Nieuwsbrief Nr. 108 - november 2018
Alveringem: een kerkhof met een kwinkslag Johan, onze gids voor vandaag, stelt zich voor, en na een korte toelichting over de gemeente starten we met de rondleiding

.
-
De gids aan het werk
Tekst en foto’s: Veerle Audenaert en
Frans Van de Vondel
Op het kerkhof stoppen we bij het kindeperkje. Je wordt stil bij het lezen van de data. Luc Liefooge stierf aan de valse kroep, vandaag dag op dag 57 jaar geleden. Marleen Maenhout mocht maar 12 dagen leven en ligt onder een gietijzeren kruis, wit-blauw geschilderd met, op de uiteinden van het kruis, de symbolen van de 4 evangelisten. Het graf van Willem Verschave springt in het oog, er ligt een zwerfsteen op, de kalligrafie werd gekapt door Pieter Boudens. Op veel kindergrafjes staan witte porseleinen engeltjes. Bloemen staan er ook, zelfs op oudere graven.
Verspreid over het ganse kerkhof staan nog 28 gietijzeren kruisen. Nestor Martin, bekend door de kachels, goot ook gietijzeren kruisen. Betonnen boomkruisen zijn typisch voor de Westhoek. Hier op het kerkhof staan er nog een vijftigtal.
Notaris Fraeys was vrijmetselaar en werd daarom begraven in ongewijde grond. Er gaat een verhaal dat tijdens de begrafenis de veldwachter spuwde in het open graf.
-
Grote verscheidenheid aan kruisen
Van Stechelman-Lava, van hem komt de bewering dat het eerder vernoemde beeld vóór de begraafplaats wees naar de cabardoeskes. Door de vele tegenslagen was hij zelf een stevige drinker.
Gabrielle Vanheule werd vermoord, amper 21 jaar oud. Zij had plannen om in het klooster te gaan en ging elke morgen om 7 uur naar de vroegmis. Op een zekere dag werd zij opgewacht door Jozef Verbaere die het niet kon verkroppen dat zij het klooster verkoos boven hem. Na haar vermoord te hebben beroofde hij zich van het leven door in het kanaal te springen. Op de plaats waar hij haar opwachtte werd een kapelletje gebouwd.
Op het graf van Vandermeeren-Desmedt, stichter van de nog bestaande meubelfabrieken, staat een engel met bazuin.
Valerie Beauprez was afkomstig van Houthulst. Haar ouders hielden café De Zwaan samen met hun 7 dochters. Valerie overleed aan de Spaanse griep op 21/10/1918.
Sylvain Degheele, burgemeester, liet de ringen in de kerkhofmuur aanbrengen voor de Stierenmarkt, die tot in 1993 gehouden werd.
We passeren een pissijn, de urine werd vroeger verkocht als meststof aan de boeren.
Dokters hadden veel ongeluk in Alveringem. Aloïs Pieters, geneesheer, en zijn zoon Omer Pieters, die sneuvelde in Stuivekenskerke in 1916, 21 jaar oud, liggen naast elkaar begraven. Dokter Gustaaf Vandemaele pleegde zelfmoord. Vijf van zijn zes kinderen overleden op jonge leeftijd, de zesde, Emiel, overleed enkele weken na zijn vader. Dokter Heughebaert en zijn dochter verongelukten toen zij met hun auto op een onverlichte bietenwagen botsten.
Het meest monumentale graf is een creatie van atelier “Pick” te Brugge. Het betreft het familiegraf van familie De Ruysscher en De Breyne. Arthur De Ruysscher, burgemeester van Alveringem van 1885 tot 1889 en niet getrouwd, liet na zijn dood alles na aan zijn neef Robert De Breyne, een notoir vrouwenliefhebber. Hij ging elk jaar zelf de pacht ophalen en werd daarbij het liefst te woord gestaan door de boerinnen. Hij was een begunstiger van de ULB. Van hem is het fonds Breyne, ter waarde van 250 euro.
Voorwaarde om in aanmerking te komen: geboren zijn in Alveringem, geslaagd zijn en les volgen in het officieel onderwijs.
Een opvallend eigentijds graf is dat van Marcel Ureel-Suzanne Selschotter. Het is van de hand van Marc Cordenier en kreeg als naam: “Het huis van de hoop”. Hun dochter was Lut Ureel, zij schreef op basis van zijn dagboeken in de Grooten Oorlog het boek “De kleine man in de grote oorlog”. Zij was de kleindochter van Meester Selschotter en getrouwd met Miel De Keyser, voormalig journalist bij de BRT. Zij werden beiden ook in Alveringem begraven.
Adèle Van Wecxtenhoven, was afkomstig van Diksmuide. Zij stierf op de vlucht voor de gevechten in Diksmuide.
Tussendoor een eigenaardigheidje. De fout op het graf van Lucienne Kinget: “geboren 1912-overleden 1000”. Dat moest uiteraard 2000 zijn. De fout werd nooit rechtgezet.
Een rij van 9 kruisjes van burgerslachtoffers, 6 van hen zijn gestorven tijdens een bombardement op 29/5/1940, de 3 andere overleden in de daaropvolgende dagen.
Pastoor Ghyselen en Pastoor De Meulemeester rusten onder het Calvariekruis afkomstig uit de nalatenschap van de Arme Claren te Nieuwpoort.
Vlaamse-Nationalisten
We komen aan bij de Vlaams-Nationalistische hoek. Als eerste een recent graf: Frank Godderis, voorzitter van het Verschaeve-comité. Dan Robert Leuridan, een militant van het Verdinaso, naast zijn stenen graf staat een houten kruis. Dat kruis is wellicht het enige in Vlaanderen met het embleem van deze organisatie: rad, zwaard en ploeg.
Voor ons ligt het ereperk van Cyriel Verschaeve (1874-1949), onderpastoor in Alveringem van 1911 tot 1939. Na 15 jaar als leraar in het college van Tielt, werd hij min of meer verbannen naar de Westhoek. Daar werd hij onderpastoor bij pastoor Aloïs Volbout van 1911 tot 1936.
In WO I nam hij de laatste biecht af van soldaten die veroordeeld waren tot de dood met de kogel en was een steun voor Vlaamse studenten aan het front. In de jaren ‘30 zette hij zich in voor de Vlaamse gedachte, maar geraakte meer en meer geradicaliseerd. In WO II zette hij veel jonge mannen aan zich aan te melden om als oostfronter te gaan vechten tegen het communisme. In 1946 werd hij veroordeeld wegens collaboratie, maar hij was in 1945 kunnen vluchten naar Oostenrijk waar hij in 1949 stierf.
In 1973 groef een VMO-commando het stoffelijk overschot van Verschaeve in Oostenrijk op en smokkelde het naar België Eerst werd het ondergebracht in de abdij van de trappisten van West-Vleteren. Uiteindelijk werd hij op 23 juni begraven op het parochiekerkhof van Alveringem. ’s Anderendaags werd hij terug opgegraven voor een autopsie in het Academisch Ziekenhuis van Gent. Na de lijkschouwing werd de kist verzegeld en teruggebracht naar Alveringem. Op vrijdag 3 augustus werd hij uiteindelijk in alle stilte begraven op de huidige plek. Er werd zes ton beton in de put gegoten en een houten kruisje met zijn naam rondde het geheel af. Op zijn graf staat nu een buitenmaatse heldenhuldenzerk, met als opschrift priester-dichter-denker. Het kreeg het gezelschap van 8 heldenhuldezerkjes, 7 van soldaten, 1 van een burger.
Heldenhuldezerkjes zijn een ontwerp van J. English, veel van die kruisjes verdwenen bij de aanleg van de militaire begraafplaatsen.
Op het graf van het echtpaar Samaey-Ryckewaert en hun zoon Marcel, ligt een nog intacte kransendoos (ook gekend onder de benaming graftrommel) geschonken door de Vissersgilde. Hendrik Fayat, ereburger van Alveringem, was minister van buitenlandse zaken in de regering van Theo Lefèvre en later minister van buitenlandse handel. Omdat hij mooie herinneringen had aan zijn vakanties die hij doorbracht bij zijn grootouders, Beghein-Viaene, wilde hij in Alveringem begraven worden.
Op het graf van Omer Dierckx van herberg “De Snoek”, bemerken we een roerstok en hoppebladeren. Hij verkocht in 1925, als eerste, bier in flessen in de Westhoek. Emiel Selschotte, was hoofdonderwijzer en de opa van Lut Ureel, die we reeds vernoemden.
Leon Amatus Groensteen, was 40 jaar burgemeester.
Na deze interessante wandeling op het kerkhof gaan we de kerk binnen.
Daar zien we portretten van pastoors waarvan we buiten het graf gezien hebben.
8 Grafplaten tegen de kruisingspijlers verwijzen naar prominenten. De funeraire symbolen en beroepsattributen wijzen naar de verschillende personen, zoals de brouwersbenodigheden voor de familie Merlevede of een kelk voor priester Delsou.
In 1936 werd een houten altaar geïnstalleerd naar aanleiding van het zilveren ambtsjubileum van pastoor Volbout, onderpastoor Verschaeve, kerkbaljuw Stangé en koster Vandeweghe.
Door het plotse overlijden van pastoor Volbout, kwam er van feesten niet veel in huis. Centraal op het altaar prijkt een schilderij van Karel De Bondt. Het stelt Cyriel Verschaeve voor als de H. Kristoffel. De 3 kruisen die hij draagt zouden staan voor zijn leraars-, bestuurs- en herdersambt.
Vigor Boucquet, uit Veurne, schilderde het doopsel van de zoon van Adalfridus door bisschop Audomarus. Het kindje was blind geboren maar kon zien na de handoplegging van Audomarus.
Als laatste staan we stil bij het beeld van de H. Cornelis met rund. Hij wordt aanroepen tegen runderziekten. Maar ook tegen kinderziekten, daardoor krijgen veel kinderen als derde naam Cornelis.
Na ruim anderhalf uur naar een boeiende uiteenzetting geluisterd te hebben, een ware verrijking voor ons intellect, wordt het tijd om aan de innerlijke mens te denken. Dankzij een korte wandeling, een honderdtal meters verderop, genieten we van enkele streekgerechten die voor ons klaarstaan en wordt nog duchtig nagekaart over alle impressies en wetenswaardigheden die ons vanmorgen werden ingeprent.
Het was een zeer leerrijke dag, we zien al uit naar de volgende.
Alveringem en omgeving 

Alveringem heeft ongeveer 5000 inwoners, verdeeld over Alveringem zelf en 8 dorpen: Oeren, Sint-Rijkers, Izenberge, Leisele, Hoogstade, Gijverinkhove, Beveren-aan-de-Ijzer en Stavele.
Alveringem heeft 10 begraafplaatsen, waaronder 2 militaire. Rond het kerkje van de Alveringemse deelgemeente Oeren, ontstond tijdens WO I een militaire begraafplaats. Hier liggen 508 Belgische soldaten begraven. Ooit stonden hier heel wat heldenhuldezerkjes, vandaag vind je er op deze begraafplaats nog 5 van terug.
Soldaten die tijdens de oorlog overleden in het nabij gelegen militair hospitaal “Clep”, werden op de begraafplaats in Hoogstade bijgezet. In 1968 breidde deze begraafplaats uit met 117 Belgische graven vanop de opgeheven militaire begraafplaats in Reninge. Nu vind je hier 825 graven terug, waaronder 20 Britse.
Sint-Rijkers heeft geen dorpskern meer. Het vroegere gemeentehuis was gevestigd in herberg “De Dolfijn”. Het gebouw werd in 1965 afgebroken en verhuisde naar het openluchtmuseum Bokrijk.
We houden halt aan het monument van de hand van Leonard De Visch. Het stelt een soldaat voor in volle uitrusting met patronentas, gasmasker en bajonet. In de linkerhand houdt hij een geweer dat op de grond rust. Met de rechterhand wijst hij naar de IJzer vlakte, waar zovelen het leven lieten. Kwade tongen beweren dat hij naar Veurne wijst, waar zich de cabardoeskes bevonden.
Twee muzikale rondleidingen Schoonselhof konden op massale belangstelling rekenen 

Naar aanleiding van de Week van de Begraafplaatsen in Antwerpen mocht vzw Grafzerkje de spits afbijten. De rondleiding van zondag 28 oktober was in een mum van tijd volzet zodat besloten werd om een extra wandeling op zaterdag te organiseren. Ook deze rondleiding kon op veel belangstelling rekenen zodat in de toekomst misschien nog eens een rondleiding georganiseerd wordt.
Zaterdag: Voorzitster van vzw Grafzerkje, Tamara Ingels, nam de honneurs waar van deze muzikale rondleiding waarvoor zij een beroep kon doen op David Vergauwen voor zijn muzikale expertise. Terwijl de 25 deelnemers toestroomden was ATV aanwezig om een interview af te nemen van Tamara en van David. Tamara dankte de stad Antwerpen, vertegenwoordigd door Martijn Van Groningen, voor de geboden kans en vertelde kort dat de begraafplaats Schoonselhof in 1921 opgericht werd op de plek waar ooit een huis van plaisantie was.
Zondag: Niet minder dan 30 deelnemers werden verwelkomd.
Eerste halte was Peter Benoit Volgens het verslag op ATV was Peter Benoit een belangrijk barokcomponist! Het is maar dat u dat weet. David vertelde de groep dat Benoit eiste dat zijn werk in het Nederlands uitgevoerd werd. Benoit wilde de Vlamingen een eigen cultuur bijbrengen en zocht daar zijn inspiratie. “De Rubenscantate” was een ode aan de barokschilder terwijl “De Schelde” de lof van de stroom bezong. David liet ons een stuk uit “De Pacificatie van Gent” beluisteren en meldde dat de basis van het grafmonument verwijst naar werken van de componist. Naast mekaar vinden we “Lucifer”, en “Charlotte Corday” en wat verder een illustratie van de “Elfenkoning”, het trieste verhaal van een vader die ’s nachts te paard naar huis rijdt met in zijn armen zijn zoon. De jongen ziet in zijn koortsdromen de elfenkoning, een symbool van de dood, die hem probeert mee te lokken naar de ‘andere zijde’. Het angstige kind roept naar zijn vader om hulp. De elfenkoning probeert het opnieuw, uiteindelijk dreigt hij het kind met geweld mee te nemen. Als de vader en het kind op hun bestemming komen, blijkt de jongen gestorven te zijn. Hij is voor de elfenkoning bezweken. Peter Benoit was de eerste directeur van het Antwerpse muziekconservatorium.
Vandaar trok de groep naar de laatste rustplaats van dichter Julius De Geyter. Hij schreef veel teksten op werk van Benoit zoals “De Rubenscantate”. In zijn werk gaat hij dikwijls op zoek naar “helden” zoals “Keizer Karel” en de “Van Rijswijckcantate” ook wel de “kindercantate” genoemd, is een ode aan dichter Theodoor Van Rijswijck. Het grafmonument is van de hand van Frans Joris en, volgens Tamara, zouden de kindjes op het monument wel eens kunnen verwijzen naar die “kindercantate”. De “lier” op het grafmonument verwijst naar het beroep van de kunstenaar, in dit geval een dichter. Julius.De Geyter trachtte ooit een eerste Nederlandstalige loge te introduceren en zijn “Geuzenlied” werd nog lang gezongen in maconnieke kringen.
Op het Joodse gedeelte van de begraafplaats stonden we stil bij de laatste rustplaats van Bernard Tokkie. David Vergauwen vertelde over deze operazanger en Vlaamse grondlegger van de Nederlandstalige opera. Bij de verhuis naar het huidige operagebouw werd Tokkie er directeur. Tokkie overleed tijdens de Tweede Wereldoorlog en hij was zo populair dat door het toenmalige, Duitsgezinde, stadsbestuur een rouwkrans neergelegd werd. Tamara vertelde over de integratie van de Joden uit Nederland en Duitsland. Later kwamen vele Joden uit Polen naar Antwerpen. 70 jaar geleden verhuisden vele graven naar Putte over de grens in Nederland omdat hier geen eeuwigdurende grafrust meer bestond.
-
Tokkie
-
Tokkie
Op het ereperk van de stad Antwerpen troffen we de laatste rustplaats voor Lodewijk Mortelmans aan. Zijn ouders kochten een piano voor zijn broer Frans want, dixit de ouders, die was toch muzikaler dan Lodewijk. Frans schilderde echter liever en zo kon Lodewijk op de piano spelen. David vertelde dat Mortelmans geen gemakkelijk iemand was maar dat was misschien te wijten aan het feit dat hij tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn eerste echtgenote en twee zonen verloor. We hoorden “In Memoriam” een werk dat eerst geschreven werd voor piano en later georkestreerd werd. Zijn buurman op het ereperk is Flor Alpaerts die veel levenslustiger muziek maakte dan Mortelmans. Bekend van Alpaerts is een symfonisch gedicht “Pallieter” maar wij hoorden een fragment uit de “Ensorsuite”, een ode aan de Oostendse schilder. Emiel Wambach was de derde directeur van het Antwerpse conservatorium. Renaat Veremans was een der populairste componisten van zijn tijd. Op zijn graf naast een afbeelding van de componist, een afbeelding van de drie zustersteden (Gent, Antwerpen en Brugge) verwijzend naar zijn meesterwerk “Vlaanderen”. Veremans was enkele jaren directeur aan het conservatorium van Brugge.
Bij de laatste rustplaats voor componist Jef Van Hoof en hoorden we de prachtige baritonstem van Renaat Verbruggen in “Daar is maar één Vlaanderen en het is Dietsch” , wat ook op het graf vermeldt staat.
Op het kunstenaarsereperk kregen we informatie over Karel Goeyvaerts een van de belangrijkste avantgardecomponisten en een van de eersten die elektronische muziek fabriceerde. In die tijd zeker geen eenvoudige klus. We kregen hier, via de moderne middelen, Goeyvaerts te horen die informatie verstrekte over zijn manier van werken. Ik moet eerlijk zeggen dat ik geen fan ben van zijn muziek.
Enkele rijen verder: Renaat Verbruggen, baritonzanger en directeur van de Koninklijke Vlaamse Opera. We zagen en hoorden een fragment uit “Vlaanderen”. Emmanuel Durlet was pianist en hij componeerde meer dan 80 pianowerken. Denise Tolkowsky was een van onze belangrijkste vrouwelijke componisten. Met haar echtgenoot Alex de Vries speelde ze veel quatre-mains. Na bijna twee uur en half zat een interessante muzikale rondleiding er op.
Tamara Ingels dankte David Vergauwen voor zijn expertise en de groep dankte Tamara voor haar interessante funeraire aanvullingen.
-
groep
Tekst: Jacques Buermans
Foto’s: Mieke Versées en Jacques Buermans.
Waar staat de toren van Pisa nu ook weer.. Foto’s van onze Noorderbuur Wim Vlaanderen

De Betuwse toren van Pisa in het plaatsje Acquoi, staat al scheef sinds hij gebouwd is in de vijtiende eeuw. Aan de toren is nog te zien dat men halverwege de bouw een correctie heeft proberen toe te passen. De toren is ca. 17,5 m hoog en staat aan de bovenkant, volgens een meting uit 1985, ongeveer 1,15 meter uit het lood. Dat is een helling van 6,6% oftewel ca. 3,8 graden. Wat ca. 0,2 graden minder is dan de toren van Pisa.
-
Betuwse toren van Acquoi
-
Hier rust mw. C. Pisa
En raad eens wie er op het kerkhof, onder de toren, haar laatste rustplaats vond? Juist; ene mevrouw Pisa…
Ons oudste lid, niet alleen door zijn lidmaatschap maar ook in jaren! Louis Van Dyck: Grafzerkje van het eerste uur

Iedereen die ooit al eens aansloot tijdens een rondleiding van Grafzerkje, ontmoette ongetwijfeld ’de nestor’ van onze vereniging: Louis Van Dyck (90). Steeds in het gezelschap van een vriendin, Mathilda Goelen (84), met wie hij het graf van Alice Nahon verzorgt en het zo weer in de belangstelling brengt.
Naast het graf van Nahon, dat hij ondertussen in peterschap heeft, ontfermt hij zich ook nog over een drietal andere graven.
Jaarlijks had Louis de gewoonte stil te staan bij de periode rond Allerheiligen en Allerzielen. Hij zette dan zijn gedachten op papier en deelde het met ons. Maar omdat zijn ogen de laatste jaren achteruit gingen, stuurde hij vorig jaar zijn laatste bedenking.
Niet alleen was dit een reden om bij Louis langs te gaan maar ook mocht onze redactie een bedankbrief voor zijn inzet voor het graf van Alice Nahon ontvangen!
Louis werd in Mechelen op 18 juli 1929 geboren en heeft daarmee bijna 90 jaar op de teller staan. Je zou denken dat hij toch wel graag een eeuw zou willen halen? Neen hoor, daar is hij helemaal niet op uit. Elke ’gezonde’ dag is gewoon meegenomen.
Tekst: Lin Verbeemen,
foto’s: Louis Van Dyck,
Jacques Buermans en
Lin Verbeemen
We spreken op een ochtend af om samen naar het Schoonselhof te trekken want hij heeft heel wat te vertellen. Tijdens ons voorafgaand gesprekje in zijn woonkamer gaat de telefoon. Hij loopt hij tocht wel, tot mijn verbijstering, in looppas naar die telefoon, zeker!!!
Daarna vertelt hij dat hij tot zijn 76ste levensjaar een tiental keer de Grote Trek van de scouts naar Scherpenheuvel mee uitwandelde - 57 km tot aan de finish. ’s Morgens om 6 uur vertrok hij op de markt in Antwerpen, maar dat vroege uur werd hem te veel van het goede en stopte ermee.
Daarnaast organiseerde hij zelf wandeltochten en ging elke eerste dinsdag van de maand op wandel in Mol. Daar zat Mathilda aan de inschrijvingstafel en raakte met haar aan de praat. Zo ontdekten ze dat ze een gemeenschappelijke interesse hadden: Alice Nahon.
Louis nodigde haar uit voor een privérondleiding op het Schoonselhof en sindsdien verzorgden ze samen, niet alleen het graf van Alice, maar ook van anderen.
Onderweg had hij ook al kennisgemaakt met Jacques Buermans, want ze waren beiden lid van Epitaaf. Deze vzw had in het verleden enkele busreizen rond de Brusselse begraafplaatsen georganiseerd, wat bij Louis bijzonder in de smaak viel. Maar het initiatief verwaterde waarop Jacques besloot zelf rondleidingen te gaan organiseren. En Louis... die volgde mee.
Terwijl de leeftijd op Louis geen vat blijkt te krijgen, heeft Mathilda het vanwege de ouderdomskwaaltjes wel moeten laten afweten. Maar Louis houdt haar heel trouw op de hoogte van het reilen en zeilen op het Schoonselhof!
-
Louis Van Dyck
Louis Van Dyck draagt zorg voor het graf van Burger: Willem Burger
(° Rotterdam 25/07/1853 - ? Antwerpen 09/01/1933) is het enige graf dat Louis niet in peterschap heeft, maar wel onderhoudt. Mijnheer Burger liet zijn fortuin aan zijn geboortestad Rotterdam na. Een deel ervan ging naar het museum Boijmans van Beuningen. De Stichting Volkskracht wou hem daarvoor eren door een gedenkplaat te plaatsen. Het graf was op dat ogenblik echter onverzorgd. Jacques Buermans sprak Louis weer aan voor het nodige poetswerk en de gedenkplaat werd geplaatst.
Uiteraard zakte een delegatie van de stichting Vokskracht af naar Antwerpen maar zij reden hopeloos verkeerd. Uiteindelijk belden ze Jacques op met de melding dat ze aan de Maas stonden! Uiteindelijk bleek dat ze in werkelijkheid aan de Waalse Kaai stonden, waarop Jacques hen ging halen.
Iedereen tevreden en er werd een bedrag van 2500 euro geschonken voor het verdere onderhoud. Van dit bedrag werden diverse instrumenten en gebruiksvoorwerpen aangekocht die nog steeds door onze vzw gebruikt worden voor het onderhoud van graven.
-
Burger 1
-
Burger 2
De gedenkplaat die nog door William Windey geplaatst werd.
Tijdens onze rondwandeling kon Louis het niet laten zijn borsteltje boven te halen!
Hoe kwam Louis Van Dyck aan zijn 4 peterschappen:
Alice Nahon (° 23/08/1896 - † 21 mei 1933)
In 1996 stond hij aan haar overwoekerd graf en merkte hij op dat ze precies 100 jaar geleden, in 1896, geboren werd. Het was dus het ideale moment voor een poetsbeurt. Hij stapte naar de administratieve dienst op het kasteel van het Schoonselhof met vraag of hij het graf mocht onderhouden en hij kreeg een positief antwoord.
Louis vroeg het peterschap aan, dat door de gemeenteraad goedgekeurd werd. Sindsdien waakt hij samen met Mathilda over Nahon.
Telkens Louis een privé-rondleiding geeft, zal hij als afsluiter steeds enkele paragrafen uit het gedicht ”Rozen” aan haar graf citeren.
Het feit dat er nog steeds interesse is voor Alice Nahon, bewijst het bezoek van een leerkracht die met haar leerlingen een week voor ons interview nog hulde brachten aan het graf. Louis wordt tijdens zijn werkzaamheden op de begraafplaats vaak aangesproken door mensen die er op staan hem daarvoor te bedanken.
-
Louis bij het graf van Alice Nahon, hij maakt er een erezaak van om steeds verse bloemen te plaatsen
Alexander Struyf (° Antwerpen 24/01/1852 - † Ukkel 26/03/1941)
Op hetzelfde ereperk. Gewezen directeur van de Mechelse tekenacademie, Een kleine steen, volledig verwaarloosd en het eerste wat je zag bij het betreden van het perk. van Alice Nahon. Volgens Louis absoluut geen zicht. Hij vroeg ook voor dit graf het peterschap aan en sindsdien wordt het regelmatig voorzien van bloemen.
-
Struyf
Baron Henri Leys (Antwerpen ° 18/02/1815 - 26/08/1869)
Baron Henri Leys is een ander verhaal. De man ligt vandaag op een rond punt op het Schoonselhof. Zijn eenvoudige grafmonument lag er lang erg verwaarloosd bij. Hij was kunstschilder en een belangrijke vertegenwoordiger van de Antwerpse school. Leys kreeg als eerbetoon niet alleen een eigen eigen straat in Antwerpen, maar ook een bronzen standbeeld kort bij de Frankrijklei. Zijn vroegere woning in de Leysstraat moest echter plaats maken wegens verbredingswerken aan de straat.
De verwaarlozing van het graf was echter een doorn in het oog van Jacques, want hij passeerde regelmatig tijdens zijn rondleidingen en vroeg opnieuw aan Louis of hij zich ook over dit graf kon ontfermen. Gelukkig voor Louis moet hij het gras niet maaien of de haag snoeien, dat neemt de groendienst van het Schoonselhof voor zijn rekening.
Ook voor dit graf kreeg Louis het peterschap.
-
Louis legt uit dat hij in het voorjaar zijn eigen gekweekte begonia’s op tijd moet weghalen omdat er op de 4 punten steeds tulpen groeien - en hij heeft die niet geplaatst!
-
Graf Alexander Struyf
Frits Sano (° Antwerpen 08/02/1871 - † Geel 04/09/1946)
Door zijn regelmatige wandelingen in de Kempen kreeg hij interesse in mijnheer Frits Sano (° Antwerpen 08/02/1871 - † Geel 04/09/1946). Louis ontdekte dat deze man zijn laatste rustplaats op het Schoonselhof was en vroeg gelijk het peterschap aan.
Frits Sano werd als directeur van het Stuyvenbergziekenhuis weggepromoveerd naar Geel omdat hij Nederlands sprak, wat in die tijd niet echt geapprecieerd werd.
Met zijn achtergrond als psychiater, werd hij directeur van de kolonie in Geel waar hij het leven van de patiënten probeerde te verbeteren door ondermeer badhuizen te laten bouwen.
Tijdens de oorlogsjaren logeerden er niet alleen Joodse patiënten maar vonden ook Joodse vluchtelingen er een onderkomen.
De Duitsers gaven echter de opdracht om de Joodse patiënten te deporteren. Op de dag dat ze effectief zouden opgehaald worden, gebeurde er een aanslag op het Antwerpse hoofdkwartier waardoor de Duitsers uiteindelijk nooit kwamen.
De opdracht werd vergeten omdat de dag nadien het leven gewoon verder ging.`
-
Een eenvoudig graf voor psychiater Frits Sano
Monique Dujardin De vrouw die Rouwzorg in Vlaanderen mee op de kaart zette

Gedurende het jaar willen we al wel eens vergeten dat we geliefden op de begraafplaatsen hebben achtergelaten. Al te vaak stellen we een bezoekje aan hen uit omdat er nog ‘iets’ anders op de agenda staat of stond… Maar begin november herdenken we collectief onze doden.
Ineens worden we met z’n allen wakker omdat de zerk hoogdringend moet opgekuist worden. De kerkhoven en begraafplaatsen gaan naar spic & span of naar javel ruiken en worden herschapen in een kleurrijke bloemenpracht tot de eerste vrieskou er overheen gaat.
En dan verdwijnt de drukte van het moment en keert de rust weer.
Maar wat met de nabestaanden van de overledenen? Die mensen worden vaak vergeten of letterlijk ’dood’gezwegen omdat familie en vrienden niet met het verdriet van anderen om kunnen gaan.
Sommige van deze nabestaanden vonden hun weg naar Rouwzorg Vlaanderen waar Monique Dujardin al jaren de drijvende kracht is. Ze kan rekenen op een team trouwe vrijwilligers met de nodige know-how, waaronder ook haar zoon Geert. Deze mensen halen letterlijk alles uit de kast om de vzw draaiende te houden.
-
Monique Dujardin
Wij gingen in Hoboken praten met
Monique (zij is al lid van onze vereniging sinds 2005). Ze werd geboren in Menen en ontpopte zich na omzwervingen in Gent en Kortrijk als een rasechte Antwerpenaar.
Tekst: Lin Verbeemen,
foto’s: Rouwzorg Vlaanderen
Hoe ben je betrokken geraakt bij rouwzorg?
Dat is een heel verhaal. Ik studeerde voor sociaal assistente maar door toeval begon ik een carrière als bankmedewerker.
Na enkele jaren, - tijdens een weekje-ziek-zijn, vroeg ik me af of dit wel het leven was dat ik wou. Het antwoord was nee! Toeval of niet, maar precies op dat moment vond ik een artikel in ’Kerk & Leven’, waarin een opleiding voor pastoraal werker gepromoot werd.
En kon je daar zomaar beginnen?
Deze opleiding was al enkele jaren aan de orde voor ongehuwde vrouwen in Duitsland en in Vlaanderen. In het bewuste artikel las ik dat vanaf dit jaar ook voor het eerst
gehuwde mannen en vrouwen toegelaten werden voor de opleiding! Ik was dus vertrokken voor de komende vier jaar. Elke zaterdag was er een volle dag les waarop nog een extra stagejaar volgde. Dat het op zaterdag was, maakte dat ik mijn bankwerk niet hoefde op te zeggen om deze nieuwe opleiding te volgen. Mijn kinderen konden telkens mee en speelden de hele dag in het groen waar de studieplaats was.
En wat gebeurde er na je studie?
Ik werd in aanwezigheid van het team van professoren officieel door de bisschop aangesteld als pastorale werker in de parochie Hoboken H. Familie. Dat was eigenlijk geen nieuw werkterrein, vermits ik daar al jarenlang aan de slag was als vrijwilliger bij Ziekenzorg, pastoraal team, lector bij uitvaarten, vormselcatechese en 13+ werking.
Hoe kwam je dan in contact met rouw?
Tijdens veelvuldige contacten met jong en oud, met de clerus en de man van de straat, viel het mij sterk op dat er grote nood was aan opvang voor mensen in een rouwproces.
De ‘buitenkant’ klopte niet met de ‘binnenkant’ die ik meende te zien en te voelen.
Het was toen nog een periode (jaren 80) waarin dood en rouw onbespreekbaar waren. Wel werd weleens gezegd of verdoken de ‘raad’ gegeven van: ”Nu moet ge u toch eens gaan herpakken, hij/zij is nu toch al zo lang dood.” Maar hoe kunt ge u herpakken zonder klankbord? Dat was nu net hetgeen zo vaak ontbrak.
Er kwam dus een nieuwe opleiding?
Ja, meerdere opleidingen. Enerzijds volgde ik een tweejarige opleiding ‘’groepsbegeleider’ en nog eens twee jaar voor rouwbegeleider, met daartussen nog heel wat kleinere sessies.
Tijdens heel dat parcours leerde ik, samen met enkele collega’s, Arthur Polspoel kennen, een autoriteit op het vlak van communicatie in de hulpverlening, van de palliatieve- en rouwzorg, toen en nog steeds, professor in Tilburg en Den Bosch, auteur en veelgevraagd spreker.
We raakten aan de praat en samen met Marleen Buekens, collega-pastoraal werker in Wilrijk en Arthur, organiseerden wij een eerste avond over rouw en verdriet in de parochie Hoboken. Dat was in januari 1984.
En was dat een succes?
De voorbereiding alleszins niet. Er werd wat raar gekeken. Een avond met als thema ‘verdriet en rouw’. Wie haalt zoiets in zijn hoofd? En toch was het zaaltje die avond te klein. Meer dan 100 deelnemers kwamen afgezakt.
Bleef het bij een lezing?
Nee, het was meer dan duidelijk dat er een grote behoefte was aan opvolging. Ons initiatief groeide uit tot lotgenoten-groepen. Ook dat werd overrompeld door zo een groot aantal nabestaanden dat er niet genoeg in de diepte gewerkt kon worden. Steeds meer nieuwelingen vervoegden de bestaande groep maar ze hadden het lastig om aansluiting te vinden bij deelnemers die al een deel van hun rouw verwerkt hadden.
Hoe losten jullie dat op?
We vormden gesloten groepen van 8 à 9 personen, steeds onder begeleiding van een man en een vrouw met de nodige lotgenoot-ervaring. Dit maakte praten gemakkelijker.
Jaarlijks werden twee nieuwe gesloten groepen gevormd, in januari en oktober. Om de twee weken was een vast gespreksmoment. Toen bleek dat na het afsluiten van de eerste groep (in januari) en de start van de tweede groep (oktober) weer een leegte ontstond, voorzagen wij ook in die periode een ‘open groep’ waar iedereen welkom was.
Momenteel is heel onze werking uitgegroeid tot jaarlijks 6 à 8 diverse groepen met telkens twee begeleiders.
In 2006 was het tijd voor een nieuwe stap?
Dat klopt. Omwille van administratieve en wettelijke toestanden, leek het ons beter om onze feitelijke vereniging te wijzigen in een vzw en werd met de hulp van Trefpunt Zelfhulp in Leuven, de VZW Rouwzorg Vlaanderen opgericht.
De visie werd nog eens extra omschreven als een werking geïnspireerd naar de christelijk waarden waar iedereen welkom is met eigen religie. Het doel is dat er met respect voor elkaars levensvisie een luisterend oor gevonden wordt in een moeilijke levensperiode.
De vzw heeft verder twee belangrijke pijlers: de werking van de lotgenotengroepen in en rond Antwerpen zoals hierboven beschreven en een website waar iedereen vragen mag stellen en doorverwezen kan worden naar andere bestaande initiatieven in Vlaanderen. Intussen vonden een twintigtal deskundige vrijwilligers hun weg naar het begeleiden van lotgenotengroepen voor Rouwzorg Vlaanderen.
Maar achter de schermen werken ook een aantal andere medewerkers vol enthousiasme en blinken uit met zijn of haar eigen capaciteiten: handige Harry’s, bestuursleden,,administratie-helpers (vooral zoon Geert), sponsors en sympathisanten.
-
Monique en haar zoon Geert, samen met enkele vrijwilligers tijdens een informele samenkomst (2017)
Kan iedereen bij Rouwzorg Vlaanderen
aan de slag als vrijwilliger?
Voor de begeleiders van onze lotgenotengroepen stellen wij wel hoge eisen. Met kwetsbare mensen – die wij allen bij tijden zelf ook zijn – ga je niet zomaar lukraak om. Bij een intake gesprek vragen we naar de visie en kennis om goed te kunnen omgaan met nabestaanden in een lotgenotengroep.
Iedereen zal – hopelijk – wel begrijpen dat we nabestaanden, die bij ons aankloppen, alleen maar aan goede hulpverleners kunnen toevertrouwen.
Soms zijn er prachtige en deskundige hulpverleners die we toch vragen om nog hier of daar eerst specifiek een (korte) sessie rond ‘rouw’ te willen volgen. Ook vragen wij om het eerste jaar een stage te doen bij een reeds bestaande groep. Niet omdat wij menen de wijsheid in pacht te hebben
maar omdat wij enerzijds onze eigen visie rond hulpverlening levendig willen bestendigen in ons werk. En dit zullen altijd mensen zijn, die we persoonlijk hebben leren kennen of waarvan wij veronderstellen dat die volgens ons een goede opvang kunnen garanderen.
Krijgt Rouwzorg Vlaanderen subsidies?
Rouwzorg Vlaanderen is een vzw, maar krijgt geen subsidies. We proberen vooral te overleven van donaties of we nemen eigen initiatieven. Zo sprokkelden we bijvoorbeeld, 1400 euro extra bij elkaar door familie van één van onze medewerkers die de Dodentocht in Bornem uitgewandeld heeft. Nu hopen we dat ‘Music for Live’ via het aanvragen van een CD met muziek van privé mensen en/of bedrijven tijdens de “warmste week” ook een beetje zaad in het bakje legt. De onkosten die een vzw met zich meebrengt zijn niet min.
Denk maar aan verzekering, websitebeheer, printer, …
Zijn jullie de enigen in Vlaanderen?
Nee hoor. Ongeveer in dezelfde periode dat wij begonnen met Rouwzorg in 1984, zagen ook andere initiatieven het levenslicht. Met name was dat O.V.O.K. (Ouders van een Overleden Kind - 1983) en Werkgroep Verder (gericht op nabestaanden na zelfdoding). Ook bij deze verenigingen was Arthur Polspoel betrokken bij de ‘eerste steenlegging’.
-
Arthur Polspoel tijdens zijn lezing in het Zuiderpershuis in Antwerpen op de infoavond van onze groepen (oktober 2017)
Er is ook een boek?
Samen met Arthur en Kathleen Roskams – pionier van de jongerenwerking “Rauw, rouw, auw” - werd in 2006 een boek over lotgenotengroepen geschreven onder mijn redactie met als titel: ”Het leven gaat verder, zeggen ze”. Dat boek – waarvan er trouwens 3000 exemplaren verkocht werden en nu nog her en der maar één exemplaar meer te vinden is - vind ik nog steeds goed, alhoewel ik het nu zou kunnen aanvullen met veel diepere inzichten dan toen. Als ik de tijd en middelen kan vinden, komt er misschien wel eens een nieuwe versie
-
Monique Dujardin -boek
En de toekomst van vzw Rouwzorg
Vlaanderen?
Ooit zal ik de fakkel moeten doorgeven want de jaren tikken aan. Tot nu toe zijn er nog geen geschikte liefhebbers opgedoken, maar ik ben er zeker van dat op het juiste moment ook de juiste persoon met juiste visie zich zal aandienen. Want het werk is nog lang niet gedaan.
Intussen is de vzw bij Monique in goede handen. En mensen die met rouw worden geconfronteerd weten dat ze er goed opgevangen worden
Wij zijn dankbaar voor ieder die een klein
of groot steentje wil bijdragen voor onze
werking. Voor meer info kan u ons bereiken op:
www.rouwzorgvlaanderen.be
Bloemist met een familie- geschiedenis rond het Schoonselhof Eric Coone

Allerheiligen is niet alleen voor de bloemenwinkels in de omgeving van begraafplaatsen een hoogdag,
maar vanzelfsprekend ook voor de chrysantentelers zelf. Na een jaar van hard werken,
strijken zij traditioneel met hun tijdelijke kraampjes neer in de omgeving van de ingangspoorten.
En verzekeren zich zo van een behoorlijk deel van hun jaaromzet. Deze kleurrijke traditie staat ook mee aan de basis van een familiegeschiedenis van een bloemenzaak rond het Schoonselhof.
Voor de familie Hendrickx begint het verhaal rond 1930 toen de grootmoeder van Eric Coone, Mathilde Hendrickx, een bloemenwinkel start. In dat jaar werd ook zijn vader geboren Charles Coone geboren. Uit deze periode bestaan nog enkele foto’s van de familie voor hun houten winkeltje.
Tekst en foto's : Eric Coone & Lin Verbeemen
-
Eric Coone Foto J. Buermans
-
De grootouders, grootmoeder en vader van Eric (± 1939)
Een tijd waar bloemenwinkels niet alleen bloemen verkochten maar tegelijk ook winkels of café’s waren. Zo vond je in die periode, niet alleen 15 winkels, maar ook 3 café’s die bloemen verkochten. Anno 2018 bestaan er nog maar 2 bloemenwinkels in de buurt van het Schoonselhof.
Toen Charles trouwde, besloot het jonge koppel naar Gent te verhuizen, want soms is het moeilijk om met elkaar samen te werken.
De zaak van grootmoeder Mathilde bleek heel succesrijk te zijn en ze vroeg Charles in 1956 om terug naar Antwerpen te verhuizen.
De samenwerking bleek echter nogmaals onmogelijk en Charles nam bloemenwinkel Vets over en het echtpaar openden hun deuren van hun eerste zaak op 1 januari 1958.
Hun zoon Eric Coone werd geboren in 1957, waarmee de opvolging verzekerd werd.
Een tiental verkooppunten werden uit de grond gestampt, en kenden een drukte van jewelste.
Zo druk zelfs dat de Sint- Bernardseteenweg werd afgesloten voor doorgaand verkeer en zelfs een extra tramlijn werd ingelegd. En politie regelde het verkeer om de mensen die van de overvolle trams stapten veilig de steenweg te laten oversteken.
De beginjaren
In het begin van de jaren ‘60 kenden zij een ongekend succes met jaarlijks een aanvoer van meer dan 5.000 bolchrysanten. Deze werden dagelijks met een gigantische vrachtwagen aangevoerd en het was noodzakelijk om de naburige feestzaal te huren om alle chrysanten te stockeren.
De ouders van Eric namen 6 extra verkoopsters in dienst die heel de dag buiten moesten staan met een bloempot in hun handen. In zijn herinneringen was het in die jaren koud, koud en nog eens koud, waardoor ze zichzelf moesten aankleden met laarzen (gevoerd met wol), mutsen en handschoenen.
In 1974 stapte Eric mee in de zaak en stilaan veranderde de ‘kerkhofwinkel’ in een thuisverkoopwinkel met vijf vestigingen.
Niet te vergeten zijn de tientallen jonge pottendragers, die jaarlijks hun steentje bijdroegen aan de sfeer.
Jammer genoeg ging het ‘kerkhofbezoek’ jaarlijks achteruit door de opgang van crematie en de verminderde belangstelling voor de jaarlijkse traditie.
Ondertussen ging ook Eric met pensioen maar een collega-buurman kan jaarlijks nog op zijn hulp rekenen voor het vervaardigen van de Allerheiligen-grafstukken.
Ossuarium Sint Anna in Poschiavo Kanton Graubünden, dicht bij de Bernina Pas - Zwitserland

Soms gaat hij zomaar over begraafplaatsen wandelen, soms met een doel en soms ook niet... Hij beschrijft zijn persoonlijke beleving, ook tijdens zijn vakantiereizen.
Enkele foto’s van fotograaf
Patrick Janssens:
-
-
Overzichtsimpressie begraafplaats Poschiavo
Af en toe, in feite heel zelden, kom je op een begraafplaats en er gaat zo een heel speciale gedachte door uw hoofd. Bij het betreden van deze begraafplaats in Poschiavo, dacht ik: ”O, hoe mooi is het hier, als mijn tijd gekomen is, zou ik hier begraven willen worden”. Even later begon ik na te denken: “Waarom heb ik dat gevoel nu ineens?”
Volgens mij was het de combinatie van het prachtige landschap in de omgeving, een begraafplaats perfect onderhouden en de manier van aanleggen. De boom zo mooi geplaatst.
Deze plek zal ik niet vlug vergeten.
www.janssens-patrick.com
Twee ongevalskruisen in Vlaams-Brabant beschermd als monument 

Op 4 oktober 2018 beschermde de Vlaamse minister-president Geert Bourgeois verschillende kleine erfgoedelementen in de Vlaamse Rand. Daaronder zijn er twee bijzonder zeldzame intacte wegkruisen die herinneren aan een tragisch ongeval. Het kruis De Blaeser in Beersel dateert uit de 18de eeuw. Het kruis Winderickx in Sint-Genesius-Rode is opgetrokken in de vroege 19de eeuw. Beide wegkruisen zijn typologisch zeer herkenbaar, authentiek en bleven goed bewaard.
Tekst en foto’s: Joeri Mertens
Kruisen in West-Brabantse stijl
Volgens de Inventaris van het bouwkundig erfgoed bleven er in Vlaanderen 371 wegkruisen bewaard. Ze werden in alle mogelijke stijlen en materialen vorm gegeven. Slechts een heel beperkt deel van die wegkruisen zijn opgetrokken ter herinnering aan een ongeval met dodelijke afloop. Ze worden ongevalskruisen genoemd. Zeventien ongevalskruisen uit de periode 1567-1928 zijn geregistreerd in de inventaris. Acht daarvan staan opgesteld in de Vlaamse Rand rond Brussel.
De ongevalskruisen in de Vlaamse Rand werden geëvalueerd op hun erfgoedwaarden en authenticiteit. Een 17de-eeuws ongevalskruis werd recent zwaar gerenoveerd met verlies van de erfgoedwaarde als gevolg. Twee 18de-eeuwse exemplaren bleven slechts fragmentair bewaard. De laat 19de-eeuwse ongevalskruisen sluiten sterk aan bij de algemene tendensen binnen de funeraire kunst of bij oorlogsgedenktekens van na de Eerste Wereldoorlog. Er werd besloten het ongevalskruis De Blaeser en het ongevalskruis Winderickx te laten beschermen als monument.
Beide ongevalskruisen die in 2018 definitief beschermd werden, behoren naar vormgeving tot een groep graf- en ongevalskruisen die in West-Brabant en Henegouwen in de 18de en vroege 19de eeuw voorkomen. Er kan gesproken worden van een heuse streekeigen school. De kruisen kenmerken zich in de eerste plaats door het gebruik van een lokale steensoort: de groenkleurige zandsteen, ook bekend als arkose. Andere kenmerken zijn de afgeschuinde kanten van de armen van het kruis en vooral de Christusfiguur in hoogreliëf op de kruising van de armen. De volks gebeeldhouwde Christusfiguur kijkt recht vooruit en draagt een lendendoek. Voorlopig zijn er naast de ongevalskruisen De Blaeser en Winderickx negen gelijkaardige grafkruisen in Vlaams Brabant bekend, Op de kerkhoven van Gooik staan er drie exemplaren (Gooik en Leerbeek). Zowel in Herne (Sint-Pieters-Kapelle) als in Lennik (Sint-Kwintens-Lennik) bleven twee exemplaren bewaard en in Roosdaal (Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek) één exemplaar. De grafkruisen van Gooik zijn beschermd als landschap. De grafkruisen van Leerbeek, Sint-Kwintens-Lennik en Sint-Pieters-Kapelle worden gevat door een dorpsgezicht. Het grafkruis in Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek is niet beschermd.
Drie beschermde ongevalskruisen
in de Vlaamse Rand
In Beersel, in de berm van de Solheidestraat staat het 18de-eeuwse ongevalskruis De Blaeser opgesteld. Het kruis in groene arkosesteen is versierd met de typische driedimensionale volks gebeeldhouwde Christusfiguur en heeft volgende inscriptie: “HIER IS VERONGELU/ CKT VAN SIJNE KARE/ EGIDIUS DE BLAESER/ DEN 1 AUGUSTI VAN/ HET JAER 1768/ BIDT GODT VOOR/ ZIJN SIEL”.
Het gaat hier vermoedelijk om Egidius De Blaeser die in Dworp geboren werd op 13 oktober 1732 en volgens zijn overlijdensakte op 2 augustus 1767 stierf. Toen was de ongehuwde Egidius 34 jaar oud. De datum suggereert dat het ongevalskruis werd opgericht op 1 augustus 1768 ter herdenking aan zijn ongeval één jaar eerder. Voorlopig bieden de archiefdocumenten daarover geen zekerheid.
In Sint-Genesius-Rode, aan de rand van de Dreef, de aloude verbindingsweg tussen Sint-Genesius-Rode en Beersel staat het ongevalskruis Winderickx uit 1805. Egidius Winderickx was eigenaar of pachter van de Herissemmolen in het naburige Beersel. Hij verongelukte hier, op ongeveer tien kilometer van zijn molen. Het vroeg 19de-eeuwse ongevalskruis uit arkoze heeft afgeronde armen. De volkse gebeeldhouwde Christusfiguur in hoogreliëf kijkt ons frontaal aan. Het kruis steunt op een sokkel met voluten. Op het bovengrondse deel van de sokkel staat een deels leesbaar opschrift: “HIER IS VERON”. In de publicatie ‘Eigen schoon en de Brabander’ werd het volledige opschrift gepubliceerd: “HIER IS VERONGELUKT – EGIDIUS WINDERICKX INSYN LEVEN PACHTER VAN DE PAPIERMAELERY TOT DWORP DEN 14 JANUARY 1805 - BIDT VOOR DE SIEL”.
-
Het ongevalskruis aan de Solheidestraat hoek Bosweg in Dworp
-
Het ongevalskruis (1805) in Sint-Genesius-Rode, aan de rand van de Dreef, de aloude verbindingsweg tussen Sint-Genesius-Rode en Beersel.
In 1982 werd het ongevalskruis voor graaf de Croix in Sint-Genesius-Rode al beschermd binnen het dorpsgezicht van het Kasteeldomein van Revelingen en Sint-Gertrudishoeve. In dat kruis staat de inscriptie:
“A/ la memoire/ de/ Charles-Edmond-Marie/ Comte de Croix/ enleve subitement/ à/ l’affection/ de/ sa famille/ le/ 17 octobre/ 1863/ priez/ pour lui”. Het ongelukskruis zou gemaakt zijn door de gebroeders Paternotte, steenhouwers uit Arquennes. Vermoedelijk herinnert het kruis aan een jachtongeval.
Met de bescherming van de drie ongevalskruisen in Beersel en Sint-Genesius-Rode ontstaat er een mooi overzicht van West-Brabantse ongevalskruisen die ongeveer 100 jaar aan vormgeving overspannen. Een stukje funerair erfgoed is hopelijk verzekerd van een mooie toekomst.
-
Het ongevalskruis (1805) in Sint-Genesius-Rode, aan de rand van de Dreef, de aloude verbindingsweg tussen Sint-Genesius-Rode en Beersel.
-
Bibliografie
Onroerend Erfgoed Digitaal beschermingsdossier 4.001/23003/102.1, Ongevalskruis De Blaeser (Joeri Mertens, 2017) en het beschermingsbesluit de dato 4 oktober 2018.
Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/23101/103.1, Ongevalskruis Winderickx (Joeri Mertens, 2017) en het beschermingsbesluit de dato 4 oktober 2018.
WINDERICKX E. 1999: De papiermolens tussen Zenne en Zoniën: de Herisemmolen te Dworp-Alsemberg, Eigen schoon en de Brabander 81.7-9, 243-266.
Agentschap Onroerend Erfgoed 2018: Kruis van Graaf de Croix [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/213754 (geraadpleegd op 16 oktober 2018).
Agentschap Onroerend Erfgoed 2018: Wegkruis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215246 (geraadpleegd op 16 oktober 2018).
Agentschap Onroerend Erfgoed 2018: Ongevalskruis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/304422 (geraadpleegd op 16 oktober 2018).
Agentschap Onroerend Erfgoed 2018: Herisemmolen of Cartonnerie Winderickx [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/38864 (geraadpleegd op 16 oktober 2018).
BALaT 2018: grafkruis [online], http://balat.kikirpa.be/results.php?linkthrough=OB&linkval=grafkruis&style=col4 (geraadpleegd op 16 oktober 2018).
https://inventaris.onroerenderfgoed.be
Informatie verkregen van Desmet M. & Vanden Bosch H. (17 maart 2017).
VRAAG : Vlaanderen een land van (dode) wielrenners
Een tijdje geleden vroeg een Britse collega me of ik informatie had over graven van wielrenners. Hij is een echte wielerfanaat en bezocht Vlaanderen reeds verschillende keren. Hij probeert dan gericht op zoek te gaan naar graven van wielrenners. Mijn antwoord was simpel: ‘euh neen ...’ gevolgd door ‘Maar ik zal eens rondvragen’.
Bij deze dus mijn vraag: zijn er Grafzerkjes die graven weten liggen van wielrenners? Het hoeven niet noodzakelijk Vlamingen te zijn, ook Nederlandse voorbeelden zijn welkom.
Jullie kunnen de gegevens mailen naar
[email protected].
Vermelding van de begraafplaats en een foto zou fijn zijn. Zelf stuur ik de gebundelde gegevens door naar m’n Britse vriend.
Alvast heel erg bedankt.
Joeri Mertens
Funeraire symboliek: De zandloper 

Een foto van kunstenaar
Walter Brems:
-
Begraafplaats Evere, Brussel
De zandloper is het attribuut van Chronos, een Griekse mythologische figuur die als erg belangrijk in de funeraire iconografie kan beschouwd worden. Chronos is de personificatie van tijd, en wordt meestal als een gevleugelde en baardige oude grijsaard voorgesteld. De zandloper verwijst naar het kortstondige van het bestaan, naar de vergankelijkheid van het leven, de tijd die wegvloeit en dus naar het onafwendbaar naderen van het stervensuur. Als funerair symbool bemerken we de zandloper voor het eerst in de late middeleeuwen, maar het is vooral vanaf het einde van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw, dat Chronos’ attribuut populair wordt in de funeraire beeldtaal.
De gevleugelde zandloper is in een correcte weergave voorzien van één duivenvleugel en één vleermuisvleugel, symbool voor de tijd tussen dag en nacht, tussen leven en dood. Helaas vinden we al te vaak afbeeldingen op onze oude 19de-eeuwse begraafplaatsen waarbij we enkel duivenvleugels waarnemen, waardoor de intens diepgaande symboliek een beetje aan ons voorbij gaat...
www.walterbrems.be
Van begraafplaats naar begraafpark 

Dood en het levenseinde zijn niet langer meer extreem taboe. Getuige bijvoorbeeld TV-programma’s zoals “Last days” met Lieve Blancquaert. Meer en meer worden begraafplaatsen weer open ruimtes die moeten uitnodigen om ze te bezoeken.
Tekst en foto’s: Kathia Glabeke
Groen, aangename dreven, langere openingstijden, een parkstructuur, nieuwsoortige activiteiten op de begraafplaats… dat allemaal moet de drempel voor een bezoek verlagen. Onlangs was ik getuige van een toneelstuk in situ: spinnenmetenknippen (Max Last). Voor gezinnen of eventueel scholen wordt een rondleiding op de begraafplaats via een toneelstuk over gemis, rouw, verdriet georganiseerd. En met tal van mooie momenten, een prille liefde, een vriendschap die de acteur in het fictieve verhaal het lot helpen aanvaarden dat de schikgodinnen voor hem in petto hebben. Het is één van de projecten met volle steun van de verantwoordelijke van de Leuvense begraafplaatsen, Roel Van Roosbroeck.
In Leuven wordt er wel meer vernieuwd. Er zijn dan ook niet minder dan 9 begraafplaatsen die door de stad beheerd worden. Meteen ook ruimte voor variatie, specifieke klemtonen, en eventueel ook gewoon uitproberen. Op de stadsbegraafplaats bij de voormalige Philipssite vind je nu bijenhotels en vogelkastjes. De biodiversiteit wordt er actief gestimuleerd. Het verbod op pesticiden op openbare domeinen sinds 2015 maakt dat er ook anders gedacht moet worden over het onderhoud, meteen een kans om van de begraafplaatsen interessante natuurplekken te maken.
-
Dreef op de stadsbegraafplaats
-
-bijenhotel op de stadsbegraafplaats
Diestseveld
Diestseveld
Reeds enkele jaren voor de vernieuwde wetgeving werd de jongste begraafplaats van de stad Leuven als park ingericht. In 2001 werd Diestseveld in de deelgemeente Kessel-Lo gestart. De ruimte van ongeveer 6 ha werd door landschapsarchitecten (het bureau Pauwels-Wouters uit Leuven) ingericht. Cruciaal was de inbedding van de begraafactiviteiten in een grote groene ruimte. Het park is een oase van rust, waar buurtbewoners en anderen komen wandelen. Je kan er zelfs met de fiets doorheen, via een verzonken fietspad dat de sereniteit van de site zo weinig mogelijk verstoort. De overgang met de woonomgeving wordt gevormd door een speeltuin in natuurlijke materialen.
Het begraafpark is in 26 vierkante tuinen verdeeld, met telkens ruimte voor een honderdtal begraafplaatsen. Deze tuinen hebben uiteraard ook groene omheiningen (ligusterhagen). De beperkte omvang van elke tuin zorgt voor een zekere mate van intimiteit. Je kan er ongestoord en enigszins afgeschermd de overledenen bezoeken. In elk tuintje is een waterkraantje voorzien en ruimte om te zitten, maar veel opvallender zijn wellicht de poëziezuilen. Elke tuin heeft een vierkante zuil van 1 m 60 hoog met daarop een gedicht. Zowel tekst als kalligrafie zijn verschillend van zuil tot zuil. Meteen zijn dit ook herkenningspunten. Dit kunstproject (van Pieter Boudens uit Brugge) maakt het bezoek aan de begraafplaats nog boeiender. Het nodigt ook uit stil te staan bij gevoelens en hier alle ruimte voor te maken.
De hoofddreven zijn dan weer met eiken afgezet. Het columbarium ligt op de laagste plaats met middenin een vijver. Het opborrelende grondwater dat de vijver voedt, is symbool voor wedergeboorte en eeuwig leven, en reflecteert de omgeving. Er is nog meer water in dit park, bijvoorbeeld in de buurt van het ceremoniegebouw.
Ook op de andere stedelijke begraafplaatsen in Leuven is er duidelijk vergroening. Gegeven het grote aantal crematies komt er hier en daar ook ruimte vrij, een perspectief voor meer groen of misschien zelfs een bos. Nieuwe begraafvormen spreken meer en meer mensen aan. De bestaande reglementeringen laten nog veel mogelijkheden open.
Op zaterdag 24 november hebt u de kans twee van de Leuvense begraafplaatsen te bezoeken: de stadsbegraafplaats aan de Philipssite (in de voormiddag) en het kerkhof bij de abdij van ‘t Park, dat door de Norbertijnen beheerd wordt en waar heel wat beroemde personen begraven zijn (in de namiddag).
-
Leuven -Diestseveld
Funerabilia
Op de website www.funerabilia.be vindt u heel wat meer over een aantal Leuvense begraafplaatsen. De site moet nog verder aangevuld worden, maar sommige begraafplaatsen zijn al grondig beschreven. Naast info over de geschiedenis van de Leuvense begraafplaatsen, bijzondere monumenten of mensen die er begraven zijn, vindt u er ook zoektochten om een bezoek actief te kunnen beleven. Tevens zijn er verhalen opgenomen van beroepsbeoefenaars, info over gebruiken elders in de wereld en enkele delen van een “klein handboek” dat ondersteuning biedt om gangbare termen te begrijpen. Met fotomateriaal en beschrijvende teksten worden hier bv. de voornaamste types grafmonumenten toegelicht of de verschillende soorten kruisen.
Hou de site in het oog! Komende maanden zullen er ongetwijfeld aanvullingen komen.
De ene stéle is de andere niet Tekst en foto’s van onze correspondent uit Armenië: Jos Indesteege

Chatsjkar is een stéle, een staande steen die wordt gegraveerd en gedecoreerd met rozetten, vlechtwerk en plantkundige motieven als bladeren, granaatappels en druiven. Centraal op de chatsjkar staat een kruis, soms boven een zonneschijf. Vandaar de benaming: kruissteen. De grootste nog bestaande collectie van chatsjkars (900 stenen) is te vinden op de begraafplaats bij Noraduz (Armenië) (Wikipedia)
Voor de geïnteresseerden: je kan nog steeds chatsjkars bestellen...
Begraafplaats Veenhuizen of het vierde gesticht Deel II: Het verslag over de begraafplaats van Veenhuizen

De Nederlandse stichting “Terebinth” organiseerde op 25 augustus een themadag rond graftrommels.
Niet alleen bezoek aan het graftrommelmuseum en restauratieatelier stond op het programma, maar ook een rondleiding
op de begraafplaats van Veenhuizen zelf. Veenhuizen ontstond in 1823 en was een van de vijf Koloniën van Weldadigheid.
Een zelfvoorzienende landbouwkolonie waar in de eerste plaats arme vrijwilligers werden voorbereid naar hun terugkeer in de
maatschappij. Later werden er ook bedelaars en landlopers (Gesticht 2), weduwen en wezen (Gesticht 1 en 3) en arme huisgezinnen opgevangen. De begraafplaats werd het vierde gesticht. Geleidelijk aan ontwikkelde Veenhuizen zich in de twintigste eeuw
tot een gevangenisdorp.
De begraafplaats van Veenhuizen of het Vierde gesticht is ontstaan rond 1831. Omdat de twee kerkhoven die op dat ogenblik in gebruik waren, een te natte grond hadden werd er uitgekeken naar een andere locatie, de beschikbare ruimte aan de Eikenlaan was hoger gelegen en daardoor beter geschikt.
Tekst en foto’s : Lin Verbeemen
Bij de aanvang van de rondleiding werden we allereerst door onze gids Anja Schuring, naar een open veld rechts van de ingang geleid. Het bleek het vak te zijn waar de hervormde armen werden begraven. Na de eerste begraving in 1831 tot 1875 kregen 10.000 mensen hier een laatste rustplaats. Om kosten te besparen werd er geen gedenkteken geplaatst, maar bij wet was wel vastgelegd dat iedereen recht had op een individueel graf (150 cm diep - 80 cm breed - 30 cm ruimte tussen de schouders - 50 cm tussen hoofd en voeten).
-
Veenhuizen
Elk jaar stierven er gemiddeld 250 mensen waardoor de ruimte na 5 jaar zou moeten ontruimd worden. Dit werd vermoedelijk niet gedaan, maar de graven werden waarschijnlijk ‘geschud’ of overgegraven. Dit betekent dat er een put onder het bestaande graf gegraven werd, waardoor alle resten gingen zakken waardoor er opnieuw ruimte vrijkwam voor een nieuwe begraving.
Alle ambtenaren en hun familie, welke in die periode in Veenhuizen werkten en woonden, werden er ook begraven. Maar zodra je met pensioen ging moest je verhuizen, waardoor de graven niet meer onderhouden werden.
De begraafplaats is nog steeds in gebruik voor de huidige bewoners.
Wat nog opvalt, zijn de houten stèles. De ene al wat hoger dan de andere of met afdakje, allemaal meer dan 100 jaar oud en nooit vervangen.
Indertijd werd voor grenenhout gekozen vanwege de duurzaamheid en het feit dat het betaalbaar bleef. Maar het gedeelte onder de grond begon uiteindelijk toch te rotten. De stèles werden dan als gevolg uitgegraven om het slechte stukje af te zagen. Waarna ze weer op zijn originele plaats werden geplaatst, maar dan gewoon een stukje kleiner.
Na 100 jaar krijgt de tand des tijds uiteraard ook vat op de bovenkant. Een werkgroep die in 1995 het levenslicht zag, voorzag verschilllende stèles van een afdakje ter bescherming.
-
Met afdakje
-
Zonder afdakje
Buiten het feit dat hier nog - 27 veelal gerestaureerde - graftrommels liggen, zijn dit maar enkele van de bijzonderheden die deze bijzondere begraafplaats rijk is. Het is dus een plek die een bezoek meer dan waard is.