar was aanvankelijk enthousiast: als het domein een parkbegraafplaats zou worden, zou de schoonheid van het gebied in het geding komen. Janlet & Schmitz, respectievelijk tuinarchitect en interieurarchitect, legden dan ook vooraf hun plannen aan de Antwerpse bevolking voor: concentrische dreven, hagen, diagonale lanen, waterpartijen, kortom “een rustoord vol vrede en schaduw”. In “Kunstenaars vrienden voorbij de dood” laat Anne-Mie Havermans achtereenvolgens Henri de Braekeleer, Guillaume Charlier, Henri Leys, Jaak de Braekeleer, Jules Pecher, Karel Verlat, Evert Larock en Arthur Pierre in één logische rij de grafmonumenten-vrienden-revue passeren. Haar tekst leest als een detective. En passant verrast het artikel de lezer met tal van wetenswaardigheden: de herkomst van de rode letters op het graf van Evert Larock, de twee versies van de Karel Verlat-buste, het bronzen afgietsel op de Bourla-schouwburg. Tot mijn genoegen staat bij het artikel ook een afbeelding van het schilderij “De Onnozele” van Evert Larock, een ontroerend naturalistisch doek, te zien in het Koninklijk Museum Schone Kunsten, Antwerpen. Het artikel “Eigen werk op eigen graf” geeft verschuivingen aan. Niet alleen krijgen beeldhouwers meer aandacht op Schoonselhof, maar voor veel van deze kunstenaarsgraven geldt - en ik citeer Havermans: ”De taal van de traditionele symbolen en attributen is vervangen door de tastbare werken zelf, door beelden en citaten”. Havermans besteedt daarbij uitgebreid aandacht aan Nicole van Goethem, Alfred Ost, Julius de Geyter en Jef van Hoof, Joris Minne, (vervelend dat de foto van die laatste op zijn kop staat afgedrukt). Het artikel eindigt met citaten op de monumenten van Marnix Gijsen en Herman de Coninck. Jammer is dat zij de mooiste tekst, namelijk die van Walschap, niet opneemt. Maar zij maakt het goed bij me door ruim aandacht te besteden aan het monument voor Theodoor Verstraete, een ‘van’ de vzw Grafzerkjesmonumenten. Overigens, ook maakte de al genoemde Charlier een monument voor Verstraete: het kwam vanwege het enorme formaat niet op Schoonselhof terecht, maar in het Stadspark. Dit bijna onnavolgbaar mooi uitgevoerde nummer van Openbaar Kunstbezit Vlaanderen besteedt verder aandacht aan Père Lachaise, Steenhouwersbedrijf Cl. Jonckheer Fils, de vermoorde socialisten Pot en Grijp, de monumenten voor Louis Dousselaere, Leopold de Wael en dat van Ridder Smidt van Gelder. En aan spoken op het kerkhof, funeraire symbolen, de natuur in het park en… aan vzw Grafzerkje! Dit OKV-nummer wordt een collectors item…
Piet Vernimmen
Archiefbeelden Schoonselhof Tante Kato las het boek van Staf Schoeters

Ik kreeg hulp vanuit een onverwachte hoek, Tante Kato besprak voor mij het boek Archiefbeelden Schoonselhof van Staf Schoeters, met foto’s van Bib. 18 €. Tempus Publishing Group Ltd.
Als ik in de stad ben, neem ik geregeld het gratis stadsmagazine voor Antwerpen Zone 03/ mee. Zo ook het nummer van 8 december waarin Jacques Buermans en Staf Schoeters broederlijk verenigd zijn in een Schoonselhof-interview. De eerste -ik noem buurman Jacques altijd de buurman van het Schoonselhof en soms Sjakie van den hoek- hoef ik niemand voor te stellen, de tweede ken ik van enkele thrillers, die ik met plezier gelezen heb. Ik hield vooral van Ochrana (1994), een boek dat zich deels afspeelt in het Antwerpen van de Wereldtentoonstelling van 1885. Aanleiding van het dubbelinterview was het verschijnen van Staf Schoeters’ fotoboek “Archiefbeelden Schoonselhof”.
Toen ik buurman Jacques feliciteerde met het artikel in de 03 vroeg hij schoorvoetend of ik het nieuw verschenen boek wou bespreken. Vlug als kwik als hij is, zat geen uur later een exemplaar in mijn brievenbus. De enige Schoonselhof-boekjes die ik tot nu toe kende waren die van Jean Emile Driessens & Renaud (1993) en uiteraard het gratis wandelgidsje van de Stad Antwerpen (2000). Méér werken zullen binnenkort gepubliceerd worden maar ik was prettig verrast met het exemplaar van Staf Schoeters en Bib. Ik was gecharmeerd door de sepia foto op de omslag, die bracht mij direct in de Allerheiligensfeer uit mijn kindertijd, toen er alleen grote witte (en gele ?) chrysanten bestonden, toen een bloempot nog in gazettenpapier verpakt werd, toen het begin november zeer koud was en men vreesde dat de witte chrysanten ros gingen uitslaan van de vorst. Jammer dat nergens vermeld wordt waar en wanneer die foto genomen werd. Ik heb de krant rond de bloempot met een vergrootglas bestudeerd en kan er hoogstens een Innovation-reklame op veronderstellen. Is het jongetje tussen oma en opa de kleine Staf Schoeters ?
Het fotoboek zelf is niet retro. Het 128 bladzijden tellende werk telt maar liefst 226 foto’s, een serieuze opdracht! Begraafplaatsen zijn een dankbaar onderwerp maar zeer moeilijk in beeld te brengen: nooit zijn de omstandigheden optimaal, altijd valt ergens een schaduw, vaak die van jezelf, een plant woekert, het licht valt verkeerd, andere graven staan in de weg, het graf is te groot, te hoog of te laag, de tekst is niet te lezen, enz... Kortom: de levenden die de grafzerken ontwerpen, bestellen en uitvoeren maken het de fotograaf niet makkelijk. Hoe vaak heb ik, gewone amateur, niet staan vloeken omdat ik het er niet op kreeg. “Archiefbeelden Schoonselhof” is tot nu toe het meest uitgebreide Schoonselhof-fotoboek, de meest complete gids. Het handige, soepele formaat is ideaal voor een rondwandeling. De teksten zijn kort en krachtig. Ik, Kato blijf natuurlijk met honger zitten. Zoals U misschien al weet, bestudeer ik meestal één graf in de diepte (!) en vertel ik honderduit over de mens die er begraven ligt. Volgens mij had iets meer informatie, iets meer biografische gegevens best gemogen. Ook bij hoofdstukken 4 en 5 knort mijn maag: ik had er liever meer perkvermelding bij gezien. En dan nog wat: een personenregister zoals in het gidsje van 1993 is zeer handig.
Over de kwaliteit van foto’s en druk kan en wil ik niet oordelen. Ik zou enkele dingen anders doen: de schattigste kariatiden aller tijden van onze Nicole van Goethem (p. 72) zou ik in close-up brengen. Waarom is het graf van Renier Van Der Velde (p. 50) landschap afgedrukt ipv portret ? Ik mis het graf en de “chocoladeletters” van chocolatier Burie. Maar hoedje af voor het werk van jaren. Dat er lang aan dit fotoboek gewerkt is wordt o.a. geïllustreerd op bladzijde 55 waar men Paul Van Ostayens graf met twee verschillende begroeiingen ziet. Mogelijk is de tekst van Victor Driessens (p. 34) een tijdje geleden geschreven want er wordt nog verwezen naar “thans K.N.S.”. Vermoedelijk dateert de laatste foto van zomer 2004: het pas gedolven graf van Freddy De Vree ligt nog onder de bloemen bedolven. Nooit kan zo’n boek afraken of volledig zijn. De laatste letter is geschreven, de laatste foto is genomen en ziedaar: er wordt een herdenkingsmuur voor uitgestrooiden gebouwd tegenover het crematorium. Zelfs in de dood kan men niet bijblijven.
Tot slot : ik leg de drie foto’s van Ferre Grignards grillige grafsteen naast elkaar en kies voor stadsfotograaf Michel Detobel. Nu wachten op het product van het duo Havermans-De Keyzer.
Tante Kato
Wenen, een must voor funeraire gastronomen artikel over de belangrijkste Weense begraafplaatsen 

Om voor de leden van vzw Grafzerkje, die deelnemen aan de door Rindert Brouwer ingerichte funeraire reis door Duitsland en Oostenrijk, al eens een tipje op te lichten van de sluier, ziehier een verslag dat ik ooit maakte over de prachtige stad Wenen en zijn funeraire schatten.
Wenen, de Oostenrijkse hoofdstad, is een bruisende stad waar ieder wel ruimschoots iets naar zijn gading vindt. Architectonische hoogstandjes van zo'n 130 jaar oud kan men bewonderen langs de 4 kilometer lange Ringstrasse. Met de Hofburg en het kasteel Schönbrunn komt de liefhebber van prachtige paleizen aan zijn trekken. Het Kunsthistorisch Museum met Rubens, Titiaan en de grootste Breughelverzameling ter wereld staat zeker op het verlanglijstje van elke schilderijenamateur. De Spaanse rij-school met zijn prachtige lippizaner-paarden geniet wereldfaam. In de tal-rijke koffiehuizen kan men zich tegoed doen aan Sacher- en andere taartjes. 's Avonds is Wenen een stad die opera en operette hoog in het vaandel draagt maar ook musicals en liederrecitals worden niet vergeten. Zoals U ziet voor elk wat wils. Ook de liefhebber van grafkunst en begraafplaatsen wordt hier verwend.
Een overzicht.
Habsburgers: her en der te bewonderen
In de Kaisersgruft onder de Kapucijner-kerk, kregen de lichamen van drie eeuwen Habsburgers een laatste rust-plaats toebedeeld. Te beginnen bij de stichters van de crypte, keizerin Anna en keizer Matthias, vindt men hier sarcofagen van niet minder dan 146 personen, waaronder 12 keizers en 17 keizerinnen. Blikvangers zijn hier in de eerste plaats de bronzen graftombes, van de hand van Balthazar Moll, bestemd voor keizer Karel VI (1685-1740) en keizerin Elisabeth Christine (1691-1750).
Van dezelfde kunstenaar is het mausoleum, met dubbelsarcofaag, voor keizerin Maria Theresia (1717-1780) en haar gemaal Franz I (1708-1765). Keizer Franz Joseph I (1830-1916 en zijn echtgenote Elisabeth (1837-1898) - wie kent haar niet van de Sissi-verfilmingen - en hun zoon Rudolph, tragisch aan zijn eind gekomen in Mayerling, genieten veruit de meeste belangstelling.
In de Augustijnerkerk vindt men het marmeren grafmonument voor Marie Christine (1798), een werk van beeld-houwer Antonio Canova. Met wat geluk kan men de Herzgruft bezoeken. Achter een zware ijzeren deur ontwaart men 54 urnen met de harten van 9 keizers, 8 keizerinnen, 1 koning, 1 koningin, 14 aartshertogen, 14 aartshertoginnen en 2 hertogen. Deze van keizer Matthias is uit goud, de rest uit zilver. Eén beker valt op door zijn grootte: hij bevat dan ook de harten van de zelfs in de dood onaf-scheidelijke keizerin Maria Theresia en keizer Franz I. In de naastgelegen Sint-Joriskapel kan men de cenotaaf van keizer Leopold II en enkele prachtige graftombes bewonderen. In de cata-comben van de Stephansdom zijn er resten van een knekelhuis en een oude begraafplaats. Tevens vindt men in de Herzogsgruft koperen urnen met de ingewanden van de Habsburgse vorsten. Daarnaast telt Wenen nog enkele cryp-ten die meestal na eenvoudig verzoek toegankelijk zijn. De Michaelergruft is een bezoek overwaard. De constante temperatuur en een fijne luchtstroom zorgden ervoor dat in een deel van de ondergrondse kapel mummificering plaatsvond. Zo kan men in sommige kisten nog de kledij van de 18de eeuw waarnemen of kan men vaststellen waaraan een hoogzwangere vrouw gestorven is. In deze crypte vindt men ook de sarcofaag van Pietro Metastasio, librettist van de opera’s van Mozart.
Zentralfriedhof: een dodenstad
Naast deze crypten vindt men in Wenen een vijftal begraafplaatsen, opgericht na het verbod van keizer Joseph II om in de omgeving van kerken te begraven. Van begraafplaats Schmelzer blijft weinig meer over en, naast de grafsteen voor componist Josef Haydn, is er op de voormalige Hundsthurmerbegraaf-plaats niets meer te bewonderen. Matsleinsdorf en Währinger zijn nu parken, maar een deel van de oorspronkelijke “gemeentelijke” be-graafplaats bleef behouden en is, na het ophalen van de sleutel, te bezoeken.
Nummer vijf is Sankt Marx, het enige overgebleven Biedermeierkerkhof ter wereld. Een bezoek overwaard. Blik-vanger is hier natuurlijk Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791). De exacte begraafplaats van de componist kon slechts bij benadering vastgesteld wor-den en in 1859 kreeg de plaats een grafmonument. Naar aanleiding van de 100ste verjaardag van zijn overlijden werd dat monument naar het Zentralfriedhof overgebracht. De vrij-gekomen plaats kreeg een naamplaatje en later een treurende engel. Tijdens de tweede wereldoorlog werd alles zwaar beschadigd en in 1950 gerestaureerd door beeldhouwer Joseph Drouot. Naast de beroemde componist vindt men hier nog de originele begraafplaatsen van Josef Strauss, componist, Aloïs Negrelli, ontwikkelaar van de plannen voor de bouw van het Suezkanaal en de laatste rustplaats van de Belgische architect Louis-Joseph Montoyer.
Voor een bezoek aan het Zentralfriedhof dient een geïnteres-seerde bezoeker de nodige tijd uit te trekken. Deze 120- jaar oude dodenstad is de tweede grootste van Europa. Voor een eerste kennis-making volstaat misschien een bezoek aan de eregraven. Perk 32A, links van de hoofdingang, bevat een verzameling grafmonumenten om U tegen te zeggen. Hier zijn de muzikale helden vertegen-woordigd: Ludwig van Beethoven Johannes Brahms, Christoph Willibald Glück, Wolfgang Amadeus Mozart, Franz Schubert, Franz von Suppé en de gehele Straussdynastie. Aan de over-zijde , perk 14A, ligt naast politici, schilders en artsen Theophil Hansen, architect van het Parlement, de Academie en de Beurs begraven. Wat verder liggen de Oostenrijkse presi-denten, voor de Karl Luegerkerk, gebouwd in 1910, en één van de belangrijkste bouwwerken van de Jugendstil. Links van de presidenten een recenter ereperk met de politici Johann Böhm en Bruno Kreisky, de componisten Arnold Schönberg en Robert Stolz en de acteurs Curd Jürgens en Theo Lingen. Tegen de muur, tussen de ingangs-poorten 2 en 3, vindt men nog enkele merkwaardige grafmonumenten. Men ontdekt er het graf van muziekpedagoog Karl Czerny, van Mozart’s tijdgenoot Antonio Salieri en van Adolf Loos, voorvechter van de
nieuwe zakelijkheid in de architectuur. Het Zentralfriedhof heeft eveneens een Joods gedeelte.
Voor elk wat wils
Verder bezit Wenen nog zo’n 50 begraafplaatsen. Een kleine bloemlezing van enkele juweeltjes. In de nabijheid van Schönbrunn ligt Hietzing. Jetty Strauss, de eerste vrouw van de operettekoning, ligt hier. Jugendstil-kunstenaars Gustav Klimt en Kolo Moser vonden hier hun laatste rustplaats in de nabijheid van Otto Wagner, de geniale stadsarchitect, die een prachtig grafmonument kreeg. Componist Alban Berg, danseres Fanny tussen enorme mausolea.
In Grinzing, in de heuvels en tussen de wijngaarden, zijn de grafkapellen van de architecten Johann von Ferstel, bouwheer van de Universiteit en de Votivkerk, Ferdinand Fellner, architect van het Volkstheater en August Siccard van Siccardsburg, die de plannen voor de Opera en het Arsenaal tekende, te bewonderen naast het eenvoudige monument voor componist Gustav Mahler.
Op de Kahlenberg ligt, verscholen in het woud, de stemmige begraafplaats. Het graf van Karoline Traunwieser, zangeres en het mooiste Wienermädel, wordt nog steeds goed onderhouden wat niet kan gezegd worden van het mausoleum voor de familie Finsterle . De Belgische adel is hier vertegenwoordigd door Karl Lamoral de Ligne en zijn gemalin.
In de Seegasse vindt men de oudste Joodse begraafplaats . Na de tweede wereldoorlog werden 280 van de 931 grafstenen geïdentificeerd en weer samengesteld. Ook kan men hier een grafsteen bewonderen met een vis die, volgens de legende, bij zijn dood “schma Jisrael” uitriep en daarom begraven werd.
Denkelijk betreft het hier een deel van een kerkhofbron of van een waterspuwer. Na een tocht doorheen de haven ontdekt men het kerkhof van de naamlozen. Regelmatig spoelden hier drenkelingen aan, die aan de oever van de Donau begraven werden. Na het ophogen van de dam werd, tussen 1900 en 1935, een nieuwe begraafplaats aangelegd. Hier vonden 104 personen – 43 onder hen konden geïdentificeerd worden – een laatste rustplaats.
Begrafenismuseum: een rariteitenkabinet.
Na een telefoontje kan men een bezoek brengen aan het stedelijke begrafenis-museum.
De geschiedenis van het begrafeniswezen wordt hier aanschouwelijk voorgesteld. De conservator toont enkele bijzondere stukken. Wat te zeggen van de kist die, ten tijde van keizer Joseph II, gebruikt werd om hout uit te sparen. De kist klapte, door middel van een handvat, onderaan open, het lijk verdween in de kuil en de kist kon gerecupereerd worden. Na heftige protesten van de bevolking werd het “experiment” al na een half jaar stopgezet. Weners waren enorm beducht om levend begraven te worden. Een demonstratie van een reddings-wekker laat zien hoe, met behulp van een koordje rond de pols van de overledene, bij elk teken van leven een bel in het kantoor van de begrafenis-ondernemer ging rinkelen zodat ingegrepen kon worden. Het museum bezit ook steekmessen, om het hart te doorboren en zo zeker te zijn dat men niet meer tot de levenden behoorde.
Liefhebbers van funeraire kunst, van prachtige begraafplaatsen, van meester-lijk uitgevoerde grafmonumenten komen zeker in deze wereldstad aan hun trekken.
Tekst en foto's : Jacques Buermans
Nog plaatsen beschikbaar.
Bij het ter perse gaan vernam ik van Rindert Brouwer dat er nog plaatsen beschikbaar zijn voor deze reis die doorgaat van zaterdag 27 augustus t/m zaterdag 3 september 2005. Inlichtingen: Rindert Brouwer & Jeannette Goudsmit, tel. 040-2121791, e-mail:
[email protected]
Inschrijvingen: Eskoo Reizen, tel. 0416-282514, fax 0416-696442, e-mail:
[email protected]
Prijs voor een tweepersoonskamer: 749 euro, per persoon. Toeslag voor een eenpersoonskamer: 149 euro. Inclusief: vervoer, hotels en ontbijt, twee diners, reisgids, inkomgelden en een sightseeingtour
Stad gooit waardevolle kunstwerken op vuilnisbelt artikel in De Standaard zet kwaad bloed. Dit zou ik natrappen durven noemen

Bovenstaande titel stond op 11 december in De Standaard. De tip kreeg ik van Guido Buermans. Normaal zou ik zoiets bespreken in de rubriek “Berichten” maar ik vond dit niet kunnen en daarom wil ik er iets meer over kwijt.
Dus “stad, Antwerpen, gooit waardevolle kunstwerken op vuilnisbelt”: Op de begraafplaats Schoonselhof is een engelenbeeld van de kunstenaar Oscar Jespers verdwenen. Volgens de vereniging Openbaar Kunstbezit Vlaanderen (OKV) springt de stad erg nonchalant om met haar funerair erfgoed. ,,De stad gooit waardevolle kunstwerken zomaar op de vuilnisbelt. Die beelden horen nochtans thuis in een museum'', zegt Mark Van Vaeck, de woordvoerder van OKV. ,,Het is niet de eerste keer dat we vaststellen dat er zomaar beelden verdwijnen. Maar met de verwijdering van het beeld van Oscar Jespers heeft de stad de bal toch helemaal misgeslagen'', zegt Van Vaeck. ,,Het beeld behoort tot het waardevol funerair erfgoed van de stad Antwerpen. Maar de stedelijke diensten hebben daar geen flauw benul van. Een decreet van begin dit jaar bepaalt dat de stad of gemeente verantwoordelijk is voor de begraafplaatsen. Maar van het erfgoed op het Schoonselhof bestaat zelfs geen inventaris. Bijgevolg belanden de beelden bij de vervanging van een graf gewoon bij het vuilnis, terwijl ze in een museum thuishoren. Een van kwalijke gevolgen van de afschaffing van de eeuwigdurende concessie.''
Oscar Jespers beeldhouwde drie engelen voor evenveel vrienden die op het Schoonselhof begraven liggen. De bekendste is de Luisterende Engel op het graf van Paul van Ostaijen. Minder gekend maar even groots is het beeld op het graf van Anaïs, de vrouw van Frans Knack, voorzitter van Kunst en Heden. De derde en vernielde engel stond op het graf van Maria Magdalena De Hollander, de in 1941 overleden echtgenote van Gaston Burssens. ,,Het enige dat nu nog aan het beeld herinnert, is een vroege tekening'', zegt Van Vaeck. ,,De stad blundert wel vaker, maar dit gaat voor ons een brug te ver. Het volgende nummer van het OKV, dat volgende week uitkomt, hebben we dan ook helemaal besteed aan het Schoonselhof.''
Volgens Van Vaeck onderhoudt de stad de graven op het beroemde kerkhof ook niet zoals het moet. ,,Mensen die vroeger een grote schenking deden aan de stad of het OCMW, vroegen in ruil om een degelijk onderhoud van hun graf. Maar dat wordt nu vaak verwaarloosd.''
Gevraagd naar het verdwenen beeld, valt de bevoegde schepen Erwin Pairon (Groen!) uit de lucht. ,,Over dit concreet geval weet ik helaas niets. Maar we zijn volop bezig met het inventariseren van de beelden op de verschillende begraafplaatsen. En we kunnen pas een beeld bewaren als het beschermd is door de dienst Monumentenzorg van de Vlaamse regering. In Antwerpen is dat voorlopig enkel voor een deel van het kerkhof in Deurne gebeurd'', besluit Pairon.
Reactie: in het hele artikel staat niet dat de feiten zich afspeelden… 8 jaar geleden. Het grafmonument werd inderdaad afgebroken op 23 april 1997 en dit nadat alle wettelijk noodzakelijke verplichtingen werden nagekomen. Op 29 oktober 1993 werd, aan de ingang van de begraafplaats, de brief van de hand van de toenmalige schepen Bergers aangehangen waarbij nabestaanden op de hoogte gesteld werden dat het grafmonument zou afgebroken worden indien de, van in 1991 verlopen concessie, niet verlengd werd. Ook werd voor het grafmonument op perk V Zuid een plakkaat opgehangen met dezelfde tekst. Intussen deed de administratie het nodige om nabestaanden op te sporen. De enige nabestaande, een broer, bleek intussen zelf overleden te zijn. Natuurlijk betreur ik dat een waardevol monument afgebroken werd maar dit artikel zet de gehele evolutie in gunstige zin die er momenteel heerst tussen personen, zoals vzw Grafzerkje, die het goed menen met de begraafplaats en de administratie én het stadsbestuur op de helling. Indien mijnheer Van Vaeck de prut uit zijn ogen had gehaald tijdens zijn talrijke bezoeken aan de begraafplaats (?) had hij misschien de nodige stappen, 320 frank en het ondertekenen van één overnamepapiertje, kunnen ondernemen om zo dit monument van de ondergang te redden. Als de reporter ene mijnheer “chh”, wekt ook al slaap op, zijn job fatsoenlijk had gedaan en eens nagekeken of de feiten kloppen en zich, zoals hij in “zijn” artikel voorstelt, niet vorige week afspeelden had veel kwaad kunnen vermeden worden. Mijnheer chh gooit alles door mekaar “feiten die meer dan zeven jaar geleden gebeurden en een decreet van dit jaar” worden door hem in één en dezelfde zak geworpen. Natuurlijk weet schepen Pairon niet waarover het gaat. Hij was zelfs niet eens schepen op het moment dat de feiten zich afspeelden. In voetbal noemt men zoiets natrappen en hier wordt heel zwaar getackeld.
Daar kan ik mij nu kwaad in maken. Wij proberen met alle middelen een gunstig klimaat te bewerkstelligen en een onverlaat zoals die mijnheer Van Vaeck die voor het eerst op de begraafplaats Schoonselhof kwam op 1 juni 2004, en ik kan het weten want ik leidde hem daar rond, doet al onze inspanningen te niet.
Gelukkig konden we nog een en ander rechtzetten want donderdagmorgen vroeg de administratie van de begraafplaats mij of ik iets van deze zaak afwist omdat schepen Pairon, tijdens de gemeenteraad, geïnterpelleerd ging worden over dit feit. Ik had mijn “huiswerk” goed gemaakt en kon hen perfect helpen. Zo komt vzw Grafzerkje toch positief uit het gehele verhaal.
Vrijdag kwam “Gust van de cirk”, zoals wij in Antwerpen zeggen voor de dag. De Nieuwe Gazet nam het artikel uit De Standaard woord voor woord over. En zeggen dat ik vijf jaar voor deze krant werkte en dat er toen aangedrongen werd om alles wat geschreven werd “te checken en zelfs te dubbelchecken”.
Gelukkig ging Gazet van Antwerpen van diezelfde vrijdag niet dezelfde toer op. Zij lieten Anne Mie Havermans aan het woord in een artikel “Kunsthistorica luidt de alarmbel over Schoonselhof”. Zij heeft het over het opruimen van grafzerken zonder besef van de historische waarde. Havermans zegt “eigenlijk verklaart de stad de Antwerpse graven vogelvrij. Het begrip “verwaarlozing” staat nergens omschreven”. Zij haalt ook aan dat het opruimen handenvol geld kost, bedrag dat beter besteed kan worden aan inventarisatie en herstel van monumenten. “80% van de Antwerpenaren laat zich cremeren. Uit plaatsgebrek moeten de graven dus niet weg. Baan ruimen omdat de onderhoudsploeg het gras dan gemakkelijker kan afrijden, is wel een flauw argument.” Besluit Anne Mie.
Dat artikel leunt al veel maar aan bij de realiteit dan het sensatieartikel van Van Vaeck. Wat nog maar eens te meer bewijst dat mensen zoals Anne Mie Havermans, Jean Emile Driessens en een aantal leden van de vzw Grafzerkje veel beter geplaatst zijn om de werkelijke toestand onder de ogen van de verantwoordelijken te brengen dan de zogenaamde “specialisten”, gewoonlijk afkomstig van buiten onze stad, die voor het eerst een stap op de begraafplaats zetten en denken dat ze, omwille van een of andere ronkende titel, de wijsheid in pacht hebben.
Jacques Buermans.
Met zijn tijd mee internet, ook op een grafmonument? 

Arthur Polspoel stuurde het volgende door.
Het internetgebeuren heeft nu ook zijn gevolg op grafmonumenten
Tekst en foto : Arthur Polspoel
-
internet?
Voor alle informatie slechts één adres: 

Jacques Buermans
Frieslandstraat 4, bus 6
2660 HOBOKEN
telefoon + antwoordapparaat: 03/829 16 03
(vanuit Nederland 00/32/3/829 16 03)
GSM: 0494/47 37 46.
E-mail: [email protected]
www.grafzerkje.be, voor al uw informatie over vzw Grafzerkje