Nieuwsbrief Nr. 113 - oktober 2019
Zomerzoektocht Oproer over Kontichs kerkhof

Een aantal onder jullie hebben de zomerzoektocht in Kontich en Waarloos ingevuld.
Vooraleer we de antwoorden geven, laten we jullie verder kennismaken met een kleurrijke geschiedenis van de begraafplaats van Kontich. In de inleiding was te lezen dat de nieuwe begraafplaats in gebruik genomen werd in 1913. Dit verliep echter niet zonder slag of stoot. Op basis van de begraafplaatsdossiers van de provincie Antwerpen, welke bewaard worden in het Rijksarchief van Beveren (Archieffonds PAA637), komen we te weten dat het bijna 100 jaar duurde eer de nieuwe dodenakker effectief geopend werd.
Tekst en foto’s: Patrick Van den Nieuwenhof
Het dossier m.b.t. de verplaatsing van het kerkhof rond de kerk wordt geopend net na de Belgische onafhankelijkheid. De gemeente gaat niet in om het kerkhof te verplaatsen naar een plaats (Molenstraat) net buiten de bebouwde kom van de gemeente. In de zittingen van 8/10/1831 en 8/5/1832 gaf de gemeente tegenwind door te stellen dat het kerkhof in de Molenstraat te dicht bij de school gelegen is en dat er nog voldoende plaats is aangezien de parochie Lint, op dat moment nog onderdeel van Kontich, ook een begraafplaats heeft ingericht waardoor daar ongeveer een derde van de bevolking bediend kan worden.
Dertig jaar later, in 1862, komt de vraag opnieuw ter sprake. De Provinciale Commissie voor Openbare Gezondheid stelde de slechte staat van het kerkhof vast. Een tweede maal wordt voorgesteld om het kerkhof op te heffen, opnieuw stuitten ze op een nee van de gemeente. En de gemeente bouwt zelfs een grille rond het kerkhof.
Opnieuw bijna dertig jaar later in 1891 komt het kerkhof opnieuw op de tafel van het gemeentebestuur te liggen. Ditmaal komt de bevolking in actie door een petitie te zenden aan de gouverneur met de uitdrukkelijke vraag om bij de gemeente aan te dringen op een spoedige verplaatsing van het kerkhof.
-
Petitie bevolking en antwoord van de gemeente – Rijksarchief Antwerpen/Beveren, PAA637-119
-
Petitie bevolking en antwoord van de gemeente – Rijksarchief Antwerpen/Beveren, PAA637-119
De 128 ondertekenaars argumenteerden als volgt:
1. Dat het kerkhof tussen de huizen ingesloten is, dat het veel te klein is voor een gemeente van 4.500 inwoners.
2. Dat de veranderingen van 1866 ten gevolgen onzer klachten, met het doel van het kerkhof te vergrooten niet ernstig waren, ingezien men voor de kerk, een klein deel gronds innam, maar terzelfder tijd rond het kerkhof een gelijk gedeelte ontnam, om eenen weg te maken en het te kunnen afsluiten bij middel van eene grillie die tien duizend franken gekost heeft!
3. Dat het algemeen gekend is dat de doodskisten niet op den wettig vereischten afstand kunnen gelegd worden, bij gebreke aan plaats, en dat de begravingen niet kunnen geschieden waar de wet het alleen toelaat.
4. Dat alle de waters der woningen, welke het kerkhof omringen, ongezond zijn, en alsdus sedert jaren door de bevoegde overheid erkend zijn.
5. Dat, wij met de begravingen allen hebben kunnen bestatigen dat de verderfelijke reuken uit de openstaande graven zich verspreiden, voortkomende uit vermelden toestand.
6. Eindelijk, dat er besmettelijke ziekten, die hier de laatste jaren geheerst hebben aan onze aanzienlijke gemeente merkelijk nadeel toegebracht hebben.
Het gemeentebestuur nam deze petitie niet ernstig zoals blijkt uit hun antwoord van 20 november 1891:
1. Dat hooger vermelde petitie op gansch onregelmatige wijze ter ondertekening aangeboden werd, vermits:
a) de Vlaamsche vertaling slechts bij den Franschen tekst gevoegd is nadat deze de handteekens reeds droeg,
b) verschillige personen vreemd aan de gemeente mede onderteekend hebben,
c) vrouwen hunnen handteekening verleend hebben,
d) verschillige personen uit één huis zich tusschen de ondertekenaars bevinden,
e) verschillige personen min of meer verplicht zijn geweest te teekenen,
f) personen geteekend hebben wier men deed geloven dat de petitie hun in naam van zekre invloedrijke personen aangeboden werd
2. dat het kerkhof niet te klein is, daar het slechts na tien à elf jaar rondgegraven is en de graven altijd hunnen wettige diepte en hunnen wettigen afstand hebben, dat daarenboven het getal van 4500 inwoners merkelijk overdreven is, mits een groot deel der bevolking te Linth hare rustplaats heeft
3. dat het water in de nabijheid van het kerkhof voor scheikundige ontleding allerbest bevonden is
4. dat de reuken, die zekere personen in den zomer bij eene begrafenis dachten gewaar te worden, enkel en alleen voortkwamen van de ontsmettingsstoffen, die overvloedig in de graven en in den omtrek ervan gestort werden
5. dat er sedert geruimen tijd strenge maatregelen zijn genomen om de kinderen bij elke begrafenis, die voor de openbare gezondheid gevaar oplevert, van het kerkhof verwijderd te houden
6. dat het in het geheel niet bewezen is, dat de besmettelijke ziekten, die in de gemeente geheerscht hebben, in de nabijheid van het kerkhof ontstaan zijn en daar de meeste slachtoffers gemaakt hebben; aangezien a) de pokziekte verre van de kom der gemeente begonnen is en slechts na verscheidene maanden geheerscht te hebben, één slachtoffer in de nabijheid van het kerkhof gemaakt heeft, b) de krop ontstaan is nogmaals buiten het dorp en ook mar één slachtoffer, en wel het laatste nabij het kerkhof gemaakt heeft
7. dat het overdreven is te beweren dat de typhus vele slachtoffers in de gemeente gemaakt heeft, aangezien deze ziekte van 1 januari 1886 tot 1 october 1891 slechts 4 sterfgevallen veroorzaakt heeft
8. dat het kerkfabriek in ’t geheel niet besloten heeft de kerk te vergrooten en er bijgevolg geen spraak kan zijn dat het kerkhof door vergrooting der kerk zou verkleinen
9. dat het verslag van den heer doktor Humblé over de noodzakelijkheid van het verplaatsen van het kerkhof niet in ernstige aanmerking kan genomen worden, aangezien mijnheer Humblé geen voorzitter maar enkel lid der plaatselijke gezondheidscommissie zijnde van deze noch last noch toelating ontvangen heeft om zijn verslag aan de provinciaal commissie van geneeskunst te doen geworden.
Noch de tussenkomst van de provincie noch die van de Minister van Binnenlandse Zaken brachten de gemeente op andere gedachten. Het dossier loopt opnieuw vast in 1893.
Pas op 28/03/1911 geeft het bestuur van Kontich te kennen dat ze een nieuwe begraafplaats wensen en deze zal geopend worden op de huidige locatie in de Duffelsesteenweg.
-
Overzichtsfoto van de begraafplaats van Kontich
Antwoorden zomerzoektocht Kontich/Waarloos 

Pagina 02:
Antwoord 1 = Doodenhof
Foto A = J.F. Rosseel-Campioni
Foto B = Van Breda-Geerts
Foto C = A. Beliën-Lauriks
Foto D = A. Vuysteke de Laps / Fondateur du Cirque Saratos
Foto E = Oudstrijder
Foto F = Cl. Thibaut-Van den Broeck
Foto G = 21-11-1877 - 25-02-1947
Foto H = De Bruyn uit Duffel
Pagina 03:
Antwoord 2 = 05/04/1943
Antwoord 3 = 19
Antwoord 4 = Als ik in de woestijn zit,
heb ik de kans om te
overleven zolang ik blijf
geloven in de oase.
Pagina 04:
Antwoord 5 = Augustijnen
Antwoord 6 = Maria Horebeke 12/02/1882 – Knokke 06/07/1939
Pagina 05:
Antwoord 7 = 1896-1944
Antwoord 8 = Ere-koster
Antwoord 9 = Eerste directeur van het Vrij Technisch Instituut
Pagina 06:
Antwoord 10 = AVV VVK
Antwoord 11 = A. De Bruyn Kontich
Antwoord 12 = Burgemeester en gemeentesecretaris
Antwoord 13 = Franciscus Lauwers,
Joannes Baptista
Marivoet, Petrus
Clement Vermeeren
Antwoord 14 = Yasmine
Pagina 07:
Foto I = Paul Lambrechts / Maria Hellemans
Foto J = Afgebroken zuil
Foto K = Joannes Franciscus De Schutter
Foto L = De Vocht
Foto M = Joannes Franciscus Rypens
Foto N = Alfons Huygelen
Pagina 08:
Antwoord 15 = 2016
Antwoord 16 = Klooster der Jordaenstraat Antwerpen
Antwoord 17 = Hij verbeurde Goed en bloed Voor Onze Vrijheid
Antwoord 18 = Ferdinand: 1866-1932 - Theophiel: 1872-1942
Antwoord 19 = Della Falllie
Antwoord 20 = J.B. Spruyt
Antwoord 21 = Joseph Spruyt en Maria Catharina De Vocht
Antwoord 22 = 25
Grafzerkje en de schenking van Jaak Nijssen 

Het overkomt je niet elke dag, dat een archief van om en bij de twintig meter aan documentatie,
zomaar aangeboden wordt. En eigenlijk niet zomaar want in de eerste instantie werd er contact opgenomen met Epitaaf, maar omdat deze vereniging zich vooral op het Brusselse gewest toespitst, moesten zij het archief weigeren.
Tekst: Luk Herteleer en Lin Verbeemen - Foto’s: Elza Vandenabeele, Tamara Ingels en Lin Verbeemen
Een leven gewijd aan stenen en gietijzeren graf- en veldkruisen van voor de Franse Revolutie
Een gesprek met Elza Vandenabeele, weduwe van Jaak Nijssen
In de Nieuwsbrief nr. 110 (maart 2019) maakten we al melding van de verwerving van het grafkruisenarchief van Voerenaar Jaak Nijssen (° 1926 - † 2009).
Onderstaande bijdrage geeft fragmenten weer van een interview die drie Grafzerkjes op 10 februari 2019 afnamen met de inmiddels 88-jarige Elza Vandenabeele. Evenals haar man zette Elza zich met hart en ziel in voor de cultuur in Voeren. Het leverde haar in 2014 de cultuurprijs op van de gemeente Voeren. De jury wilde hiermee “haar inzet en haar creativiteit voor de Voerense gemeenschap in de kijker zetten. Dit onder het motto ‘Kennis, vriendschap en waarden doorgeven’. De cultuurprijs beloont dit jaar de onbaatzuchtige inzet, de creativiteit en constante leergierigheid van de laureate. Ook draagt Elza haar steentje bij als vrijwilligster voor senioren en de derde wereld” (uit: Het Belang van Limburg, 20 oktober 2014).
-
Elza Vandenabeele
-
Jaak Nijssen
Onderstaande bijdrage geeft fragmenten weer van een interview die drie Grafzerkjes op 10 februari 2019 afnamen met de inmiddels 88-jarige Elza Vandenabeele. Evenals haar man zette Elza zich met hart en ziel in voor de cultuur in Voeren. Het leverde haar in 2014 de cultuurprijs op van de gemeente Voeren. De jury wilde hiermee “haar inzet en haar creativiteit voor de Voerense gemeenschap in de kijker zetten. Dit onder het motto ‘Kennis, vriendschap en waarden doorgeven’. De cultuurprijs beloont dit jaar de onbaatzuchtige inzet, de creativiteit en constante leergierigheid van de laureate. Ook draagt Elza haar steentje bij als vrijwilligster voor senioren en de derde wereld” (uit: Het Belang van Limburg, 20 oktober 2014).
Hoog tijd dus voor een babbel ten huize van Elza, waar we hartelijk werden ontvangen en wij honderduit vragen mochten stellen.
Mogen we misschien eerst de puntjes op de i zetten? Letterlijk dan? Want tijdens ons onderzoek vonden we de familienaam van Jaak de ene keer geschreven met een lange ij (met twee puntjes, Nijssen dus) en de andere keer geschreven met een ypsilon (Nyssen). Hoe zit dat nu precies?
Dat is inderdaad geen eenvoudige kwestie. Qua uitspraak is er geen discussie: Nijssen of Nyssen wordt altijd met een gerekte ie-klank uitgesproken (Niessen dus). Qua schrijfwijze liggen de kaarten anders. Officieel wordt zijn naam met een y geschreven. Zo staat het immers in zijn geboorteakte van 1926. Maar de familienaam van zijn broer en voorvaders is met een lange ij geschreven! Uiteindelijk werd afgesproken dat Jaak alleen zijn (talrijke) geschiedkundige publicaties zou ondertekenen met Nijssen (met lange ij). In elke andere context schreef hij zijn naam met Nyssen (met ypsilon). En zo gebeurde het dat, wanneer vader Jaak en zoon Jan samen een wetenschappelijk artikel schreven, de vader ondertekende met Nijssen en de zoon met Nyssen. Behoorlijk verwarrend voor een buitenstaander!
Wat kan u vertellen over Jaaks vroegste jeugd en zijn eerste schooljaren?
Jaak zag het levenslicht in Welkenraedt, meer bepaald in het gehucht Hendrikkapelle. Toen hij drie jaar was, verhuisde hij naar het gehucht De Plank, hier in Voeren. In de herinnering van mijn man wist hij niets over Welkenraedt. In zijn gedacht heeft hij altijd hier in Voeren gewoond. Zijn ouders waren trouwens afkomstig van Voeren.
Jaak was nog geen zes jaar, toen hij intern gezet werd in Tongeren. Een soort internaat in feite. Toen hebben de Zusters hem in het gemengde 1ste en 2de leerjaar gezet. Jaak had enorm slechte herinneringen aan deze eerste schooltijd. Vanaf het 3de leerjaar ging hij naar het klein college, d.i. de lagere school van het college van Tongeren. Hoopte zijn vader misschien een beetje dat er uit Jaak een priester zou groeien wanneer hij bij de nonnen les zou krijgen?
Het was in die tijd (vlak vóór de Tweede Wereldoorlog) niet evident dat een boerenzoon na zijn 12de levensjaar kon verder studeren. Dat lukte Jaak wel. Kan u daar wat over vertellen?
De ouders van Jaak hadden een boerderij. Het kwam Jaak goed uit dat zijn jongere enige broer graag boerde en dus de boerderij wilde overnemen. Zo kreeg Jaak de kans om verder te studeren. Maar ook pastoor Veltmans van de parochie Sint-Martens-Voeren, die in Jaak een begaafde leerling zag, heeft een grote rol gespeeld in de verderzetting van Jaaks studies.
Omdat Jaak een paar jaar werd thuisgehouden op de boerderij, kwam hij pas op 20-jarige leeftijd met succes uit de retorica. Hij was dus een schitterend student. In tegenstelling tot zijn Voerense leeftijdsgenoten wilde Jaak in Voeren blijven wonen. Hij wilde daarom iets studeren waarmee hij ter plaatse werk kon vinden. Dat heeft zijn studiekeuze voor veearts beïnvloed.
Wanneer en hoe kreeg Jaak belangstelling voor grafkruisen?
Ook hier heeft pastoor Veltmans een beslissende rol gespeeld. Want op een mooie dag in 1946 ontving hij op zijn pastorie de heer Belonje uit Alkmaar. Deze laatste was een autoriteit op het gebied van de heraldiek en de geschiedenis van grafmonumenten. Belonje was bezig met het optekenen van grafschriften in het Nederlandse Limburg en hij vond dat hij dit werk verder moest doortrekken in Belgisch Limburg en Voeren dat in 1963 werd overgeheveld van de provincie Luik naar de Nederlandstalige provincie Limburg. Belonje vroeg daarom medewerking aan pastoor Veltmans. Op zijn beurt vroeg pastoor Veltmans tijdens een vakantie aan Jaak of hij eens alle teksten van alle kerkhoven in de buurt wilde optekenen.
Het noteren van grafschriften en het tekenen van grafsymbolen door Jaak moet blijkbaar bij Belonje in de smaak zijn gevallen, want deze laatste nodigde Jaak uit voor een tegenbezoek in Alkmaar. Jaak was hierdoor erg vereerd. Zijn passie voor kerkhoven en grafkruisen was hiermee gelegd.
Had Jaak een ‘lievelingskerkhof’ of waren er kerkhoven waarvoor hij een bijzondere belangstelling koesterde?
Het kerkhof van Sint-Martens-Voeren kende hij natuurlijk het beste. De kerkhoven van Homburg en Montzen in de onmiddellijke buurt vond hij eveneens zeer interessant.
Het kerkhof van Vreren (Tongeren) van vóór de gemeentefusie van 1977 lag Jaak ook nauw aan het hart. Dit gebeurde eerder toevallig. In 1956 was ik daar bij de begrafenis van een bekende. De overledene werd begraven bij een oud kruis dat ongewijzigd bleef staan. We ontdekten dat het een eeuwenoud gebruik betrof. Alle oude kruisen behielden namelijk hun plaats. Aan dit kerkhof was m.a.w. iets heel bijzonders: vanaf de 16de eeuw tot einde 18de eeuw bleven de stenen kruisen er op dezelfde plaats staan. Elk perceel (inclusief graf) was er verbonden met een welbepaalde woning. Alle overledenen van die woning werden sinds de 16de eeuw op diezelfde plaats begraven. De plaats van het graf was dus niet gebonden aan de familie, maar aan het huis. Deze traditie verdween plots na de gemeentefusie van 1977. Het kerkhof van Vreren volgde sindsdien de officiële wetgeving op begraafplaatsen.
Op een bepaald moment, ik weet niet precies hoe, kreeg Jaak belangstelling voor gietijzeren kruisen, mogelijk na de ontdekking van een kerkhof met veel gietijzeren kruisen, gelegen bij een kapelletje aan de rand van Sint-Truiden. Jaak wilde meer te weten komen van hoe deze gietijzeren kruisen werden gemaakt. Hij kwam in contact met mensen die in het zwart gietijzeren voorwerpen zoals wafelijzers, kruisen… maakten.
Van gietijzeren kruisen gesproken. De gemeente Voeren heeft een aantal gietijzeren kruisen op het mooie kerkhof van Moelingen opgeknapt en tegen de kerkhofmuur opgehangen. Als een lapidarium ( = vraag van Tamara)? Neen, antwoordde Elza, toch geen gietijzeren kruisen in een lapidarium? In een ferrenarium dan maar? Moeten we onthouden! ( = repliek van Tamara).
Elza, we bedanken u enorm voor de gastvrijheid en het aangename gesprek over Jaak. Zijn archief is bij ons in de vereniging in veilige handen.
Bijkomende info
Met dank aan Elza Vandenabeele voor nalezing van dit artikel en haar opbouwende opmerkingen.
Na de oorlog werd Hendrikkapelle verfranst tot Henri-Chapelle. Sinds de gemeentefusie van 1977 maakt Henri-Chapelle deel uit van de gemeente Welkenraedt.
Pastoor Hendrik Veltmans (° Mopertingen 1866 - † 1954 Sint-Gravenvoeren) was een bekend Vlaamsgezind priester uit de Voerstreek. Hij werd in 1921 door bisschop Rutten (bisdom Luik) benoemd tot pastoor van de parochie Sint-Martens-Voeren.
Jan Belonje (° Alkmaar 1899 - † Leiden 1996) was een Nederlands bestuurder, bankier en historicus. Hij heeft zowat 1000 publicaties op zijn naam staan m.b.t. genealogie, heraldiek, kerkelijke en lokale geschiedenis… In het bijzonder schreef hij over kastelen en adellijke huizen, grafstenen en grafzerken en vestingwerken.
De dorpskernen van Homburg en Montzen maken vandaag deel uit van de gemeente Blieberg in de provincie Luik, gelegen niet ver van de gemeente Voeren.
Wie was Jaak Nijssen
° 1926 in Hendrik-Kapelle (Welkenraedt)
† 2009 in Tongeren
Als klein jongentje verhuisde hij samen met zijn familie naar Sint-Martens-Voeren waar zij een boerderij voor 9 jaar pachtten.
Omdat hij van zijn geboortedorp of vroege jeugdjaren niets herinnerde voelde Jaak zich een leven lang een geboren en getogen Voerenaar.
Zijn eerste leerjaren bracht hij op internaat door in het klein college van Tongeren bij de Zusters.
Later kreeg hij de kans gedurende een jaar te studeren aan het franstalige College Royale in Herve, een van de colleges gesticht door Maria-Theresia.
Noodgedwongen moest hij daarna twee jaar thuis op de boerderij meehelpen, terwijl hij zijn 8ste leerjaar in de dorpsschool in die periode kon afmaken.
Door toedoen van de Vlaamse pastoor Veltmans - deze vond dat Jaak duidelijk meer in zijn mars had dan te gaan boeren - kreeg Jaak de kans om terug naar het college van Tongeren te gaan studeren ( 5 jaar). Later zou Jaak zeggen dat hij een product van Veltmans was.
Het was ook deze pastoor die hem aanzette om op begraafplaatsen in de omgeving Vlaamse teksten te gaan noteren waardoor zijn interesse voor grafkruisen ontstond.
Na zijn studies aan de KUL en de Gentse Rijksuniversiteit begon hij een plattelands dierenartsenpraktijk met eigen apotheek, welke hij na 12 jaar moest sluiten vanwege de oplaaiende taalstrijd in Voeren.
In 1968 vond hij werk in Duitsland, eerst in Stolberg bij Aken en later in Keulen.
In 1981 ging Jaak nog Wetenschappelijke Computerwetenschappen in Diepenbeek studeren.
Hij was niet alleen medestichter van het Actiecomité Voerstreek bij Limburg maar was ook de drijvende kracht van de plaatselijke heemkundige kring.
In 1956 huwde hij met Elza Vandenabeele en ze kregen samen 7 kinderen.
Jaak Nyssen : laatste rustplaats
Jaak Nyssen had aangegeven zijn lichaam ter beschikking te stellen van de wetenschap. Zo kreeg hij na de wetenschap een laatste rustplaats op het anatomieperk van Leuven
-
Anatomieperk
-
zerk Jaak Nyssen
Funeraire symboliek: Deur en drempel 

Een foto van kunstenaar Walter Brems:
Deuren, poorten, drempels en andere doorgangen op grafmonumenten staan symbool voor de overtocht tussen de wereld der levenden en die van de doden. “Een figuur op een drempel of voor een al of niet op een kier staande deur behoort tot beide werelden, de onvermijdelijke scheiding door de deur wordt hierdoor ontkend” (M.Celis). In het oude Egypte werd er een deuropening in de tombe gebouwd waarbij de geest (of ziel) zich vrij kon bewegen en in het Jodendom werd de dood als een deur naar Sheol (de onderwereld) aangeduid. Ook zou het vroeger in Angelsaksische landen een traditie of volksgebruik geweest zijn om de deuren van de huizen te openen wanneer er iemand stierf, ook hier om de doorgang van ‘de ziel’ te vereenvoudigen. Connotaties met de Romeinse godenwereld vinden we onder andere bij de dubbelhoofdige Ianus (Janus, waar de maand januari naar vernoemd werd), Janus, de god van deuren en poorten, van begin en overgangen (wat januari ook is)...
www.walterbrems.be
De drempel naar het hiernamaals - Detail van het ‘Christinendenkmal’ - grafmonument voor Maria Christina van Oostenrijk (1805) door Antonio Canova - Augustinerkirche Wenen, Oostenrijk.
Twee calvaries beschermd in de Vlaamse Rand 

Op 20 mei 2019 ondertekende minister Bourgeois de definitieve bescherming van twee calvaries.
De nieuwe monumenten liggen in de Vlaamse Rand rond Brussel, meer bepaald in Asse en Wemmel.
We stellen beide calvaries graag voor.
Tekst en foto’s: Joeri Mertens
Asse
-
-
Calvarieberg op de begraafplaats van Asse aan de Mellemseweg
De calvarie en de lijnaanplanting van geschoren taxus en hulst op de begraafplaats in Asse zijn beschermd omwille van de historische, architecturale, ruimtelijk structurerende, volkskundige en artistieke waarde. De begraafplaats is gelegen langs de Mollemseweg in Asse.
De begraafplaats is aangelegd, net buiten de dorpskern van Asse, kort na de Tweede Wereldoorlog. De opzet van de begraafplaats ademt nog de sfeer van het Interbellum toen de formele aanleg, gebaseerd op de 17de- en 18de-eeuwse tuinontwerpen, terug populair werd. Aan de straatzijde is de begraafplaats afgesloten door een haag, geflankeerd door een reeks geschoren hulststruiken op stam aan de zijde van de begraafplaats. De formele padenstructuur wordt geflankeerd door taxus- en hulststruiken tot vier meter hoog. Beide plantensoorten worden reeds eeuwen op begraafplaatsen aangebracht en getuigen van het eeuwenoude volksgeloof dat aan beide plantensoorten wordt toegedicht: bescherming, eeuwigheid, dood en wederopstanding.
Het focuspunt van de begraafplaats is de calvarie die in de uiterste hoek van de begraafplaats staat. De ontwerper is Antoon Van Parys uit Deinze. Hij is één van de laatste grote funeraire beeldhouwers in Vlaanderen.
Antonius Franciscus August Van Parys werd op 26 april 1884 in Deinze geboren. In 1906 vervaardigde hij zijn eerste geveldecoratie en in 1907 zijn eerste grafteken (Lagrange, Deinze). Het gezin Van Parys woonde achtereenvolgens in Gent, Petegem en Deinze. In zijn geboortestad bouwde hij een atelier. Van Parys had geen leerlingen. Enkel zoon Luc werkte mee in het atelier.
Antoon van Parys heeft een uitgesproken eigen artistieke stijl die omschreven wordt als ‘mystiek’ en die bestaat uit een mengeling van symbolisme en expressionisme. Het werk van Antoon Van Parys wordt door zijn schoondochter Jo Evrard getypeerd als “Het zijn enerzijds zuivere mystieke werken van het gaafste allooi, ontdaan van bijkomstigheden, sober en architecturaal, monumentaal en groots ondanks de gewone afmetingen, en het zijn anderzijds “speelse” werken waarin hij zich “amuseert”. Antoon Van Parys was inderdaad een meester in het vatten, het weergeven, het vastleggen van bepaalde type’s uit onze maatschappij […] Een gebaar, een blik, gans hun houding geven gestalte aan karaktertrekken die eigen zijn aan bepaalde figuren […] deze beeldhouwwerken zijn de cristallisatie van psychologisch doorzicht en filtratie van het essentiële dat elk type merkt.”
Van Parys zegt geïnspireerd te zijn door onder andere Georges Minne en Constant Meunier. In zijn funeraire werk overheersen gevoelens als lijden, verdriet, verstilling en meditatie, waarbij hoofden en handen de sprekende elementen zijn.
Het thema van de ‘Christus met de hangende handen’ inspireert Antoon van Parys zijn hele leven voor zowel grafsculptuur als volplastiek. Elke keer brengt hij kleine veranderingen aan zodat geen enkel ontwerp identiek is. Een eerste exemplaar bevindt zich op het grafteken van de familie Boudrie-Callant uit 1927 (begraafplaats Deinze centrum). In 1940-1942 maakt Van Parys een houten exemplaar van de Christus voor de Sint-Antoniuskerk van Meulebeke. Omstreeks 1945 werd het ongedateerde exemplaar in brons op de begraafplaats van Asse geplaatst. De lijdende Christus aan het kruis veruiterlijkt het fysieke lijden en de overgave, de opgave. Het is geen triomfantelijke Christus maar een lijdende mens die in zich, dankzij de stilering, de goddelijke belofte van de redding draagt. De calvarie is gesigneerd Antoon Van Parys in het voor hem typerende handschrift. Het is mogelijk dat zoon Luc Van Parys de creatie uitvoerde.
Wemmel
-
alvarie van de Wemmelse begraafplaats, gelegen aan de G. Van Campenhoutstraat
-
De calvarie op de begraafplaats van Wemmel is beschermd omwille van de historische, ruimtelijk-structurerende, volkskundige en artistieke waarde. De begraafplaats is gelegen aan de G. Van Campenhoutstraat in Wemmel.
In 1929 schonk de lokale bevolking de calvarie ter gelegenheid van de inrichting van de nieuwe begraafplaats door de gemeente in 1923-1931. Jammer genoeg zijn er geen gegevens bekend over de schenking, ontwerper of producent van de calvarie. Omheen de calvarie lagen volgens een plan uit 1958 de graven van ‘1ste klasse’.
De constructie bestaat uit een natuurstenen onderbouw met familiegraven waarboven zich het metalen kruis opricht. De twaalfhoekige natuurstenen onderbouw met soufflets is opgetrokken uit hardstenen plantenbakken, een hellende granieten zerk, alternerend in grijze en roze graniet en een kroonlijst in hardsteen. De kroonlijst doet dienst als sokkel voor het metalen kruis. Op de grafzerken staan de namen van de overledenen in koperen letters.
De calvarie zelf bestaat uit een sokkel, een voet en een kruis. Hij is belegd met platen in een koperlegering (groene patina). Op de sokkel staan de twaalf apostelen afgebeeld in een laat-neogotische vormentaal. Ze werden gehamerd in metalen platen en zijn herkenbaar aan hun traditionele attributen. De heiligen werden van elkaar gescheiden door vrijstaande metalen zuiltjes. Die zuiltjes hebben zeshoekige basementen en zijn bekroond met composietkapitelen. Een hellend metalen dak dekt de sokkel af.
Het kruis heeft een zeskantige voet die enkel aan de voor- en zijkanten gedecoreerd is. Aan de voorzijde zit een verdiepte tekstplaat met het opschrift ‘Gift/ van de/ inwoners/ 1929’. De voet heeft onder- en bovenaan een samengestelde lijst met bovenaan een opvallend meanderend motief. De voet is aan de voorzijde afgewerkt met acanthusbladeren.
Het kruis heeft verdiepte vlakken die ter hoogte van de armen en de top uitlopen in vierlobben en Franse lelies. In de vierlobben zijn de symbolen van drie evangelisten en een banderol met hun namen aangebracht: de adelaar met ‘St Johannes’, de gevleugelde stier met ‘St Lucas’ en in de top een engel met ‘St Matheus’.
Op het kruis werd een gedetailleerd afgewerkte driedimensionale Christusfiguur bevestigd. Het gaat om een traditioneel vormgegeven figuur met een lendendoek, gespreide armen, het hoofd met doornenkroon licht naar links gebogen en beide voeten op een sokkeltje. Achter de Christusfiguur, op de kruising van de armen, zit een aureool met omlopende lijst en een ingeschreven vierlob. Boven de figuur hangt een banderol met het opschrift INRI. In de oksels van het kruis bleven bovenaan links en rechts stralenkransen bewaard.
De soufflets en de voet van het kruis refereren in hun vormentaal, de twaalfhoek, het kwalitatieve materiaalgebruik en de naar de klassieke oudheid verwijzende zuiltjes, aan de art deco. Het kruis en de afbeelding van de apostelen zijn uitgevoerd in neogotische stijl met typische plooivallen van kledij, Franse lelies, vierlobben, enzovoort.
Info
Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/23002/101.1, De calvarie en de lijnaanplanting van geschoren taxus en hulst op de begraafplaats in Asse
(MERTENS J. 2018) EVRARD J. 1995:
Beeldhouwers Antoon en Luc Van Parys Hun leven en werk, Deinze, CASSIMAN P., EVRARD J. & CASSIMAN K. 1995 :
Twee generaties beeldhouwers Antoon en Luc Van Parys, Deinze, VAN DEN ABEELE M. 2009:
De graf- en oorlogsmonumenten van Antoon Van Parys (onuitgegeven masterscriptie UGent), 42-44.
CASSIMAN P., EVRARD J. & CASSIMAN K. 1995 :
Twee generaties beeldhouwers Antoon en Luc Van Parys, Deinze, Informatie verstrekt door E. Van Den Abeele op 12 juli 2018.
Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/23103/108.1, De calvarie met de aanpalende graftombes (MERTENS J. 2018).
Het soufflet is een grafteken met een hoogteverschil tussen het hoofd- en het voeteinde. Het werd ontwikkeld door de marmerbewerkers Antoine en Emile Beernaert uit Elsene. Het heeft meestal een hardstenen basis en een granieten top. Het soufflet kan gecombineerd worden met stèle, zuil of obelisk.
HUWART A. s.d.: De begraafplaats van Elsene Een stad in het klein, Elsene, 14.
...toevallig kregen we onderstaande foto door Jef De Mey toegestuurd! 

Dit monumentaal kruis is gelegen op de centrale weg op begraafpark Steytelinck (Wilrijk).
Het is van de hand van Gaston Pierre en werd in 1952, één jaar na de inhuldiging van de begraafplaats, hier geplaatst.
Vakantiefoto’s en verhalen Zweden

Inspirerende vakantie: Grafheuvel nabij Höör
Van eind juli tot half augustus waren we op rondreis door Zweden. Het was onze kennismaking met het land: een, wat je noemt, inspirerende vakantie.
Tekst en foto’s: Simone Snakenborg
Ronduit magisch was het om in de zuidelijke provincie Skåne nabij Höör uit de auto te stappen en gewoon langs de kant van de weg een minstens 3500 jaar oude grafheuvel te kunnen betreden. In Zuid Zweden zijn veel grafheuvels en losse herdenkingsstenen. Ze liggen langs de weg, in vergeten bosjes of aan randen van dorpen. Ook zijn er imposante steencirkels gelegen op grote velden. Net zoals in Ierland dood en leven naast elkaar blijven bestaan, zo leeft ook hier de dood voort. In Nederland zou de grond al lang zijn omgespit en opnieuw benut.
De stenen staan in groepjes bij elkaar: soms in een cirkel en soms op een willekeurige manier verbonden aan elkaar. Duidelijk voelbaar is dat hier een gemeenschap is (geweest) van mensen die bij elkaar hoorden en een spoor in de tijd hebben achtergelaten.
-
Steencirkel, zomaar langs de kant van de weg
De Stenen van Ale
Bekend in Zweden zijn de Stenen van Ale; een grote steencirkel nabij Kåseberga. De meeste steencirkels in Skåne hebben een scheepsvorm en worden over het algemeen gedateerd in de brons- of ijzertijd. Ze worden beschouwd als grafmonumenten, waarbij het schip de overledene hielp om zijn reis naar het dodenrijk te maken. Onderzoekers doen hun best om een verband te zoeken met de opkomst en ondergang van hemellichamen. In sommige gevallen is er een relatie tussen een cirkel en een nabijgelegen grafheuvel.
-
Een ‘scheepsvormige’ steen
Vakantiefoto’s en verhalen Slovenië

Ljubljana begraafplaats, kortweg “Zale”
Tekst en foto’s: Eline Verhelst
De Centrale Begraafplaats van Žale, vaak eenvoudigweg Žale, is de grootste en de centrale begraafplaats in Ljubljana (Slovenië). Met een monumentale arcade met wit marmeren zuilen als inkom. Deze poort symboliseert de overgang tussen onze wereld naar de dodenwereld (architect: Joze Plecnik). Aan deze ingang bevindt zich een kaarsenautomaat, waar je allerlei gekleurde kaarsen kan kopen.
Op deze begraafplaats wordt vooral gebruik gemaakt van getrommelde stenen en witte keitjes. Aansluitend aan het begraafplaats bevindt zich een park met “herdenkingskunst”.
Vakantiefoto’s en verhalen Zuid-Frankrijk

Een poortje naar de hemel
September 2018. Frankrijk, Garrigues.
Op de laatste dag van onze vakantie vertelde de B&B-uitbaatster over een mooi oud kerkhofje dat aan de rand van het dorp lag. Onze koffers waren al gepakt dus van langs gaan was geen sprake meer! De interesse was echter getriggerd.
Tekst en foto’s: Joeri Mertens
Nu geen paniek! De Garrigues, Zuid-Frankrijk, net boven Nîmes is een heel mooie heuvelachtige streek bebost met steeneiken, amandelboomgaarden en wijngaarden. Ertussen liggen charmante dorpjes en stadjes verscholen die een bezoek verdienen. De B&B was een meevaller dus terugkeren zou geen straf zijn.
September 2019. Frankrijk, Garrigues.
Dit jaar staat het verlaten kerkhof van Le Bouquet dus hoog op de to-do lijst. Meteen de eerste ochtend daarheen. Onze stoutste verwachtingen zijn overtroffen.
Een beetje afgelegen buiten het kleine dorp, langs een onverharde weg zien we een laag muurtje en een met klimop begroeid poortje. Naast de ruïne van de voormalige kerk en de priorij van Saint-Martin liggen de resten van het oude kerkhof. De laatste begraving dateert uit 1926. Een jaar later is het kerkhof verlaten. Niets werd de laatste 100 jaar nog aangepast. De natuur gaat er zijn gang en de tijd neemt het over. De priorij vervalt verder tot ruïne, de muren verouderen en bomen groeien naar de hemel.
Het resultaat is een ongelooflijk rustige plek met het geluid van krekels en het wuivende gras. Een wilde tuin waar in de lente de irissen bloeien en in september de droge grashalmen de late zomer laten overgaan in de vroege herfst. De zon warmt in de ochtendkoelte de grafstenen op. Salamanders genieten er van een zonnebad. De resterende grafstenen, schots en scheef gezakt, dragen nog de namen van zij die er rusten. Zo stel ik me dus de eeuwige Elizeese velden voor.
‘L’ Ancien cimetière de Bouquet’ is een site die terecht op de website van de gemeente vermeld wordt onder het hoofdstukje ‘patrimoine’. Als u ooit in de buurt van Nîmes en Uzes bent, rijdt u dan even langs. Het kerkhofje staat niet in de Guide Michelin, is niet aangeduid met een wegwijzer maar is voor Grafzerkjes een kleine schat die zeker een ‘vaut le détour’ waard is.
Als ik sterf mag je mijn as op het oude kerkhofje van Le Bouquet uitstrooien en mijn naam vergeten, ik zal er eeuwig gelukkig zijn daar achter dat poortje naar de hemel.
Nederland Natuurbegraafplaats in Weverslo

Bestuurslid Brigitte Schorrewegen passeerde tijdens de vakantie deze schitterende begraafplaats en was onder de indruk van de sereniteit.
Een Armeense funeraire gedenksteen: chatsjkar In de Antwerpse kathedraal van de Seefhoek, de Sint-Willibrorduskerk, is een merkwaardige grafsteen ondergebracht: een khachkar.

Tekst en foto’s: Stefan Crick
Deze neogotische kerk aan de Kerkstraat in Antwerpen werd in 1887-1891 opgetrokken, naar een ontwerp van architect Leonard Blomme. De nieuwe parochiekerk verving een 17de-eeuwse kerk, die te klein was geworden. Het interieur, met omlopend triforium, bevat tal van kunstwerken: een 15de-eeuws beeld van O.L.V. met de Druiventros, een schilderij uit 1630-, voorstellende de H. Familie van P.P. Rubens- votiefschilderijen, en glasramen.
De kerk werd in 1976 beschermd als monument.
Armeens grafmonument
Niet alleen het schilderij van Rubens vestigde mijn aandacht maar wel die opvallende rechtstaande steen.
Enig speurwerk leidde mij tot de vaststelling dat de Antwerpse Armeense gemeenschap van deze parochiekerk gebruik maakt voor het organiseren van hun erediensten. Via die Armeense steen in de linkerzijbeuk vond ik een pamfletje met een korte omschrijving van dit funerair relict. Het betreft hier een Armeense chatsjkar, geschreven khachkar, letterlijk: kruissteen. Het is dan ook een typisch traditionele Armeense gedenksteen. Digitaal bronnenmateriaal bezorgden de nodige informatie over dit voor ons toch vreemd grafmonument. Want dat blijkt het uiteindelijk te zijn.
Wat is een Khachkar
Khachkars zijn openluchtstèles uit steen gehouwen door ambachtslieden in Armenië of gemeenschappen in de Armeense diaspora. Ze fungeren als een centraal punt voor de eredienst. Zoals gedenkstenen en relikwieën faciliteren ze de communicatie tussen het seculiere en het goddelijke.
De khachkars zijn twee meter hoge stèles, een staande tufsteen gegraveerd en gedecoreerd met rozetten, vlechtwerk en florale motieven zoals bladeren, granaatappels en druiven. Centraal op de chatsjkar staat een kruis, soms getopt door een zonneschijf of wiel. De hele decoratie is symmetrisch aangebracht. De khachkar wordt gemaakt uit de lokale steen (tufa) en bewerkt met beitels, scherpe pennen en hamers.
Opvallend zijn de twee grote naar mekaar gewende mysterieuze vogels.
De khachkar is niet alleen een funeraire gedenksteen maar wordt ook gebruikt ter herinnering aan een geboorte of een huwelijk. Dit volgens père Zadik Avedikian die ik hierover raadpleegde.
De eerste khachkars werden na de bevrijding van de Arabische overheersing in de 9de eeuw opgericht. De oudste uit 879 verwijst naar ene koningin Katranide.
Het gebruik van deze gedenkstenen kende zijn hoogtepunt tussen de 12de en de 14de eeuw. Tijdens de Mongoolse overheersing verzwakte de esthetische uitstraling van de motieven. Tijdens de korte revival in de 16de en 17de eeuw kon het 14de-eeuwse artistieke hoogtepunt niet bereikt worden.
Momenteel zijn er in Armenië ruim 40.000 khachkars gekend. Een deel is in het Historisch Museum van de hoofdstad Jerevan ondergebracht.
De grootste nog bestaande chatsjkars zijn te vinden op de begraafplaats ten westen van het Sevanmeer.
Tussen 1998 en 2005 werden duizenden van deze gedenkstenen vernield door de Azerbeidzjanen.
De digitale reissnelwegen leiden ons naar verschillende Armeense begraafplaatsen
De Begraafplaats in Nakhichevan ligt niet op het grondgebied van Armenië aangezien het deel ging uitmaken van het buurland., Doordat er nog oude foto’s beschikbaar zijn, is het momenteel mogelijk de khachkars correct te restaureren.
Noratus is de tweede grootste khachkar begraafplaats van de Armeniërs. Er bevinden zich ongeveer 1500 khachkars. Ze dateren uit de periode tussen de 9de en de 17e eeuw.
De oude kruisstenen treft men aan op het oude gedeelte van de begraafplaats. Men zegt dat bij het naderen van de Lenk Temur, de vijandige soldaten (toen de heersende familie Varuznunis), de Armeniërs de khachkars met mantels bedekten, zodat de soldaten van de Temur dachten dat een leger hen opwachtte, en ze trokken hun soldaten terug. Maar ‘s morgens realiseerden ze zich dat dit geen mensen waren, en ze vielen aan. De khachkars waarop Jezus is afgebeeld, worden de Heilige Redder genoemd. De bekendste overgebleven in Armenië ligt bij het Hagpat klooster.
-
Armeense gedenkstenen tegen de muur van het klooster Tatev (foto Wikipedia)
Genocide
Vergeten wij vooral niet de verschrikkelijke genocide die de Armeniërs ondergingen in het begin van de 20ste eeuw…
De khachkar die ik in Antwerpen aantrof, vestigde mijn aandacht op de verschrikkelijke gebeurtenis in de geschiedenis van het Armeense volk, de genocide door de Turken in 1915.
De Antwerpse khachkar- er is inderdaad maar één dergelijke gedenksteen in Antwerpen- is van vrij recente makelij. In een vraaggesprek met enkele oudere Armeniërs, kwam ik te weten dat het een funerair beeld is, dat gemaakt is in het begin van de 21ste eeuw ter herinnering aan het verschrikkelijk drama dat hun volk ondergaan heeft.
Op de gedenksteen vinden we volgende decoratieve details: het kruisbeeld geflankeerd door twee naar mekaar gewende adelaars. Op de vleugels staat links een Armeense ‘H’; op de andere een vrij moderne ‘B’. ‘H’ verwijst, aldus mijn gids naar ‘de Armeniërs’. De adelaar is trouwens hét symbool van de Armeniërs. Op de voet zijn twee zonneschijven afgebeeld, de linkse typisch Armeens, de rechter verwijst naar een Assyrische oorsprong.
De Sint-Willibrorduskerk is dagelijks geopend. Elke tweede zondag van de maand wordt er om 15.30 uur een Armeense mis opgedragen volgens de ritus van de Apostolische Armeense kerk opgeluisterd door hemelse gezangen.