Nieuwsbrief Nr. 107 - oktober 2018

Doornik: een duo begraafplaats Doornik Zuid


Zaterdag 28 juli, de hitte is weggewassen. Aan de begraafplaats Doornik-Zuid, waarvan het hek afkomstig is van een oud station, wachten 11 gedreven grafzerkjes op gids Jacky Legge. 

Tekst: Mieke Versées

Fotos: Mieke Versées en Jean Donny

Bij de ingang van de begraafplaats vind je de oude afscheidsruimte vol christelijke symboliek. Het ontwerp is van Henri Lacoste, architect. Om tegemoet te komen aan elke geloofsovertuiging werd een nieuwe afscheidsruimte ontworpen. Men kan de ceremonie filmen, volgen op een scherm of via internet. Jacques Desablens is de architect.
Onze volgende halte, de Sophora Japonica of honingboom. Zijn hangende takken staan symbool voor verdriet.
Op hetzelfde grasperk, een kunstwerk van Bernard Coulon. Hij vulde een stèle met as en maakte een tekst in denkbeeldig schrift. De kleuren wit en zwart verwijzen naar dag en nacht.
In de buurt, een modern kunstwerk van Jean Claude Saudoyez. De ijzeren deur, oorspronkelijk bestemd voor een kunstgalerie, staat hier voor de overgang van leven naar dood. Nog meer symboliek vinden we bij Henry, notaris. De vrouwenbeelden staan elk voor een kunst. Links verwijst naar de letterkunde, rechts schone kunsten. Aan de voeten de bijbehorende attributen zoals boeken of een palet.

Op de zerk van Carlos Pipart ligt een vliegtuigschroef, hij was vliegenier. Een olielamp siert het monument van Wilms.
Verder wandelend wijst Jacky ons op knielbankjes, trappen en geeft uitleg over wapenschilden. Aan de hand van deze laatsten kan men hun militaire carrière aflezen.
Bij Waucampt, componist herkennen we de lier. Hij componeerde ook militaire muziek. De treurende vrouw op het graf van Gorin-Martin rust op een bronzen urne. De zeer lange haren van het beeld op de grafzerk van De Waele benadrukken een diepe smart. Maurice de Korte vervaardigde het.
Picavez-Deffrennes, beiden onderwijzer en schrijver en oprichter van het beeld van Gabriëlle Petit. Een vrouw treurt boven de urne versierd met een foto van een lezende jongeman. Het betreft de zoon die stierf op 31 jarige leeftijd. Het gedicht dat Marthe Defrennes schreef en in witte marmer liet graveren, werd gestolen.

De engelen bij de families Delfosse en Mahaux zijn het werk van de gebroeders Fredericq, marmersteenhouwers. De engel bij Delfosse vertolkt meer het verdriet tegenover de engel bij Mahaux die hoop uitstraalt. Om de hals draagt hij een ketting met anker.
Du Vivier ontwierp een indrukwekkend monument voor Emile Huet, liberaal parlementair. Het marmeren beeldje verwijst naar hun eerste kind dat jong stierf. Het houdt een klaproos in de hand. De rots, Golgotha, doet denken aan een schedel. Op het graf van Fredericq prijkt een piëta. Even verder bij Clement-Decorne, een marmeren treurende vrouw, publiciteit voor het vakmanschap van de gebroeders Fredericq.
Op het monument van Victor Mombel, arts, zien we het enige medaillon dat Georges Grard ooit maakte. Aan de voet van de stèle staat een porseleinfoto, getekend Messiaen. Nog een medaillon, van Huglo, vinden we op de stèle bij  het ossuarium familie Meura, industrieel. Naast het graf, een zuil met de symbolen voor elke overtuiging. Fauquez; fransman, vlucht naar Doornik. Daar er geen erfgenamen zijn, laat hij al zijn bezittingen na aan de stad. In ruil schenkt zij een perceel voor de bouw van het monument om hem te eren.

Verderop het mausoleum van Horlait, Rimbaut, baas van ‘le journal liberal Tournai’ en Henri Lacoste, architect. Ligt niet hier begraven.
Op de laatste rustplaats van onze gids ligt een werk van Saudoyez. De lijnen op de steen verwijzen naar de lijnen van het leven. De as van zijn ouders ligt reeds onder de steen. De moderne pleureuses reizen doorheen de begraafplaats. Eindigen doen we met oorlogsslachtoffers. Maurice Crombe, gestorven voor het vaderland op zeventienjarige leeftijd tijdens de wereldoorlog I. Het lijk bevindt zich in de kapel van de familie Crombe. Hoyois, katholiek politicus, gedeporteerd en overleden in de kampen. Een Keltisch kruis siert zijn graf. Valcke, weigert de Duitsers werklui ter beschikking te stellen en wordt eveneens gedeporteerd. De eenvoud van dit monument staat in schril contrast met dat van Hoyois.

Doornik Zuid (appendix)

Ik kon mij na het officiële gedeelte niet bedwingen om verder op ontdekkingstocht te gaan.  Het resultaat: verrassing, verbijstering, schoonheid, verwondering, decadentie, verval, oorlog. Zoveel mogelijk probeerde ik de namen op de zerken te ontcijferen. Bij sommigen nam de natuur het echter over en zag ik amper een stukje van het monument. Tenslotte belandde ik op de militaire begraafplaats waar gesneuvelde soldaten van verschillende nationaliteiten liggen. De waanzin van de oorlog, flitst het steeds opnieuw door mijn hoofd wanneer ik die rijen zerken zie en dat er nog altijd oorlogen zijn en zullen zijn want tenslotte draait het om macht…vind ik.

Doornik: een duo begraafplaats Doornik Noord


Zondag 29 juli, 7 Die Hards wachten bij de imposante ingang van deze begraafplaats met als opschrift ‘ Has ultras metas requiscunt beatam spem expectantes’ . Na enig zoekwerk, ik ben nieuwsgierig, vond ik deze vertaling: ‘ buiten deze grenspalen een gelukzalige hoop’

Tekst en fotos: Mieke Versées

Om 10.30 u start de rondleiding met Jacky Legge. Bij het binnenkomen bevindt zich in een afgesloten portaal een gipsen bas-reliëf van beeldhouwer Maurice de Korte. Het origineel staat op de begraafplaats ‘Vogelenzang’ van Anderlecht.
Op naar het werk van de veelzijdige kunstenaar Denis Meyers. Op een muur schilderde hij de voornamen van alle overledenen, hier begraven. Dan volgt een apart verhaal bij Meura. Zowel het Christusbeeld, de kettingen en de takken werden gegoten in het metaalbedrijf van Paul Meura’s grootvader. Hij gebruikte echte takken als basis voor het ontwerp.

Bij het blazoen van kolonel van de Kerchove ontdekken we hoe men de kleuren kan lezen. Kennis van de techniek met punten en arceringen is wel een vereiste. Hij vocht bij het Franse leger net zoals Stiénon, gepensioneerd kolonel. Beiden ontvingen de medaille Sint Helena en de Leopoldsorde. De opvallend gele letters bij Stiénon zijn een verwijzing naar goud, symbool voor eeuwigheid.
Het medaillon bij Boël is van Jules Grenier. Op de stèle van Vanderborght, textielhandelaar, prijkt een rozenkroon, symbool van liefde, benadrukt door de tekst ’unis dans la vie, unis dans la mort’.Verder siert een Madonna met kind dit neoclassicistisch graf.
Bij Bourgeois, een zeer godvruchtig man, verwijzen 2 vorken naar het beroep van de man, bierbrouwer.

De echtgenote van dokter Dubois huwde voordien reeds met dokter Lemaître. Hij verzorgde de slachtoffers tijdens de cholera-epidemie maar overleed zelf aan de ziekte. Beide artsen staan vermeld op het monument.
Een afgebroken zuil staat normaal symbool voor jonge overledenen. Dit gaat niet op bij Motte. De bewoners haalden de respectabele leeftijd van 84 en 82 jaren, een mysterie. Meer symboliek bij Josson, in het fronton zien we een kroon van papaverbollen, een zeldzaamheid. Zij symboliseren de dood maar de zaden zorgen ook voor nieuw leven. De letters werden tevens uit de steen gekapt in plaats van gekerfd.
De obelisk van Ghysen toont dan weer expliciete verwijzingen naar de loge met het viooltje, de zespuntige ster, passer en winkelhaak. De trappen bij Carbonelle staan voor het zich distantiëren van de dagelijkse beslommeringen. Het bas-reliëf van Doublet stelt 2 volwassen engelen voor waarvan een met vrouwelijke trekken, de andere een kind. Mevrouw Doublet liet het leven bij de bevalling.

Het immense grafmonument van de familie Rose Boucher trekt de aandacht. Bovenop een voetstuk versierd met doodshoofden staat een rijkelijk versierde kist.
Een zeer eenvoudig monument voor de familie Peterinck, eigenaar van een porseleinfabriek. Bij het overlijden van François Peterinck nam zijn weduwe het bedrijf over, niet enkel in naam maar ook effectief.
Leveugle, maakte als eerste vloertapijten. Het kruis op cirkel en klimop verwijzen naar God, zon en eeuwigheid.

Een medaillon met Christusfiguur treft men aan op de stèle van de familie Desablens. De woorden ‘j’ai soif’ komen uit het evangelie van Johannes. De engel, vervaardigd door de broer van Desablens, werd later bij geplaatst.
Door de hevige storm van 1999 raakte de omheining van het monument Paris zwaar beschadigd. Henri Paris, tuinbouwkundige, zonder erfgenamen, liet zijn fortuin na aan de stad. Bij gebrek aan oorspronkelijke plannen voor heropbouw, besloot deze het onderhoud op zich te nemen en gaf tevens opdracht aan Luc Navez een kunstwerk te maken. 
De familie Pollet bestond uit liberalen en vrijdenkers. Ze dreven handel in olie, verf en zeep. Het monument, in de vorm van een altaarstuk, werd opgericht naar aanleiding van het overlijden van hun zoon. Er liggen minstens 25 personen begraven.

Verwonderlijk zijn de drie zerken op gelijke lijn. Dit komt doordat de drie mannen, respectievelijk advocaat, rechter en industrieel, elk een andere zus huwde uit hetzelfde gezin en dus familie zijn.
Het monument Dumon leunt tegen een muur waarachter zich vroeger een protestantse begraafplaats bevond, bereikbaar via de deur. Henri de le Vingne, fabrikant in zout en zeep. Het wapenschild is uit witte marmer gemaakt. 
Tot slot, het monument voor de burgerslachtoffers 1940-1945. Het kwam tot stand in samenwerking met de kinderen van de school Athur Haulot. Zij tekenden wat oorlog voor hen betekende. Beeldhouwer Emile Desmedt de Brunehau realiseerde het kunstwerk in inox. Haulot was zelf weerstander en werd gedeporteerd. Hij overleefde de concentratiekampen.

Het was een boeiend funerair weekend!

Mechelen Soms gaat hij zomaar over begraafplaatsen wandelen, soms met een doel en soms ook niet... Hij beschrijft zijn persoonlijke beleving.


Een foto van fotograaf Patrick Janssens:
 
Deze werd genomen op de begraafplaats van Mechelen (Ziekebeemdenstraat).

Waarom heb ik deze foto gekozen?
In de eerste plaats is het voor mij gewoon een prachtige zwart/wit foto!
En in de tweede plaats ogen de vormen van de grafstenen die voor de kruisen staan, voor mij persoonlijk, een beetje oosters aan - hoewel ze het helemaal niet zijn.
 

Grafkapel Louis De Naeyer voor de werken tijdens de werken het resultaat....


In de lente van 2018 is de restauratie van de grafkapel van familie De Naeyer, met als bekendste Louis De Naeyer, op de gemeentelijke begraafplaats van Willebroek eindelijk achter de rug. Een dossier dat ettelijke jaren heeft aangesleept. Reeds in 2001 was er de eerste vraag om het grafmonument in al haar eer en glorie te herstellen. De bescherming van de neoclassicistische grafkapel als monument dateert van 20 januari 1998. Ze wordt erkend als bouwkundig erfgoed op 5 oktober 2009.
 
Tekst en fotos: Johan Moeys

De gemeentelijke begraafplaats van Willebroek dateert uit 1884 en is gelegen aan de zuidzijde van de Dendermondse steenweg, ten noordoosten van het Fort van Breendonk. Tot dan werd er begraven rond de Sint-Niklaaskerk. De grafkapel, ontworpen door Clement Jonckheer, krijgt een centrale plaats, tegenover de hoofdingang van de gemeentelijke begraafplaats. Daar stond al de grafzuil voor het overleden zoontje Eduard (1867-1875) uit 1876. De grafkapel is gebouwd in neoclassicistische stijl met sterke beïnvloeding door klassieke Romeinse tempels. Het is een hardstenen gebouwtje met rechthoekig grondplan. De steektrap van zes trappen wordt geflankeerd door postamenten met flambouwen. Het portiek wordt gevormd door vier marmeren zuilen onder een klassiek hoofdgestel met geornamenteerde fries en geornamenteerd driehoekig fronton met acroteria en kruis. De voorgevel is voorzien van hoeklisenen en een centrale rechthoekige deur in een geprofileerde omlijsting onder een gestrekte kroonlijst. De deur is opgesmukt met sierlijk smeedwerk en symbolisch reliëf. Het is de enige grafkapel op de gemeentelijke begraafplaats.

Een houten plaat sluit de deuropening af en sterke blauwe riemen met spanners houden de gevels samengesnoerd om te vermijden dat het gebouw letterlijk uit elkaar zakt. Niet echt een eerbetoon aan de man die Willebroek op de kaart zette, die Willebroek groot maakte. Voordat men aan de restauratie kan beginnen zijn er nog enkele problemen die eerst moeten opgelost worden, zoals erfgenamen vinden en het respecteren van de grafrust. Na heel wat opzoekingswerk naar mogelijke erfgenamen neemt de gemeente de grafkapel in eigendom. De kapel doet dan nog altijd dienst als laatste rustplaats.
 

Grafrust

Ook bij restauratiewerken mag de grafrust niet verstoord worden. Dat maakt het er allemaal niet eenvoudiger op. In december 2011 wordt een Mechels architectenbureau aangesteld als ontwerper voor de restauratie. Een subsidiëringsdossier ligt klaar om ingediend te worden. Gepland einde van de werken: 2014. Het wordt nog meer dan vijf jaar wachten op de restauratiepremie. Maar omdat de werken dringend worden, wordt uiteindelijk toch in spoed het nodige geld vrijgemaakt. Van de totale kost van 96.000 € betaalt het Agentschap Onroerend Erfgoed er 78.500 € terug.
De volledige grafkapel wordt onder handen genomen. De kelder, het grootste werk, wordt volledig gestut. De muren en het dak zijn opgebouwd uit natuursteen. Deze stenen worden opgekuist, hersteld en waar nodig vervangen.

Louis De Naeyer (Denaeyer Ludovicus) wordt geboren op 3 december 1827 in Lebbeke. “Louis gaat als werkman in de fabrieken Olin het maken van papier aanleren, volmaakt zich in zijn ambt, wordt beambte in de burelen en klimt steeds hoger de maatschappelijke ladder op. Hij weet een kapitaal van 100.000 frank bijeen te zamelen, toen hij de naamloze vennootschap Louis De Naeyer & Co te Willebroeck sticht, waar hij tot op het einde zijns leven bestuurder van blijft”. Althans volgens de schrijver van Het Handelsblad, bij het overlijden van Louis. Hij begint zijn carrière in Brussel waar hij in 1852, als handelaar in lompen voor papierfabricatie, met een aankoopkantoor voor alle Belgische papierfabrieken van start gaat. In 1860 strijkt hij neer in Willebroek. Datzelfde jaar stelt hij, koopman uit Brussel, de vraag aan het gemeentebestuur van Willebroek “gemagtigt te worden tot het oprichten van een papierfabriek, met twee stoommachines, op een stuk land gelegen in de Kebbingen tegen den oostzijdschen vaertdijk Wijk B nomber 474”. Daar sticht hij zijn papier- en stoomketelfabriek, langs de Willebroekse Vaart. Willebroek is niet de enige optie. Ook Tisselt behoort tot de mogelijkheden. Ze liggen beide aan het kanaal. Willebroek heeft echter enkele troeven:
Via de Willebroekse Vaart is een directe verbinding met Brussel en via de Rupel met Antwerpen. Het sas ligt vlakbij de deur van de fabriek, en de Mechelsesteenweg verkeert in een behoorlijke staat. Het meest nabijgelegen spoorwegstation is Mechelen. De spoorlijn van Mechelen naar het Zeeuws Vlaamse Terneuzen, met onder meer een halte in Willebroek, wordt in 1868 ingereden. Het lijkt niet uitgesloten dat Louis De Naeyer op de hoogte is van die plannen. In 1860 is Willebroek “eene gewone landelijke gemeente met 3500 inwoners die, buiten eenige kleinhandelaars in het Centrum en ettelijke schippers te Klein-Willebroeck, zich in hoofdzaak met landbouw bezighouden”. “Meneer Lowie” zoekt meer en meer contact met de plaatselijke bevolking. Zo gaat hij regelmatig “bollen en kegelen” in de herberg “In Londen”, vooraan op de Mechelsesteenweg, bij Jan Van den Bossche (Jan Bos). Hij huwt op 12 april 1866 met Alida Peeters, dochter van de notaris en gemeentesecretaris. In 1866 begint hij de plaatselijke politiek te volgen. Hij wordt datzelfde jaar verkozen als raadslid, en in 1875 wordt hij als schepen geïnstalleerd. Van stro maakt Louis papierdeeg. Met zijn papierfabriek vormt hij de landbouwgemeente Willebroek om tot een industriegemeente. Hij begint met een dagproductie van 8 ton. Dit loopt al op tot 40.000 kg papierdeeg in 1870. In 1874 voegt hij aan zijn deegbereidingsfabriek een papierfabriek toe. In 1876, nadat hij een meerledige stoomketel heeft ontworpen, komt er nog een afdeling ketelbouw bij. Er volgen nog huizen voor zijn arbeiders, een bakkerij, een crèche, een bibliotheek, een wijdvermaard muziekkorps, een economaat. Louis De Naeyer is een grote weldoener voor Willebroek. Tijdens de stro-schaarste door de Frans-Duitse oorlog test hij met succes het vervaardigen van papier uit naaldhout.

Burgemeester

Hij legt de eed af als burgemeester van Willebroek in 1885, een functie die hij zal blijven uitoefenen tot zijn dood. Later, in 1888, schakelt hij over op het “Mitscherlich”-systeem (hout wordt gekookt door middel van calcium-bi-sulfiet). Hij stelt zijn eigen gedragslijn op, met een uitzonderlijk streng reglement voor orde en tucht. Elk in gebreke blijven van de werknemers wordt met een boete bestraft. Zo is Louis De Naeyer van mening dat iemand die ’s zondags drinkt, ’s maandags niet in staat is om op volle kracht te werken – en die wordt dan bestraft met loonverlies. Hij heeft twee dokters in dienst, die gratis verzorging verstrekken aan zieke arbeiders. Tijdens hun genezingsproces wordt versterkend voedsel en wijn voorzien. Louis zorgt voor een hulpkas ten voordele van de arbeiders van zijn fabriek. Voor de fondsen die nodig zijn, wordt op geen enkele manier aan de inkomsten van de arbeiders geraakt. Ongevallen en ziekte van meer dan drie dagen worden vergoed, via de medische verzorging en een geldelijke tussenkomst, afhankelijk van de duur van de werkonbekwaamheid. Ook de werknemer die door zijn ouderdom niet meer tot werken in staat is, wordt door de fabriek vergoed. Louis staat zeer vijandig tegenover het groeperen van sociale macht, beschouwt zijn medewerkers als productie-elementen. Hij weet hoe ze leven en werken. Door van hen “mini-aandeelhouders” te maken, betrekt hij hen bij het financieel beheer van de fabriek. Om de ongeletterdheid van zijn arbeiders tot het strikte minimum te beperken sticht hij een bibliotheek en richt dag- en avondcursussen in. Buiten Willebroek richt hij fabrieken op in Prouvy (Frankrijk), Rusland, Spanje en Zuid-Amerika.

Louis overlijdt op 16 februari 1902, op de leeftijd van 74 jaar. Hij wordt begraven in de familiekapel op de begraafplaats van Willebroek.

Bronnen & Literatuur
 
De tekst is deels gebaseerd op artikels op internet (inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten; www.nieuwsblad van 9/10/2013; www.gva.be van 31/10/2016; www.hln.be van 30/8/2017); een andere bron is het boek “Louis De Naeyer, een monument. Karel De Decker”, daar komt ook de foto van het originele grafmonument uit.
 


Funeraire symboliek: de omgekeerde toorts Een foto van kunstenaar Walter Brems:


Als attribuut van de personificatie van de dood, de Griekse god Thanatos (waarvan ‘euthanasie’ afgeleid werd), is de toorts (of fakkel)  een veel voorkomend symbool op oude grafmonumenten.

Thanatos, zoon van Nyx (godin van de nacht), werd in de klassieke oudheid als een gevleugelde jongeman met een omgekeerde toorts in de hand afgebeeld, (ook een zwaard in de hand was één van zijn attributen, waarmee hij volgens de mythe een sterveling een haarlok afsneed om deze aan Hades te wijden).
De omgekeerde toorts was al voor de oudheid het symbool van het uitdovende licht (en dus van het leven) en daarmee bij uitstek het zinnebeeld van de dood. Zo herkennen we haar bij de Etruskische
chtonische godin Vanth, maar ook bij
Cautes en Cautopates in de Mithrascultus, waar zij respectievelijk een toorts naar boven en naar beneden gericht houden, waarschijnlijk als zinnebeeld van de kringloop van de dag (het leven) en de nacht (de dood), of/en verwijzend naar de zomer- en winterzonnewende. Dit in oorsprong heidens symbool werd later algemeen op graftombes aangewend… De naar boven gerichte brandende fakkel, zou dan weer symbool staan om het pad van de ultieme reis te belichten en zou (in christelijke optiek) kunnen verwijzen naar een leven na de dood.
 
www.walterbrems.be

Vermanende tekst... Foto van onze Noorderbuur Wim Vlaanderen


In onze Noordelijkste provincie Groningen staan de mensen bekend als stug, nuchter en zuinig en heeft funerair gezien ook de mooiste kerkhoven of begraafplaatsen.
Het eigenaardige is dat de Groninger’s destijds de grafsteen geheel gebruikten. Op de ene kant de naam en op de andere kant een vermanende tekst.

Afgemat door lichaamskwalen
uitgeput door ziekte en pijn
moest zij hier ten grave dalen
en een prooi der wormen zijn
Zalig is het moederlot
jonggestorven vroeg bij God

Kurt Götze Een aimabele man met nog vele plannen


Op 7 juli 2001 zag (toen nog geen vzw) Grafzerkje het levenslicht tijdens de allereerste rondleiding op de begraafplaats van Brugge.
Door de jaren heen bleven verschillende leden onze vzw zeer trouw! Hoogdringend tijd om deze Grafzerkjes van het
eerste uur eens onder de loep te nemen en in dit rijtje kan uiteraard dé gids die deze rondleiding verzorgde niet ontbreken!

Kurt zag een ‘interviewke’ wel zitten en bracht op de afspraak niet alleen zijn allereerste mail met Jacques Buermans mee (net zoals zijn voorganger Johan Moeys in deze serie), maar ook een aankondiging uit het weekblad Knack waarin Jacques destijds zijn wandelingen op het Schoonselhof aan de man bracht. Waarschijnlijk dé aankondiging waarop ik toen ook reageerde en daarmee staat de teller al op drie!
 
Tekst en fotos: Lin Verbeemen
 

Kurt Götze (55j.), na het afronden van zijn opleiding als germanist was het zijn droom om in het onderwijs te stappen. Maar in de jaren ’80 was hij welliswaar verplicht zijn legerdienst eerst te vervullen om daarna tot het besef te komen dat de job, die hij zo graag ambieerde, niet vond en noodgedwongen in een expeditiebureau in Brugge terechtkwam.
Een goedbetaalde baan met zekerheid op jaarlijkse opslag en met de regelmaat promotie. Een baan die hij gedurende 25 jaar, letterlijk tegen zijn goesting deed. Waarschijnlijk werd zijn vrouw het gezeur niet alleen meer dan beu, maar zag ze hem stilletjes wegglijden in een depressie en gaf hem de raad om toch maar eens te solliciteren. Tenslotte was hij op dat moment op een leeftijd (45j.) gekomen waar het nog enigszins te proberen was…
Zo gezegd, zo gedaan en na enkele brieven verstuurd te hebben kreeg hij op een vrijdagavond een telefoontje van een schooldirecteur met de vraag of hij maandag kon beginnen!
Die maandag trok hij zonder schoolervaring, maar met een koffer vol levenswijsheid, naar een HSO-school om het vak Nederlands te gaan onderwijzen.
Een beslissing die hij tot op de dag van vandaag, een fantastische carrièreswitch bezorgde!

Maar hoe zit het nu met het funeraire?
Wel, in 2000 besloot hij drie jaar lang, elke zaterdag een opleiding tot stadsgids te gaan volgen. Wederom een beslissing die hem van de nakende depressie of burn-out redde!
Als eindwerk kreeg hij de opdracht een onbekende plaats in Brugge te bespreken en omdat de begraafplaats hem om de een-of-de-andere-reden aansprak, trok hij naar de bevolkingsdienst. Daar had men weinig of geen info en stuurden hem door naar een historica (Lori Van Biervliet), die op dat ogenblik het geuzenkerkhof meer bekendheid trachtte te geven.
Et voilà, hij was vertrokken en ondertussen verzorgt hij - puur voor de hobby - jaarlijks een vijftal rondleidingen op de Brugse Centrale Begraafplaats.

Tijdens deze opleiding raakte hij bevriend met Geert Gruyaert en samen besloten ze een boekje over herbestemmingen van graven te schrijven.
Uit deze samenwerking ontstond S-WAN vzw (S-peciale Wan-delingen), een vereniging waarbij ze themawandelingen in het Brugse aanbieden, waaronder de Tuin van Hades.
Op deze manier creëerde dit tweetal voor zichzelf een duo-baan na hun uren.


www.s-wan.be

De Brugse Centrale Begraafplaats

De afspraak was, dat hij mij zijn favoriete plekjes of speciallekens zou tonen waardoor ik een korte maar zeer interessante privé-rondleiding kreeg!
Van zodra je aan de hoofdingang komt, denk je eerder aan een begijnhof. Maar eens de witte poort voorbij, kom je in een oase van rust terecht waardoor alle stress letterlijk van je schouders glijdt.
De geweldige hoofddreef, geflankeerd door monumentale beuken met achteraan het kalvariekruis in een open ruimte, noemt Kurt ’zijn’ beukenkathedraal.
Jammer genoeg niet voor lang meer, want deze bomen zijn door ziekte aangetast en zullen beetje bij beetje gerooid worden om beschadiging van de monumenten te voorkomen.

Enfin, we gaan gelijk naar de graftombe van Louis Beernaert omwille van de uitgekapte letters die een mooie blauwe kleur kregen. Uitgezonderd de letter ’i’, die werd enkel geschilderd met het verhaal dat van zodra deze kleur verdwenen is, er ook niemand meer zal zijn om te treuren.
En daarna regelrecht naar de ’peterschappen’, ze staan weliswaar nog niet op zijn naam maar hij wil er zich op termijn toch wel graag toe verbinden om deze twee zerken te onderhouden.
De eerste is een zerk uit 1956, behorende aan twee Engelse jongens die tijdens een motorongeval in Oostkamp om het leven kwamen.
Kurt vraagt zich af wat die twee hier deden: werkten ze hier of waren ze gewoon met vakantie?
Maar deze zerk is ook bijzonder omdat het gedicht, dat steevast op 1 november onder de Menenpoort gedeclameerd wordt, ingebeiteld werd.
 
They shall grow not old as we
That are left grow old:
Age shall not weary them nor
The years condemn
At the going down of the sun
and in the morning
We will remember them
 
   For the Fallen by Laurence Binyon

De tweede zerk behoort toe aan een Engelse dame, Elizabeth French, die destijds samen met haar man (Richard Slegg) naar Brugge kwam. De man had de graad van kapitein en vocht nog in Waterloo tegen Napoleon. Zij overleed in Brugge op 9 september 1846 en dit monument werd enkel voor haar opgericht.
De grafsteen kreeg een treurdicht, van Mary Leman Grimstone-Rede als opschrift.

En dan komen we aan hét plekje, beschermd onder een mooie boom waar hij uiteindelijk wil komen te liggen…
Onderzoek naar de huidige eigenaars van het graf deed Kurt nog niet. Omdat momenteel enkele vrijwilligers aan het werk zijn met de inventarisatie en het digitaliseren van deze graven, wil hij hen zeker niet voor de voeten lopen.
Kurt heeft duidelijk nog tijd en kan geduldig wachten.

Herbestemming

Dan gaat de wandeling in sneltempo regelrecht naar de laan met de meeste herbestemmingen en stoppen bij het graf van meneer Hans Ysenbrandt. Hier registreerde men het eerste hergebruik maar ook de eerste vergissing want men kleefde de nieuwe naamplaat over de oude. Oeps.
 
Wat verder vraagt Kurt mij of ik bij het binnenkomen een oudere man had opgemerkt. Jawel!
Wel, dit graf heeft hij overgenomen. Een monument voor Léopold Legillon ontworpen door architect Louis Delacenserie, helemaal gerenoveerd en met verse bloemen.
De man blijkt kunstschilder te zijn en komt dagelijks zijn vorig jaar overleden echtgenote bezoeken. Vijf minuutjes, meer niet.
En merkt Kurt fijntjes op: hier zie je duidelijk dat de Bruggelingen liefhebbers van cortenstaal zijn. Zwevende letters werden discreet over de oorspronkelijke benamingen bevestigd. Mooi.
 

Het familiegraf Devaux-Chantrell kreeg een nieuwe herbestemming met de naam ”Chambre Dood” mee. Een project waarvoor men kon intekenen.
Rondom de oorspronkelijke zerk werd een letterkrans met alle letters van het alfabet in cortenstaal of geroest staal gedrapeerd, zodanig dat de oorspronkelijke namen zichtbaar blijven (ontworpen door Jeroen Boudens).
Weetje: voor elk van hen werd al een fraaie urne met hun initialen vervaardigd en ontworpen door keramiste Lieven Neyrinck.
 

Uiteraard bleven we nog wel stilstaan bij enkele graven met bijzondere symboliek waaronder een graf met niet alleen katholieke kruisen maar ook nadrukkelijk het Jeruzalemkruis met opschrift ’Ridderorde Graf Jeruzalem’ van de familie De Schepper - Thooris.
Veel vragen omtrent deze kruisen waarop Kurt ooit het antwoord hoopt op te vinden…
 

Eigenlijk wil hij gewoon nog heel lang leven, want hij heeft nog wat op zijn to-do lijst af te vinken.

Op zoek naar..


In het kader van een jeugdboek ‘in wording’, is Kurt op zoek naar verhalen, anekdotes, foto’s,... over jonge oostfrontstrijders die hij wil bundelen.
Uiteraard zal dit in sommige gevallen moeilijk zijn voor de nabestaanden om over te praten vanwege collaboratieomstandigheden. Vanzelfsprekend zal hier met de nodige discretie omgegaan worden!
Alle info is meer dan welkom bij:

[email protected]
 
Bij voorbaat dank!
 

Het graf van Elizabeth French


De tekst op de grafsteen is een treurdicht van Mary Leman Grimstone-Rede (1796-1869). Zij was een Brits dichteres en romanschrijfster. Ze schreef één van de allervroegste Australische romans (Louise Egerton) en vooral veel essays over vrouwenrechten.
Het hier aanwezige treurdicht was populair in het begin van de 19de eeuw. Het verscheen o.a. in The Lady’s Monthly Museum (or, Polite Repository of Amusement and Instruction), een Engels maandelijks damesblad, gepubliceerd tussen 1798 en 1832 door de uitgeverij Vernon and Hood (Londen). Dit maandblad richtte zich in de eerste plaats naar de vrouw. Het bevatte artikels over mode, biografieën, essays en gedichten maar ook verhalen in feuilletonvorm die vaak de voorlopers waren van later gepubliceerde romans.
 

Oh ! there are beams so purely bright
They seem not meant for earth,
They shed the liquid glow of light,
That speaks their heavenly birth,
Then sink again in ether blue,
Regain their native sphere,
And fade for ever from the view,
Too bright to linger here.
 
Oh! Such wert thou weve just resignd,
In brighter worlds to shine,
And though in tears were left behind,
We dare not eer repine.
Too well, all as! we learned to love,
Too little learned to know,
That one so formd for worlds above,
Could neer be left below.

De Association of Significant Cemeteries in Europe 17 jaar Europese zorg voor funerair erfgoed


Sinds 2008 is vzw Grafzerkje lid van ASCE. Maar wie is ASCE, of beter gezegd, wat is het en waarvoor staat het...
Joeri Mertens geeft uitleg:

Deel II

De European Cemeteries Route
De  European Cemeteries Route werd in 2010 erkend als een Cultural Route of the Council of Europe. De Raad van Europa startte in 1987 met het programma van de culturele routes. Doel van de routes is aan te tonen hoe het erfgoed van verschillende volkeren, culturen en landen doorheen tijd en ruimte samen de Europese identiteit vormden. De culturele routes zijn het resultaat van de fundamentele principes van de Europese Raad: respect voor mensenrechten, culturele democratie, culturele diversiteit en identiteit, dialoog, wederzijdse uitwisseling en culturele verrijking over de grenzen heen. Tussen 1987 en 2013 werden 26 culturele routes in Europa erkend waaronder de European Cemeteries Route. De route werd in de praktijk uitgewerkt door de Association of Significant Cemeteries in Europe en betekent een erkenning van funerair erfgoed als één van de elementen die de Europese identiteit vormden.
 Begraafplaatsen zijn immers bijzondere plekken die getuigen van de lokale, nationale en Europese geschiedenis. Ze onthullen culturele en religieuze identiteiten in zowel het roerende als het onroerende erfgoed. Begraafplaatsen zijn sites die refereren naar individuele en gezamenlijke herinneringen. In al hun ogenschijnlijke diversiteit reiken ze naar menselijke diepten en daarom ook naar een Europese identiteit die bestaat uit de interactie van die vele diverse culturele facetten.
 
De route wordt vorm gegeven en de kandidaten worden gescreend door een team van toerisme-experten, aangevuld met een multidisciplinair team van zeven wetenschappers en vijf Europese universiteiten. In de praktijk is de route opgevat als een toeristisch project, een promotie voor begraafplaatsen die hun poorten openen voor toeristen. Samen ontvangen ze jaarlijks meer dan vijf miljoen bezoekers. Het is een poging om begraafplaatsen te promoten, te beheren en te restaureren als een onderdeel van de Europese  identiteit. Voor de leden worden workshops georganiseerd rond toerisme, promotie en ontsluiting. In 2011 kreeg de Route de Ulysses Awards of the United Nations World Tourism Organization (UNWTO). Het is een prijs die de innovatie in het toerisme ondersteunt.
 
België is vertegenwoordigd in 12 Europese routes, doch niet in de European Cemetery Route. Momenteel bevat de route 63 begraafplaatsen in 50 steden en gemeenten, verspreid over 20 Europese Landen. Het is een dynamische lijst. Verschillende partners werken aan hun kandidatuur om aan de routelijst toegevoegd te worden.

Versterken we de Belgische aanwezigheid in ASCE?

Hopelijk is door al de bomen het bos nog zichtbaar. Moet een beheerder, (funerair) erfgoedvereniging of wetenschappelijke instelling lid zijn van ASCE? Neen. Je kan voorlopig nog vrij deelnemen aan de congressen en aan de European Week of Discovering Cemeteries. Anderzijds treed je als lid toe tot een bestaand netwerk van grote en toonaangevende begraafplaatsbeheerders die allen gelijkaardige problemen ervaren naar management en beheer. Soms is Vlaanderen te klein om een duidelijk beeld op de situatie te krijgen en dan is ASCE een ideale partner om de horizon te verruimen. De vereniging zoekt naar oplossingen en het netwerk kan voor beheerders een hulp zijn om de beste opties voor de eigen problemen te kiezen.  Als lid krijg je meer mogelijkheden om de kennisdeling te sturen en aan internationale onderzoeksprojecten deel te nemen. Wil je meer te weten komen over erfgoed gerelateerde topics of zijn managementstaken prangender? Het bestuur van ASCE houdt duidelijk rekening met de verzuchtingen van de leden bij de toewijzing en organisatie van congressen.
Het is belangrijk te onthouden dat ASCE een ‘vrijwilligersvereniging’ is, door en voor beheerders. ASCE is geen Europese of nationale instelling en de vereniging heeft geen eigen personeel. De vereniging wordt gedragen door enthousiaste vrijwilligers die vanuit hun professionele bezigheden de meerwaarden van een internationaal netwerk rond funerair erfgoed inzien.
De laatste jaren is ASCE sterkt geëvolueerd naar een gestroomlijnde organisatie. Er is aandacht voor de structuur, week van de begraafplaatsen, erkenningen van significant cemeteries en de Cultural route. In de komende jaren wordt het belangrijk om verder inhoudelijk te groeien en de wetenschappelijke poot verder uit te bouwen. Daarin ligt een uitdaging én uitnodiging voor de leden om nog actiever aan de organisatie van de vereniging mee te werken en hun kennis steeds meer te delen.
Tot slot heeft een lidmaatschap en erkenning als Significant Cemetery het voordeel dat de begraafplaats internationaal naar waarde geschat wordt. Dat biedt ongetwijfeld mogelijkheden naar erkenning binnen de eigen organisatie van het toch niet alledaagse funerair erfgoed.

Westfriedhof, Innsbruck (Oostenrijk)           Foto Joeri Mertens

Informatie over ASCE
 
Association of Significant Cemeteries of Europe - Cesta XIV. divizije 39/a - 2000 Maribor -Slovenia
T. +386 2 480 09 00  | F. +386 2 480 09 08
 
[email protected] - http://www.significantcemeteries.org/
https://www.facebook.com/significantcemeteries/

Zaterdag 25 augustus Themadag rond graftrommels te Veenhuizen (Terebinth)


De Nederlandse stichting “Terebinth” met dezelfde interesses organiseerde op 25 augustus een themadag rond graftrommels.  Een programma waarin niet alleen bezoek aan het graftrommelmuseum en restauratieatelier op het programma stonden maar ook een rondleiding op de begraafplaats van Veenhuizen zelf.

Deze dag gaf ook de mogelijkheid om het restauratieverloop van de negen graftrommels uit Deinze (waarvan eerder melding in NB 104) te gaan bekijken.
 
 
Tekst: Lin Verbeemen
Fotos: Bert Hofman  en  Lin Verbeemen


 Omdat ik al twee dagen eerder naar de streek afzakte, ging ik donderdag al eens een kijkje nemen in het Graftrommelmuseum, want van Pieke had ik vernomen dat er al vier afgewerkt waren met in het bijzonder een grote met kralenkrans.
 
Het eerste wat me opviel, was het enorme kleurenpalet… En op mijn vraag waar men zich op had gebaseerd kreeg ik de uitleg dat Evert-Jan Halkus de oorspronkelijke glaskralen (perles de rocailles - in de Nederlandse volksmond: rocailles of borduurkralen genoemd) opnieuw verwerkt had. Hij had zowaar elk blaadje, elke bloem losgemaakt, gereinigd, gesorteerd, waar nodig nog een extra nieuwe kraal bijgeplaatst en in totaal 185 meter nieuwe metaaldraad gebruikt.
Jawel, u leest het goed! 185 meter kraaltjes aan elkaar reigen met amper een millimeter doorsnede. Een monnikenwerk, waarmee hij meer dan 8 maanden zoet was.
 
Op de themadag zelf, zag ik de krans terug, gepresenteerd in een andere ruimte met andere lichtinval en niet in een donkere hoek. Het kleurenpalet was er nog, maar het plaatje klopte ineens perfect met in het midden een medaillon, de moederring en daaromheen de uitgewerkte versiering.
Het was duidelijk dat de maker destijds niet alleen over een meer dan behoorlijk budget kon beschikken, maar ook een bijzonder creatieve vaardigheid bezat, waardoor dit prachtige kunstwerk het levenslicht zag.

Een tweede, ovale kralenkrans, meer dan de helft kleiner, schitterde door zijn eenvoud. Een eenvoud die door het gebruik van een enkele kleur (zwart), gewoon een chique uitstraling keeg.
Zelfde opzet, in het midden een medaillon, hét grote verschil met de bloemenkransen.

De overige twee kleinere ronde graftrommels met bloemenkransen waren dan weer apart door het gebruik van een foto van de overledene. En de laatste werd dan weer speciaal omdat de blaadjes een kleurverloop van zwart naar wit hadden.
Het meest logische is uiteraard dat deze trommels terug naar hun ’oorspronkelijk laatste rustplaats’ terugkeren - waar ze ook horen - maar ik vrees dat de grote door zijn kleurenpracht wel eens op een onrechtmatige manier van eigenaar kan veranderen.
In dat geval is het voor mij een reden om te gaan huilen…, letterlijk want het zou niet alleen zonde zijn van al het voorafgaande werk - niet één maar twee keer.
Gewoon omdat het zo’n mooie krans is!

Deel II: Het verslag over de begraafplaats van Veenhuizen krijgt u in de volgende nieuwbrief te lezen.

INFo info


TEKST

tekst
tekst
tekst
tekst
tekst

TEKST

TEKST
TEKST
TEKST

TEKST
TEKST